Stad in shock
Nieuw-Zeeland | Anno 2019
Maandag 25 maart | Nationaal park Mount Cook – Christchurch
Maandag 25 maart | Nationaal park Mount Cook – Christchurch
Voor het eerst in bijna twee weken zit het ons niet mee. Zwarte, donkere wolken hangen laag boven de Hookervallei. Van Mount Cook is geen spoor meer te bekennen.
Het regent lichtjes als we even na acht onze laatste dag aanvatten. Maar echte nattigheid blijft uit. Vrij snel krijgen we een kurkdroog wegdek onder de wielen. Aan onze voorspoed lijkt nog geen einde gekomen te zijn. Want luidens het weerbericht zal het vandaag vrijwel overal op het Zuidereiland regenen, behalve in… Christchurch, onze eindbestemming. Daar wordt zelfs een temperatuur van 29 °C in het vooruitzicht gesteld.
Vanuit het westen waait ons een kille wind over het gletsjermeer tegemoet
Lake Tekapo
Net zoals Lake Pūkaki kan Lake Tekapo met een fraai turquoise wateroppervlak pronken. Maar vandaag is daar helaas geen sprake van. Want je hebt er de zon voor nodig en die wordt door de zware bewolking volledig afgeblokt. Vanuit het westen waait ons zelfs een kille wind over het gletsjermeer tegemoet. De gevoelstemperatuur ligt een stuk lager dan de 19 °C die door de thermometers aangegeven wordt.
Een korte wandeling is het, van het dorpje naar de Church of the Good Shepherd op de oever van het meer. Vreemd genoeg is dat onopvallend kerkje tot een toeristische trekpleister uitgegroeid. Het is er een druk komen en gaan, vooral van Japanse toeristen.
Een koppeltje is zowaar in bruidskledij uitgedost. Gewapend met een fotostatief zakken ze naar het strand af voor de iconische foto, de bruidsjurk wapperend in de wind. Maar Mount Cook geeft nog altijd niet thuis.
De stille kracht en de eenvoud van de eerste kolonisten verzinnebeelden, dat was de bedoeling toen ze in 1935 dit eenvoudige kerkje oprichtten. Een simpele klus was het niet, want de bouwvoorschriften waren zeer strikt. Het terrein moest ongeschonden blijven, hinderlijke rotspartijen mochten niet verwijderd worden, zelfs de doornige takken van de matagouri moesten gespaard worden. Het zou een bouwwerk in natuursteen worden, maar het bouwmateriaal mocht niet verder dan acht kilometer hiervandaan komen en mocht op geen enkele wijze bewerkt worden.
Zonder bordercollies was het simpelweg niet mogelijk geweest schapen te kweken in dit ruwe land
Church of the Good Shepherd |
|
Sheepdog Memorial – Dog Statue |
Toch klaarden de bouwheren de klus met verve. Nog steeds is het een populair oord, waar niet alleen Japanners en andere toeristen aanspoelen, maar waar ook gelovigen van alle christelijke denominaties hun erediensten mogen houden.
Mackenzie is de naam van deze regio. Niet echt een naam om trots op te zijn, want James Mackenzie was een Schotse schaapherder die zich omstreeks 1855 tot schapendief omgeschoold had. Toen hij dit gebied ontdekte, was hij met zijn buit voor de autoriteiten op de vlucht.
Uiteindelijk kreeg de politie Mackenzie te pakken. Maar de hand leggen op de gestolen schapen, dat was andere koffie. Want dat liet Friday, de bordercollie van Mackenzie, niet zomaar gebeuren. Helemaal in zijn eentje bleef die de schapen voortdrijven, ook zonder aanwijzingen van zijn meester.
James Mackenzie was een schaapherder die zich tot schapendief omgeschoold had
De anekdote zegt veel over de rol die bordercollies zoals Friday in Mackenzie gespeeld hebben. Momenteel telt Nieuw-Zeeland ruim tweehonderdduizend herdershonden. Zonder hen was het simpelweg niet mogelijk geweest schapen te kweken in dit ruwe land. Ze staan hier dan ook hoog in aanzien. Zo hoog, dat ze in 1968 een eind van de Church of the Good Shepherd vandaan een heus Sheepdog Memorial gekregen hebben – Dog Statue, als eerbetoon aan de anonieme bordercollie.
Stilaan laten we de weidse vlaktes van Mackenzie achter ons. De SH8 voert ons over de 709 m hoge Burkes Pass. Een makkie, want het hoogteverschil is verwaarloosbaar. Maar dat geldt niet voor de omringende bergen. Die zijn hoog genoeg om de kilte uit het westen een beetje af te stoppen. Zoetjesaan wordt het wat warmer nu.
