Zijn succes lag in zijn mislukking
Anno 2023
Dinsdag 22 augustus | Baffinbaai
Woensdag 23 augustus | Baffinbaai
Donderdag 24 augustus | Pond Inlet
Dinsdag 22 augustus | Baffinbaai
Het lijkt wel alsof we een gletsjer naderen, zo koud is de wind die ons vanuit het noorden over het antracietgrijze water van de Baffinbaai tegemoet waait. Maar meer dan een solitaire ijsberg is er aan de verre horizon niet te zien. We zitten midden op zee nu, Groenland hebben we achter ons gelaten, nergens is er land te bespeuren. De lichte deining doet de Fram een beetje stampen op de golven, maar voorlopig deert ons dat weinig.
Op de drempel van het onbekende staan, dat moet het gevoel geweest zijn dat ontdekkingsreizigers in deze wateren overviel. Want ze wisten dat als de Noordwestelijke Doorvaart werkelijk bestond, de sleutel tot die doorgang naar de Stille Oceaan ergens in de Baffinbaai moest liggen.
Op de drempel van het onbekende staan, dat moet het gevoel geweest zijn dat ontdekkingsreizigers in deze wateren overviel
Drieteenmeeuw
Ook wij hebben het gevoel dat we het onbekende tegemoet varen. We weten dat we over twee dagen aan de overkant van de Baffinbaai de Canadese Arctische archipel zullen aantreffen. Maar wat we daar precies te verwachten hebben, weten we niet zo goed. Gelukkig is er Heidi. Als expeditiestaflid is het haar taak om ons in een aantal aspecten van de cultuur van de Inuit in te wijden en ons te leren er respectvol mee om te gaan. Samen met haar zoons Gregory en Eli zal ze die rol met verve vervullen.
Zelf behoort Heidi tot de Inuit – enkelvoud Inuk – een volk dat men vroeger nogal denigrerend Eskimo’s noemde. Ze woont in het Canadese Toronto en is dus in feite een urbane Inuk, maar haar hoofd en haar hart vertoeven bij haar volksgenoten op de kusten van de Canadese Arctische archipel. De afgelopen dagen hield ze zich een beetje op de achtergrond, want namens de Groenlandse Inuit spreken kan ze niet. Maar daar komt nu dus verandering in.
Veel gemeenschappen worden slechts eenmaal per jaar door een vrachtschip bevoorraad
Het heeft lang geduurd, beseft Heidi, maar sedert 1999 hebben de Canadese Inuit een nieuw eigen territorium. Nunavut is de naam, Iqaluit is de hoofdstad. Een volwaardige provincie zoals pakweg Ontario is het niet, wel een territorium. Op een aantal punten heeft de federale overheid het dus nog altijd voor het zeggen. Dat is vrij logisch, want gezien zijn uitgestrektheid en zijn schaarse bevolking heeft Nunavut nu eenmaal de kracht niet om volledig zelfstandig te functioneren.
De getallen spreken voor zich. Met een oppervlakte van iets meer dan 2 miljoen km² is Nunavut ongeveer zo groot als Groenland, of even groot als Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Italië samen. In dat enorme gebied leven slechts 32 000 Inuit – evenveel als de stad Tongeren. Wat de bevolkingsdichtheid op één inwoner per 62 vierkante kilometer brengt.
Traditioneel leefden de Inuit uitsluitend op de kusten van de vele eilanden van Nunavut, want daar is het dat je de zeezoogdieren aantreft waar ze van leven. Slechts één gemeenschap is daar een uitzondering op, namelijk de Inuit van Baker Lake. Bij hen draait het leven rond de jacht op kariboes.
Tegenwoordig leeft meer dan een kwart van de Inuit net als Heidi in een stedelijke omgeving. Allemaal samen zijn ze met 70 000, op een totaal van 37 miljoen Canadezen. Gemiddeld zijn ze 27 jaar jong.
Met een handvol feiten schetst Heidi de precaire materiële situatie van de Inuit. Wegen zijn er niet in Nunavut. Het voedsel is er daarom driemaal zo duur als elders in Canada. Voor zover er voedsel is, want doorgaans liggen er weinig producten in de supermarkten. Veel gemeenschappen worden slechts eenmaal per jaar door een vrachtschip bevoorraad. Mislukt dat, bijvoorbeeld door de weersomstandigheden, dan moet het allernoodzakelijkste met helikopters aangevoerd worden. Afgedankte spullen blijven rond de huizen liggen. Afvoeren is immers te duur en de grond is te hard om rommel te begraven.
Het komt al eens voor dat een koppel zijn pasgeboren kind vrijwillig aan een ander koppel afstaat, bijvoorbeeld omdat dat zelf geen kinderen kan krijgen
Wat de Inuit sterk maakt, is in de eerste plaats hun gemeenschapszin. Kleine gemeenschappen zijn zeer sterk verweven, in feite voelen ze zich een grote familie. Het komt al eens voor dat een koppel zijn pasgeboren kind vrijwillig aan een ander koppel afstaat, bijvoorbeeld omdat dat zelf geen kinderen kan krijgen. Niemand die daar graten in ziet, al zeker het kind niet, want het zal weten wie zijn biologische ouders zijn en wie zijn pleegouders, en het zal zich door vier ouders geliefd weten. Die complexe gemeenschapszin komt ook tot uiting in hun taal. Inuit kennen verschillende woorden voor ooms aan vaders‑ en moederszijde, voor oudere broers en zussen, en voor jongere broers en zussen.
Noordse stormvogel
Inuit kennen typische genderrollen – jagen is voor mannen, kleren naaien uit dierenhuiden is voor vrouwen. Toch gaan ze daar soepel mee om. Een persoon die bij de geboorte een vrouwennaam gekregen heeft, maar die graag en goed jaagt, zal geen sociale druk ondervinden om toch maar thuis te blijven om te naaien. Evenmin zal een persoon met een mannennaam die liever thuisblijft om kleren te naaien, op spot en hoongelach onthaald worden.
Dat de Inuit zich in extreme omstandigheden hebben weten te handhaven, danken ze mede aan hun uithoudingsvermogen en hun enorme veerkracht. En wellicht ook aan hun groot gevoel voor humor. Praatvaren zijn het niet. Het zijn mensen van weinig woorden. Niet-verbale communicatie speelt een grote rol. Trekt een Inuk de wenkbrauwen omhoog, dan is het antwoord ja, duwt hij de neus naar beneden dan is het neen.
Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw begon de overheid Inuit naar het hoge noorden te verplaatsen. Volkomen tegen hun wil, inspraak hadden ze niet
Deprimerend, zo mag je het verhaal wel noemen waar Heidi nu op overschakelt. Om het met een boutade te zeggen – in zeventig jaar zijn de Inuit van de iglo naar de ipod geëvolueerd. Maar dat is een zeer tragisch verhaal geworden. En al te vaak was de federale overheid de bron van alle ellende.
Om te beginnen is er het beruchte relocatiebeleid. Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw begon de overheid Inuit naar het hoge noorden te verplaatsen. Volkomen tegen hun wil, inspraak hadden ze niet. De bedoeling was om in het kader van de Koude Oorlog de Canadese aanspraken op die eilanden te affirmeren. Er wonen Canadezen, dus zijn die eilanden van Canada, zo simpel was dat. Zelf noemden de Inuit zich human signposts, menselijke wegwijzers.
Heidi’s vader was een van hen. Toen hij zestien was, werd hij op een schip gezet en naar een onbekende bestemming gebracht. Er was hun huisvesting beloofd, maar die bleek bij aankomst niet te bestaan. Ze moesten er leven van de jacht, maar de mensen ter plaatse wilden hun jachtgronden niet met de nieuwkomers delen.
De bedoeling was de indiaan uit de kinderen te halen en er westerse modelburgers van te maken
Uiteraard waren de gereloceerden eropuit om zo snel mogelijk naar hun oorspronkelijke woonplaats terug te keren. Daar wist de RCMP, de Koninklijke Canadese Bereden Politie of de zogenaamde Mounties, wel raad mee. Ze doodden simpelweg de sledehonden van de betrokkenen. In tien jaar tijd werden naar verluidt honderdduizend sledehonden afgemaakt. Heidi’s oudere zussen herinneren het zich nog alsof het gisteren gebeurde – hoe de RCMP op een dag alle honden van hun familie doodden. Dat de sledehonden van levensbelang waren voor de Inuit, dat ze deze nodig hadden voor de jacht en dus voor hun voedselvoorziening, daar werd geen rekening mee gehouden. Het gebeurde zelfs dat Inuit naar een handelspost gingen om hun goederen te verkopen, en dat ze, wanneer ze buiten kwamen, vaststelden dat hun sledehonden gedood waren. Ze konden dan zelfs niet meer naar hun nederzetting terugkeren.
Tot op heden blijft de overheid ontkennen dat dit een bewuste politiek was. Een verontschuldiging is er dus nooit gekomen, aldus Heidi. Meer nog, de RCMP heeft dit zelf onderzocht en is tot de bevinding gekomen dat haar niets aan te wrijven viel. Een waarheidscommissie dacht daar echter anders over.
Onder het mom degelijk onderwijs te willen verstrekken liet de overheid Inuitkinderen uit nederzettingen weghalen en naar residential schools overbrengen. Dat waren kostscholen waar de kinderen opgevoed konden worden zonder de slechte invloed van hun ouders of van de andere leden van hun gemeenschap te ondervinden. De bedoeling was immers de indiaan uit de kinderen te halen en er westerse modelburgers van te maken. Een poging tot culturele genocide noemde de Waarheids‑ en Verzoeningscommissie het achteraf.
Op een onopvallende plek lagen 215 vermiste inheemse kinderen anoniem begraven
Pas einde 1996 sloot de laatste residential school de deuren. En het was wachten tot 11 juni 2008 vooraleer de overheid een verontschuldiging over haar lippen kreeg. In mei 2021 brak dan een schandaal uit dat de wereldpers haalde. Met behulp van radartechnieken was nabij de Kamloops Indian Residential School een massagraf ontdekt. Op een onopvallende plek lagen 215 vermiste inheemse kinderen anoniem begraven zonder dat hun ouders daarvan op de hoogte gebracht waren. Hoge sterftecijfers – tot 60 % – waren niet eens uitzonderlijk in deze scholen. Ondervoeding, mishandeling en infectieziekten waren er schering en inslag.
