Het begon met een haar
Anno 2023
Maandag 14 augustus | Reykjavík
Dinsdag 15 augustus | Straat Denemarken
Woensdag 16 augustus | Straat Denemarken
Maandag 14 augustus | Reykjavík
Onwezenlijk. Nauwelijks een wolkje ontsiert de staalblauwe hemel. De zon heerst over de stad alsof dat een doodnormale zaak is. De fraaie houten huizen op de oever van het Tjörnirmeer liggen glashelder in het rimpelloze water weerspiegeld. Wilde eendjes, grauwe ganzen, meeuwen en zwanen krijgen hompen brood toegeworpen. De terrasjes van de oude stad zitten overvol. Kortom, een prachtige lentedag zoals we die thuis ook kennen.
Alleen het koele briesje herinnert ons eraan dat we ons dicht bij de poolcirkel bevinden
Tjörnirmeer
Maar dat is het niet. We zijn in Reykjavík, de hoofdstad van IJsland. Dit is een van die zeldzame dagen waarop het land zijn kille naam allerminst eer aandoet. Alleen het koele briesje herinnert ons eraan dat we ons dicht bij de poolcirkel bevinden.
In dit lumineuze decor schittert het Ráðhús meer dan ooit. Aanvankelijk verrast deze postmoderne constructie. Maar laat je het geraffineerde samenspel van beton, glas en water wat op je inwerken, dan krijgt deze bleke mastodont een aangenaam en warm karakter. Aan de waterkant lijkt het zelfs alsof de ronde pilaren dit stadhuis uit het meer tillen.
Ráðhús
Verderop in de oude stad bevindt zich Austurvöllur. Het belangrijkste plein van de stad zou dit zijn, maar vandaag oogt het eerder als een vredig groen parkje. Centraal staat het standbeeld van Jón Sigurðsson, de IJslandse onafhankelijkheidsheld uit de 19e eeuw. Hier verzamelen de IJslanders zich weleens als ze het niet eens zijn met wat de overheid bedisselt. Maar op dagen zoals deze is dit een plek waar hoofdstedelingen graag van de warme stralen van de zomerzon komen genieten.
Alþingishúsið herbergt een van de oudste parlementen ter wereld
Alþingishúsið
Net zoals het pleintje oogt het aanpalende Alþingishúsið, het parlementsgebouw, eerder bescheiden. Nochtans is dit iets waarop de IJslanders trots mogen zijn. Want het herbergt een van de oudste parlementen ter wereld. Meer dan duizend jaar geleden reeds, in 930, kwamen de belangrijkste leiders van het land jaarlijks in een Alþingi samen om wetten uit te vaardigen en recht te spreken. Toen was dat nog in open lucht, vandaag gebeurt dat in dit stugge gebouw van vulkaansteen.
Austurvöllur
Naar de Hallgrímskirkja is het een beetje klimmen, want de IJslanders hebben hun kathedraal op het hoogste punt van de stad gebouwd. Toen architect Guðjón Samúelsson in de jaren veertig van de vorige eeuw met zijn ontwerp op de proppen kwam, veroorzaakte dat nogal wat ophef. We kunnen er inderdaad niet naast kijken, twee merkwaardige vleugels lijken de toren te stutten als een raket die op het punt staat te vertrekken. Ze stellen de indrukwekkende basaltkolommen voor waarin dit vulkanische eiland grossiert. Helaas heeft Samúelsson het resultaat van zijn werk nooit mogen aanschouwen. Hij stierf in 1950, zijn kathedraal werd pas voltooid in 1986.
Twee merkwaardige vleugels lijken de toren te stutten als een raket die op het punt staat te vertrekken
Hallgrímskirkja |
|
Orgel |
Zo opvallend de buitenkant van deze Lutheraanse kerk is, zo sober is haar interieur. Alleen het enorme orgel valt op, een kolos van 15 m hoog en liefst 25 ton zwaar. Van de 5 275 orgelpijpen zijn er sommige tien meter lang. De kwaliteitsvolle klank van dit instrument wordt alom geprezen. In die mate dat de kerkbanken tijdens een concert omgeklapt kunnen worden, zodat je naar achter kijkt en optimaal van de muziek kan genieten.
Net zoals Christoffel Columbus vijfhonderd jaar later, was het niet het Amerikaanse continent dat Leifur Eiríksson ‘ontdekte’, maar een eiland voor de kust
Buiten kijkt Leifur Eiríksson zelfbewust in de verte. Zijn standbeeld moet ons eraan herinneren dat hij de eerste Europeaan was die voet zette op Amerikaanse bodem. Helemaal juist is dat niet, want net zoals Christoffel Columbus vijfhonderd jaar later, was het niet het Amerikaanse continent dat deze Viking ontdekte, maar een eiland voor de kust. Voor Columbus was dat San Salvador, voor Eiríksson was dat Newfoundland. Toch volstond zijn exploot voor de Verenigde Staten om in 1930 dit standbeeld aan IJsland te schenken naar aanleiding van de duizendste verjaardag van de Alþingi.
Een zinderende mix van licht en kleur komt je vanuit de veelhoekige glazen facetten tegemoet
Hallgrímskirkja |
|
Harpa |
Nog zo’n landmark in de skyline van Reykjavík is Harpa, het indrukwekkende concert‑ en congresgebouw aan de havenkant. De gedurfde constructie van staal en glas evoceert eens te meer het basaltlandschap van IJsland. Een zinderende mix van licht en kleur komt je vanuit de veelhoekige glazen facetten tegemoet, een mix die voortdurend verandert naar gelang van je positie, de lichtinval, de kleur van zee en wolken.
Maar het is de MS Fram waar we in de oude haven naar op zoek gaan, het expeditiecruiseschip van Hurtigruten dat de komende achttien dagen onze vaste stek zal zijn. Aan de Myðbakki ligt hij op ons te wachten. In een mobiel politiekantoortje op de kade worden onze paspoorten gecontroleerd. Een loopbrug brengt ons naar dek 3 waar zowel wijzelf als onze bagage een veiligheidsscan ondergaan. Nog even ons Health Information Form ter goedkeuring voorleggen en we mogen de sleutelkaarten in ontvangst nemen. Voor we het goed en wel beseffen zijn we ons even na vijf in onze kajuit aan het installeren.
In 2018 kon de Fram tijdens zijn eerste Noordwestelijke Doorvaart zijn eindbestemming in Cambridge Bay niet eens bereiken, zoveel ijs had zich reeds gevormd
MS Fram
Heel de reis zal WiFi aan boord beschikbaar zijn, zo blijkt. Dat is het resultaat van een akkoord dat Hurtigruten vorig jaar met SpaceX afsloot. Zo kwam Starlink ter beschikking, het breedbandnetwerk van Elon Musk dat twaalfduizend communicatiesatellieten in een lage baan rond de aarde brengt en op die manier de meest afgelegen gebieden op aarde voor internet wil ontsluiten.
Voorts zal een app ons bij onze dagelijkse activiteiten begeleiden – het dagprogramma checken, het menu raadplegen, voor een excursie inschrijven, een tafel reserveren in het restaurant, bijkomende informatie exploreren, … Vooral de WhatsApp-groep Fram Wildlife Sigthings ligt ons na aan het hart. Die zal ons alarmeren zodra de Wildlife Watchers op de voorplecht een teken van leven in het water of op het land spotten. Laat ze maar komen, die walvissen en die ijsberen.
Zo kwam Starlink ter beschikking, het breedbandnetwerk dat de meest afgelegen gebieden op aarde voor internet wil ontsluiten
Ondertussen leren we hoe ons in deze verticale wereld te oriënteren. Want dat zal onze eerste reflex worden – op welk dek zit ik, op welk dek moet ik zijn? Eten doen we op dek 4. Daar bevindt zich ook de Lecture Hall en het Science Center. Voor observaties in open lucht kunnen we op de voorplecht op dek 5 terecht, of op de achterplecht op dek 7. Willen we de gure elementen ontwijken, dan strijken we in de Explorer Lounge op dek 7 neer en aanschouwen de omgeving vanuit onze luie zetel. De tenderpit – de plek waar we aan boord zullen gaan van een zodiac – bevindt zich helemaal beneden op dek 2, pal tegenover het Medical Center waar dokter Veronica de scepter zwaait. Desgewenst kunnen we op dek 7 in de gym of in de openluchtjacuzzi terecht, of op dek 8 in de sauna. En als we dan toch nog een probleem hebben, dan kunnen we altijd terecht bij de lieve dames van de receptie op dek 4.