De aanzwellende stroom van toeristen die vanuit Christchurch het immens populaire Queenstown opzoeken, daar wil Fairlie best wel een graantje van meepikken. Maar die toegenomen drukte heeft haar keerzijde, zo blijkt tijdens de sanitaire stop.
Want dit is geen gewoon toilet, dit is een toilet met een zending. Terwijl je vrolijk staat te urineren ontkom je er immers niet aan de wegenkaart te raadplegen die op strategische wijze boven de urinoirs bevestigd is. Het integrale wegennet van South Canterbury is er op weergegeven. Vele honderden stippen markeren de plekken waar zich recent een auto-ongeval voordeed. En daar blijft het niet bij. Telkens is de oorzaak vermeld – afleiding, vermoeidheid, rijden op de verkeerde rijstrook of overdreven snelheid. Percentages zijn niet vermeld, maar de stippen waar afleiding de hoofdrol speelde, lijken in aantal te overheersen. Frunniken aan de smartphone tijdens het rijden dus. We zijn gewaarschuwd.
Dat honden een vitale rol spelen bij het kweken van schapen, dat moet je Ian en Fiona Anderson niet meer komen vertellen. Het is even voor elf, we zijn te gast op hun schapenboerderij. Al drie generaties lang wordt deze farm door dezelfde familie uitgebaat, Ians grootvader is er indertijd mee begonnen. Of ook de volgende generatie ermee zal doorgaan, weet Ian nog niet, want hij heeft enkel dochters. Op Fiona’s mond speelt een raadselachtige glimlach.
Al drie generaties lang wordt deze farm door dezelfde familie uitgebaat
Ian met huntaways en heading dogs |
|
|
Ondertussen rennen vier herdershonden heen en weer alsof ze met hun energie geen blijf weten. Ian kan ze nauwelijks onder controle houden. Maar ten gronde luisteren ze wel, grijnst hij.
Al is dit in de eerste plaats een schapenfarm, Ian en Fiona hebben ook wat runderen en zelfs herten onder hun hoede. Diversifiëren is aan de orde, want commercieel gaat wol er op achteruit. Onder meer fleece dreigt merinoswol te verdringen. Vreemd, aldus Ian, want met wol blijf je warm als het regent, met fleece niet. En wol is onbrandbaar, in tegenstelling tot kunststoffen.
Vroeger was de tapijtindustrie nog in de grovere romneywol geïnteresseerd, maar ook die afzetmarkt begint op te drogen. Nylon en andere kunststoffen zijn daar een belangrijke rol gaan spelen.
Wat er ook van zij, wol blijft een van de grote fibers ter wereld, verzucht Ian. En het spul blijft tevoorschijn komen, elk jaar, helemaal vanzelf. Dus moet er geschoren worden, want anders krijgen de schapen het veel te warm en komt er teveel ongedierte in hun vacht.
Wil je de wol proper houden, dan doe je er goed aan je schapen de staart af te binden, zodat hij afsterft. Een beetje hardvochtig wellicht, maar als je het niet doet, gaat de kwispelende staart als een windmolentje fungeren dat bij elke ontlasting de drek over de wol verspreidt.
Schapen scheren, dat doen de boeren niet zelf. Daar huren ze shearing gangs voor in, professionals die een schaap in een ommezien in zijn blootje zetten. Gemiddeld doet een shearer er tweehonderd per dag. Echt goede schaapscheerders weten soms op één dag driehonderd schapen te scheren. Het wereldrecord ligt zelfs op iets minder dan zevenhonderd schapen op acht uur – iets meer dan veertig seconden per schaap dus. Naast de scheerder zijn er dan nog de rousies die de wol afruimen en sorteren. De presser ten slotte zorgt ervoor dat de wol in bundels verpakt wordt.
Normaal scheer je schapen om de zes maanden. In feite zijn er dus twee scheerseizoenen – zomer en winter. Maar om kosten te sparen probeert Ian het interval naar acht maanden op te trekken. Want 2019 wordt voor hem het eerste jaar dat de kosten de opbrengsten zullen overschrijden. Laat je een schaap scheren, dan kost je dat $ 2,60. Reken je het opruimen en het sorteren van de wol mee, dan dok je $ 3,50 per schaap af – ongeveer € 2,10. Terwijl de wol niet meer dan $ 3,20 tot $ 3,40 opbrengt.
Ondertussen zijn we in de stal bij het houten podium beland waar dat allemaal gebeurt. De achterwand is uit drie sets van telkens twee deuren opgebouwd – eentje waarlangs schapen aangevoerd worden en eentje waarlangs ze afgevoerd worden. Tussen de deuren hangen elektrische tondeuses. Drie schapen tegelijk kan men hier scheren.