Noordse stormvogel
Tuberculose is voor de Inuit een ware gesel. Ze hebben vierhonderd maal zoveel kans op tbc als de rest van de Canadese bevolking. De slechte behuizing is een van de oorzaken, maar ook het feit dat ze ’s winters noodgedwongen heel dicht bij elkaar leven, zodat ze een besmetting makkelijk overdragen.
Besmette patiënten werden naar zogenaamde Indian hospitals meegenomen, een uitvloeisel van een in wezen racistische politiek
Vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw probeerde de overheid daar iets aan te doen. Een schip met dokters, verpleegsters en radiologen werd naar het noorden gestuurd. Iedereen werd verplicht naar het schip te komen voor onderzoek. Stelde men een besmetting vast, dan mocht de patiënt niet meer van boord gaan, ook niet om afscheid te nemen. Mannen en vrouwen werden zo gedwongen hun gezinnen achter te laten, kinderen werden van hun moeders gescheiden. Dat ging zo ver dat Inuit zich in de nederzetting niet durfden te laten zien zolang het schip er aangemeerd lag.
Dat alles gebeurde onder dwang. Besmette patiënten werden naar zogenaamde Indian hospitals meegenomen, een uitvloeisel van een in wezen racistische politiek. Die sanatoria waren uitsluitend voor de inheemse bevolking bestemd en bevonden zich in het zuiden, honderden, soms zelfs duizenden kilometers van hun woonplaats.
Duizenden Inuitvrouwen zijn gesteriliseerd zonder dat ze daartoe hun toestemming gegeven hadden
Stierven ze daar, dan werden ze in ongemarkeerde graven begraven en werd hun familie niet eens op de hoogte gebracht. Maar ook medische experimenten op Inuit kwamen voor. Ging men voor iets naar de dokter, dan kon het dat er geëxperimenteerd werd met iets anders. Duizenden Inuitvrouwen zijn gesteriliseerd zonder dat ze daartoe hun toestemming gegeven hadden, zonder dat ze het wisten zelfs.
Naamgeving is een complexe zaak bij Inuit, althans vanuit ons westers perspectief. Inuit geloven immers in een vorm van reïncarnatie en proberen dat via de naamgeving te bevorderen. Zo was Heidi’s vader alom gerespecteerd voor zijn goedheid en zijn deugdzaamheid. Sedert hij in 2000 stierf, zijn er al minstens 25 mensen die zijn naam gekregen hebben. Precies om haar vaders kwaliteiten in die mensen te laten voortleven. Omgekeerd werd voor een schreeuwerige baby al eens het advies gegeven om hem de naam van een andere persoon te geven in de hoop op beterschap.
Maar deze naam was niet noodzakelijk de naam die in de omgang gebruikt werd. Vaak was dat een titel zoals oom of grootvader, gewoon omdat men zich daar goed bij voelde. Zelfs als er geen familiale relatie met de betrokkene bestond.
Vraag je oudere mensen naar hun naam, dan zullen ze soms nog hun nummer zeggen
Voor de overheid was dat te gecompliceerd. Dus voerde ze in 1942 de infame Eskimo Identification Tag in. Een voorbeeld van zulk een ‘naam’ was E9407. E betekende East, W betekende West, 9407 was je volgnummer. Vraag je oudere mensen naar hun naam, dan zullen ze soms nog hun nummer zeggen, aldus Heidi.
Het gebeurde wel vaker dat vreemde regels ongevraagd uit de lucht kwamen vallen. Zo had je plots een paspoort nodig om vanuit het Canadese Nunavat je familie in het Deense Groenland te gaan bezoeken. Of werden lokale economieën te gronde gericht door een Europees verbod op de invoer van zeehondenproducten.
Heidi heeft ook positief nieuws. Een beetje toch. Want het vergt tijd, enkele generaties wellicht, om het racisme uit de maatschappij te krijgen. De Inuit hebben nu hun eigen territoria – Inuvialuit, Nunavut, Nunavik en Nunatsiavut – en hun eigen leiders. Er is een beperkte politieke representatie. Steeds vaker slagen de Inuit erin hun rechten te doen gelden, bijvoorbeeld tegen mijnbouwbedrijven.
Onderwijs is nu een regionale bevoegdheid en het leerplan is aangepast aan de Inuit. Want bijvoorbeeld uitgebreid lesgeven over bomen heeft hier niet veel zin
Elke gemeenschap, hoe klein ook, heeft een basisschool voor leerlingen van vier tot twaalf jaar. Bovendien is onderwijs nu een regionale bevoegdheid en zijn de leerplannen aangepast aan de Inuit. Want bijvoorbeeld uitgebreid lesgeven over bomen heeft hier niet veel zin. Ook het hoger onderwijs bloeit. Zo telt het Arctic College Nunavut tegenwoordig vijf campussen waar onder meer juristen en economen opgeleid worden.
|
|
Het verschil tussen de Groenlandse en de Canadese Inuit komt ook in hun schrift tot uiting. Heidi’s zoon Gregory vertelt ons daar graag wat meer over. De Groenlanders hebben er indertijd voor geopteerd de Latijnse karakterset over te nemen om hun taal op schrift te stellen. Maar het Inuktitut, de taal van de Inuit, heeft de neiging om de inhoud van een complete zin in één enkel woord samen te ballen. Dat leidt wel eens tot een cryptische letterbrij waar wij onze tong over breken.
Minder cryptisch is dan weer een woord zoals Facebookkitinniipput – Facebookaccount
Neem bijvoorbeeld de tekst van dit plakkaat bij een binnenspeeltuin, grijnst Gregory: Ulluunerani paaqqinnittarfiup ammasarnerata avataatigut pinnguartarfimmiinneq inerteqqutaavoq. Vrij vertaald betekent dit dat je de speeltuin momenteel niet mag betreden, omdat de voorzieningen buiten het dagcentrum toegankelijk zijn. Wij kunnen de woorden ternauwernood lezen, laat staan begrijpen. Minder cryptisch is dan weer een woord zoals Facebookkitinniipput – Facebookaccount.
In het Canadese Nunavut daarentegen hanteren de Inuit een specifieke set van 45 schrifttekens. Voor ons lijkt dat nog cryptischer, maar het systeem bouwt voort op gelijkaardige schriftstelsels die vanaf de 19e eeuw bij andere inheemse Canadese volkeren geïntroduceerd werden en de alfabetisering in een onvoorziene stroomversnelling brachten.
In feite stelt elk teken van dit schrift een lettergreep voor – een medeklinker plus een klinker dus. Zo staat bijvoorbeeld het teken ᒥ voor de lettergreep mi, ᒧ voor mu en ᒪ voor ma. De Inuitnaam van Pond Inlet luidt Mittimatalik. In het Inuktitutschrift wordt dat ᒥᑦᑎᒪᑕᓕᒃ. Typisch voor Canada zijn de drietalige stopborden – Stop in het Engels, Arrêt in het Frans en ᓄᕐᒃᑲᕆᑦ in het Inuktitut.
|
Drietalig verkeersbord |
|
Of we alles begrepen hebben, wil Gregory bij wijze van besluit weten. We trekken onze wenkbrauwen omhoog.
Of we alles begrepen hebben, wil Gregory weten. We trekken onze wenkbrauwen omhoog
Een cirkel van mist heeft zich ondertussen rond de Fram geïnstalleerd. We kunnen enkele honderden meters ver kijken, maar daar houdt het op. Alsof we eenzaam en verlaten zijn, zo varen we gezwind door ons mini-universum van witte nevels en een licht golvende, inktzwarte zee.
En dat doen we met een snelheid van 12 knopen, meldt onze Noorse kapitein Sverre ons tijdens zijn vertrouwde middagpraatje via het PA-systeem. Sinds we Ilulissat gisteravond achter ons lieten, hebben we 238 zeemijl afgelegd – ongeveer 440 km. Nog 358 zeemijl hebben we voor de boeg vooraleer we donderdagmorgen Pond Inlet zullen bereiken. 358 delen door 12 leert ons dat we daar net geen dertig uur voor nodig zullen hebben. Maar de weersomstandigheden zullen in de loop van de namiddag beter worden, besluit hij.
Een solitaire drieteenmeeuw heeft zich al eens laten opmerken, af en toe duikt er een noordse stormvogel op. Voor het overige is het rustig op open zee. De zichtbaarheid is weer toegenomen, we kunnen onbeperkt in het rond kijken, maar land is er niet te zien. Natuurlijk niet, we zijn ruim driehonderd kilometer van elke vorm van vaste grond verwijderd.
In de vooravond sluiten de mistige nevels zich weer rond de Fram, om een half uurtje later hun greep te lossen. Voor de Fram doet het er niet veel toe, dank zij de radar handhaven we onze vaart van iets meer dan 11 knopen.
Toch is er iets vreemds aan de hand. In feite verwijderen we ons van Nunavut en naderen we Groenland
Toch is er iets vreemds aan de hand. Een blik op de realtimekaart op het tv-scherm leert ons dat we niet langer noordwestwaarts varen zoals het hoort, maar al enige tijd een noordoostelijke koers aanhouden. In feite verwijderen we ons dus van Nunavut en naderen we Groenland. Bovendien houdt de Fram er nu met 14 tot 15 knopen stevig de vaart in.
Noordse stormvogel
Later zal blijken dat de grensformaliteiten niet tijdig in orde zijn en dat de Fram daarom langer in internationale wateren moet blijven. De hogere snelheid moet dan weer het tijdverlies compenseren dat met deze omweg gepaard gaat.
Voor de vierde keer zetten we vannacht de klok een uur achteruit.
Woensdag 23 augustus | Baffinbaai
Kwart na zeven. De wereld waarin we ontwaken, lijkt zich helemaal van zijn kleuren ontdaan te hebben. Wat we zien, zijn laaghangende, grijze wolken, een antracietgrijs, licht golvend wateroppervlak en vogeltjes die een zwart-wit kostuumpje aangetrokken hebben. In de verte voegt een solitaire ijsberg nog een streepje wit aan het grauwe decor toe.