Het idee alleen al maakt ons misselijk
MS Fram met reddingsboot en tenderpit |
|
Scheepsbel met allemansend |
Half acht. Verzamelen geblazen in de Explorer Lounge – waar was dat ook alweer? – voor de veiligheidsbriefing. Sedert de ramp met de Costa Concordia in 2012 is dat verplichte kost voor elk cruiseschip. Eerder mag het schip niet afvaren. We maken kennis met ons Muster Station, dat is de plek waar we ons in voorkomend geval horen te verzamelen. Voor de kajuiten met oneven nummers zoals de onze blijkt dat op dek 5 aan bakboord te zijn. Oeps, bakboord? Is dat de linkerkant van het schip?
Daar bevindt zich dus onze reddingsboot. Hij oogt vrij groot – 9,6 m lang, 4,5 m breed, 3,4 m hoog – tot je verneemt dat je er in voorkomend geval met 150 personen in moet plaatsnemen. Het idee alleen al maakt ons misselijk. Zo nodig horen we een TPA aan te trekken, een Thermal Protective Aid die ons tijdens de evacuatie zelfs in het water tegen extreme koude zal beschermen. Candice toont even hoe dat in zijn werk gaat, zo’n TPA aantrekken. Haar demonstratie overtuigt ons meteen van het feit dat we zoiets nooit op eigen houtje klaarspelen.
Half negen. Eindelijk is het zo ver. De Fram heeft de trossen gelost en vaart de haven uit. Het verbaast hoe zacht en geluidsarm dat gebeurt, zelfs in open water. Het dreunen van de motoren voel je niet eens, het gebrom hoor je nauwelijks.
Van Reykjavík naar de fjorden van Zuid-Groenland, de nederzettingen van West-Groenland, de Baffinbaai en dan verder doorheen de Canadese Arctische archipel naar Cambridge Bay – dat zal ons traject zijn
Skyline van Reykjavík met Hallgrímskirkja en Harpa
In de verte deemstert de skyline van Reykjavík nu langzaam weg. Steeds kleiner worden ze, de imposante Hallgrímskirkja die de stad domineert, het concertgebouw Harpa dat zelfs in de avondzon fonkelt als een edelsteen, de hoge appartementsblokken aan de kust, de havengebouwen. Allengs is de hele stad door de horizon opgeslorpt.
Hoog tijd om onze blik naar het westen te richten. Waar deze reis ons brengen zal, weten we vrij nauwkeurig. In theorie althans. Want we beschikken over een kaartje waarop het traject van de Noordwestelijke Doorvaart netjes uitgestippeld staat – Reykjavík, de fjorden van Zuid-Groenland, de nederzettingen van West-Groenland, de Baffinbaai en dan verder doorheen de Canadese Arctische archipel naar Cambridge Bay.
Maar wat we onderweg precies te verwachten hebben, daarover tasten we een beetje in het duister. Vele ontdekkingsreizigers hebben verwoede pogingen gedaan om deze doorvaart te realiseren, dat weten we. Velen hebben daarbij het leven gelaten. Dat het uiteindelijk Roald Amundsen was die pas in het begin van de 20e eeuw de doorvaart wist te realiseren, is alom bekend. Maar wat we zelf zullen zien, wat we zelf zullen meemaken, met welke problemen ons schip geconfronteerd zal worden, daar hebben we voorlopig het raden naar. In 2018 kon de Fram tijdens zijn eerste Noordwestelijke Doorvaart zijn eindbestemming in Cambridge Bay niet eens bereiken, zoveel ijs had zich reeds gevormd. De passagiers werden daarom in Resolute gedropt, meer dan zevenhonderd kilometer verder naar het noorden. In 2022 daarentegen, na een jarenlange standstill wegens de coronapandemie, slaagde de Fram er wel in de geplande tocht te voltooien. Voor ons lijken de vooruitzichten vooralsnog gunstig te zijn. Maar dat kan altijd veranderen, dat beseffen we maar al te goed. Spannend. Fascinerend.
Hun expertises blijken de meest uiteenlopende disciplines te omvatten
Alle administratieve en logistieke beslommeringen zijn nu achter de rug – voor ons althans – de echte reis kan beginnen. Dat is een deel van de boodschap van onze Noorse kapitein Sverre tijdens zijn welkomstdrink. Hij laat niet na zijn ploeg voor te stellen. Voor 132 passagiers zijn hier liefst 103 bemanningsleden aan de slag. Dat het vooral Filippino’s zijn die aan boord de dienst uitmaken, verbaast ons niet. Met zeventig zijn ze. Hun gedrevenheid en dienstvaardigheid zullen we snel weten te appreciëren. Datzelfde geldt overigens ook voor de andere nationaliteiten, met name de Noren, de Duitsers, de Fransen, de Britten en vele anderen. Maar het is nog steeds Mars die heerst over Venus, want we tellen slechts 23 vrouwelijke personeelsleden.
Voor ons is het vooral uitkijken naar de expeditiestaf. Specialisten zijn dat, die onze zodiaccruises en ‑landingen zullen plannen, uitvoeren en begeleiden, en in de marge daarvan de nodige wetenschappelijke, historische en culturele achtergronden zullen verstrekken. Met tweeëntwintig zijn ze, ze komen vooral uit Canada en Scandinavië. Hun expertises blijken de meest uiteenlopende disciplines te omvatten, onder meer geologie, oceanografie, ornithologie, aardwetenschappen, glaciologie, ecologie, mariene biologie, geomorfologie, paleo-archeologie, … noem maar op. Zelfs een historicus tekent present. Verrassenderwijze zullen het zijn bijdragen zijn die tot de meest opgemerkte van de reis zullen uitgroeien.
Heidi is in feite een urbane Inuk, maar haar hoofd en haar hart vertoeven bij de Inuit die op de kusten van de Canadese Arctische archipel leven
Maar nu is het vooral de aanwezigheid van expeditiestaflid Heidi die onze aandacht trekt. Zij behoort tot de Inuit – enkelvoud Inuk – een volk dat men vroeger nogal denigrerend Eskimo’s noemde. Ze woont in het Canadese Toronto en is dus in feite een urbane Inuk, maar haar hoofd en haar hart vertoeven bij de Inuit die op de kusten van de Canadese Arctische archipel leven. Haar taak bestaat erin om ons samen met haar zoons Gregory en Eli in een aantal aspecten van de Inuitcultuur in te wijden en ons te leren er respectvol mee om te gaan. Een taak die van wezenlijk belang is en die het trio met verve zal vervullen.
Dinsdag 15 augustus | Straat Denemarken
De zee is rustig, de lucht is grotendeels blauw, de zon straalt aan de hemel. Niets dat even voor zeven bij het ontwaken de rust verstoort. Alleen het gestage stampen van het schip herinnert ons eraan dat bij een zeereis altijd wel wat deining komt kijken. We zijn op open zee nu, de Fram heeft heel de nacht door gevaren. De komende weken zal dat niet anders zijn, want we hebben flink wat zeemijlen voor de boeg.
Ooit was zowel IJsland als Groenland een kolonie van Denemarken. Logisch dus, dat ze de tussenliggende zeestraat de Straat Denemarken gingen noemen. Een noordelijke variant van Mare Nostrum als het ware. Het zal ons twee dagen vergen om deze zeestraat over te steken. Twee lange dagen dat er niets te beleven valt.
Een saaie boel dus? Vergeet het maar
Noordse stormvogel
Een saaie boel dus? Vergeet het maar. We moeten lezingen en briefings bijwonen, we worden in het Science Center verwacht voor een grondige kennismaking, we moeten vogels en walvissen leren herkennen, we moeten leren wolken te observeren om de satellietwaarnemingen van de NASA aan te vullen, we moeten onze Muck boots op dek 2 afhalen, we moeten geregeld onze app checken en we mogen zeker niet nalaten elke dag om drie uur in de lounge het werk van de patisserie-afdeling onder goedkeurend gemompel alle eer aan te doen. En niet te vergeten, het belangrijkste van alles – we moeten een scherp oog op zee houden, want daar zullen geregeld walvisachtigen hun opwachting maken. En andere vreemde vogels.
