Kinderen van het Water
Colombia | Anno 2024
Zondag 3 maart | Montenegro – Armenia – Buga – Popayán
Dinsdag 5 maart | Popayán – Silvia – San Agustín
Zondag 3 maart | Montenegro – Armenia – Buga – Popayán
Bekijk je een reliëfkaart van Colombia, dan valt het meteen op. Van noord naar zuid lopen drie bergketens quasi parallel door het land – de Westelijke, de Centrale en de Oostelijke Cordillera. Met daartussen twee brede valleien waar telkens een machtige rivier de toon zet. Aan de westkant van de Centrale Cordillera is dat de Cauca, aan de oostkant is dat de Magdalena.
Onze bestemming vandaag is Popayán, een stad ruim driehonderd kilometer zuidwaarts. Net zoals Armenia bevindt ze zich op de westelijke flank van de Centrale Cordillera. Onze tocht zal ons dus door de Caucavallei voeren, een brede, open vallei waar het relatief makkelijk rijden is. Toch zal het een lange rit worden, ditmaal met Ferney aan het stuur van de bus.
Lage, donkere wolken hangen boven de vallei, maar het regent niet meer wanneer we El Percal achter ons laten. Ruta Nacional 40 leidt ons langs de Aeropuerto Internacional El Edén, de luchthaven waar we donderdagavond landden en die we nu eens bij daglicht kunnen aanschouwen. Een half uurtje later betalen we in Corozal onze eerste peaje, onze eerste snelwegentol. Het verkeer wordt wat rustiger nu.
Hoe komt het dat we over de oorspronkelijke bevolking van Colombia vrijwel niets weten? Woonden daar dan geen mensen?
Het ogenblik lijkt aangebroken om wat meer te vernemen over de complexe geschiedenis van dit land. Want het is toch wel een merkwaardige vaststelling. In Mexico hadden de Azteken de macht in handen, in Centraal-Amerika deelden de Maya de lakens uit, in Peru waren het de Inca die de hoofdrol speelden. Dat is alom bekend – ook al zijn het grove veralgemeningen. Maar hoe zat het eigenlijk met Colombia? Hoe komt het dat we daar vrijwel niets van weten? Woonden daar dan geen mensen?
Zeer zeker woonden daar mensen. Meer bepaald waren dat vooral de Muisca, een volk dat deel uitmaakte van de grotere bevolkingsgroep die Chibcha sprak. Toen de Spanjaarden hier arriveerden, waren er naar schatting tussen driehonderdduizend en twee miljoen Muisca. Toch is hun beschaving tussen de plooien van de geschiedenis gevallen, vermoedelijk omdat ze geen monumentale architectuur, steden of stadsstaten nalieten.
Bovendien mogen we ons niet blind staren op die vier grote inheemse stammen. In werkelijkheid leefden er wellicht duizenden stammen in Centraal-Amerika en het noordwesten van Zuid-Amerika. Terwijl de Inca hun hoogtijdagen beleefden, bleven deze stammen vaak in kleine, verspreide groepjes in het oerwoud en in het bergland leven, soms als jagers-verzamelaars, soms als landbouwers die in hun eigen noden voorzagen.
Met de komst van de Spanjaarden kwam daar verandering in. Vanaf de jaren 1530 begonnen ze serieuze interesse te vertonen voor wat nu Colombia is. Spelenderwijs onderwierpen ze de plaatselijke stammen. Dat hadden ze onder meer aan hun superieure wapens te danken, en aan de ziekten die ze meebrachten, maar ook aan het feit dat ze onderlinge rivaliteiten tussen stammen feilloos wisten uit te buiten. Zo had Quesada slechts tweehonderd man nodig om in 1537 de Muisca te verslaan en Bogotá te stichten. Pedro de Heredia had in 1533 reeds Cartagena gesticht, Sebastián de Belalcázar stichtte in 1537 Popayán.
Tegen 1700 werden jaarlijks vijftigduizend slaafgemaakte zwarten geïmporteerd, uiteindelijk werden er dat 12 miljoen
Steeds meer Spanjaarden kwamen nu in de Nieuwe Wereld hun geluk beproeven. Grond kregen ze van de Spaanse overheid, maar werkkrachten hadden ze niet. De indianen bedankten voor de eer, als ze al niet aan besmettelijke ziektes gestorven waren. Dan maar slaven uit Afrika importeren. Zo kwam de infame Trans-Atlantische slavenhandel op gang. Tegen 1700 werden jaarlijks vijftigduizend slaafgemaakte zwarten geïmporteerd, uiteindelijk werden er dat 12 miljoen over een periode van drie eeuwen. Drie kwart daarvan kwam in de kuststad Cartagena terecht, een kwart in Bahia in het Portugese Brazilië.
Door die constante aanvoer uit Afrika zijn in Colombia zwarte mensen tegenwoordig veel prominenter in het straatbeeld aanwezig dan in andere voormalige koloniën van Spanje. Dat is een duidelijk verschil met andere voormalige Spaanse koloniën, maar niet het enige. De bergen in vluchten was voor de lokale bevolking de voor de hand liggende reactie – de Spanjaarden heersten over de valleien, de inheemse volkeren trokken zich terug in de bergen. Veel goudschatten bleven zo uit de handen van de Spanjaarden. En dan waren er nog de slavenopstanden. Grootgrondbezitters reageerden daarop met het organiseren van hun eigen paramilitaire groeperingen – een kwalijke evolutie die tot op de dag van vandaag haar sporen naliet.
Dat Colombia in het begin van de 19e eeuw zijn onafhankelijkheid verwierf, is in grote mate aan Napoleon te danken
Dat Colombia, net zoals verscheidene andere Zuid-Amerikaanse landen, in het begin van de 19e eeuw zijn onafhankelijkheid verwierf, is in grote mate aan Napoleon te danken. Spanje had de handen vol met Napoleon te bestrijden en bekommerde zich nauwelijks om zijn kolonies. Behalve dan om hogere belastingen te innen teneinde de oorlog te financieren. Dat zagen de Colombiaanse grootgrondbezitters dan weer niet zitten. Europa moest zijn eigen oorlogen maar financieren. Ze riepen de onafhankelijkheid uit. Eens de slag bij Waterloo achter de rug, stuurden de Spanjaarden troepen naar Colombia om terug orde op zaken te stellen. Na aanvankelijke successen stootten ze op Simón Bolívar. Die wist in 1819 het Spaanse leger bij Boyacá definitief te verslaan. Spanje werd met zijn eigen Waterloo geconfronteerd.
Zo ontstond het onafhankelijke Gran Colombia dat het hedendaagse Colombia, Venezuela, Ecuador en Panama verenigde. In 1830 gingen Venezuela en Ecuador hun eigen weg, terwijl de Verenigde Staten er in 1903 in slaagden Panama los te weken. Zo kregen ze er de handen vrij om er hun kanaal te graven.
Colombia was een land geworden met een straatarme bevolking, een kleine, maar schatrijke bovenlaag en corrupte politici
Op naar de 20e eeuw. Dat zou de eeuw van de drugs worden, maar ook van het politieke verzet en van het geweld in al zijn vormen. Colombia was immers een land geworden met een straatarme bevolking, een kleine, maar schatrijke bovenlaag en corrupte politici. Daar kwam verzet tegen uit extreem-linkse hoek. Zo ontstonden in 1964 de FARC en de ELN, respectievelijk van marxistisch-leninistische en stalinistisch-maoïstische signatuur. In 1974 kwam daar M‑19 bij, een studentenbeweging die de corruptie en het electoraal bedrog in de politiek in het vizier nam. Eén ding hadden ze gemeen – geweld zagen ze als het enige middel om hun doel te bereiken.