Het regent zachtjes, de zee deint in een rustige regelmaat, de zichtbaarheid is quasi onbeperkt. Met een gezapige 7 knopen vaart de Fram in noordwestelijke richting. Dat is nog altijd niet de goede richting, maar toch al flink wat beter dan gisteravond. Straks zal de kapitein uitleggen dat we een andere route moeten volgen en toch weer wat trager moeten varen, omdat de Canadese douane pas morgenochtend zal klaarstaan om ons in Pond Inlet te dedouaneren.
Het is nauwelijks te geloven, maar deze blitse vogeltjes verorberen op een doorsnee dag ongeveer zestigduizend roeipootkreeftjes
Kleine alk
Die zwart-witte vogeltjes, dat blijken kleine alken te zijn. Je moet erg goed opletten om ze te zien. Alleen hun witte buik verraadt hun aanwezigheid. Af en toe komen ze boven water, tien tot twintig seconden slechts, om dan weer onder te duiken. Tijdens het broedseizoen vertoeven ze op een van de eilanden in de Noordelijke IJszee, maar het winterseizoen brengen ze op volle zee door. Daar voeden ze zich vooral met roeipootkreeftjes. Het is nauwelijks te geloven, maar deze blitse vogeltjes, amper 150 tot 200 gram zwaar, verorberen op een doorsnee dag ongeveer zestigduizend roeipootkreeftjes. Dat mag veel lijken, maar die enorme hoeveelheid komt overeen met een droog gewicht van ongeveer 30 gram.
Nunavut mag dan wel een enorm uitgestrekt, vrijwel onbewoond territorium zijn, toch hoor je stringente regels na te leven wanneer je ergens aan land gaat. Want overal kan je zogenaamde artefacten aantreffen, allerhande door mensenhanden gemaakte gebouwen of voorwerpen. Vaak zijn ze nauwelijks als dusdanig herkenbaar, soms kan alleen een professioneel oog uitsluitsel bieden.
Expeditiecruises in de Canadese Arctische archipel moeten daarom steeds een professionele archeoloog met een Permit Class 1 aan boord hebben. Zo komt Emma in beeld, een Canadees lid van onze expeditiestaf, afkomstig uit Nova Scotia. Net zoals Heidi heeft ze zich tot nu toe een beetje op de achtergrond gehouden, want in Groenland heeft ze geen bevoegdheid.
Toelichting verstrekken over de archeologische plaatsen in Nunavut, maar ook ze beschermen en erover waken dat wij ze respecteren, dat zal Emma’s taak zijn. Het is niet zo dat ze ons tot archeologen wil opleiden, stelt ze ons gerust, maar een heel klein beetje inzicht krijgen in die wetenschap kan geen kwaad, toch? Zelf heeft ze zowel in het lab als op een dertigtal archeologische plaatsen te velde ervaring opgedaan.
Dat belette kolonisten niet graven te betreden, deze te verstoren en artefacten mee te nemen, soms zelfs mummies
Noordse stormvogel
Archeologie bestaat reeds lang, maar het is niet altijd fraai te noemen hoe men vroeger te werk ging. Aanvankelijk waren het kolonisten die zich met “opgravingen” bezighielden. Mensen dus die van elders kwamen en de lokale cultuur niet eens kenden. Dat belette hen niet graven te betreden, deze te verstoren en artefacten mee te nemen, soms zelfs mummies. Van een wetenschappelijke benadering is nog maar vanaf het midden van de 19e eeuw sprake. En pas sedert de jaren zestig van de vorige eeuw worden de juiste wetenschappelijke methodes rigoureus toegepast.
Moderne technologie heeft veel nieuwe mogelijkheden gecreëerd. Emma’s favoriet is de Lidar, de Light Detection and Ranging, een toestel waarmee men vanuit een vliegtuig beelden neemt van de grond en veel makkelijker ondergrondse contouren in de bodem kan herkennen. Maar ook het veldwerk is belangrijk – testputten graven om de bodem te verkennen en vervolgens systematisch units van een vierkante meter tot 1,2 m diep uitgraven.
Maar eenvoudig is het niet. Archeologische plaatsen herkennen vergt een getraind oog. Men moet alle subtiliteiten in het landschap kunnen lezen. Wat meer en meer aan belang wint – volkomen terecht volgens Emma – is de inbreng van de Inuit. Het is van belang om de lokale gemeenschappen mee te nemen in het verhaal, niet alleen bij wijze van respect, maar ook omwille van hun kennis.
Inuit wisten heel precies waar de HMS Erebus en de HMS Terror gezonken waren. Maar niemand nam de moeite naar hen te luisteren
Zo hebben westerse ontdekkingsreizigers vele jaren gespeurd naar aanwijzingen voor wat er na 1845 met de onfortuinlijke Franklinexpeditie gebeurd was. Zonder veel succes. En dat terwijl de Inuit heel precies wisten waar de twee betrokken schepen, de HMS Erebus en de HMS Terror, gezonken waren. Maar niemand nam de moeite te luisteren naar wat ze in hun orale traditie te vertellen hadden.
Gelukkig zijn de inheemse volkeren, de First Nations en de Inuit, gaandeweg geïnteresseerd geraakt in hun eigen voorgeschiedenis. Emma heeft actieve collega’s die tot de Mi’kmaq behoren. Maar het blijft een feit dat westerse archeologen voorlopig meer van hun cultuur afweten dan zijzelf.
Noordse stormvogels
Natuurlijk blijft archeologie bedrijven in de Arctis bijzondere uitdagingen met zich meebrengen. De barre koude, de permafrost, de bevroren bodem, de moeilijke bereikbaarheid om maar wat te noemen. Daar staat tegenover dat koude en droge omstandigheden organische stoffen zoals leder, ivoor en menselijke resten goed kunnen bewaren. Denk maar aan de mummies van Qilakitsoq. Zulke omstandigheden tref je nergens anders ter wereld aan. De klimaatverandering is echter een imminente dreiging. Door de erosie van de kusten worden soms artefacten blootgelegd en vervolgens weggespoeld.
Twaalf uur. Nog 215 zeemijlen scheiden onze van onze bestemming, luidens kapitein Sverre. En de wind zal deze namiddag vanuit het zuidoosten toenemen. Maar wat ons vooral opvalt in zijn mededeling is hoe diep het hier is – 2 100 m. Dat is flink wat meer dan de 700 m van gistermiddag. De Straat Davis vormt inderdaad een onderzeese drempel tussen de Labradorzee en de Baffinbaai, wat een sterke invloed heeft op de zeestromingen.
Meer dan vier eeuwen duurde het vooraleer Amundsen slaagde waar Cabot faalde. Expeditiecruiseschepen bereizen nu datzelfde traject met een zwerm toeristen aan boord
Buiten regent het nog steeds. De zichtbaarheid is beperkt tot enkele honderden meters rond het schip, verderop hangt er mist. Met ruim 9 knopen varen we nu westwaarts, recht op ons doel af. Maar lang zal de Fram die snelheid niet aanhouden. Gaandeweg minderen we vaart tot 4 knopen.
Meer dan vier eeuwen duurde het vooraleer Roald Amundsen slaagde waar John Cabot faalde. Pas in 1906 slaagde hij er met veel moeite in om als eerste de Noordwestelijke Doorvaart van begin tot einde te bevaren. Vandaag zijn we meer dan een eeuw verder. Expeditiecruiseschepen bereizen ogenschijnlijk moeiteloos datzelfde iconische traject met een zwerm toeristen aan boord.
Hoe gaat het nu verder met de Noordwestelijke Doorvaart? Hoe ziet de toekomst eruit? Uitstekend, roepen de rederijen van de koopvaardijschepen in koor. Want tel maar uit, je winst. Vaart een schip via het Panamakanaal van Londen naar Tokyo, dan legt het ongeveer 23 000 km af. Neemt het schip de iets kortere route via het Suezkanaal, dan wordt dat 21 000 km. Opteert het schip voor de Noordwestelijke Doorvaart, dan is het slechts 16 000 km onderweg. Minder tijd en minder kosten, dat scheelt een flinke slok op de borrel. Bovendien kunnen ze zo de vervelende bottle necks van het Panamakanaal en het Suezkanaal vermijden. Sedert maart 2021 weten we wat het betekent als een van die nauwe doorgangen door een schip geblokkeerd wordt.
Het onderwatergeluid van de schepen vormt een aanzienlijke bedreiging voor het mariene leven
Noordse stormvogels
Er zijn redenen te over om ons daar zorgen over te maken, vertelt Vicky, een van de gastwetenschappers aan boord. Samen met Betty maakt ze deel uit van British Antarctic Survey, een Brits centrum voor poolstudies.
Wereldwijd wordt tegenwoordig 95 % van het bulkvervoer per schip afgehandeld. Voor die schepen wordt de Noordwestelijke Doorgang steeds aantrekkelijker als alternatief. De klimaatopwarming werkt die tendens nog in de hand. Globaal is de temperatuur er met ongeveer 0,6 °C gestegen ten opzichte van het gemiddelde in de periode van 1971 tot 2000. De hoeveelheid ijs is onmiskenbaar afgenomen. Waar in september 1979 de doorgang volkomen onmogelijk was, was dat in 2000 geen probleem meer. Vooral in 2020 was er ’s winters minder zee-ijs.
Voorts is er de ongewenste introductie van exotische dier‑ en plantensoorten
Voorlopig blijkt het er in de Baffinbaai nog vrij rustig aan toe te gaan. Maar er is onmiskenbaar een toename van het aantal schepen sedert 2010. Vooral in Pond Inlet is dat het geval, niet alleen door het aanzwellend toerisme, maar ook door de vrachtschepen die erts afvoeren van de ijzermijn in Mary River.
Daar gaan ernstige risico’s voor het milieu mee gepaard, aldus Vicky. Vooreerst is er het onderwatergeluid van de schepen, een probleem dat lange tijd onderbelicht is gebleven, maar een aanzienlijke bedreiging voor het mariene leven vormt. Onder water communiceren zeezoogdieren immers via geluid met elkaar. In het bijzonder geldt dat voor moeders met een kalf. Die relatie dreigt ernstig verstoord te geraken.
Voorts is er de ongewenste introductie van exotische dier‑ en plantensoorten. De ervaring leert dat vooral druk bevaren scheepsroutes daar last van hebben. Onder meer de Middellandse Zee, de kusten van het Verenigd Koninkrijk en de westkust van de USA kunnen daarvan meespreken. Zonder twijfel zal dergelijke vervuiling ook de Arctis bereiken. Exotische soorten kunnen bijvoorbeeld aan de scheepsromp kleven of in de ballasttanks aangezogen te worden.