Voorwaarts, dat is wat fram in het Noors betekent. De thuisbasis van onze Fram is dan ook het Noorse Tromsø. Hij blijkt in 2007 door Fincantieri gebouwd te zijn, een Italiaanse gigant die zowat alles bouwt wat je op zee kan aantreffen – van oorlogsschepen tot luxejachten, van cruiseschepen tot duikboten. In 2022 heeft de Fram een grondige opknapbeurt ondergaan. Normaal kan een expeditiecruiseschip zoals het onze 25 tot 30 jaar meegaan, zal kapitein Sverre daar later over zeggen, maar gebeurt het onderhoud goed en kan het schip nieuwe regelgeving en nieuwe verwachtingspatronen opvangen, dan kan het makkelijk 50 tot 60 jaar mee.
Dan breekt er plots brand uit bij de zodiacs
Zijn afmetingen mogen dan indrukwekkend zijn – 114 m lang en 20,2 m breed met een diepgang van 5,3 m – toch is de Fram eerder een dwerg onder de cruiseschepen. Maar goed ook, want zo krijgen we makkelijker toegang tot kleinere fjorden. Dat de romp ijsversterkt is en pakijs dus niet hoeft te duchten, is een belangrijke troef. Heel af en toe zullen we met 14 à 15 knopen de baren klieven, maar meestal zal de kapitein een kruissnelheid van 12 knopen aanhouden. Twaalf zeemijl per uur is dat, oftewel 22,2 km/u – ongeveer de snelheid van een ervaren recreatieve fietser dus.
Noordse stormvogel
Dan breekt er plots brand uit bij de zodiacs. Daar schrikken wij niet van, het is een simulatie voor een aangekondigde oefening. Maar voor de bemanning zijn dergelijke safety drills bittere ernst, ze rukken uit in vol ornaat. Ook voor ons hoort veiligheid een permanente bekommernis te zijn. Dat krijgen we even na elf tijdens de verplichte AECO-briefing goed ingepeperd. De nodige richtlijnen zijn daartoe door de Arctic Expedition Cruise Operators uitgedokterd, de vereniging van alle expeditiecruise-operatoren in het noordpoolgebied.
Terwijl de bemanning de virtuele brand blust, leren wij hoe ons correct te gedragen in het afgelegen noordpoolgebied. En daar komt heel wat bij kijken, weet expeditieleider Maria ons te vertellen. Niet alleen veiligheid, duurzaamheid en milieuvriendelijkheid verdienen onze aandacht, ook respect – respect voor de lokale bevolking, respect voor fauna en flora, respect voor culturele relicten.
In de Arctis zijn alle culturele relicten wettelijk beschermd
In de Arctis zijn alle culturele relicten wettelijk beschermd. Dat kunnen menselijke graven zijn of halfvergane ruïnes van trapperswoningen of van winterhuizen van de Inuit. Maar ook cairns van gestapelde stenen, een losse verzameling stenen die een tentring vormen, een gebleekte schedel van een muskusos, zelfs een verroest onderdeel van een schip. Soms zijn culturele relicten nauwelijks als dusdanig te herkennen, maar het consigne is steeds hetzelfde – afblijven.
Dat planten het in dit barre klimaat aartsmoeilijk hebben, hoeft geen betoog. Vertrappel je een plantje, dan breek je een proces af dat vele jaren nodig heeft om zich te herstellen. Dat horen we dus te vermijden – voor zover mogelijk. Arctische honden benaderen voor een fotootje of ze eventjes aaien is evenmin een goed idee. Dit zijn immers werkdieren, geen huisdieren. Tijdens deze zomermaanden liggen ze werkloos aan de ketting, meestal aan de rand van de nederzetting. De warmte en het gebrek aan beweging maakt ze rusteloos. Pas tijdens de koude wintermaanden zijn ze in hun sas.
Onvermoeibaar draaien de noordse stormvogels hun rondjes achter de Fram, zwevend op de thermiek, terwijl ze hun stijve, rechte vleugels nauwelijks bewegen
Noordse stormvogel |
|
|
Omgaan met ijsberen, dat is een hoofdstuk apart. Zowel in Groenland als in Canada kunnen we ze ontmoeten. We kijken er al naar uit om ze zo dicht mogelijk te benaderen. Maar ook weer niet te dicht. Vόόr elke landing met zodiacs zal daarom een groep scouts uitrukken om de omgeving grondig te verkennen. Blijkt er een ijsbeer in de buurt rond te hangen, dan wordt de landing zonder pardon afgelast. Voorts zullen de expeditiestafleden aan land over een flare gun beschikken om zo nodig ijsberen met losse flodders en veel lawaai af te schrikken. Mocht dat niet volstaan – wat zelden of nooit gebeurt – dan beschikken ze over een geweer om erger te voorkomen. In dat geval volgen we zeer strikt de instructies van onze begeleiders. Gauw nog een paar fotootjes maken, daar is het dan écht niet het geschikte moment voor, beklemtoont Maria.
Eenmaal in de buurt van land zullen de externe luidsprekers uitgeschakeld worden, teneinde dieren in de omgeving zo weinig mogelijk te verontrusten
Af en toe zullen mededelingen bekend gemaakt worden via het PA-systeem, het Public Address System. Zolang we op open zee zijn, is dat op de luidsprekers in de gangen en op de buitendekken aangesloten, maar ook op de telefoons in de kajuiten. Eenmaal we in de buurt van land zullen zijn, zullen de externe luidsprekers uitgeschakeld worden, teneinde dieren in de omgeving zo weinig mogelijk te verontrusten.
Ook de landingen met de zodiacs moeten met zo weinig mogelijk verstoring van het natuurlijke milieu gepaard gaan. Hooguit honderd personen mogen tegelijkertijd aan land gaan. Vermits we met 132 zijn – begeleiders niet eens meegerekend – zullen landingen in de vrije natuur daarom altijd in twee shifts plaatsvinden. Meestal zullen dat natte landingen zijn, waarbij we een eindje door het water waden. Vandaar de noodzaak muck boots te dragen. Die moeten we na elke uitstap reinigen om te vermijden dat we organismen van het ene eiland naar het andere meedragen. Uiteraard hanteren we bij het in‑ en uitstappen de zogenaamde sailor’s grip waarbij je elkaar bij de pols vastneemt. En dragen we in de zodiac altijd het life jacket dat in onze kajuit beschikbaar is.
Momenteel laat de ijskaart nog steeds dicht ijs zien in sommige gebieden die we moeten doorkruisen
IJskaart met dicht ijs (A, B, C) ten noorden van King Williameiland
Zo’n landing plannen, dat blijft altijd een beetje gokken, verzucht Maria. Elke avond zal ze de planning van de volgende dag voorstellen. Noem dat maar plan A. Maar heel dit seizoen hebben ze plan A nog maar één keer kunnen uitvoeren. Hoe je het ook draait of keert, de weersomstandigheden zijn allesbepalend. Voor Arctisch Canada in het bijzonder zijn dat de ijscondities. Momenteel laat de ijskaart nog steeds dicht ijs zien in sommige gebieden die we moeten doorkruisen. Laat ons hopen dat de situatie aldaar over twee weken geëvolueerd zal zijn.
Ontdekkingsreizigers waren vaak gedwongen betere weersomstandigheden af te wachten, soms moesten ze zelfs in barre omstandigheden overwinteren
Maar dan is er nog altijd de wind. Vaak ontpopt die zich als een te duchten spelbreker. Hevige wind kan zodiaclandingen onmogelijk maken, maar kan ook ijsschotsen samendrijven waardoor zelfs de Fram in problemen kan komen. Te weinig wind is ook niet goed, want dan kan zich een dichte mist vormen. Dat hoort er nu eenmaal bij als je de Canadese Arctische archipel bevaart. Ontdekkingsreizigers die de afgelopen eeuwen naar de Noordwestelijke Doorvaart op zoek waren, konden erover meespreken. Vaak waren ze gedwongen betere weersomstandigheden af te wachten, soms moesten ze zelfs in barre omstandigheden overwinteren. Die verhalen zal onze Britse historicus Benjamin voor ons opdiepen.