Alsof dat niet volstond, kregen drugskartels zoals die van Medellín en Cali vanaf 1970 almaar meer wind in de zeilen. Dat hadden ze aan de enorme winsten te danken die uit de drugstrafiek naar de Verenigde Staten en Europa voortkwamen. Pablo Escobar groeide uit tot de beruchtste en machtigste vertegenwoordiger ervan. Op het einde van zijn leven verdiende hij ongeveer 61 miljoen dollar per dag en stond hij op de achtste plaats van Forbes’ lijst van rijkste mannen ter wereld.
Intimidaties, afrekeningen, moorden, overvallen, aanslagen, gijzelnemingen en ontvoeringen waren aan de orde van de dag
Zo kwam het Colombiaanse klavertjevier van het geweld tot stand – drugskartels, guerrillero’s, paramilitaire benden en, last but not least, de overheid zelf met haar politie en haar leger. Intimidaties, afrekeningen, moorden, overvallen, aanslagen, gijzelnemingen en ontvoeringen waren aan de orde van de dag. Escobar alleen al wordt verantwoordelijk geacht voor 8 000 moorden. Liever dan te onderhandelen liet het leger in 1985 zijn tanks op het Justitiepaleis schieten toen M‑19 daar 300 burgers gijzelde. Twaalf rechters van het Hooggerechtshof lieten er het leven.
Vanaf de jaren negentig begon het tij – een beetje – te keren. De rol van M‑19 was uitgespeeld en Escobar werd in 1993 op het dak van een huis doodgeschoten. In 2016 kwam het tot een wapenstilstandsakkoord met de FARC. Onomstreden was dat niet. Van een schuldbekentenis of schadevergoedingen voor de slachtoffers was immers geen sprake, en het blijft twijfelachtig of de guerrillero’s al hun wapens ingeleverd hebben. De FARC verwierf zelfs een vast aantal zetels in het parlement en zette zo de facto de democratie buitenspel.
De paramilitairen, de drugsbaronnen en het ELN zijn er dus nog steeds, hoe rustig Colombia tegenwoordig ook mag lijken. Gustavo Petro, de huidige president, is zelfs zijn carrière als prominent lid van M‑19 begonnen. Maar voor toeristen is het hier veilig reizen, zolang je weet welke gebieden te vermijden.
En het verfoeide klassensysteem, de estratificación socioeconómica, dat is er ook nog altijd. In 1994 is dat zelfs in een wet gegoten. De bedoeling was klassenoverschrijdende subsidies in te voeren. Zo kon men mensen uit de lagere klassen helpen bij het betalen van hun nutsvoorzieningen. Klasse 1 en 2 zijn de mensen uit de sloppenwijken, klassen 5 en 6 vormen de rijkere bovenlaag. Daar tussenin heb je de middenklassers van 3 en 4. Het zijn vooral de kenmerken van je woning en de kwaliteit van de buurt die bepalen tot welke klasse je behoort.
Slechts 11 % van de Colombiaanse bevolking leeft in fatsoenlijke woningen in goed ontwikkelde buurten met toegang tot elektriciteit en stromend water
89 % van de bevolking wordt tot de klassen 1, 2 of 3 gerekend. Met andere woorden, slechts 11 % van de Colombiaanse bevolking leeft in fatsoenlijke woningen in goed ontwikkelde buurten met toegang tot elektriciteit en stromend water. In de meeste steden komen de zes klassen voor. Klim je naar een uitzichtpunt waar je een overzicht over de stad hebt, dan kan de gids je de locatie van de zes wijken aanwijzen. Alsof het gaat om een stadsplan waarop de verschillende niveaus van armoede netjes ingekleurd zijn.
Staat je klasse dan voor eeuwig en altijd op je voorhoofd gebeiteld? Neen, sociale migratie bestaat. Wil je van de laagste klassen naar de rijke bovenlaag doorstromen, dan is er vaak een heel aantrekkelijke optie – begeef je in de drugshandel.
Ondertussen zijn we de peaje van Uribe gepasseerd en zitten we al een tijdje op de Ruta Nacional 25. Die maakt deel uit van de Panamericana, een systeem van snelwegen dat het uiterste noorden en het uiterste zuiden van het Amerikaanse continent over een afstand van meer dan 17 000 km met elkaar verbindt. Alleen tussen Panama en Colombia is er een onderbreking van een honderdtal kilometer. Sommige bronnen wijten dat aan de moerassen die zich daar bevinden, andere aan het verzet van lokale indianenstammen tegen de bouw van een snelweg door hun gebied.
Het vlakke gedeelte van de Caucavallei is dit. Over een breedte van 10 tot 15 km strekken zich de velden uit. Want met een gemiddelde temperatuur van 23 à 24 °C en meer dan honderd regendagen per jaar is het goed boeren hier. Toch bevinden we ons nog altijd op een gemiddelde hoogte van duizend meter. Vooral de uitgestrekte suikerrietplantages vallen op. Hier en daar merken we de typische smalspoorwegen op waarmee de oogst afgevoerd wordt.
Gelovigen staan in de brandende zon geduldig aan te schuiven om een blik op het beroemde beeld te werpen
Buga – Plazoleta Lourdes met Basílica del Señor de Los Milagros
Twintig voor elf. Ferney dropt ons in Buga op de drukke Plazoleta Lourdes. Die naam alleen al maakt het ons duidelijk – we bevinden ons in een van de populairste bedevaartsoorden van Colombia. Elk jaar verwelkomt deze stad drie miljoen pelgrims. Dat heeft vooral te maken met het feit dat in de Basílica del Señor de Los Milagros al van bij haar stichting in 1573 een heel bijzonder beeld van Jezus Christus aanwezig is. Aan de rand van het plein heeft zich een rij van een honderdtal meter gevormd, allemaal gelovigen die in de brandende zon geduldig staan aan te schuiven om een blik op het beroemde beeld te werpen.
Hoe de basiliek aan dat unieke beeld komt, daarover zijn zoals gebruikelijk in de loop der tijden ettelijke legendes ontstaan. Zo was er het elfjarige meisje dat eten wou koken, maar te weinig hout had. Gebruik dan maar dit kruisbeeld om vuur te stoken, beval haar niet zo devote grootmoeder. Huilend gaf het kind toe en wierp het kruis in het vuur. Wonder boven wonder, de volgende dag kwam in de Río Guadalajara een nieuw kruis aandrijven.
Wonder boven wonder, de volgende dag kwam in de Río Guadalajara een nieuw kruis aandrijven
Basílica del Señor de Los Milagros |
|
Of er is het verhaal van een meisje dat verliefd was op een jongen. Om een of andere reden was die achter de tralies beland. In de hoop zijn bevrijding te kunnen afsmeken, begon het meisje voor een kruisbeeld te sparen. Zoveel nederigheid, zoveel devotie, dat moest beloond worden. Op zekere dag, toen ze kleren waste in de rivier, kwam zomaar een kruisbeeld voorbijgedreven. Prompt bracht ze het naar de pastoor, maar die zag er een duivels complot achter en liet het kruis verbranden. Het hout wilde maar niet branden, integendeel, het begon warm te gloeien. En dat gedurende de volgende dagen telkens opnieuw. Uiteindelijk werd het gebeuren als een mirakel erkend.