De overgrote meerderheid van de vrachtschepen zweert nog steeds bij zware stookolie als brandstof
Noordse stormvogel
In Pond Inlet zal daarom een duiker de romp van de Fram inspecteren. Ook zal in watermonsters naar environmental DNA gespeurd worden, het DNA dat organismen achterlaten bij hun interactie met de omgeving. De Fram volgt immers dezelfde route als alle andere toeristische boten en kan dus als model dienen. Wellicht is het mogelijk om gaandeweg een soort early warning system op te stellen, een systeem dat mogelijke gevaren tijdig identificeert zodat maatregelen overwogen kunnen worden. Het mag vreemd lijken, maar tot nu toe blijkt er nog geen dergelijk onderzoek uitgevoerd te zijn.
Dan is er ook nog de deeltjescontaminatie, in de lucht zowel als in het water. De overgrote meerderheid van de vrachtschepen zweert nog steeds bij zware stookolie als brandstof, een stroperig goedje dat niet eens vloeibaar is bij kamertemperatuur. Verbrand je dat, dan komt onvermijdelijk zwarte koolstof vrij. Om die uitstoot minuut per minuut te registreren is een black carbon monitor geïnstalleerd. In het water zijn het vooral de microplastics die Vicky en Betty in het oog houden. Daartoe nemen ze watermonsters en vissen er met filters van 300 µm tot 50 µm de minuscule partikels en organismen uit.
Buiten is de zichtbaarheid quasi onbeperkt nu. Maar de lucht is bewolkt, het zeewater kleurt donkergrijs, gevogelte is er nauwelijks te bespeuren. Niets te beleven dus, even een frisse neus halen volstaat en dan weer gauw naar binnen. Daar gooien Heidi en haar zoon Gregory het in de Explorer Lounge over een andere boeg – geen theoretische beschouwingen meer, wel aanschouwelijke demonstraties.
Gregory heeft een traditionele trommel mee, niet van kariboebeen en zeehondenvel, maar van hout en nylon. Zo’n trommel sla je niet op het vel aan, maar op de houten rand. Dat herinneren we ons nog van Micky’s toelichting in Nuuk. Gregory begeleidt zijn moeder terwijl ze een lied zingt over twee sterren die de lente aankondigen. Dan brengt Gregory zelf een trommeldans. Vloeiend imiteert hij een ijsbeer, een kariboe en een raaf.
Dan komt de keelzang of de katajjaq zoals de Inuit het zelf noemen. Een vreemde bedoening is het. Heidi en Gregory geven een leuke demo, maar in principe zijn het steeds twee vrouwen die het duet uitvoeren. Ze gaan dicht bij elkaar staan, met het gezicht naar elkaar toe, en grijpen elkaar bij de ellebogen. Vervolgens zet een van beiden de keelzang in, waarna de ander volgt. De bedoeling is het zo lang mogelijk vol te houden zonder in lachen uit te barsten. Daar eindigt deze speelse praktijk steevast op – twee vrouwen die samen staan te lachen.
Je kan de keelzang van de Inuit met de haka van de Māori in Nieuw-Zeeland vergelijken – net zo sterk met de identiteit van het volk verweven, net zo bevreemdend voor de buitenstaander
Want daar draait het ook om. Keelzang is geen vorm van muziek, maar een vorm van vermaak. Vrouwen plachten er de tijd mee te doden terwijl de mannen op jacht waren. Indertijd was het gebruikelijk om een keelzang aan te heffen om de terugkeer van de mannen te bespoedigen, om dieren aan te trekken of om de natuurelementen te beïnvloeden. Dat is verleden tijd. Maar zijn functie van amusement en bevordering van de groepscohesie is de keelzang niet verloren. De keelzang van de Inuit kan je met de haka van de Māori in Nieuw-Zeeland vergelijken – net zo sterk met de identiteit van het volk verweven, net zo bevreemdend voor de buitenstaander.
Zeekoeten
Heeft de keelzang ons al weten te verrassen, nog merkwaardiger zijn de sporten die de Inuit al eeuwenlang beoefenen. Uiteraard zijn ze zeer eenvoudig van opzet. Sportuitrusting heb je er niet voor nodig, sportinfrastructuur is in de kleine gemeenschappen van het noordpoolgebied nu eenmaal niet voorhanden. Bovendien ging het de Inuit om meer dan alleen maar ontspanning of competitie.
Kracht, uithoudingsvermogen en behendigheid trainen, dat was de expliciete bedoeling van de Arctische sporten
Kracht, uithoudingsvermogen en behendigheid trainen, dat was de expliciete bedoeling. Die vaardigheden waren immers essentieel voor de jacht en de visvangst. Tegenwoordig is het competitieve element meer op de voorgrond gekomen. Elk jaar vinden immers de Arctische Winterspelen plaats waar de beste atleten elkaar bekampen – mannen zowel als vrouwen.
Een afgetraind atleet is Gregory niet, maar zijn demonstraties maken ons wel duidelijk waar het om draait. Neem bijvoorbeeld de One-foot High Kick. Een bal hangt aan een touw. De atleet springt met beide benen in de lucht, probeert met een van beide voeten de bal te raken en vervolgens op diezelfde voet te landen zonder zijn evenwicht te verliezen. Het record staat op een verbluffende 117 inch of 2,97 m. Al moet gezegd dat ook hier de Air Jordan zijn intrede bij de atleten gedaan heeft.
Zo mogelijk nog uitdagender is de Alaskan High Kick. De atleet staat ruggelings op handen en voeten – met het gezicht omhoog dus. Vervolgens neemt hij met zijn linkerhand zijn rechtervoet vast, zodat hij enkel nog op zijn rechterhand en zijn linkerbeen balanceert. De bedoeling is nu vanuit die hachelijke houding met de linkervoet – waarop hij steunt – tegen een bal te schoppen die aan een touw hangt – enkel steunend op zijn rechterhand dus. Vervolgens moet hij terug op die linkervoet landen zonder zijn evenwicht te verliezen. Dit record staat op een onthutsende 84 inch of 2,13 m.
Zeekoeten zijn de grootste slachtoffers van olievervuiling op zee
Zeekoeten
Buiten hebben de noordse stormvogels het gezelschap van zeekoeten gekregen. Hun witte buik en hun lange, spitse snavel maken hen goed herkenbaar. Zeekoeten zal je zelden of nooit aan land zien. Heel het jaar door verblijven ze op open zee, alleen het broedseizoen brengen ze op steile rotskusten door. Daar leggen ze hun eieren open en bloot op de naakte rotsen. De evolutie heeft er ondertussen voor gezorgd dat die eieren peervormig zijn, zodat ze niet van de rotsen afrollen.
Vaak laten zeekoeten zich op het wateroppervlak drijven, soms om uit te rusten, soms om net onder het wateroppervlak naar voedsel te zoeken. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat zeekoeten de grootste slachtoffers van olievervuiling op zee zijn.
Uiteraard mogen we niet losweg door een tentring banjeren
Echt koud is het niet aan dek, maar het is de ijskoude wind uit het noorden die ons terug naar binnen drijft. Gelukkig regent het niet meer. De Fram blijkt de steven nu toch westwaarts te richten, meer bepaald naar het westzuidwesten. Dat betekent dat we iets te ver noordwaarts gevaren zijn.
Omstreeks acht uur morgenvroeg zullen we in Pond Inlet arriveren. Ons eerste contact met Canadese Inuit wordt dat. Emma, onze huisarcheoloog, geeft een laatste briefing over hoe we ons horen te gedragen. Dat is haar wettelijke plicht.
Zeekoet
Zelf moet ze eerst alle plaatsen checken om te zien waar we mogen gaan en staan. Artefacten verstoren mogen we niet – dat wisten we al – maar het gevaar zit in een klein hoekje. Want de relicten van een tentring of een vossenval zijn niet makkelijk als dusdanig te herkennen. Rond artefacten geldt een beschermde omgeving van dertig meter, zelf mogen we nooit dichter dan twee meter naderen. Uiteraard mogen we niet losweg door een tentring banjeren, mogen we geen sporen achterlaten en moeten we graven met respect behandelen.
Waar Emma het over de omgang met het verleden heeft, heeft Heidi het over omgaan met de levende gemeenschap die Pond Inlet is. Een bloeiende gemeenschap overigens, waar ze zeer opgetogen over is, maar waar traditionele opvattingen niet weg te denken zijn. Foto’s maken van sledehonden doe je niet zonder toestemming van de eigenaar. Ook kinderen fotografeer je pas als je toestemming hebt – van de ouders welteverstaan, want de kinderen zelf laten zich wat graag fotograferen. En al zijn er geen hekken rond de huizen, toch is de grond eromheen privéterrein. Dus blijven we strikt op de weg of op de stoep – voor zover die er is.
Een inuksuk is voor de Canadese Inuit een wegwijzer die hen in de winterperiode helpt door de besneeuwde toendra te navigeren
Zelf een kleine cairn of steenmannetje bouwen mag leuk lijken, maar het is echt uit den boze. Want een steenmannetje of inuksuk is voor de Canadese Inuit een wegwijzer die hen in de winterperiode helpt door de besneeuwde toendra te navigeren. Een inuksuk kan heel uiteenlopende functies hebben. Net zoals westerse verkeersborden kan hij simpelweg een richting of een gevaar aanwijzen, maar hij kan ook respect voor een bepaalde plaats vragen of een migratieroute van kariboes markeren. In de buurt van een meer kan hij op een vrij kanaal door het ijs wijzen of op een plek waar veel vis in het water zit. Het spreekt vanzelf dat wij alleen maar verwarring zaaien als we daar in ons enthousiasme enkele geïmproviseerde cairns aan toevoegen.
Zeekoet
Wees erop voorbereid, voegt Heidi er ten slotte nog aan toe, dat er weleens een oncomfortabele stilte kan vallen wanneer je een Inuit een vraag stelt. Dat doen Inuit vaker, terwijl ze nadenken over het antwoord. Want ze vragen zich af met wie ze te doen hebben en wat ze tegen die persoon mogen zeggen. Zijn het misschien mensen van RCMP, de bereden politie, die hen deze vraag stellen? Die gezonde dosis achterdocht is nu eenmaal een uitloper van hun tragische geschiedenis.