Noordse vinvis
Genoeg gepalaverd, we duffelen ons in en gaan op de voorplecht een frisse neus halen. Net op tijd om in de verte het donkere silhouet van een noordse vinvis te ontwaren, een sei whale in het Engels. Makkelijk te herkennen volgens Ellie, onze mariene bioloog. Want het is de enige walvis waarvan je de spuitfontein en de rugvin tegelijkertijd kan zien. Bij andere walvissen zal je de rugvin pas zien verschijnen nadat ze hun duikbeweging ingezet hebben.
De noordse vinvis haalt snelheden tot 55 kilometer per uur, meer dan het dubbel van de topsnelheid van onze Fram
Komt het op tonnage aan, dan is dit de nummer drie onder de zeezoogdieren – 28 ton zwaar, bijna twintig meter lang. Alleen de blauwe vinvis en de gewone vinvis zijn nog groter. Bovendien is het een snelle zwemmer. Hij haalt snelheden tot 55 kilometer per uur, meer dan het dubbel van de topsnelheid van onze Fram.
Dat enorme lichaam heeft natuurlijk een berg voedsel nodig, enkele honderden kilo’s per dag. Krill, roeipootkreeftjes en andere in scholen levende schaaldieren zijn z’n favoriete kost, maar ook vissen en inktvissen zal hij niet versmaden.
Aan de kust zal je noordse vinvissen zelden waarnemen. De open zee is hun favoriete habitat, liefst van al de diepzee. Ze kunnen tot twintig minuten onder water blijven, maar duiken zelden dieper dan driehonderd meter. In tropische gebieden zal je ze nooit aantreffen, in polaire gebieden evenmin. Momenteel heeft dit exemplaar het in deze subpolaire wateren kennelijk naar zijn zin, maar zodra het wat kouder wordt, zal hij in het zuiden iets warmere wateren opzoeken. Die levensstijl werpt vruchten af, want noordse vinvissen kunnen 65 tot 70 jaar oud worden.
Noordse vinvis
Dan klinkt de stem van de kapitein door het PA-systeem. Daar zal hij een gewoonte van maken, ons dagelijks omstreeks het middaguur over de whereabouts van de Fram informeren. Momenteel bevinden we ons in een deel van de Straat Denemarken dat men de Irmingerzee noemt. Al 185 zeemijl hebben we achter de rug, nog 460 hebben we er voor de boeg vooraleer we de zuidpunt van Groenland bereiken. De weersvooruitzichten voor vandaag en morgen zijn goed, het zal dus een rustige vaart worden.
Rekenen we die zeemijlen om naar kilometers, dan blijkt dat we 1 200 km af te leggen hebben naar onze eerste bestemming. Met een snelheid van 12 knopen – de snelheid van een recreatieve fietser – vergt ons dat 54 uur varen.
Dat de zee hier 1 700 m diep is, wist de kapitein ons ook nog te vertellen. Iets verder naar het noorden is de Straat Denemarken zelfs nog dieper. En daar gebeurt iets spectaculairs. Want wij denken dat zeewater alleen door de wind en door de getijden in beweging gebracht wordt. Maar dat is niet zo. Ook temperatuurverschillen en verschillen in zoutgehalte kunnen drijvende krachten zijn. Het ijskoude water dat uit het noorden komt, botst hier op het warme water uit het zuiden. Aangezien koud water relatief zwaarder is dan warm water, zoekt het de bodem op. Daar schuift het onder het warme water door, verder zuidwaarts.
De grootste waterval ter wereld, met een verval van bijna drieduizend meter, bevindt zich onder water
Maar de zeebodem is niet vlak. Een onderzeese bergketen houdt het koude water tegen, waardoor het zich achter deze natuurlijke hindernis ophoopt. Tot het over de top van de bergketen stroomt. Daar tuimelt het constant naar beneden, van een diepte van 600 m naar een diepte van 3 500 m. Een onderzeese waterval van bijna drieduizend meter dus. En dat over een breedte van ongeveer 160 km. Daar kunnen de Victoriawatervallen en tutti quanti een punt aan zuigen. De grootste waterval ter wereld bevindt zich onder water.
Noordse vinvis
Maar van al dat onderzees geweld merken we niets. Niets verraadt de aanwezigheid van een waterval – geen gedonder dat je kilometers ver hoort, geen fraaie regenbogen in opspattend schuim, niet de minste stroming in het oppervlaktewater. Alleen met wetenschappelijke meetapparatuur kan je het fenomeen detecteren.
Bekijken we mineralen door de microscoop, dan gaat er een nieuwe wereld voor ons open
De wetenschap heeft nog meer voor ons in petto. Dat vernemen we na de lunch van Vivi, onze Finse conservatiebioloog annex vrolijke spring-in-‘t-veld. Nieuwsgierigheid, kennis en interesse doen toenemen, dat is de bedoeling van het goed uitgeruste Science Center aan boord. We zullen er naar believen kunnen in‑ en uitlopen. Er is software beschikbaar om planten en dieren te identificeren, er zijn krachtige microscopen beschikbaar om waterstalen en mineralen te bestuderen. Dat werkt al gauw aanstekelijk. Bekijken we mineralen door de microscoop, dan gaat er een nieuwe wereld voor ons open. Wat we tot nu toe steentjes en keien noemden, blijken vaak geraffineerde structuren te zijn met een verrassend spel van lijnen, vormen en kleuren.
Ze lijkt een beetje primitief, de Secchischijf waarmee Vivi nu uitpakt. In feite is het niet meer dan een ronde witte schijf aan een lang meettouw. Maar in al zijn eenvoud blijkt het een handig meetinstrument te zijn. Vanuit een zodiac laat je de schijf in het water zakken en je registreert op welke diepte ze onzichtbaar wordt. Zo krijg je een redelijk goed beeld van de aanwezigheid van fytoplankton, een belangrijke voedselbron. Wat gras is voor dieren aan land, is fytoplankton voor dieren in zee. Maar fytoplankton is veel meer dan dat. Meer dan 60 % van de zuurstof op aarde wordt door fytoplankton geproduceerd. Dat wij, mensen, zorgeloos kunnen ademhalen, danken we in belangrijke mate aan de fotosynthese waarmee deze microscopische plantjes dag in dag uit bezig zijn.
Verdachten nummer 1 zijn de schepen die ijzererts afvoeren van de open ijzermijn van Mary River
Vivi’s enthousiasme draait ondertussen op volle toeren. Wolkenformaties waarnemen en de gegevens aan de NASA doorspelen. Foto’s van bultruggen en orka’s aan Happy Whale doorspelen, teneinde individuele dieren op te volgen. Vogels observeren en het resultaat aan eBird melden. Waarnemingen van dieren delen met iNaturalist. Het kan allemaal aan boord. En het is nog relevant ook, zelfs als amateurs zoals wij het doen. Waarom? Om de simpele reden dat deze afgelegen gebieden zelden bezoek krijgen en waarnemingsgegevens daarom schaars zijn.
Precies dat is ook de reden waarom Vicky en Betty aan boord zijn. Gastwetenschappers worden ze genoemd, in het kader van hun onderzoek zullen ze doorlopend metingen doen. De aanwezigheid van microplastics in deze subpolaire omgeving is hun studieobject. Daartoe samplen ze het inlaatwater van de Fram, nemen ze stalen van het zeewater op de plaatsen waar we met de zodiacs zullen landen, en nemen ze ook doorlopend luchtstalen. Met dat laatste proberen ze de uitstoot van black carbon in kaart te brengen. Want dat is een stof die tot de klimaatopwarming bijdraagt. Verdachten nummer 1 zijn in dat verband de schepen die ijzererts afvoeren van de open ijzermijn van Mary River. Die zouden weleens flink wat zwarte koolstof kunnen uitstoten. En last but not least, grijnst Betty, zullen ze op het schip hier en daar recipiënten plaatsen om een beeld te krijgen van onze uitstoot van microplastics. Onze uitstoot van microplastics? Wel ja, de kunststofkleding die we dragen, de rode wind‑ en waterdichte jassen met fluogele kap die we ondertussen gekregen hebben, daar komen tijdens onze bewegingen onvermijdelijk microscopische deeltjes van vrij.