Neen, luidt dan weer een andere legende, het was geen meisje, het was een inheemse man die aan de bron van het mirakel lag. In een woud kreeg hij een visioen. Een beeltenis van Christus verscheen zomaar op een boom. Hij meldde dit aan de pastoor, maar die geloofde er niets van. Samen met enkele anderen trok hij naar het bos en liet het beeld verwijderen. Want stel je voor dat er een bijgelovige ritus zou ontstaan. Maar de volgende dag was het beeld er weer. Vandaar dat het gebeuren als een mirakel erkend werd.
Op deze zondagmorgen krioelt het hier van de pelgrims die het verhaal van het wonderbaarlijke beeld ernstig nemen
Basílica del Señor de Los Milagros
Wat er ook van zij, op deze zondagmorgen krioelt het hier van de pelgrims die het verhaal van het wonderbaarlijke beeld ernstig nemen. De basiliek zit afgeladen vol, er is net een mis bezig. Het moeten er vele, vele honderden zijn die hier de zondagse liturgie volgen. Ook op het Lourdesplein blijft de drukte aanhouden. Ze flaneren over het plein, ze snuisteren in de Artesanías religiosas op zoek naar een gewijd aandenken of ze staan in de lange rij aan te schuiven. Dat er gaandeweg een lichte bewolking over de stad trekt, zorgt voor enige opluchting in die rij.
Met nog ongeveer tweehonderd kilometer voor de boeg zetten we er even voor twee opnieuw de beuk in. Rechts in de verte moet de miljoenenstad Cali liggen, maar die mijden we. Eens voorbij Santander is het gedaan met het vlakke gedeelte. Geleidelijk klimmen we nu de heuvels in. Ook het weer lijkt te veranderen. Donkere wolken trekken zich samen boven de vallei. Om half vijf is het zover. De hemel zet zijn spreekwoordelijke sluizen open, water gutst een half uur lang over de bus.
Maar het is alweer droog wanneer we omstreeks half zes de buitenwijken van Popayán bereiken, een van de oudste steden van Colombia, ook wel de Witte Stad genoemd, of de Heldenstad, of het Jeruzalem van Colombia. Waarom dat zo is, zullen we morgen vernemen.
Maandag 4 maart | Popayán
Hoe het komt dat Popayán de Witte Stad genoemd wordt, dat maakt gids Patricia ons meteen duidelijk. Het is de nigua, de zandvlo, die daarvoor indirect aansprakelijk is. Haar wetenschappelijke naam tunga penetrans getrouw, is dit een vlo die in de menselijke huid binnendringt, meer bepaald in de huid van de voetzolen en de tenen. Alleen het vrouwtje doet dat en haar bedoeling is overduidelijk – eitjes leggen. Met een doormeter van 1 mm mag nigua zich de kleinste der vlooien noemen, maar eens ze zich genesteld heeft, zwelt ze op tot 1 cm. Zodra de eitjes tevoorschijn komen, zwelt de huid nog meer op. Patricia heeft een akelige foto van een zwaar aangetaste voetzool op haar smartphone staan.
Aanvankelijk heeft het slachtoffer alleen maar jeuk, gaandeweg begint de ontstoken huid behoorlijk pijn te doen. Dodelijk is de aandoening niet, maar ze kan wel secundaire infecties uitlokken, zoals bacteriën in de bloedbaan, tetanus of gangreen. Aangenaam is het alleszins niet.
Tot iemand op het idee kwam om een mengsel van lijm en witte kalk op de muren te smeren teneinde de stad te desinfecteren
Popayán, de Witte Stad
In de 19e eeuw had Popayán met een ware epidemie van deze beestjes te maken. Pogingen om de parasieten uit te roeien draaiden op niets uit, tot iemand op het idee kwam om een mengsel van lijm en witte kalk op de muren te smeren teneinde de stad te desinfecteren. Dat bleek wel effect te hebben.
Torre del Reloj (Klokkentoren)
Toch moeten daar vragen bij gesteld worden. Tungiasis, de huidaandoening die door de zandvlo veroorzaakt wordt, is een typische armemensenziekte. De straten van Popayán waren in die tijd onverhard en zelfs in de hutten was de vloer van zand. Loop je daar dag in dag uit met je blote voeten over, dan ben je een dankbare prooi voor de zandvlo. Mochten deze mensen over schoenen hebben kunnen beschikken, dan was hun veel leed bespaard gebleven. Alleszins zou dat een veel betere remedie geweest zijn dan de muren metershoog met kalk bestrijken voor een parasiet die hooguit twintig centimeter hoog kan springen.
In voorbereiding op de Semana Santa en het Paasfeest moet de stad er, welja, op haar paasbest uitzien
Wat er ook van zij, Popayán heeft zijn witte traditie aangehouden. Zij het dat tegenwoordig de gevels van de huizen niet met witte kalk, maar met witte verf bestreken worden. Dat doen ze meestal rond deze tijd, in voorbereiding op de Semana Santa en het Paasfeest. Want dan moet de stad er, welja, op haar paasbest uitzien. Vandaar dat uitgerekend nu de gevel van ons hotel in de steigers staat.
Parque Caldas
Het zit ons mee, de lucht is licht bewolkt, het regent niet. We staan op het centrale plein, het Parque Caldas, en kijken op tegen de Torre del Reloj, de Klokkentoren – een iconisch punt in de stad. In feite was dat indertijd een geschenkje van de Engelsen om tweehonderd jaar onafhankelijkheid van Colombia te vieren. Eventjes de Spanjaarden pesten, de Britten konden het niet laten.
Parque Caldas |
|
Francisco José de Caldas |
Centraal op het lommerrijke plein staat het standbeeld van Francisco José de Caldas. Een zeer intelligente man was het, aldus Patricia, beslagen in wiskunde en aardrijkskunde, maar ook een rechtsgeleerde en een militair ingenieur. Hij werd een van de eerste slachtoffers van de Spaanse reconquista, de vergeefse poging van de Spanjaarden om het onafhankelijke Colombia terug in te palmen. Hier op dit plein werd hij in 1816 geëxecuteerd.
Elke inwoner van Popayán weet dat als je daar gaat staan, je immuun bent voor aardbevingen
Catedral Nuestra Señora de La Asunción
De statige Catedral Nuestra Señora de La Asunción op dit plein is maar een van de vele kerken in Popayán. In totaal hebben ze er 64, de stad dankt er een van haar koosnaampjes aan – het Jeruzalem van Colombia. Het interieur van de kathedraal is relatief sober. Een schrijn of retabel is er vooraan niet, wel is er een beeld van Maria die ten hemel opgenomen wordt. Tegen de zijwand herkennen we een beeld van de Ecce Homo, de gegeselde Christus met de doornenkroon op het hoofd, de patroonheilige van de stad. Ertegenover zien we een beeld van het Heilig Hart van Jezus. Elke inwoner van Popayán weet dat als je daar gaat staan, je immuun bent voor aardbevingen.
Ecce Homo |
|
Paus Johannes Paulus II |
Natuurrampen, daar weten ze hier alles van. In het verleden was de stad al eens geteisterd door een aardbeving en twee vulkaanuitbarstingen. Maar de aardbeving van 1983 ligt nog vers in het geheugen. Driehonderd mensen vonden toen de dood, 14 000 gebouwen werden geheel of gedeeltelijk verwoest. Dat ook de luchthaven zwaar beschadigd was, belemmerde de hulpverlening aanzienlijk.