Expeditieleider Maria gooit het nog even over de praktische boeg. Morgen zullen we omstreeks acht uur in Pond Inlet arriveren. Voor het overige valt er nog niet veel over de timing te vertellen. Dat hangt van de Clearance en de Immigration af – de douanecontrole en de identiteitscontrole dus. Het valt niet uit te sluiten dat de Immigration face to face zal moeten gebeuren en dat we ons dus individueel zullen moeten aanbieden.
Die gezonde dosis achterdocht is nu eenmaal een uitloper van hun tragische geschiedenis
Alleszins biedt de lokale gemeenschap ons een Community Visit Program aan. Gidsen zullen ons door de stad rondleiden, het geheel zal afgesloten worden met een performance. Wat het weer betreft bereiden we er ons best op voor dat het kouder zal zijn dan in Groenland. Bovendien wordt regen verwacht en een niet te onderschatten wind van 10 tot 12 m/s of ongeveer 40 km/u. Wat gevoelstemperatuur betreft kan dat makkelijk zes tot zeven graden schelen.
Donderdag 24 augustus | Pond Inlet
Kwart voor zeven. Aan bakboord glijdt het kustgebergte traag aan het raam voorbij. Kennelijk zijn we nog niet op onze bestemming aangekomen. Rustig vaart de Fram westwaarts door de Pond Inlet, het smalle kanaal dat toegang verschaft tot de gelijknamige nederzetting, met aan onze linkerkant het enorme Baffin Island en rechts Bylot Island. In deze beschermde omgeving is er nauwelijks enige deining in het zeewater. Er hangt een dichte, grijze bewolking boven het land, nergens valt er ook maar een spoortje blauwe lucht te bekennen.
De wind waait krachtiger dan verwacht. De deur naar het buitendek kunnen we nauwelijks openen
In de overdekte doorgangen vooraan onder de brug van de Fram maakt de helse wind het ademen bijna onmogelijk
Bylot Island – Sermilikgletsjer
De wind die Maria gisteravond in het vooruitzicht stelde is inderdaad bitter koud, maar waait ook krachtiger dan verwacht. De deur naar het buitendek kunnen we nauwelijks openen. Aan stuurboord blijken twee kleine gletsjers uit het gebergte van Bylot Island naar zee af te dalen. In de verte nadert een vrachtschip uit het binnenland.
Kitikmeot W
Een ijsberg is op zijn dooie gemak naar de Baffinbaai op weg. Zowat halfweg tussen de ijsberg en de kust komt de Fram tot stilstand. We bevinden ons op 72° 42’ noorderbreedte – anderhalve graad noordelijker dan het Noorse NordKapp – en kijken uit over Pond Inlet. Ongeveer 1 500 inwoners telt deze nederzetting, hun huisjes staan verspreid over de kustheuvels. Tegen de helling prijkt in grote letters van witte stenen de naam Pond Inlet. Helemaal op de top ontwaren we de silhouetten van de vele witte kruisjes van het kerkhof. Dat Inuit ook na hun dood graag van een wijds uitzicht genieten, weten we ondertussen.
Wat een verschil met de nederzettingen in Groenland, flitst het ons onwillekeurig door het hoofd
Pond Inlet
Wat een verschil met de nederzettingen in Groenland, flitst het ons onwillekeurig door het hoofd. Kijk je van op zee naar Groenlandse nederzettingen zoals Nuuk, Sisimiut of Ilulissat, dan lijkt de aanblik van die bonte stadjes met hun veelkleurige huizen een opgewekt levensoptimisme uit te stralen. Niet zo in Pond Inlet. Sommige daken zijn rood, sommige huizen zijn blauw of bruin, toch zet grijs de toon. Voeg daar grauwe weersomstandigheden zoals vandaag aan toe en je krijgt bijna vanzelf een deprimerende indruk.
Tegen de helling prijkt in grote letters van witte stenen de naam Pond Inlet
Pond Inlet
Het vrachtschip van vanmorgen blijkt de olietanker Kitikmeot W te zijn. Die naam verwijst naar een van de drie regio’s waaruit het Territorium Nunavut opgebouwd is, met name Kitikmeot, Kivalliq en Qikiqtaalut. Binnen die laatste regio is Pond Inlet de derde grootste nederzetting.
Half acht. Het is druk aan het ontbijt. Al is het nog altijd niet duidelijk wanneer we van boord zullen gaan, toch wil iedereen er begrijpelijkerwijze klaar voor zijn. Het enige wat we weten is dat we om 12.30 u. terug aan boord zullen moeten zijn, want de Fram mag hier maar tot 13 u. liggen.
Pond Inlet
Acht uur. We halen de muck boots en de regenbroeken tevoorschijn, want het wordt wellicht een natte landing en het vermoeden bestaat dat het gaat regenen. Voor het overige wachten we af. Buiten raast een ijskoude wind rond de boot. Een openluchtwandeling over dek 5 is geen pretje – in de overdekte doorgangen onder de brug vooraan maakt de helse wind het ademen bijna onmogelijk.
Kwart voor negen. Een zodiac met onze archeologe Emma en enkele andere scouts gaat aan land. We vernemen nu ook dat we straks op dek 2 een veiligheidsscan zullen moeten ondergaan, zowel bij het verlaten van het schip als bij onze terugkeer. Dat schrijft de Canadese wet voor.
Pond Inlet is heel dichtbij, maar toch zo veraf
Pond Inlet
Negen uur twintig. Nog eens twee zodiacs met expeditiestafleden gaan aan land. Kennelijk ontschepen ze op een drijvende aanlegsteiger. Wordt het dan toch geen natte landing? Wat er aan wal gebeurt, weten we niet. Pond Inlet is heel dichtbij, maar toch zo veraf. Net als de druiven in Tantalus’ kwelling.
Tien uur. Ogenschijnlijk nog altijd geen vooruitgang. Wel zijn er een viertal Canadese douaniers aan boord, een vrouw en drie mannen. De Fram vaart stilletjes heen en weer voor de ingang van het haventje, net zoals een bezoeker die nerveus ijsbeert in een wachtkamer. Het grensoponthoud begint stilaan Zuid-Amerikaanse proporties aan te nemen.
Aan stuurboord is ondertussen de Shinkai opgedaagd, een vreemdsoortig schip met donkerbruine romp en wit bovendek. Het blijkt een superjacht met een ijsversterkte romp te zijn, met aan boord onder meer een duikboot van 7,2 ton en dito kraan om het ding te water te laten. Vermeende eigenaar: de Russische oligarch Vladimir Strzhalkovski, een voormalige luitenant-kolonel van de KGB.
Acht minuten na tien. Het PA-systeem brengt verlossing. Nog tien minuten, en dan zal de eerste zodiac vertrekken. De temperatuur bedraagt 3,6 °C, zo vernemen we nog, maar de stevige wind is een spelbreker en zal de gevoelstemperatuur misschien onder nul doen dalen.
De stevige wind is een spelbreker en zal de gevoelstemperatuur misschien onder nul doen dalen
Om elf uur is iedereen aan land. Een vriendelijke Inuitdame van nog geen meter dertig groot staat ons op te wachten. Ze heeft een microfoon met een luidsprekertje mee, en veel gevoel voor humor, zo zal blijken. Eigenlijk heet ze Rosy, maar iedereen – wij dus ook – noemt haar Soekoe.
Zeventienhonderd plus, zoveel inwoners telt Pond Inlet volgens Soekoe
Soekoe |
|
Tweetalig verkeersbord (kr) |
Ten overvloede wijst ze er ons meteen nog eens op dat we zonder de toestemming van de ouders geen foto’s mogen nemen van kinderen. Dus helemaal geen foto’s van kinderen als hun ouders niet in de buurt zijn, voegt ze er streng aan toe. Alleenstaande huizen mogen we evenmin fotograferen, wel een groep huizen in een straat.
Zeventienhonderd plus, zoveel inwoners telt Pond Inlet volgens Soekoe. De toevoeging ‘plus’ verwijst naar de ongeboren kinderen die nog in de moederschoot vertoeven, verklaart ze met een schalkse grijns. Heel bewust geeft ze daarmee in een adem te kennen dat Pond Inlet een bloeiende gemeenschap is.
Heel bewust geeft ze daarmee in een adem te kennen dat Pond Inlet een bloeiende gemeenschap is
Pond Inlet
Zijn Engelse naam dankt de nederzetting aan John Pond, een Britse astronoom met enige faam waar John Ross aan dacht toen hij hier in de zomer van 1818 voet aan land zette. De Inuit daarentegen noemen de plek al eeuwenlang Mittimatalik omdat een zekere Mittima hier begraven zou zijn.
In de jaren zestig verschenen missionarissen en leden van de RCMP – de bereden politie – op het toneel. Dat was het begin van de infame praktijk waar Heidi het al over had. Kinderen van de Inuit die verspreid in de omgeving leefden, werden onder dwang naar Pond Inlet overgebracht. Hier kregen ze dan een christelijke opvoeding met de bedoeling de indiaan uit het kind te halen en er westerse modelburgers van te maken.
Kinderen van de Inuit die verspreid in de omgeving leefden, werden onder dwang naar Pond Inlet overgebracht
Pond Inlet
Een vrachtwagen rijdt rond in de nederzetting om drinkbaar water aan huis te leveren. In de permafrost een waterleiding aanleggen is natuurlijk ondenkbaar. Omgekeerd wordt ook het afvalwater met een vrachtwagen opgehaald, want over een riolering beschikt Pond Inlet evenmin. Aan de buitenkant van de huizen bevinden zich daartoe de nodige voorzieningen. De vrachtwagenbestuurder hoeft er maar een slang op aan te sluiten en de pomp in te schakelen. Beide aansluitingen met elkaar verwarren is naar verluidt niet mogelijk. Gelukkig maar.
Ook diesel wordt aan huis geleverd. Energievoorziening is uiteraard zeer belangrijk. Breekt het ijs in de lente, dan is het eerste schip dat Pond Inlet na de lange winter aandoet een dieseltanker.