Op de achterplecht stellen we vast dat het alleen noordse stormvogels zijn die ons met hun gezelschap vereren. Onvermoeibaar draaien ze hun rondjes achter de Fram, zwevend op de thermiek, terwijl ze hun stijve, rechte vleugels nauwelijks bewegen. Heel het jaar door blijven ze op open zee en zetten ze geen poot aan de grond, behalve tijdens het broedseizoen. Zo krijgen ze natuurlijk flink wat zout zeewater binnen. Dat zout wordt via een zoutklier en twee buisjes op hun bek afgevoerd. Voor de toevallige waarnemer lijkt het alsof ze snipverkouden zijn. De verwantschap met de albatrossen van de Zuidelijke Oceaan is overduidelijk.
Ze voeden zich met vis, pijlinktvissen, plankton en visafval. Die prooien pikken ze meestal van het wateroppervlak, maar heel af en toe laten ze zich tot een duikje verleiden. Microplastics vormen ook voor hen een bedreiging, want die schadelijke stoffen hopen zich in hun spijsverteringsstelsel op. Ook kwallen lusten ze en dat is nog een groter probleem. Want plastic verwarren ze soms met een smakelijke kwal. Bij ongeveer de helft van de vogels is plastic in de maag aangetroffen. Zelfs bij kuikens, wat soms tot hun dood leidt.
Enkel tijdens het broedseizoen zoeken noordse stormvogels noodgedwongen de kliffen op om aan hun nageslacht te werken. Dan kom je best niet in hun buurt, want ze kunnen vies ruikende maagolie tot twee meter ver spuiten. Komt dit goedje op de veren van een vogel, dan kan dat zijn vliegvermogen aantasten en zelfs tot zijn dood leiden.
In één slok krijgt de gewone vinvis tot 70 m³ water binnen. Dat stemt overeen met het volume van een kamer van vier meter op zeven, en tweeënhalve meter hoog
Gewone vinvissen
Dan dagen halfweg de horizon twee gewone vinvissen op. Of althans hun spuitfonteinen, want van hun lichaam zien we voorlopig niet veel. Waarom deze vinvissen gewoon genoemd worden, begrijpen we niet. Een dier dat 27 meter lang kan worden, dat vinden wij helemaal niet gewoon. Per slot van rekening is de gewone vinvis de tweede grootste diersoort op aarde.
Toch voedt deze reus onder de zeezoogdieren zich vooral met de kleinste wezens die in de oceaan voorkomen – krill en roeipootkreeftjes. Daartoe draait hij zich op zijn rechterzijde en zwemt met wijd geopende muil zijn prooi tegemoet. In één slok krijgt hij op die manier tot zeventig kubieke meter water binnen. Dat stemt overeen met het volume van een kamer van vier meter op zeven, en tweeënhalve meter hoog. Vervolgens perst hij het water terug naar buiten, waarbij al dat lekkers in zijn baleinen blijft hangen. Daar houdt hij ongeveer tien kilogram voedsel aan over. In aanmerking genomen dat hij dagelijks ongeveer 1 800 kg voedsel nodig heeft, heeft hij dus flink wat water te behappen.
In de Golf van Californië heeft men al eens een groep van zestien orka’s een gewone vinvis zien achtervolgen en doden
Hij lijkt ongenaakbaar, deze goedaardige gigant, maar hij is dat niet. Hoe groot hij ook mag zijn, toch heeft de gewone vinvis vijanden. In de eerste plaats de mens natuurlijk. Als gevolg van intensieve bejaging is het nog steeds een bedreigde diersoort. Maar ook orka’s kunnen een ernstige bedreiging vormen, zelfs voor volwassen dieren. Zo heeft men in de Golf van Californië al eens een groep van zestien (!) orka’s een gewone vinvis zien achtervolgen. Een uur duurde het eer ze hem te pakken kregen en konden doden. Een kwartier lang knabbelden ze aan het zinkende karkas. Toen lieten ze het aan zijn lot over.
Maar het heeft ook een belangrijk voordeel – we zullen zes keer een dag van vijfentwintig uur beleven
In het westen gaat langzaam de zon onder. Voorlopig doet ze dat nog. Over een week of twee, wanneer we ons meest noordelijke punt bereikt zullen hebben, zal dat niet meer het geval zijn. Dan zullen we heel de nacht door van de middernachtzon kunnen genieten. Door de dichte bewolking kunnen we er nu niets van zien. Toch is de zichtbaarheid over het rustige blauwe water uitstekend.
Vannacht zullen we de klok een uur achteruit zetten – drie uur wordt twee uur. In totaal zullen we dat tijdens deze reis zes keer doen. Dat heb je nu eenmaal als je dicht bij de pool vaart, daar liggen de meridianen dicht bij elkaar en zijn de tijdszones vrij smal. Maar het heeft ook een belangrijk voordeel – we zullen zes keer een dag van vijfentwintig uur beleven.
Woensdag 16 augustus | Straat Denemarken
Pilot whales around 30 at 2 o’clock. Nog een beetje slaperig nemen we kennis van het berichtje in de WhatsApp-groep. Aan stuurboord zijn dus een dertigtal grienden opgedaagd. Maar het is zeven uur in de ochtend, helaas zijn we er nog niet klaar voor. En onze kajuit is aan bakboordzijde. Eer we goed en wel buiten zijn, zijn de grienden uit het zicht verdwenen.
Vreemd is dat. Het is alsof het zeeoppervlak met een kleed van zwart fluweel bedekt is. Van golven of zelfs maar van rimpels op het water is er nauwelijks sprake, hooguit een zachte deining. Nochtans bevinden we ons nog steeds op volle zee. Een grijs wolkendek heeft de hemel volledig in zijn greep, het regent een beetje. Wind is er amper, toch is er geen mist. Zelfs de noordse stormvogels laten ons even in de steek.
Het begon allemaal met een haar. Met zijn boude uitspraak trekt historicus Benjamin na het ontbijt natuurlijk meteen onze aandacht als hij de geschiedenis wil schetsen van Groenland – of van Kalaallit Nunaat, zoals de Inuit zelf hun land noemen. Een saaie opsomming van historische feiten moet je van hem niet verwachten. Benjamin wil een verhaal vertellen, hij wil inzoomen op de drijfveren, de ambities, de voorspoed en de tegenslagen van zijn hoofdrolspelers, hij wil het waarom en het hoe van hun exploten ontdekken.
De huidige bewoners van Groenland komen niet uit één volk voort dat in een ver verleden vanuit Alaska dit enorme eiland koloniseerde
Grote pijlstormvogels
Al is zijn bewering ietwat overtrokken, toch was het inderdaad de analyse van een mensenhaar dat een nieuw licht op de eerste migratiegolven wierp. Want de huidige bewoners van Groenland komen niet uit één volk voort dat in een ver verleden vanuit Alaska dit enorme eiland koloniseerde. Neen, Groenland heeft verscheidene migratiegolven gekend. Steeds opnieuw vestigden volkeren zich op zijn kusten, trachten daar in extreem moeilijke omstandigheden te overleven, slaagden daar ook enkele eeuwen in, maar verdwenen uiteindelijk in de nevelen des tijds.
Het mensenhaar waarvan sprake was in de jaren tachtig van de vorige eeuw nabij Qeqertasussuk op de westkust van Groenland gevonden. Het bleek nog in perfecte staat te zijn toen onderzoekers het in 2010 aan een modern DNA-onderzoek onderwierpen. Wat bleek? Het was 4 000 jaar oud. Het behoorde dus aan een man die deel uitmaakte van wat wij tegenwoordig de Saqqaq noemen, een cultuur die tussen 2 500 en 800 v.Chr. vooral op de westkust van Groenland aanwezig was.