Negentig gelovigen kwamen om toen de koepel tijdens de mis instortte
Catedral Nuestra Señora de La Asunción
Maar het is hier, in de kathedraal, dat de zwaarste tol betaald werd. Negentig gelovigen kwamen om toen de koepel tijdens de mis instortte. Naschokken teisterden de werkzaamheden achteraf. Drie keer moesten ze aan de heropbouw beginnen. Toch waren ze in 1986 klaar om paus Johannes Paulus II te ontvangen. Een van de glasramen herinnert ons aan dat bezoek.
De beroemde paasprocessies in stand houden, dat is de missie van de Junta Pro Semana Santa. Tegenwoordig klinkt dat een beetje vreemd in de oren, maar in de jaren dertig van de vorige eeuw dreigde deze traditie wel degelijk te verwateren. In hun museum tonen ze kostuums en andere benodigdheden, maar ook historische foto’s van deze traditie die meer dan 400 jaar oud is.
Een waterfontein in de patio, dat konden slechts weinigen zich veroorloven
Junta Pro Semana Santa – Patio met waterfontein
Het gebouw is in Andalusische stijl opgetrokken. Ooit moet het een rijkeluiswoning geweest zijn. Dat leidt Patricia af uit de fleur de lis tegen de muren en het wapenschild tegen de muur, maar vooral uit de aanwezigheid van een waterfontein in de patio. Dat konden slechts weinigen zich veroorloven. Zonen en dochters sliepen in aparte kamers rond de patio. ’s Avonds zag de heer des huizes erop toe dat alle deuren en ramen gesloten werden, gnuift Patricia. Mochten de dochters des huizes het plan opvatten om ’s nachts naar buiten te glippen, dan moesten ze via tussendeuren door alle kamers sluipen, ook die van de ouders.
Zo’n processiebaar dragen is strikt aan mannen voorbehouden, ze moeten er zelfs een examen voor afleggen
Over drie weken zal tijdens de Semana Santa, de Goede Week, elke dag een boeteprocessie uittrekken, telkens vanuit een andere kerk. Dan worden de paso’s door de stad gedragen, de zware, vergulde platformen met een beeld van Jezus of Maria. Zo’n processiebaar dragen is strikt aan mannen voorbehouden, ze moeten er zelfs een examen voor afleggen. Vooraan en achteraan nemen dan telkens vier dragers plaats. Toch blijft het een zware klus, gezien het gewicht van de paso en de duur van de processie – zo maar even drie uur. Vrouwen vullen het gezelschap aan om een wierookgeur te verspreiden.
Paso (miniversie) |
|
Paso met droeve Maria (archieffoto) |
De belangrijkste paso is die van de Santo Sepulcro met het opgebaarde lichaam van Christus. Die wordt enkel op Goede Vrijdag gedragen. De paso die in het museum opgesteld is, met Christus aan het kruis geflankeerd door twee engelen, is in feite een miniversie die door kinderen gedragen werd.
Wilde de jongen het huis betreden, dan moest hij eerst een document tekenen waarin hij zich ertoe verbond met het meisje te trouwen
Nog zo’n detail van de koloniale woning waar Patricia gniffelend onze aandacht op vestigt, is het raam met aan weerszijden een vrij hoge, houten zitbank. Nam je daar plaats, dan kon je het leven op straat observeren. Ook kon de dochter des huizes er met een kandidaat-vrijer converseren. Uiteraard moest die rijk genoeg zijn om te paard langs te komen – vandaar de hoge zitbank. Op de andere zitbank nam dan een chaperonne plaats die erover waakte dat de conversatie niet uit de hand liep. Wilde de jongen verder gaan met zijn avances en het huis betreden, dan moest hij eerst een document tekenen waarin hij zich ertoe verbond met het meisje te trouwen.
Casa de la Cultura – Lava patas
Ook de Casa de la Cultura was oorspronkelijk een koloniale woning, tot ze vanaf de 17e eeuw als school voor rijke kinderen fungeerde. In de tuin treffen we nog een authentieke lava patas aan. Bezoekers die te paard arriveerden, hoorden hun paard buiten aan de muur vast te maken en dan hier hun voeten te wassen vooraleer ze het huis mochten betreden. De kuil is ongeveer anderhalve meter diep en met bakstenen afgezet. Een trap leidt naar beneden waar twee zitbankjes beschikbaar zijn.
De gastronomische traditie van Popayán is zo befaamd is dat ze door de Unesco als immaterieel erfgoed erkend is
Lava patas |
|
Gastronomisch festival 2016 |
Tegenwoordig is deze Casa de la Cultura tot het centrum van de gastronomische traditie van Popayán uitgegroeid, een traditie die zo befaamd is dat ze door de Unesco als immaterieel erfgoed erkend is. Elk jaar in september wordt een buitenlandse partner op het gastronomisch festival uitgenodigd. In 2016 was dat België.
Dominicaans klooster
In 1827 werd in Popayán de Universiteit van Cauca gesticht. Een initiatief was dat van Simón Bolívar en Francisco de Paula Santander. De gebouwen die ze daarvoor nodig hadden, confisqueerden ze van de Dominicanen. De kloosterlingen werden uit hun gebouwen verdreven met de smoes dat ze geen of onvoldoende belastingen betaalden, aldus Patricia. Overigens ondergingen de jezuïeten nog een zwaarder lot, want in 1767 reeds waren ze op bevel van de Spaanse koning Karel III uit heel Zuid-Amerika verdreven.
Is het daarom dat Popayán vrijwel de enige stad in Colombia is die geen standbeeld heeft van Simón Bolívar?
Universiteit van Cauca |
|
Rechtsfaculteit
Tegenwoordig huist in dit voormalige Dominicaanse klooster de Faculteit van Rechtsgeleerdheid en Politieke en Sociale Wetenschappen. De universiteit staat als goed en goedkoop aangeschreven, momenteel telt ze 23 000 studenten. Veel politici en economen zijn hier opgeleid, maar ook nogal wat presidenten. Liefst 14 presidenten van Colombia zijn in Popayán geboren en hier opgegroeid. De stad dankt er haar bijnaam Heldenstad aan. Allemaal verdienen ze een standbeeld. Is het daarom dat Popayán vrijwel de enige stad in Colombia is die geen standbeeld heeft van Simón Bolívar, de allereerste president?
Aartsbisschoppelijk paleis
In het Aartsbisschoppelijk Museum voor Religieuze Kunst verzamelen ze, hoe kan het anders, objecten van religieuze aard – schilderijen, kazuifels, een fraaie collectie monstransen en een authentieke kapel uit de 17e eeuw.
Zo maar even 443 smaragden sierden deze Corona de los Andes van 18 tot 24 karaats goud
Maar het bijzonderste voorwerp blijkt een kunstwerk te zijn dat hier niet tentoongesteld is, met name de Corona de los Andes, de fameuze Andeskroon. De zware pokkenepidemie die deze regio op het einde van de 16e eeuw teisterde, bleek Popayán uiteindelijk te sparen. Een uiting van dankbaarheid was dus wel op zijn plaats. Omstreeks 1590 werd daarom besloten een kunstwerk te maken dat zijn weerga niet kende. Het zou een votiefkroon worden voor het meer dan levensgrote Mariabeeld dat we daarstraks in de kathedraal konden zien. Zo maar even 443 smaragden sierden deze Corona de los Andes van 18 tot 24 karaats goud.