Of er weleens ijsberen in de buurt van de nederzetting opduiken, willen we weten. Jazeker, en ze worden dan prompt verjaagd. Blijven ze toch terugkomen, dan worden ze na drie of vier bezoeken gedood. IJsberen mogen zeker niet het gevoel krijgen dat Pond Inlet deel uitmaakt van hun natuurlijke biotoop.
Om de drie maanden komen dokters en tandartsen gedurende twee weken medische zorgen verstrekken
Pond Inlet (kr)
In de verte staan de huizen waar een halve eeuw geleden de ontvoerde kinderen in ondergebracht werden. Een van de huizen wordt nu tot jeugdcentrum omgebouwd, van een ander huis maken ze een ontmoetingsplaats voor moeders met kinderen, het derde wordt een gymlokaal. Zeg niet dat Pond Inlet geen bloeiende gemeenschap is.
Naarmate we hoger tegen de heuvel klimmen laten we de privéwoningen achter ons en belanden we tussen publieke voorzieningen. Het medisch centrum is er daar een van. Meestal zijn daar alleen verpleegsters aanwezig. Om de drie maanden komen dokters en tandartsen gedurende twee weken medische zorgen verstrekken. Je hoort dan vooraf een afspraak te maken, maar het kan gebeuren dat er geen plaats meer is in de agenda en dat je nog eens drie maanden moet wachten.
Zo belanden we aan de rand van het bescheiden maar levensnoodzakelijke vliegveld met zijn onverharde landingsbaan. Elke dag landt hier een vliegtuig, aldus Soekoe. Behalve op zondag, voegt ze eraan toe. Momenteel staat er een propellervliegtuig met draaiende motoren. Rond de luchthaven hebben ze een draadhek moeten bouwen. Een luchthaven waar voortdurend kariboes op de landingsbaan staan te grazen heeft nu eenmaal geen zicht.
Een luchthaven waar voortdurend kariboes op de landingsbaan staan te grazen heeft nu eenmaal geen zicht
Vliegveld
Een kleine energiecentrale levert elektriciteit aan de stad. In de verte zien we de tanks met de olie‑, diesel‑ en gasvoorraden. Dichterbij is er de secundaire school Nasivvik waar leerlingen van graad 7 tot graad 12 terechtkunnen. Ook twee supermarkten hebben ze hier, ze blijken redelijk goed van voorraden voorzien te zijn. We zien onder meer verse avocado, ananas en rode biet in de schappen liggen, maar tegen hoge prijzen. Voor een liter sinaasappelsap betaal je 5,40 euro, een verse avocado kost 3 euro.
Mittimatalik is het Juweel van de Arctis
Ze winden er geen doekjes om – Mittimatalik is het Juweel van de Arctis. Dat is het eerste wat we te horen krijgen wanneer om kwart voor twaalf de culturele voorstelling van start gaat. De Inuit leefden hier al eeuwenlang, vernemen we verder, maar Pond Inlet kwam pas op de kaart toen de Hudson’s Bay Company hier in 1921 een handelspost opzette. In 1960 kwam dan de fameuze internaatschool. Zoals we weten was dat de aanzet voor de gedwongen overbrenging van Inuitkinderen uit de omgeving. Uiteraard vertrouwden hun ouders het zaakje niet en kwamen ze hier in een tent leven om dicht bij hun kinderen te zijn. Zo groeide gaandeweg de nederzetting die we nu kennen.
De erkenning als officiële Canadese gemeente kwam er op 1 april 1976. Tegenwoordig kan Pond Inlet prat gaan op een kindergarten, een basisschool en een gymnasium – stuk voor stuk hefbomen voor een bloeiende toekomst. Er is overigens ook een opleiding voor volwassenen. Zelfs een postkantoor kan je hier aantreffen.
Uiteraard vertrouwden hun ouders het zaakje niet en kwamen ze hier in een tent leven om dicht bij hun kinderen te zijn
Traditioneel vuur (kr)
Bepalend voor het leven in Pond Inlet is natuurlijk het poolklimaat. De pooldag duurt hier van midden april tot midden augustus, de poolnacht van midden november tot midden januari. Enkele maanden in volkomen duisternis leven, dat doet wat met een mens. Bovendien kan de buitentemperatuur dan tot – 45 °C dalen. Voeg daar nog wat wind bij en je zit al gauw aan – 55 °C. Maar de Inuit zijn zeer veerkrachtig, besluit de spreker niet zonder fierheid.
Als om dat te bewijzen wordt nu het volkslied van de Inuit aangeheven – iedereen staat respectvol recht. Het startschot is dat voor een boeiend sportief en cultureel spektakel. De sporten van de Inuit zijn niet alleen op competitie en training gericht, maar ook op samenzijn en overleven. Ze helpen de mensen mentaal en fysiek gezond te blijven, ook tijdens de lange poolnacht.
De sporten helpen de mensen mentaal en fysiek gezond te blijven, ook tijdens de lange poolnacht
Two foot High Kick (ks)
Aan boord van de Fram heeft Gregory ons al een eenvoudige demonstratie van de High Kicks gegeven, maar hier laat Brandon ons kennismaken met het echte werk. Om te beginnen de One-foot High Kick. Brandon neemt een kleine aanloop, tikt met zijn voet feilloos een bal aan die op een hoogte van 2,5 m hangt, en behoudt moeiteloos zijn evenwicht bij de landing. Ook van de Two-foot High Kick – met beide voeten de bal raken – en de Alaskan High Kick geeft hij een adembenemende demonstratie.
Traditionele zang (kr)
Dan komen in het culturele luik de ouderlingen aan zet. Vrouwen brengen een traditioneel lied, een man voert een begeleidende trommeldans uit. Een vuurtje wordt op rituele wijze met een speciale brandstof ontstoken onder het prevelen van overgeleverde teksten.
Ritueel vuur (ks)
Twee jongetjes voeren met veel enthousiasme een trommeldans uit die nauwelijks voor de prestaties van volwassenen moet onderdoen. Vestimentair is alles tot in de puntjes afgewerkt. Toch is het vooral de keelzang die ons ontroert. Heidi en Gregory hadden ons al een bescheiden impressie gegeven, maar deze twee jongedames doen de zaal zinderen met hun stemgeluid.
Let people know we are here, zo sluit de spreker de vertoning af
Trommeldans (kr)
Let people know we are here, zo sluit de spreker op een verrassende wijze de vertoning af. Ja, deze mensen willen gehoord worden, ze willen dat de wereld weet dat er mensen leven in deze verre uithoek en dat ze het nog goed stellen ook. Bon voyage, wensen ze ons nog.
Ze willen dat de wereld weet dat er mensen leven in deze verre uithoek en dat ze het nog goed stellen ook
Keelzang (ks)
Soekoe leidt ons terug naar de Fram, niet zonder met ons even in het Nattinak Visitor’s Centre binnen te wippen. Het is duidelijk – en zeker niet laakbaar – dat deze gemeenschap sterk inzet op toerisme als belangrijke economische pijler van hun voortbestaan.
Kerkhof
Om kwart na twee pas kan de Fram zijn weg voortzetten. Meteen blijkt dat hij de steven oostwaarts richt, en niet westwaarts zoals we verwacht hadden. Dat betekent dat we helemaal rond Bylot Island varen om Lancaster Sound te bereiken. En dat we dus niet het kortere traject nemen via Tasiujaq, of Eclipse Sound zoals dat kanaal vroeger heette. Vreemd is dat, want we keken er al naar uit. Want wil je beloega’s of narwallen spotten, dan is Tasiujaq the place to be.
Maar daar schuilt nu net het probleem. De narwalpopulatie in Tasiujaq blijkt in aanzienlijke mate achteruit te gaan. Inuitjagers uit Pond Inlet hadden dat in 2022 al gemeld, wetenschappelijk onderzoek heeft hun waarnemingen bevestigd. Waar in 2013 de narwalpopulatie nog op 10 489 geraamd werd, was die in 2021 tot 2 595 gezakt – minder dan een vierde dus. Niet toevallig valt de neergang van de narwalpopulatie samen met de toename van het scheepsverkeer. Vooral de geluidsoverlast van de vaartuigen wordt met de vinger gewezen.
Niet toevallig valt de neergang van de narwalpopulatie samen met de toename van het scheepsverkeer
De plaatselijke jagers richtten daarom een schriftelijk verzoek tot de Arctic Expedition Cruise Operators of kortweg AECO, de vereniging van alle expeditiecruise-operatoren in het noordpoolgebied. En AECO is op dat verzoek ingegaan, wat betekent dat cruiseschepen voortaan Tasiujaq zullen mijden. Dat vinden wij heel jammer, maar het is wel de enig juiste beslissing.
Toch blijft er nog werk aan de winkel, want het zijn vooral vrachtschepen die de baai doorkruisen. Hun aantal zou in de mate van het mogelijke beperkt moeten worden, ze zouden trager moeten varen om minder lawaai te maken, ze zouden niet in de baai voor anker mogen gaan en ze zouden het winterijs niet meer mogen breken maar de dooi moeten afwachten.
Kortbekzeekoeten
Gelukkig schijnt de zon. Toch is het vrij koud buiten, vooral door de wind. In plaats van te proberen narwallen te spotten, genieten we met volle teugen van het landschap. IJle nevels geven de kale bergen met hun scherpe toppen een mysterieus tintje. Gletsjers glijden tussen hun flanken door, hier en daar lijken flarden sneeuw de zomer te overleven. Naarmate we oostwaarts vorderen wordt de bewolking wat sterker, wordt het water wat woeliger en zijn de toppen van de bergen niet meer te ontwaren. Tijdens het avondeten drijft er al eens een ijsberg voorbij.
Met hun korte vleugels zwemmen kortbekzeekoeten tot 150 m diep onder water op zoek naar prooi
Noorse stormvogels zijn zoals steeds van de partij, maar ditmaal zijn het kortbekzeekoeten die onze aandacht trekken. Makkelijk is het niet om ze van ‘gewone’ zeekoeten te onderscheiden. Kenners noemen hun dikkere snavel en de fijne witte lijn langs hun snavelbasis de belangrijkste punten van herkenning. Je zou het niet meteen van hen verwachten, maar met hun korte vleugels zwemmen ze tot 150 m diep onder water op zoek naar prooi. Toch hebben ze van de caissonziekte geen last. Hoe ze dat klaarspelen, daar is de wetenschap nog niet achter gekomen.