Deze migranten moeten de overtocht van de Beringzee in de winter gedaan hebben toen de zeestraat dichtgevroren was
Een vergelijking met volkeren die in het verre noordoosten van Siberië leefden, toonde bovendien aan dat onze man daar genetisch mee verwant was. Met andere woorden, ongeveer 5 000 jaar geleden moet er een migratie van Siberië naar Groenland plaatsgevonden hebben. Let wel, in die tijd bestond er geen landbrug tussen Siberië en Alaska. Deze migranten moeten de overtocht van de Beringzee dus in de winter gedaan hebben toen de zeestraat dichtgevroren was. Waarmee ze een enorm risico namen, want men mag aannemen dat ze vooraf niet wisten hoe breed de zeestraat was en waar ze zich zouden bevinden tegen de tijd dat het zee-ijs zou beginnen te smelten.
Grote pijlstormvogel
Hetzelfde geldt voor de migratiegolf die zich in het uiterste noorden van Groenland vestigde en zich daar van 2 400 tot 1 300 v.Chr. wist te handhaven. Independence I wordt deze cultuur genoemd, een naam die naar de Independence Fjord verwijst, de plek waar de eerste vondsten gedaan werden.
Beide culturen waren allang van het toneel verdwenen toen zich omstreeks 700 v.Chr. een nieuwe migratiegolf aandiende. Waar deze mensen precies vandaan kwamen, weet men niet, maar ze waren niet van de minsten, beklemtoont Benjamin. Want ze slaagden erin niet alleen West‑ en Oost-Groenland te koloniseren, maar ook het enorme territorium van het Canadese Nunavut. Hun naam, Vroege Dorset, verwijst naar het eiland Dorset in de buurt van de Hudsonbaai.
De Thule zijn de rechtstreekse voorouders van de huidige Inuit – zowel genetisch als cultureel en sociaal
Na de Vroege Dorset kwamen de Late Dorset. Nogal logisch, zou je denken. Maar zo simpel is het niet. Want het was duizend jaar wachten vooraleer de Late Dorset hun opwachting maakten. Van 200 tot omstreeks 1100 was niemand erin geïnteresseerd naar Groenland te verhuizen, zo lijkt het.
Dan daagden de Thule op. Het plaatje veranderde nu compleet. Vanaf 1300 ontplooiden zij zich over de kusten van Groenland. Wat er met de Dorset gebeurd is, weten we niet. Feit is dat na 1500 van hen nooit meer iets gehoord is. De Thule daarentegen wisten zich tot op heden te handhaven. Want zij zijn het die de rechtstreekse voorouders zijn van de huidige Inuit – zowel genetisch als cultureel en sociaal.
Grote pijlstormvogels
Ondertussen was er een migratie van een heel ander kaliber op gang gekomen. Ditmaal kwamen de migranten uit het oosten, meer bepaald uit IJsland. Daar hadden Noormannen zich enkele tientallen jaren geleden gevestigd om hun tirannieke heersers in Denemarken en Noorwegen te ontvluchten. Maar in IJsland was steeds minder vruchtbare grond beschikbaar, dus wilden ze in Groenland hun kans wagen.
In 982 was Erik de Rode er al eens een kijkje gaan nemen en had hij het eiland Groenland gedoopt – een cynische marketingstunt om zoveel mogelijk kolonisten warm te maken voor een expeditie naar het onherbergzame eiland. In 985 was het zover. Een vloot van 25 schepen onder leiding van Erik voer van IJsland naar de zuidpunt van Groenland. Hetzelfde traject als wij nu volgen. Maar met minder succes, want slechts 14 schepen overleefden de oversteek.
Zelfs onder een dichte bewolking of in de schemering, wanneer de zon zich onder de horizon bevindt, konden de Noormannen met een stuk IJslandspaat de positie van de zon bepalen
Toch dwingt het bewondering af hoe de Noormannen zelfs op open zee wisten te navigeren. In eeuwenoude annalen is er sprake van een mysterieuze zonnesteen die hen daarbij hielp. Zelfs onder een dichte bewolking of in de schemering, wanneer de zon zich onder de horizon bevindt, konden ze daarmee de positie van de zon bepalen. Wetenschappers vermoeden dat het om IJslandspaat ging. Hou je dit transparante mineraal voor je blote oog, dan kan je de polarisatie van indirect zonlicht detecteren. Vervolgens kan je met een nauwkeurigheid van enkele graden de positie van de zon bepalen.
Zonder het te weten profiteerden deze Noormannen van wat we tegenwoordig het middeleeuws klimaatoptimum noemen, een periode waarin de temperatuur in het noordelijk halfrond beduidend hoger lag dan voorheen en nadien. Die middeleeuwse zomer duurde ongeveer van 950 tot 1250.
Drieteenmeeuw
Toch moet het geen pretje geweest zijn, met open boten in de woeste omgeving van de fjorden van Zuid-Groenland te arriveren. Vruchtbare grond was er nauwelijks, tenzij diep in de fjorden. Het land was ruig en onontgonnen, het klimaat meedogenloos. Maar Noormannen zijn van geen kleintje vervaard. Ze bleven waar ze waren en bouwden er de Oostelijke Nederzetting uit. Op het hoogtepunt moeten er ongeveer 4 000 mensen gewoond hebben. Zelf vestigde Erik de Rode zich in Brattahlíð. Een vijfhonderdtal ruïnes herinneren tot op de dag van vandaag aan hun aanwezigheid.
Gaandeweg trokken de Noormannen langs de westkust van Groenland noordwaarts. De omgeving van de huidige hoofdstad Nuuk leek hun zo aantrekkelijk, dat ze er de Westelijke Nederzetting stichtten. Meer dan duizend bewoners heeft deze regio echter nooit geteld. Zo ver naar het noorden was het groeiseizoen veel te kort om voldoende landbouwproducten voort te brengen.
Trammelant leek onvermijdelijk, toen de Noormannen steeds verder noordwaarts trokken en de Thule naar het zuiden op weg waren
Trammelant leek onvermijdelijk, toen de Noormannen steeds verder noordwaarts trokken en de Thule naar het zuiden op weg waren. Dat ze elkaar op het einde van de 14e eeuw ontmoet hebben, staat buiten kijf. Dat ze handel met elkaar dreven ook. Maar de relaties bleven stroef, op het vijandige af. De Noormannen noemden de Inuit spottend skrælingen, vermoedelijk een Oudnoorse verwijzing naar de dierenhuiden die ze droegen. De Inuit van hun kant hadden geen hoge pet op van de Noormannen omdat ze niet eens over degelijke kledij van dierenhuiden beschikten om de extreme omstandigheden te trotseren.
Drieteenmeeuwen
Dan zette plots het verval in. De Noormannen trokken weg. Het laatste document dat men in de Oostelijke Nederzetting teruggevonden heeft, dateert van 1408. Wat de reden van deze leegloop was, daar heeft men het raden naar. Verscheidene hypothesen zijn geformuleerd. De meest waarschijnlijke daarvan wijst de Kleine IJstijd als de grote boosdoener aan. Die teisterde de regio van ongeveer 1400 tot 1850. Een ‘echte’ ijstijd was het niet, de jaarlijkse gemiddelde temperatuur daalde niet eens met 1 °C, maar in deze precaire omgeving volstond dat. Oogsten mislukten, het vee overleefde de winters niet. Vast ijs omsloot de kusten van Groenland, waardoor het binnenland voor schepen onbereikbaar werd.
Na 1500 waren er in Groenland geen Noormannen meer. De Inuit hadden Groenland opnieuw voor zichzelf. Met de Kleine IJstijd wisten ze wel raad. In hun kajaks waren de Inuit uitstekende jagers, met hun harpoenen joegen ze op zeehonden, narwallen en zelfs walvissen. Hun traditionele kledij op basis van de huid van zeehonden en kariboes was voor deze extreme omstandigheden uitstekend geschikt. In tegenstelling tot Europese kledij werd ze niet waardeloos zodra ze nat was.
Genderspecifieke rollen kenden de Inuit niet, vrouwen en mannen leverden gelijke bijdragen aan de gemeenschap, in een tijd waarin dat in Europa nog lang niet het geval was
Genderspecifieke rollen kenden de Inuit niet, vrouwen en mannen leverden gelijke bijdragen aan de gemeenschap, in een tijd waarin dat in Europa nog lang niet het geval was. Ze sneden kunstzinnige figuren uit potvistanden en maakten kaarten van hout waarbij uitsnijdingen op de rand de kliffen op de kust voorstelden. Dit was geen cultuur die wist te overleven, betoogt Benjamin, dit was een cultuur die bloeide.