Kapel uit de 17e eeuw
Bij feestelijkheden rond de Maagd Maria kwam de kroon geregeld in de openbaarheid, maar bij het begin van de 20e eeuw werd besloten hem te verkopen en met de opbrengst charitatieve doelen te steunen. Het duurde meer dan twintig jaar vooraleer een koper werd gevonden die over de nodige geldmiddelen beschikte, maar in 1936 was het dan toch zover. Een zekere Warren J. Piper, een zakenman uit Chicago, legde voldoende geld op tafel. Wat er met de opbrengst gebeurde, daar maakt Patricia niet veel woorden aan vuil. Die verdween gewoon in de zakken van louche figuren, sneert ze.
Sedert 2015 kan je de kroon in het Metropolitan Museum of Art in New York bewonderen. Hoeveel het museum daarvoor op tafel gelegd heeft, is niet geweten. Maar het was héél veel, verzucht Patricia. Alleszins heeft de gang van zaken controverse uitgelokt in Colombia, maar pogingen om de kostbare kroon terug te krijgen, zijn niet gelukt.
In één ruk van de illegaliteit naar het nationale erfgoed, faut le faire. Nu de drugshandel nog
Enkele soorten viche |
|
Lulo |
Te oordelen naar de vele flesjes in de rekken moet het een slijterij zijn waar Patricia ons nu naar binnen loodst. Inderdaad, Fragua Malí La Vichería verkoopt uitsluitend viche, een traditionele sterke drank. Vooral aan de Pacifische kust van Colombia is viche populair. De productie gebeurt op ambachtelijke wijze op basis van rietsuiker en leidt tot een drank met een alcoholgehalte van 35°. Die kan je puur drinken, maar vaak wordt hij met suikerhoudende vruchtensappen of kokos gemengd.
Er worden zelfs medicinale effecten aan toegeschreven. Wil je maagpijn bestrijden, parasieten verdrijven, je vruchtbaarheid bevorderen of ben je op zoek naar een afrodisiacum, dan is viche je drankje. We laten ons niet pramen en slaan een voorraadje in.
Tot voor kort had de overheid daar een andere mening over. Het produceren van viche was immers illegaal. Pas in september 2021 werd een wet goedgekeurd die van viche een onderdeel van het culturele en voorouderlijke erfgoed van Colombia maakte. In één ruk van de illegaliteit naar het nationale erfgoed, faut le faire. Nu de drugshandel nog.
Uitgerekend het beeld van de man die hun voorouders verkracht, gemarteld en gedood had ontheiligde de gewijde plek van de Misak
El Morro del Tulcán
Het is al heel de morgen zonnig in deze Witte Stad. Ideaal dus voor de korte klim naar El Morro del Tulcán. Een kunstmatige piramide is dat, de belangrijkste archeologische vindplaats van Popayán, maar tegelijkertijd ook de belangrijkste bron van controverse. Wanneer ze gebouwd is, weet men niet precies. Alleszins dateert ze van voor de Spaanse veroveringen. Ooit zou er op de top een tempel gestaan hebben. Tegenwoordig is ze helemaal met aarde en gras bedekt.
In 1937 werd de top van de piramide genivelleerd. Want de stad bestond vierhonderd jaar en dat moest gevierd worden. Op de piramide zou een standbeeld geplaatst worden van cacique Pubén, het stamhoofd van de Misak dat enkele weken voor de stichting van de stad door de Spanjaarden vermoord werd. Elders in de stad zou een ruiterstandbeeld komen van Sebastián de Belalcázar, de Spaanse conquistador die in 1537 Popayán stichtte.
Om redenen die nog altijd onduidelijk zijn, was het uiteindelijk niet het standbeeld van Pubén maar dat van Belalcázar dat op de piramide geplaatst werd. Uitgerekend het beeld van de man die hun voorouders verkracht, gemarteld en gedood had, prijkte voortaan boven op de voorouderlijke graven van de Misak en ontheiligde de gewijde plek.
Toen een storm in maart 1957 een drie meter hoge muur met adobemozaïeken blootlegde, was dat het startschot voor uitgebreide opgravingen. Dertien tunnels werden gegraven om te zien wat zich binnenin bevond. Dat bleken trappen te zijn, stenen muren en graven met menselijke resten. Ook werden schelpen en halfedelstenen gevonden. Vrijwel zeker bevond er zich indertijd een kunstmatig of natuurlijk meer rond de piramide. Kortom, deze piramide getuigde van een verfijnde beschaving, dat bleek al snel.
Een spontane opwelling was het niet toen de Misak het bronzen standbeeld van Belalcázar aanpakten
De sokkel zonder Belalcázar |
|
Ermita de Jesús Nazareno |
Naarmate wereldwijd het zelfbewustzijn van onderdrukte volkeren toenam – onder meer in de nasleep van de Black Lives Matter-protesten – begonnen ook de Misak zich te roeren. Want zelfs na de ondertekening van het vredesakkoord tussen de FARC en de regering in 2016 bleven inheemse groepen het doelwit van rechtse paramilitairen en dissidente rebellen die tegen het vredesakkoord zijn.
Een spontane opwelling was het niet toen de Misak op 16 september 2020 het bronzen standbeeld van Belalcázar aanpakten. Voordien hadden ze in een openbare rechtszaak zelf het vonnis over deze exponent van de Spaanse bezetting uitgesproken. De plaatselijke politie was wel aanwezig maar liet betijen toen de Misak hun touwen rond het standbeeld sloegen, het neerhaalden en onthoofdden.
Alsof ze het over landschapskenmerken heeft, wijst Patricia de scheidingslijnen van de sociale stratificatie aan
Popayán
Wat wij op de top van El Morro del Tulcán aantreffen is dus niets meer dan een stenen sokkel, zwaar beklad met graffiti allerhande. Maar het uitzicht over de stad is indrukwekkend. Alsof ze het over landschapskenmerken heeft, wijst Patricia de scheidingslijnen van de sociale stratificatie aan – links achteraan vind je de sloppenwijken van klassen 1 en 2, recht voor ons de woningen van de middenklassen 3 en 4, en aan onze rechterkant woont de rijke bovenlaag van klassen 5 en 6.
De architect hield voet bij stuk en zijn brug met twaalf bogen overspant nog steeds de Río Molino
Puente del Humilladero |
|
Het is niet zo dat hier ooit iemand expliciet vernederd zou zijn, legt Patricia uit wanneer we aan de Río Molino arriveren. Toch noemen ze dit de Puente del Humilladero, de Brug der Vernedering. De aanleiding daarvoor is bij de boeren te zoeken die vanuit hun dorpen met zware vrachten op hun rug over deze brug de stad naderden. Van vermoeidheid namen ze dan een houding van schijnbare vernedering aan.
Bijzonder aan deze brug is het feit dat als cement een mengsel van eierschalen, ossenbloed, zand en lijm gebruikt werd. Een bizarre mix, die nogal wat hilariteit bij de plaatselijke bevolking opwekte. Maar de architect hield voet bij stuk en zijn brug met twaalf bogen overspant nog steeds de Río Molino.
We nemen afscheid van Patricia en buigen ons over een arroz cubano, een populair gerecht in de Spaans sprekende wereld – rijst, een gebakken ei, een gebakken banaan, tomatensaus en diverse groenten. Even later begint het fel te regenen, inclusief onweer, maar gelukkig zitten we lekker binnen.