Kortbekzeekoet met buit
Morgen wordt een archeologisch belangrijke dag, voorspelt onze Duitse geoloog Steffen tijdens de avondlijke briefing. Via de brede Lancaster Sound zullen we dieper in de Canadese Arctische archipel doordringen en op Dundas Harbour neerstrijken, een baai aan de zuidkant van Devon Island. Daarna maken we een kleine zodiaccruise in Croker Bay.
Devon Island is het grootste niet bewoonde eiland ter wereld. Niet bewoond door mensen, welteverstaan, want ijsberen kan je er wel degelijk ontmoeten
Devon Island is het grootste niet bewoonde eiland ter wereld. Niet bewoond door mensen, welteverstaan, want ijsberen kan je er wel degelijk ontmoeten. Vanaf morgen bevinden we ons immers in ijsberenland. Voortaan zullen sommige begeleiders aan land dan ook een geweer dragen om ons te beschermen.
Kortbekzeekoet
Dat ijsberen roet in het eten kunnen gooien, bleek twee dagen geleden nog toen de Fridtjof Nansen, een ander schip van Hurtigruten, zich gedwongen zag een landing af te gelasten omdat er een ijsbeer gespot was. Dat is een regel die strikt nageleefd wordt – is er een ijsbeer in de buurt, dan wordt er niet aan land gegaan. We zullen dan op plan B overstappen. Of op plan C. Of …, dat zien we dan wel.
Concreet betekent dit dat scouts vooraf de omgeving van de landingsplek vanaf het schip zullen afspeuren. Vervolgens zullen ze met het geweer over de schouder de zaak ter plaatse gaan verkennen. Dat zal wel wat tijd vergen, waarschijnlijk een uur, want ze moeten achter elk rotsblok en elk gebouw een kijkje nemen. Een ijsbeer kan je immers makkelijk over het hoofd zien en als hij een spurtje inzet, is hij zo bij je.
Winterwoning van Inuit |
|
Inuitvrouw met gezichtstatoeages |
Wat er in Dundas Harbour te beleven valt? Wel, er zijn overblijfselen van een buitenpost van de RCMP, de Canadese bereden politie. Op Morin Point, een spitse landpunt, kan je bovendien restanten aantreffen van de Thule die hier waarschijnlijk tussen 1200 en 1600 verbleven. Zij noemden de plek Talluruti, wat de kin van een vrouw met tatoeages erop betekent. Ook is er een ongemarkeerd, maar moeilijk te herkennen graf van een jong Inukmeisje.
Wat de weersomstandigheden betreft, kan Steffen ons geruststellen. De temperatuur zal 1 tot 3 °C bedragen en met een wind van 2 m/s zal de gevoelstemperatuur daar niet veel van afwijken. Zo erg als vandaag zal de koude dus niet zijn. En, niet te vergeten, vannacht zetten we de klok weerom een uur achteruit, de vijfde keer al sinds we aan boord van de Fram zijn.
Met Lancaster Sound in het vooruitzicht wordt het ernst met onze Noordwestelijke Doorvaart. Want nu komen we definitief in het kielzog van de onfortuinlijke expeditie van John Franklin, een exploot dat de publieke opinie in West-Europa vele jaren in zijn ban hield. Niet vanwege het grote succes van de expeditie, wel vanwege de vele mysteriën die eromheen hingen en waarvan sommige zelfs vandaag nog steeds niet ontrafeld zijn. Hoe dat in zijn werk ging, zal Benjamin ons in zijn typische verhalende stijl vertellen.
Vier eeuwen lang hebben ontdekkingsreizigers hun tanden op de Noordwestelijke Doorvaart stuk gebeten. Wij daarentegen zullen dit traject bij wijze van spreken met de vinger in de neus bevaren
Toen John Franklin in 1800 als twaalfjarige aan boord ging van de HMS Polyhemus lag de expeditie van Henry Hudson al bijna tweehonderd jaar in het verleden en die van John Cabot zelfs driehonderd jaar. Toch zou het nog honderd jaar duren – spoiler alert – vooraleer Roald Amundsen in 1906 in zijn opzet zou slagen. Vier eeuwen lang hebben ontdekkingsreizigers hun tanden op de Noordwestelijke Doorvaart stuk gebeten. Wij daarentegen zullen het traject van Pond Inlet naar Cambridge Bay in amper zeven dagen afleggen, bij wijze van spreken met de vinger in de neus en een kop warme choco in de hand. Je kan er niet onderuit, dit is een spectaculaire evolutie.
Ervaring opdoen, dat was de belangrijkste reden waarom de jonge Franklin op de HMS Polyhemus aanmonsterde, een zware oorlogsbodem met 64 kanonnen. En ervaring was wat Franklin opdeed. Want in 1801 maakte hij de Slag bij Kopenhagen mee, waarbij de Britten onder leiding van Horatio Nelson de Deens-Noorse vloot in de pan hakten. In 1805 zag hij hoe diezelfde Nelson dat bravourestukje bij Trafalgar nog eens overdeed tegen een Frans-Spaans eskader en zo definitief een einde maakte aan Napoleons maritieme ambities.
Kortbekzeekoeten
Het ging Franklin voor de wind, aldus Benjamin. Hij klom op tot luitenant en nam in 1812 deel aan de oorlog van de Britten tegen hun voormalige kolonie in Amerika. Daar keerde het lot zich een eerste keer tegen hem. Hij werd zwaar gewond en maakte een lange periode van herstel door. Was hij de slagvelden beu? Feit is dat zijn interesse naar ontdekkingsreizen begon uit te gaan en dat hij in 1819 als kapitein de HMS Trent naar Spitsbergen leidde.
Een tijdlang leefde de bemanning van korstmossen en kookten ze het leder van hun schoenen als voedsel
Het land voorbij de Hudsonbaai tot aan Coppermine River in kaart brengen was ondertussen voor de Britse Admiraliteit een belangrijke prioriteit geworden. Franklin aanvaardde de uitdaging, maar zijn expeditie van 1819 tot 1821 werd een regelrechte ramp, niet in de laatste plaats door een beperkt budget, slechte planning, veel pech, onbetrouwbare bondgenoten en extreme weersomstandigheden. Meer dan de helft van zijn manschappen liet het leven. Dat de anderen ei zo na de hongerdood stierven en dat ze een tijdlang van korstmossen leefden en het leder van hun schoenen als voedsel kookten, is in het collectieve geheugen van de Britten blijven hangen. Toch werd Franklin achteraf commandant in de Royal Navy. In 1823 publiceerde hij een verslag van de expeditie, wat voor het Britse publiek een populaire klassieker en voor Roald Amundsen een belangrijke inspiratiebron zou worden.
Op een tweede, meer succesvolle expeditie naar de Mackenzie River volgde een rustig intermezzo van enkele jaren. Franklin stak het adellijke predicaat Sir op zak en werd luitenant-gouverneur in Van Diemen’s land, het huidige Tasmanië. Tot ieders tevredenheid, getuige het standbeeld dat hij er in Hobart aan overhield.
Barrow achtte de negenenvijftigjarige Franklin te oud en, verwijzend naar zijn verleden, niet eens bekwaam om een expeditie te organiseren
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Van Arctisch Canada was slechts 180 000 km² nog niet in kaart gebracht, amper vijf procent dus. Nog een kleine inspanning en ook die klus zou geklaard zijn, moet Sir John Barrow gedacht hebben. Hij was het die in opdracht van de Britse Admiraliteit geregeld expedities naar de Arctis stuurde. En hij wist welk vlees hij in de kuip had. Toen Franklin zich aanbood om de expeditie te leiden, was zijn antwoord een krachtig neen. Barrow achtte de negenenvijftigjarige Franklin te oud voor zulke uitdagingen en, verwijzend naar zijn verleden, niet eens bekwaam om een expeditie te organiseren.
Met veel zin voor ironie laat Benjamin nu de kandidaten die voor de opdracht gepolst werden, een voor een de revue passeren. Barrows eerste keuze was William Edward Parry, maar die bedankte voor de eer. Zijn tweede keuze was James Clark Ross, maar die had zijn vrouw beloofd zulke reizen niet meer te maken. Zijn derde keuze was James Fitzjames, maar die werd door de Admiraliteit te jong bevonden. Zijn vierde keuze was Francis Crozier, een man van nederige afkomst, een Ier zelfs, stel je voor. Volkomen onverteerbaar dus voor de Admiraliteit.
Kortom, zeer tegen zijn zin vertrouwde Barrow de leiding van de expeditie dan toch maar aan John Franklin toe, zijn vijfde keuze. Niemand kon bevroeden welke weerklank Franklins derde en laatste expeditie tot op de dag van vandaag zou krijgen.
De schepen – de HMS Erebus en de HMS Terror – waren van de meest moderne snufjes voorzien en hun boeg was tegen het ijs versterkt
De expeditie van John Franklin (1845 – ?)
Op de schepen – de HMS Erebus en de HMS Terror – was alvast niets aan te merken. Ze waren van de meest moderne snufjes voorzien en hun boeg was tegen het ijs versterkt. Zelf werd Franklin kapitein op de Erebus, met de jonge James Fitzjames als tweede in bevel. De Ier Francis Crozier kreeg de Terror onder zijn leiding. Maar van de 134 bemanningsleden hadden er slechts zes ervaring in de Arctis.
Met het voedsel liep het van meet af aan mis
Met het voedsel liep het van meet af aan mis. De opdracht om achttienduizend conservenblikken te leveren werd pas zeven weken voor het vertrek gegeven. Veel te laat om dat zorgvuldig en met de nodige kwaliteitscontroles te doen. De blikken werden zoals gebruikelijk met lood dichtgesmolten, maar dat gebeurde nogal slordig, zodat het lood als gesmolten was naar binnen dreef. Het werd de aanleiding om achteraf de oorzaak van het overlijden van de bemanningsleden deels in loodvergiftiging te zoeken.
Op 19 mei 1845 was het zover, de expeditie kon vertrekken. Van Greenhithe aan de Theems ging het naar Stromness op de Orkney-eilanden. Daar kregen ze de begeleiding van een oorlogsbodem en een bevoorradingsschip. Dertig dagen later arriveerden ze in West-Groenland en sloegen er vers vlees in. De brieven die de bemanningsleden toen naar huis schreven, zouden hun laatste teken van leven worden. Vijf mannen bleken ziek te zijn en werden met de begeleidende schepen terug naar Engeland gezonden. Aanvankelijk zonder te beseffen waar ze aan ontsnapt waren. De overige 129 bemanningsleden zetten hun tocht voort.