Ondertussen in Europa. Daar begon de Deense vorst Christian IV zich zorgen te maken over zijn onderdanen in Groenland – niet zozeer over hun welzijn, wel over de inkomsten die hij moest derven. Drie expedities stuurde hij tussen 1605 en 1607 naar Groenland. Maar Noormannen waren er niet, het enige wat men vond waren ruïnes.
Dat de Noormannen uitgestorven of geëmigreerd waren, dat kon men niet geloven. In 1722 werd bisschop Hans Egede eropuit gestuurd om de verdwenen Noormannen op te sporen en meteen ook maar te bekeren. Want ondertussen had het lutheranisme Scandinavië veroverd, een weldaad waarvan de Noormannen in Groenland verstoken bleven.
Hans Egede bleef culturele superioriteit uitstralen. Wat hem een controversiële figuur maakt, net zoals Christoffel Columbus bijvoorbeeld
Egede landde op Kangeq en noemde deze plek de Kolonie van de Hoop. Maar hoe hij ook zocht, Noormannen vond hij niet. Hij begon dan maar Inuit te bekeren. Daar liet hij geen gras over groeien. In 1724 reeds doopte hij het eerste Inuitkind. Later werd de kolonie landinwaarts verschoven en kreeg ze de naam Godthåb of Goede Hoop. Uiteindelijk zou die plek de naam Nuuk krijgen en de hoofdstad van Groenland worden.
Egede mag dan wel positieve dingen gedaan hebben, merkt Benjamin op, maar hij bleef culturele superioriteit uitstralen. Wat hem een controversiële figuur maakt, net zoals Christoffel Columbus bijvoorbeeld. Zijn standbeeld in Nuuk is al eens met rode verf beklad.
In 1911 kreeg Groenland twee parlementen – eentje voor het noorden en eentje voor het zuiden – maar Denemarken hield de touwtjes stevig in handen. Alle belangrijke beslissingen werden in Kopenhagen genomen, over de hoofden van de Inuit heen.
Grienden
Dan kwam de Tweede Wereldoorlog. Nazi-Duitsland bezette Denemarken. Kauffman, de Deense ambassadeur bij de USA, sloot in april 1941 op eigen houtje een overeenkomst met de USA. Die gaf de USA toestemming om in Groenland luchtmachtbasissen te installeren teneinde een eventuele Duitse aanval te voorkomen. Daar konden ze in Kopenhagen niet mee lachen. Kauffman werd van hoogverraad beschuldigd, zijn rang en stand werden hem ontnomen. Na het einde van de oorlog volgde zijn rehabilitatie echter vrij snel.
In 1968 crashte een B‑52 met vier waterstofbommen op het zee-ijs. Nog steeds bestaat het vermoeden dat slechts drie van de vier bommen gerecupereerd zijn
Dat de USA nog steeds over een luchtmachtbasis in Pituffik beschikt – de voormalige Thule Air Base – is een uitloper van dit verdrag. Daar was het dat in 1968 een B‑52 met vier waterstofbommen op het zee-ijs crashte. Nog steeds bestaat het vermoeden dat slechts drie van de vier bommen gerecupereerd zijn.
Maar de Groenlanders hadden intussen de smaak van de zelfbeschikking te pakken. In 1953 werd de kolonie een autonome provincie en kreeg ze een vertegenwoordiging in het Deense parlement. In 1956 bood de USA 100 000 000 000 dollar aan om het eiland te kopen, maar dat wezen de Groenlanders resoluut van de hand. In 1979 verkreeg het eiland Home rule, in 2009 Self-rule. Voortaan had Groenland zelfs het recht zich eenzijdig onafhankelijk te verklaren, mits de bevolking via referendum daarmee instemde – een stap die de Groenlanders voorlopig niet geneigd zijn te zetten. Want dan zou Denemarken meteen de geldkraan dichtdraaien. Wel trad Groenland in 1985 uit de Europese Economische Gemeenschap – een geruisloze Grexit dus, 35 jaar voor de tumultueuze Brexit. Sedertdien beschikt Groenland zelf over zijn visgronden.
Grienden, grote pijlstormvogel
Pilot whales port side close, meldt onze app. Ditmaal zijn we er als de kippen bij. Sierlijk klieven de grienden door het spiegelgladde zilveren wateroppervlak. In een synchroon ballet verschijnen hun zwart glanzende, gekromde ruggen telkens opnieuw boven water. Hun sikkelvormige rugvinnen maken hen makkelijk herkenbaar. Zoals bij alle dolfijnen staat die midden op hun rug, terwijl bij walvissen de rugvin verder naar achter staat. Vooral in koud of zelfs polair water voelen grienden zich thuis.
Tegenwoordig gaat men ervan uit dat geluidsoverlast veroorzaakt door menselijke activiteiten de belangrijkste reden is waarom grienden soms letterlijk het noorden kwijt zijn
Grienden zijn bij uitstek sociale dieren. De school die we observeren, telt twintig tot dertig dieren. Ooit dacht men dat zulke groepen door een alfawijfje geleid werden. Hun Engelse naam, pilot whale, vindt zijn oorsprong in die misvatting. Het massaal stranden van grienden werd dan aan een oriëntatiefout van het leidende wijfje toegeschreven. Door hun pilot blindelings te volgen, strandden alle dieren van de groep. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat geluidsoverlast veroorzaakt door menselijke activiteiten de belangrijkste reden is waarom grienden soms letterlijk het noorden kwijt zijn.
Vier tot zeven meter lang kunnen ze worden, wat grienden na orka’s de tweede grootste dolfijnsoort maakt. Over orka’s gesproken – dat zijn eigenlijk hun grootste vijanden, de mens niet meegerekend. Want grienden voeden zich braafjes met inktvis, kabeljauw, tarbot, makreel en dies meer. Maar orka’s hebben wel degelijk grienden op het menu staan. Toch heeft men ook al meermaals waargenomen dat een groep grienden een orka achtervolgt. Uiteraard niet om hem op te peuzelen, maar wellicht om te vermijden dat hij een van hen te pakken krijgt of gewoon om hun eigen jachtterrein af te schermen.
Een orka blijkt dus eigenlijk een dolfijn te zijn en zijn naam ten spijt is een pilot whale geen whale. Hoe zit dat nu?
Grienden
Dachten wij stilaan wel te weten wat een walvis is, dan zijn we intussen toch voor een paar raadsels komen te staan. Want een orka blijkt dus eigenlijk een dolfijn te zijn en zijn naam ten spijt is een pilot whale geen whale. Hoe zit dat nu? Zulke vragen, daar weet Ellie, onze mariene bioloog, wel raad mee.
Wetenschappers hebben het over Cetacea, maar we mogen ze ook walvisachtigen noemen, deze groep waartoe alle walvissen, dolfijnen en bruinvissen behoren. Met elkaar hebben ze gemeen dat ze, al leven ze in het water, geen vissen maar zoogdieren zijn. Je zal ze dus geregeld aan de oppervlakte zien verschijnen om een voorraadje zuurstof in te slaan. Ze zijn warmbloedig, brengen hun jongen levend ter wereld, produceren melk om hun jongen te zogen en beschermen ze tot ze op eigen benen – pardon, vinnen – kunnen staan.
Het belangrijkste onderscheid bij walvisachtigen is niet of ze nu walvis, dolfijn of bruinvis zijn, maar wel of ze tot de baleinwalvissen of tot de tandwalvissen behoren
Drieteenmeeuw
Het belangrijkste onderscheid bij walvisachtigen is evenwel niet of ze nu walvis, dolfijn of bruinvis zijn, maar wel of ze tot de baleinwalvissen of tot de tandwalvissen behoren. Want dat is een wereld van verschil. Baleinwalvissen hebben enorme baleinen in hun muil die een efficiënt vangnet vormen. Openen ze hun muil, dan blijft daar allerlei klein grut in plakken, zoals plankton, krill en kleine visjes. Maar erg voedzaam is dat niet, zo’n plantje of diertje van een paar millimeter groot. Het komt er voor een baleinvis dus op aan zoveel mogelijk van die diertjes binnen te krijgen. Baleinwalvissen zijn daarom met een enorme muil uitgerust. Het volume daarvan kan je vergelijken met een kamer in een woning. Bij een grote muil hoort uiteraard een groot lichaam. Niet voor niets zijn baleinwalvissen de grootste dieren op aarde. De blauwe vinvis, de gewone vinvis, de bultrug en de Groenlandse walvis zijn daar maar enkele voorbeelden van.