De Ermita de Jesús Nazareno bevond zich buiten de stad en richtte zich uitsluitend op de inheemse bevolking
Ermita de Jesús Nazareno
Popayán heeft vele mooie kerken, maar ze zijn alleen ‘s namiddags open, had Patricia ons gezegd. Dus trekken we er na de lunch opnieuw op uit. Donkere wolken hangen nog steeds boven de stad, maar regen blijft uit terwijl we naar het Santuario de Belén klimmen. Dat blijkt gesloten te zijn. Bomen en struiken belemmeren het uitzicht over de stad. Toch nemen we in de verte de Westelijke Cordillera waar. Daar zou er nog steeds sprake zijn van guerrilla-activiteit.
Van de vele kerken die Popayán rijk is, is de Ermita de Jesús Nazareno de oudste. Indertijd bevond deze kerk zich nog buiten de stad en was ze expliciet bedoeld om zich uitsluitend op de inheemse bevolking te richten. Het is de enige plek in de stad waar de straat nog op de oorspronkelijke wijze geplaveid is. Naar verluidt kruipen tijdens de Goede Week gelovigen hier zelfs op hun knieën naar boven. Maar vandaag zou dat vergeefse moeite zijn. Want de kerk is gesloten. Jammer, want hoe eenvoudig en sober deze kerk ook is, binnen bevinden zich enkele fraaie authentieke kunstwerken.
Wellicht de mooiste kerk van Popayán is de Iglesia de San Francisco. Dat zie je meteen aan haar imposante barokke gevel. De financiering ervan was niet evident, geregeld moesten de werken bij gebrek aan geld onderbroken worden. De Orde der Minderbroeders hoort nu eenmaal in navolging van Christus in pure armoede te leven. Ook binnen zou de kerk naar verluidt indruk maken met haar hoogaltaar en haar prachtige zijaltaren. Jammer maar helaas, ook deze kerk is gesloten. In voorbereiding op de Semana Santa zijn veel priesters van Popayán op retraite, zo wordt ons gezegd.
In 1767 werden de jezuïeten door de Spaanse koning Karel III uit heel Zuid-Amerika verdreven
Iglesia de San José
De volhouder wint – in de Iglesia de San José mogen we wel een discrete blik werpen, al is er net een misviering bezig. Het waren indertijd de jezuïeten die de bouw van deze kerk financierden. Geldproblemen hadden ze niet, andere problemen wel. Want we weten intussen dat ze in 1767 door de Spaanse koning Karel III uit Zuid-Amerika verdreven werden. Hun kerk droegen ze noodgedwongen over aan de Redemptoristen.
Dinsdag 5 maart | Popayán – Silvia – San Agustín
Steil kronkelt de smalle weg de bergen in. We laten de Caucavallei even achter ons en klimmen tegen de westelijke flank van de Centrale Cordillera omhoog. Silvia is onze bestemming, een stadje met ongeveer 30 000 inwoners op een hoogte van 2 495 m. De zon schittert aan de prachtig blauwe hemel. Regen hoeven we voorlopig niet te duchten.
Silvia |
|
We bevinden ons nu in het gebied van de Nasa. Met ongeveer 230 000 zijn ze, dat maakt hen het grootste inheemse volk van het departement Cauca. Eeuwen geleden zijn hun voorouders de bergen in gevlucht toen de Spanjaarden hun traditionele gronden inpalmden om er suikerriet, koffie en andere gewassen te verbouwen.
Silvia – Markt
Maar dat betekent niet dat kommer en kwel verleden tijd zouden zijn. Toen Celia Umenza Velasco, de leider van de Nasa, op 15 november 2021 de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in New York toesprak, wond ze er geen doekjes om. Als inheemse bevolking worden we met een verscheidenheid aan problemen geconfronteerd, zei ze. De belangrijkste daarvan zijn het beleid van de overheid, de drugshandel, het paramilitarisme en de gewapende actoren. Kortom, de Nasa worden nog steeds geconfronteerd met alle aspecten van het Colombiaanse klavertjevier van het geweld.
Grond inpalmen voor mijnbouw en voor cocaïneplantages is de bedoeling. Geweld wordt daarbij niet geschuwd
Ook de reden daarvoor is nog steeds dezelfde – grond inpalmen, maar ditmaal voor mijnbouw en voor cocaïneplantages. Geweld wordt daarbij niet geschuwd. Geregeld wordt een leider of een vertegenwoordiger van de Nasa om het leven gebracht. En het bloedbad van El Nilo mag dan al in 1991 plaatsgevonden hebben, men is nog steeds niet vergeten dat toen 21 onschuldige Nasa, waaronder een aantal kinderen, koelbloedig vermoord zijn.
Het is nog vrij vroeg wanneer we in Silvia arriveren. Toch is Catherine, onze plaatselijke gids, al op post. Ze behoort tot de Misak, een veel kleinere bevolkingsgroep dan de Nasa. Het aantal Misak in Colombia raamt ze op 18 000. De meerderheid daarvan leeft hogerop in de bergen, in een van de 40 dorpen van het inheemse reservaat Guambía, een gebied waar de Misak zelf volledige zeggenschap over hebben. Van de 18 000 hectaren waarover ze beschikken, komt evenwel slechts 6 000 ha voor landbouw in aanmerking. Dat is vergelijkbaar met een strook land van 6 km op 10.
Wat de Misak bijzonder maakt, is de wijze waarop ze hun voorouderlijke tradities en hun cultureel erfgoed hebben weten te behouden
Traditionele klederdracht van de Misak |
|
Wat de Misak bijzonder maakt, is de wijze waarop ze hun voorouderlijke tradities en hun cultureel erfgoed hebben weten te behouden. Dat blijkt al uit het feit dat zij het waren die in 2020 naar Popayán trokken om de conquistador Belalcázar letterlijk van zijn voetstuk te stoten. Zelfs ten tijde van de Spaanse kolonisatie wisten ze dank zij hun fel verzet hun autonomie te behouden, iets waar de inheemse groepen van Colombia zelden in slaagden. In heel Latijns-Amerika staan de Misak nog steeds hoog aangeschreven vanwege hun focus op het overdragen van voorouderlijke wijsheid aan de jongere generaties.
Dat geldt ook voor de landbouw. Hun gewassen telen ze nog steeds op de traditionele wijze, met respect voor de natuur en voor duurzaamheid. Daarmee voorzien ze in de eerste plaats in hun eigen behoeften. Vooral aardappelen, bonen, maïs, kool en ulluco zal je op hun velden aantreffen.
Ulluco, voor ons is dat een nobele onbekende, maar in de Andes is dit knolgewas erg populair. Qua omzet moet het alleen aardappelen laten voorgaan. Vooral de knol ervan komt op tafel, maar ook de bladeren zijn eetbaar – een beetje zoals spinazie. Doorgaans zijn de knollen even groot als aardappelen, maar soms zijn ze tot 15 cm lang. Voeg daarbij de felgekleurde schil – geel, roze of paars – en je hebt een product dat op de Andesmarkten meteen de aandacht trekt.
|
Dat is meteen ook de reden waarom we uitgerekend vandaag in Silvia opdagen – de wekelijkse markt op dinsdag. De Misak zakken dan naar het stadje af om hun landbouwproducten te verkopen en om de spullen te kopen waar ze zelf niet over beschikken. En ze zullen in de drukte heel makkelijk te herkennen zijn, stelt Catherine ons gerust. Want mannen zowel als vrouwen dragen de kleurrijke traditionele kleding die hun inheemse erfgoed weerspiegelt.