Twee jaar lang werd niets meer van hen gehoord. De Britse Admiraliteit was er evenwel gerust in
Eind juli ontmoetten twee walvisvaarders de Erebus en de Terror in het noorden van de Baffinbaai. Het leek erop dat ze op goede omstandigheden wachtten om de Lancaster Sound binnen te varen. Het was de laatste keer dat ze door Europeanen gezien zouden worden. Twee jaar lang werd niets meer van hen gehoord. De Britse Admiraliteit was er evenwel gerust in. Per slot van rekening was dit een moeilijke opdracht en kwam het wel vaker voor dat een ontdekkingsreis drie of vier jaar duurde.
Maar Lady Jane Franklin liet het daar niet bij. Ze startte een publieke campagne en begon bij politici te lobbyen. Kwatongen herinnerden eraan dat ze haar adellijke titel zou kwijtspelen, mocht haar man dood verklaard worden. Toch kreeg ze de publieke opinie aan haar kant. De Admiraliteit werd naar het Parlement ontboden en kreeg de opdracht om Franklin te laten zoeken.
Het was wachten tot de lente van 1848 vooraleer de reddingsoperatie van start ging
Devon Island
Het was wachten tot de lente van 1848 vooraleer de reddingsoperatie van start ging. Maar ze pakten het wel groots aan. James Clark Ross zou – met toestemming van zijn vrouw, mogen we aannemen – een eerste expeditie via de Lancaster Sound leiden. In feite zou hij dus Franklin achterna varen. Een tweede expeditie zou onder leiding van Henry Kellett vanuit Alaska naderen en Franklin vanuit het westen tegemoet varen. Dan was er nog een derde expeditie onder leiding van John Rae. Die zou de Mackenzie River noordwaarts volgen in de – achteraf terecht gebleken veronderstelling – dat de expeditieleden misschien aan land gegaan waren en te voet zuidwaarts getrokken waren. Daarenboven loofde de Admiraliteit een beloning van £ 20 000 uit voor elke informatie over de locatie van Franklin en zijn bemanning. Driewerf helaas, geen van de drie expedities boekte resultaat.
Besefte Rae dan niet dat leden van de Royal Navy zich daartoe nooit zouden verlagen? Dat die wilde Inuit zelf de kannibalen waren?
Bij het Britse publiek bleef het wedervaren van de Franklinexpeditie de harten beroeren. Dat leidde tot allerhande publicaties en zelfs een hartstochtelijke ballade onder de titel Lady Franklin’s Lament for her Husband. In 1850 werd een nieuwe zoektocht ondernomen. Liefst elf schepen waren erbij betrokken. Met resultaat ditmaal. Want ze wisten de allereerste fysische overblijfselen van de expeditie te vinden. Met name op Beechey Island, de plek die we overmorgen met de Fram zullen aandoen, vonden ze sporen van het kamp waar de bemanningsleden in 1845-1846 overwinterden. Meer nog, ze troffen er de graven van drie zeelui aan. Maar een boodschap was nergens te vinden. Sedertdien is Beechey Island een iconische plek, onlosmakelijk met de Franklinexpeditie verbonden.
In april 1854 was John Rae niet eens naar Franklin op zoek toen hij in Pelly Bay, het huidige Kugaaruk, een Inuit opmerkte met een gouden band zoals je die op Britse officierspetten zag. De man vertelde hem over 35 tot 40 kabloonat – witte mannen – die nabij de monding van Back River van honger omgekomen waren. Andere Inuit hadden het over witte mannen die vier winters geleden een boot naar het zuiden sleepten. Toen ze de daaropvolgende lente naar de plek terugkeerden, vonden ze de lijken met sporen van kannibalisme. Ook bleken ze over zilveren vorken en lepels te beschikken die aan officieren van de Franklinexpeditie toebehoord hadden.
In zijn rapport aan de Britse Admiraliteit vertelde Rae dit verhaal en maakte ook melding van het kannibalisme. Toen Lady Jane Franklin daar lucht van kreeg zat het spel op de wagen. Zelfs Charles Dickens bemoeide zich ermee. Besefte Rae dan niet dat leden van de Royal Navy zich daartoe nooit zouden verlagen? Dat die wilde Inuit zelf de kannibalen waren?
Op 1 maart 1855, bijna tien jaar na hun vertrek, werden de bemanningsleden van beide schepen officieel dood verklaard. Dat betekende dat de officiële zoekacties stopgezet werden. Weer liet Lady Jane Franklin het daar niet bij. Met een vorm van crowd funding avant la lettre financierde ze in 1857 de stoomschoener Fox onder leiding van McClintock voor een nieuwe expeditie.
Op Victory Point ontdekten ze een briefje in een cairn – het enige schriftelijke bewijs dat Franklins expeditie heeft achtergelaten
Devon Island
En zie, weer kwamen enkele nieuwe stukjes van de puzzel tevoorschijn. Op King William Island vonden ze een sloep met twee lijken en een grote hoeveelheid uitrusting. Op Victory Point, op de noordwestelijke hoek van King William Island, ontdekten ze een briefje in een cairn – het enige schriftelijke bewijs dat Franklins expeditie heeft achtergelaten. Daaruit bleek dat Francis Crozier en James Fitzjames met de overlevenden zuidwaarts naar het Noord-Amerikaanse vasteland zouden trekken.
Ook stond er te lezen dat Sir John Franklin op 11 juni 1847 gestorven was, een bericht dat in Engeland op vreugde onthaald werd. Want het betekende dat Franklin aan boord van zijn schip gestorven was en onmogelijk bij het kannibalisme betrokken kon zijn. De romantisering van zijn exploten kon een aanvang nemen.
Tot in de 20e en zelfs de 21e eeuw bleef Franklins lot de gemoederen beroeren. In 1984 startte Owen Beattie, een forensisch antropoloog van de universiteit van Alberta, in samenwerking met lokale Inuit een nieuwe zoektocht, in de hoop dat modern wetenschappelijk onderzoek nieuw licht op de zaak zou werpen. Ze wisten nieuwe menselijke resten te recupereren en ze groeven de lijken in de drie graven van Beechey Island op. Conclusie? Pneumonie en tbc waren de belangrijkste doodsoorzaken, maar loodvergiftiging en een tekort aan vitamine C kunnen dat effect versterkt hebben. Bovendien waren er onmiskenbaar sporen van kannibalisme.
Pneumonie en tbc waren de belangrijkste doodsoorzaken, maar loodvergiftiging en een tekort aan vitamine C kunnen dat effect versterkt hebben
Dat men steeds meer naar de Inuit luisterde, begon resultaat op te leveren. In september 2014 werd het wrak van de Erebus nabij O’Reilly Island gevonden, precies op de plek die Inukpujijuk, een lokale Inuuk, een halve eeuw voordien had aangewezen. De Erebus bleek zich elf meter onder water te bevinden en zo goed als intact te zijn. Twee jaar later, in september 2016, werd in een baai aan de zuidkust van King William Island het wrak van de Terror gevonden. Ditmaal op aanwijzing van de lokale Inuuk Sammy Kogvik.
Wat weten we nu in feite over de Franklinexpeditie? Na hun eerste overwintering op Beechey Island voeren ze door Peel Sound zuidwaarts, maar kwamen ten noordwesten van King William Island in het ijs van Straat Victoria vast te zitten. Noodgedwongen overwinterden ze daar. Omdat het ijs in de zomer van 1847 maar niet wou ontdooien, moesten ze dat de daaropvolgende winter nog eens overdoen. In april 1848 besloten ze te voet naar de monding van Back River te trekken. Ze waren toen drie jaar onderweg, van de 129 bemanningsleden waren er intussen 24 overleden – waaronder hun kapitein John Franklin. Sommigen verkozen achter te blijven in de Erebus, maar de meesten vatten de helletocht van vierhonderd kilometer aan. Geen van allen overleefde het uiteindelijk. Toch doken er tot in de winter van 1851-1852 meldingen op van ontmoetingen van lokale Inuit met kabloonat.
Ondertussen weten we dat de zee ten westen van King William Island niet elk jaar voldoende ontdooit om schepen een doorgang te bieden
Devon Island
Dat de Franklinexpeditie een doorgang ten westen van King William Island zocht, ligt voor de hand. Zoek je de Westelijke Doorvaart, dan ga je niet oostwaarts varen. Bovendien heeft het eiland een oppervlakte van 13 174 km² – net zo groot als het Vlaams Gewest dus. Vaar je langs de oostkant van het eiland, dan heb je een tocht van ongeveer duizend kilometer voor de boeg. Vaar je langs de westkant, dan is dat slechts driehonderd kilometer. Dat scheelt een flinke slok op de borrel. Maar ondertussen weten we dat het ijs van Straat Victoria ten westen van King William Island niet elk jaar voldoende ontdooit om schepen een doorgang te bieden, terwijl dat aan de oostkant wel het geval is. Amundsen zal daarom wijselijk voor het langere traject ten oosten van King William Island opteren. Net zoals de Fram dat volgende week zal doen.
Dat de Franklinexpeditie mislukt is, staat buiten kijf. Maar precies daarin lag haar grootste succes
Dat de Franklinexpeditie mislukt is, staat buiten kijf. Maar precies daarin lag haar grootste succes. Want de vele expedities die achteraf naar de onfortuinlijke bemanningsleden op zoek gingen, hebben meer gebied in kaart gebracht dan Franklin ooit had kunnen realiseren, mocht hij behouden teruggekeerd zijn. Op die manier werd de basis gelegd voor de definitieve ontsluiting van de Noordwestelijke Doorvaart. Toch was het nog een halve eeuw wachten tot Roald Amundsen in 1906 als eerste die klus zou klaren. Maar dat is voer voor het volgende verhaal van Benjamin.
Jaak Palmans
© 2023 | Versie 2024-01-10 14:00
Lees het vervolg in (5/6)
Tegenslag bestaat niet
(kr) Credit: Kim Rørmark
(ks) Credit: Kevin Snair