Waar baleinwalvissen, net zoals mensen, twee neusgaten hebben, hebben tandwalvissen er maar één meer
Tandwalvissen daarentegen zijn kleiner. Baleinen hebben ze niet, tanden wel. Je mag ze zonder schroom roofdieren noemen, want ze voeden zich met vissen, inktvissen en zelfs zeehonden. Dolfijnen en bruinvissen behoren tot de tandwalvissen, net zoals orka’s, beloega’s en narwallen.
Ook de potvis mag je tot de tandwalvissen rekenen, al heeft hij alleen in zijn onderkaak tanden. In zijn bovenkaak tref je alleen maar gaten aan waarin die tanden netjes passen. De beroemdste potvis aller tijden is ongetwijfeld Moby Dick.
Bruinvissen lijken op dolfijnen, maar zijn kleiner en hebben een vlak gezicht, terwijl dolfijnen vaker een flesvormige snoet hebben.
Drieteenmeeuw
Waar baleinwalvissen, net zoals mensen, twee neusgaten hebben, hebben tandwalvissen er maar één meer. Het andere neusgat heeft zich in de loop van de evolutie tot een orgaan ontwikkeld waarmee ze aan echolocatie doen. Voor een jager is dat een handig hulpmiddel. Je zendt een geluid uit, vangt de echo op en bepaalt op die manier de positie van een potentiële prooi. De rugvin heeft een gelijkaardige ontwikkeling gekend. Een baleinwalvis kan daar immers niet veel mee aanvangen, een tandwalvis daarentegen rekent op zijn rugvin om voldoende wendbaar te zijn als hij zijn prooi achternazit. Grappig is het piepkleine oog van de walvisachtigen. Je moet al goed zoeken op het lichaam van een kolossale walvis om diens oog te vinden. Hun ogen gebruiken ze dan ook nauwelijks, ze reageren vooral op geluiden.
Wil je walvisachtigen spotten, dan zal je dat vooral in productieve regio’s lukken, aldus Ellie, dit wil zeggen in regio’s waar veel voedsel te vinden is. Dat is in de eerste plaats het continentaal plat. Maar ook fjorden zijn populair, want de overgang van zout water naar zoet water vormt een soort muur waardoor voedsel opgeweld wordt. Net zoals aan de rand van het pakijs, want daar komen larven vrij zodra het ijs gaat smelten.
Ellie schudt nog enkele observatietrucjes uit haar mouw. Een zwarte vlek op het wateroppervlak – dat zou weleens een school dolfijnen kunnen zijn. Veel vogels boven een bepaalde plek op open zee – daar is waarschijnlijk een baleinwalvis aan het foerageren. Maar meestal is het hun spuitfontein waarmee walvisachtigen de aandacht trekken. Bij vinvissen is die spuitfontein makkelijk acht tot tien meter hoog. Spuit de walvis zijn fontein schuin voor zich uit, dan heb je beslist met een potvis te maken. Is de spuitfontein eerder een pluizige bedoening dan een mooie verticale straal, dan is het waarschijnlijk een bultrug die de aandacht trekt.
In de vooravond is het zeewater zijn fluweelachtig karakter helemaal kwijt. Grillig deint het donkergrijze wateroppervlak nu alle kanten uit. Drieteenmeeuwen, makkelijk herkenbaar aan hun zwarte vleugeltippen, laten zich daar niet door uit het lood slaan. Onverstoorbaar golven ze mee op het rimpelige water. Net zoals een stel grauwe pijlstormvogels. Een noordse stormvogel trekt onverschrokken zijn baantjes, nu eens hoog boven het kielzog, dan weer laag boven het water langs het schip.
Aan hun verrassend voorkomen, hun onwaarschijnlijke kleurrijke bek en hun grappige gedrag hebben ze hun bijnaam clown of the sea overgehouden
Papegaaiduiker
Maar het zijn de papegaaiduikers die ons weten te verrassen. Het duurt even vooraleer we ze in de gaten krijgen. Pas als ze uit een wolk van opspattend water tevoorschijn komen, merken we ze op. Dat is mede aan hun schutkleuren te danken. Net zoals alle andere alken hebben ze een zwarte rug en een witte buik. Roofvogels in de lucht kunnen die zwarte rug in het donkere water moeilijk onderscheiden, roofdieren in het water kunnen hun witte buik dan weer moeilijk van de heldere lucht onderscheiden. Aan hun verrassend voorkomen, hun onwaarschijnlijke kleurrijke bek en hun grappige gedrag hebben ze hun bijnaam clown of the sea overgehouden.
Makkelijk is het niet voor een papegaaiduiker om zich uit het water los te maken. Ze zijn ook zo kort, die vleugeltjes
Papegaaiduiker
Makkelijk is het niet voor een papegaaiduiker om zich uit het water los te maken. Ze zijn ook zo kort, die vleugeltjes. Eigenlijk zijn ze meer geschikt om onder water te zwemmen – meer dan tien meter diep zelfs – dan boven water te vliegen. Maar telkens opnieuw slagen ze erin, driftig molenwiekend in een nevel van waterdruppels, het zwerk te kiezen. Eenmaal gelanceerd, halen ze snelheden tot 80 km/u.
Hoe potsierlijk het tafereel ook is, voor papegaaiduikers is dit business as usual. Want een groot deel van het jaar brengen ze op open zee door. Hun bek opent zich niet als een schaar zoals bij de meeste vogels, maar wel in een evenwijdige beweging van beide kaken. Op die manier kunnen ze meerdere visjes na elkaar grijpen en toch in hun bek vasthouden.
Enkel als het broedseizoen aanbreekt, zoeken ze steile kliffen aan kusten op. Daar vormen ze een koppeltje, graven zich zelf een holletje uit of spelen leentjebuur met een uithuizig konijn, en beginnen vervolgens een ei uit te broeden.
Papegaaiduikers graven zich zelf een holletje uit of spelen leentjebuur met een uithuizig konijn, alvorens een ei uit te broeden
Papegaaiduiker
Later op de avond wordt het een beetje mistig in de verte. Was de zichtbaarheid al die tijd quasi onbeperkt, dan is die nu tot enkele honderden meters herleid. Dat belet expeditieleider Maria niet om tijdens de avondlijke briefing van het beste weer te spreken dat ze dit jaar al meegemaakt heeft. En ze heeft nog goed nieuws mee. Morgenvroeg, na twee dagen op open zee, zal ons geduld beloond worden. Aan onze oversteek van meer dan 660 zeemijl zal dan een einde komen, we zullen de kust van Groenland in ons vizier krijgen. Of, om het anders te zeggen, er zal leven in de brouwerij komen.
Als we de ijskaart mogen geloven hebben we er alvast geen vast ijs te duchten, hooguit een beetje los ijs in sommige zijfjorden
Meer bepaald zullen we omstreeks kwart voor zes de ingang van Prins Christians Sund bereiken, een gebeurtenis om niet te missen. Als we de ijskaart mogen geloven hebben we er alvast geen vast ijs te duchten, hooguit een beetje los ijs in sommige zijfjorden. Overdag zal de temperatuur naar een comfortabele 10 tot 13 °C stijgen. Regen zal er niet zijn, de windsnelheid zal hooguit een schamele 2 m/s bedragen. Kortom, dat ziet er goed uit voor morgen.
Grote pijlstormvogels
Ondertussen wordt de mist rondom ons steeds dichter. Wind is er niet, zelfs het zeewater heeft opnieuw zijn zwartfluwelen kleed aangetrokken.
Weer moeten we de klok een uur achteruit zetten – drie uur wordt twee uur. Dat betekent dat we al vier uur achterlopen op België.
Jaak Palmans
© 2023 | Versie 2023-11-01 14:00
Lees het vervolg in (2/6)