Over haar schouders heeft ze een rebozo geslagen, afgeboord met een fuchsia bies en geweven in de opvallende blauwe stof die bij uitstek het kenmerk is van de Misak
Traditionele klederdracht van de Misak |
|
Zelf is ze daar een sprekend voorbeeld van. Over haar schouders heeft ze een rebozo geslagen, een vierkante schouderdoek, afgeboord met een fuchsia bies en geweven in de opvallende blauwe stof die bij uitstek het kenmerk is van de Misak. Daaronder draagt ze een bloes met kantwerk aan het uiteinde van de mouwen, en een anaco, een zwarte rok. Om haar hals hangen tientallen halssnoertjes van kleine witte kralen die samen een helwitte bef vormen die op haar borst rust. Dan is er nog de faja, de brede, kleurrijke riem die ze om haar lenden draagt en verschillende functies kan vervullen. Je kan hem gewoon als riem gebruiken, maar ook als draagriem voor een baby op de rug.
Al die kleuren zijn niet toevallig gekozen. Het fuchsia staat voor het inheemse bloed, het zwart verwijst naar Pachamama, Moeder Aarde. Het wit symboliseert harmonie en zuiverheid. Het blauw ten slotte staat voor het water, de heilige lagunes en de eeuwige regen in de páramo, de hoge graslanden van de Andes. Zelf noemen de Misak zich de Kinderen van het Water.
Het hoedje bestaat uit één zeer lang, handgeweven rieten lint dat vanuit het midden spiraalsgewijs naar buiten is genaaid
|
Maar het bijzonderste is toch wel de kuarimpele, het strooien hoedje dat ze draagt. Ons doet het even aan een kleine Japanse pagode van drie verdiepingen denken die samengedrukt is. Maar dat is een hoogst oneerbiedige vergelijking, want dit is veel meer dan een strooien hoofddeksel waarmee je het hoofd koel houdt. Een kosmogonisch hoedje, zo omschrijft Catherine het kleinood. Het bestaat uit één zeer lang, handgeweven rieten lint dat vanuit het midden spiraalsgewijs naar buiten is genaaid. De draaizin gaat bewust tegen die van de klok in, omdat je zo naar de oorsprong van tijd en ruimte terugkeert.
Mannen hebben steevast een zwarte bolhoed op het hoofd, iets wat je overigens ook bij veel vrouwen ziet
|
De mannen dragen de kleuren net omgekeerd, glimlacht Catherine. Bij hen is het de rok die blauw is, terwijl de ruana, een soort poncho, zwart is. Mannen hebben steevast een zwarte bolhoed op het hoofd, iets wat je overigens ook bij veel vrouwen ziet. Vroeger droegen de mannen ook lange kleding, maar dat was hinderlijk bij het werken op het veld.
Is dit dan de kleding waarmee ze zich optooien telkens ze naar de stad komen, is onze voor de hand liggende vraag. Neen, deze kleding dragen de Misak dag in dag uit, zowel mannen als vrouwen. Bij feestelijkheden ruilen ze deze dagelijkse kleding in voor een roze bloes en een witte rok.
Chiva’s
In de hoofdstraat staan verscheidene chiva’s geparkeerd, de kleurrijke bussen met hun open, getraliede ramen die typisch zijn voor Colombia. Die brengen de Misak straks terug naar hun dorpen in de bergen. Op het imperiaal op het dak van de bussen zijn al heel wat goederen gestapeld. Dat zijn hun aankopen die ze straks mee naar huis nemen.
|
Met zijn felgekleurde schil – geel, roze of paars – trekt de ulluco meteen de aandacht op de markten
Zoutblokken |
|
Ulluco |
De markt zelf blijkt zich in een zeer grote overdekte hangar af te spelen, en in de twee straten ernaast. Geruime tijd struinen we tussen de kraampjes. In de afdeling met kleding, huisraad en keukenbenodigdheden is het vrij rustig. De grote hal met groenten en fruit daarentegen bruist van de bedrijvigheid. Het aanbod van wat wij exotisch fruit noemen is enorm. De vleesafdeling daarentegen is eerder beperkt van omvang, maar ze verkopen er letterlijk alles wat je uit een rund of een schaap kunt halen – hart, longen, lever, maag, nieren, hersenen, ogen, poten, … zelfs een complete kop. Hygiëne is er niet de eerste bekommernis.
Dat enkele zwaar bewapende militairen een oogje in het zeil houden in de hangar ontgaat ons niet
Het zijn vooral Nasa die de markt bevolken, maar het zijn de Misak die met hun blauwe schouderdoeken het meest opvallen. Je treft ze aan beide kanten van de kraampjes aan – enerzijds als kopers, anderzijds als verkopers. Maar het blijken bijna uitsluitend de vrouwen te zijn die de markt betreden. Voor zover er mannen zijn, blijven die meestal in de aanpalende straten rondhangen. Dat enkele zwaar bewapende militairen een oogje in het zeil houden in de hangar ontgaat ons niet. Silvia is nu eenmaal een toeristische trekpleister. Dat zou sommige groepen op ideeën kunnen brengen. Al vallen er vandaag nauwelijks toeristen te bespeuren.
Voor ons wordt het stilaan tijd om de vallei van de Cauca definitief achter ons te laten en naar die andere grote vallei op zoek te gaan, de vallei van de Magdalena, de grootste rivier van Colombia. Met haar diepe kloven zou ze nog grootser en indrukwekkender zijn dan de vallei van de Cauca.
Maar dan moeten we eerst de Centrale Cordillera oversteken. We keren naar Popayán terug, pikken er onze lunchboxen op en vatten de lange klim aan. Vrij spoedig stoten we op wegwerkzaamheden. Chauffeur Ferney mag een half uurtje met zijn duimen draaien vooraleer we onze tocht kunnen voortzetten.
Moeizaam kronkelt de Ruta Nacional 20 door een smalle groene vallei omhoog
Moeizaam kronkelt de Ruta Nacional 20 door een smalle groene vallei omhoog. De weg wordt steeds slechter nu, onderhoud is dringend nodig. De lucht is grijs, maar het regent niet.
Dan passeren we Coconuco, een kleine, onopvallende nederzetting. Het is een van de weinige plekken die nog aan de Coconuco herinnert, een volk met een eigen taal en een eigen cultuur. Die beschaving moet sterk verwant geweest zijn met die van de Nasa. Maar we weten er bijna niets van. Want in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Misak zijn de Coconuco er als volk niet in geslaagd de confrontatie met de Spaanse veroveraar te overleven.
Geleidelijk ontvouwt zich nu een indrukwekkend landschap met golvende groene heuvels en uitgestrekte grasvelden met relatief weinig bomen. In Paletará ontmoeten we weerom de Cauca. Een eerder bescheiden rivier is het nu, want dit is het gebied waar ze ontspringt. Net zoals de Magdalena overigens.
Toch is het niet de Cauca die deze vlakte uitgeschuurd heeft. Want in feite bevinden we ons nu op de bodem van een caldeira, het overblijfsel van een vulkaan die in een zeer ver verleden ingestort is. De klim daarstraks naar Coconuco was niets anders dan de beklimming van de steile buitenwand van deze caldeira. Zijn diameter bedraagt ongeveer 35 km.
De fluviale ster van Colombia, zo wordt dit gebied weleens genoemd, omdat hier vijf van de belangrijkste rivieren ontspringen
Parque Nacional Natural de Puracé
Een bord naast de weg meldt ons dat we het Parque Nacional Natural de Puracé binnengereden zijn. De fluviale ster van Colombia, zo wordt dit gebied weleens genoemd, omdat hier vijf van de belangrijkste rivieren ontspringen – niet alleen de Cauca en de Magdalena, maar ook de Caquetá, de Putumayo en de Patía.
Alsof bewezen moest worden dat het nog slechter kan, is de weg nu onverhard en in een zeer slechte staat. Potentiële bezoekers ontmoedigen, dat is de uitdrukkelijke bedoeling, zo blijkt. Want de plaatselijke inheemse bevolking wil niet dat een toevloed van toeristen de frêle natuur op deze hoogte – we bevinden ons ongeveer 3 000 m boven de zeespiegel – zou bedreigen.
De páramo’s zijn unieke ecosystemen, je treft ze alleen in de hoge Andes aan
Páramo – Valle de los Frailejόnes
Die frêle natuur, dat is dan in de eerste plaats de páramo die we nu naderen. Unieke ecosystemen zijn dat, je treft ze alleen in de hoge Andes aan. Daar strekken ze zich tussen de boomgrens en de zone van de eeuwige sneeuw uit. Aan vochtigheid is er geen tekort. Wolken botsen voortdurend tegen de hoge bergtoppen en droppen hun vracht in de vorm van regen, sneeuw of mist. Alleen de droge passaatwinden uit het noordoosten zorgen elk jaar voor een korte onderbreking in deze permanente aanvoer van water.
Eventjes rondstruinen in een páramo is geen goed idee voor wie niet met deze biotoop vertrouwd is
|
Frailejόn (espeletia) |
De bodem van een páramo bulkt van het organisch materiaal, simpelweg omdat dat niet door beken afgevoerd wordt. Dat heeft tot gevolg dat het aangevoerde vocht vrij goed vastgehouden kan worden. Zo ontstaat een vochtige, op plaatsen zelfs een moerassige bodem. De páramo’s worden daarom ook weleens de sponzen van de Andes genoemd. Eventjes rondstruinen in een páramo is dan ook geen goed idee voor wie niet met deze biotoop vertrouwd is.
Toch wagen wij het er omstreeks drie uur even op. Ferney dropt ons aan de rand van de Valle de los Frailejόnes, een uitgestrekte, boomloze vlakte die door vreemde, manshoge planten gedomineerd wordt. Zijn dat kleine palmbomen? Zijn dat grote vetplanten? Neen, het zijn espeletia’s, planten die tot de familie der composieten behoren. In diezelfde familie zijn bijvoorbeeld ook de sla en de zonnebloemen ondergebracht.
Indertijd vonden de Spanjaarden dat deze espeletia’s op grote monniken leken, vandaar hun Spaanse naam frailejόnes
Frailejόnes (espeletia’s)
Indertijd vonden de Spanjaarden dat deze espeletia’s op grote monniken leken, vandaar hun Spaanse naam frailejόnes. Al bij al zijn het vrij jonge planten. Pas vijf miljoen jaar geleden zijn ze op aarde verschenen. In het plantenrijk wordt dat als een erg jonge soort beschouwd. Ze hebben een kale, vrij dikke stam die helemaal met dode bladeren bedekt is. Dat is slim bekeken, want door die dode bladeren zo te laten hangen, beschermen de planten zichzelf tegen de koude wind en de uv-straling. Bovenaan hebben ze een rozet van enkele tientallen groene bladeren. Daar zijn het wollige haartjes die de plant tegen het ruige klimaat beschermen.
Frailejόn (espeletia) |
|
|
|
Gaandeweg klimmen we met de bus naar het hoogste punt van de pas over de Centrale Cordillera, iets meer dan 3 200 m boven de zeespiegel. Vervolgens kan de afdaling naar de vallei van de Magdalena beginnen.
Het lijkt een anomalie op deze onverharde weg een dergelijke soliede brug aan te treffen. En dat is het ook
Even verwijlen we bij de brug over de Mazamorras, een brede, vrij recente betonnen brug. Het lijkt een anomalie op deze onverharde weg een dergelijke soliede brug aan te treffen. En dat is het ook. Want de oorspronkelijke brug is in februari 2003 door de FARC gedynamiteerd. Beneden in de rivier kunnen we de brokstukken ervan nog zien liggen. In de nasleep lieten twee soldaten het leven toen ze op een van de landmijnen trapten die door de FARC achtergelaten waren.
Vulkaan Puracé
In de verte kunnen we nog net het grijze, wolkenvrije silhouet van de vulkaankegel van de Puracé zien, een van de meest actieve vulkanen van Colombia. Sinds 1948 zijn meer dan 17 uitbarstingen waargenomen, de laatste grote uitbarsting vond in 1977 plaats.
Bergtapirs tref je uitsluitend in de Andes van Colombia, Ecuador en Peru aan
Zona de Danta de Montaña lezen we op een bord naast de weg. Dat betekent dat we hier de bergtapir kunnen ontmoeten. In principe dan toch. Want pas in het schemerdonker begint hij met zijn kleine karakteristieke slurf actief naar voedsel te zoeken. Voor de rest van de dag houdt hij zich liever in het struikgewas schuil.
|
Bergtapirs tref je uitsluitend in de Andes van Colombia, Ecuador en Peru aan, en dan nog enkel op een hoogte tussen 2 000 en 4 500 m. Om zich tegen het koude bergklimaat en de intense zonnestraling te wapenen hebben ze een zeer dichte, wollige laag van ongeveer vier centimeter dik ontwikkeld die hun huid als een warme fleece omspant.
Soms sluit de begroeiing aan weerszijden van de weg zich boven onze hoofden, zodat een groene tunnel ontstaat, bijna zo donker alsof we door de nachtelijke duisternis rijden
Naarmate we verder afdalen wordt de vegetatie steeds weelderiger en exuberanter. Soms sluit de begroeiing aan weerszijden van de weg zich boven onze hoofden, zodat een groene tunnel ontstaat, zo donker dat het lijkt alsof we door de nachtelijke duisternis rijden. Even na vijf krijgen we, zeer tot opluchting van Ferney en zijn passagiers, weer asfalt onder de wielen. Als een golvend lint rolt de weg over de groene heuvels. Boven de donkere schaduw van een diepe vallei drijven bleke rafelige nevelslierten. De lage avondzon brengt met haar rossige stralen een warme gloed in de heiige lucht tot leven. Hier en daar ontmoeten we een dorpje, overal staan geïsoleerde boerderijen.
Om kwart na zes werpen we onze eerste blikken op de fameuze Magdalenavallei. Dat ziet er veelbelovend uit. Twintig minuten later bereiken we ons hotel in San Agustín op de oostelijke flank van de Centrale Cordillera. Nauwelijks is de deur van de bus open, of een grote zwarte hond wipt naar binnen en begint iedereen te besnuffelen. Neen, lacht Emiliano onze verbazing weg terwijl hij zijn gasten met een handdruk verwelkomt, een drugshond is het niet. Het dier is gewoon erg enthousiast telkens nieuwe gasten opdagen.
Jaak Palmans
© 2024 | Versie 2024-06-17 15:00
Lees het vervolg in (3/7)
We kennen zelfs hun naam niet