Ian mag dan geen professionele scheerder zijn, hij wil ons wel tonen hoe het scheren in zijn werk gaat. Een nietsvermoedend schaap zal als Chinese vrijwilliger dienstdoen. Eigenlijk hoeft het helemaal niet geschoren te worden, want het is pas drie maanden geleden aan de beurt geweest. Maar het is het idee dat telt, monkelt Ian.
|
|
Gemiddeld doet een shearer tweehonderd schapen per dag
|
|
Dan komt hij plots uit het deurtje tevoorschijn, een schaap rechtop in een houdgreep geklemd. Het heeft wat voeten in de aarde om de spartelende vleesmassa van 75 kg in het gareel te krijgen, maar eens het schaap in de juiste positie zit – op zijn poep dus – laat het zich zonder enig weerwerk scheren. We klokken het scheerwerk op drie minuten en dertig seconden af. Niet slecht voor een beginneling. En het schaap lijkt er zich niet eens slecht bij te voelen.
Tweeduizend ooien telt deze farm. In totaal zullen die dit jaar drieduizend lammeren geworpen hebben – een verhouding van één op anderhalf. Een goed jaar dus, met veel tweelingen en drielingen. Al verwelkomt Ian liever tweelingen dan drielingen. Want een drieling is voor de gemiddelde ooi te zwaar om op te voeden.
Het is niet de leeftijd van de lammetjes die de datum van verkoop bepaalt, wel hun gewicht
Van de rammetjes die in september ter wereld kwamen, zijn de eerste in december verkocht, de laatste in maart. Drie tot zes maanden oud zijn ze dan. Maar het is niet hun leeftijd die de datum van verkoop bepaalt, wel hun gewicht. Wegen ze veertig kilogram, dan gaan ze de deur uit. Ze hebben dan ongeveer 18 kg consumptievlees aan hun lijf. Zelf krijgen Ian en Fiona er 20 tot 26 dollar voor. Rijk word je daar niet van, verzucht Ian.
Ooien daarentegen worden zes jaar gehouden. Tegen die tijd zijn hun tanden afgesleten, zodat ze niet meer kunnen grazen.
Een gezonde ram kan 100 tot 150 ooien dekken – een potentieel dat ons even in vervoering brengt. Maar Ian zet ons snel terug met de voeten op de grond. Want de ram neemt er zijn tijd voor. In de praktijk doet hij er ongeveer zes weken over. Zo kunnen wij het ook.
Veel hoeft de ram daar overigens niet voor te doen, want de bronstige ooien komen op eigen houtje naar hem toe. Toch kan je dat gestoei niet op z’n natuurlijke beloop laten. Met tweeduizend ooien ben je dan al gauw de tel kwijt. Dus zijn schaapsboeren zo leep om hun rammen met een dektuig uit te rusten. Een lederen harnas rond de borst is dat, waarmee de ram de rug van de ooi een kleurtje geeft zodra hij haar bespringt. Elke week verandert Ian de kleur, zodat hij in één oogopslag ziet welke ooien wanneer gedekt zijn. Een maand of vijf later, als de bevallingen zich aandienen, kan hij dan ooien met hetzelfde kleurtje samen zetten.
Ondertussen staan we weer buiten, waar de hyperkinetische honden alle aandacht voor zich opeisen. Hun gewicht in goud, dat zijn ze zeker waard, aldus Ian. En dan heeft hij het in de eerste plaats over zijn twee zwart-witte heading dogs – alert, energiek, hyperintelligent. Als geen ander weten ze schapen samen te houden en in een bepaalde richting te drijven.
Brute kracht of wild geblaf hebben ze daar niet eens voor nodig, ze dirigeren de schapen gewoon met hun ogen. Eye dogs worden ze daarom ook genoemd. Het volstaat dat ze het fluitsignaal van de boer horen, ze hoeven hem niet te zien om in actie te schieten.
Brute kracht of wild geblaf hebben de heading dogs niet eens nodig, ze dirigeren de schapen gewoon met hun ogen
Heading dog
In feite stammen deze heading dogs van de bordercollie af, een van oorsprong Schotse herdershond. Gaandeweg gingen de Kiwi’s dit ras kweken dat beter aan de lokale omstandigheden aangepast is – kortere haren, langere poten. Tegenwoordig kost een goede heading dog je al gauw vijfduizend dollar – drieduizend euro dus. Maar je beschikt dan wel twaalf jaar lang over een onmisbare werkgezel.
Zo mogelijk nog energieker zijn de twee bruinzwarte huntaways die hier ronddollen. Ook zij zijn het resultaat van eigen Nieuw-Zeelandse kweek. Maar daar houdt elke gelijkenis met de heading dogs op. Schapen opjagen – hun naam zegt het al – is het enige wat ze kunnen. En dat doen ze wars van elke vorm van subtiliteit.
Schapen opjagen is het enige wat de huntaways kunnen. En dat doen ze wars van elke vorm van subtiliteit
Huntaway
Huntaway
Een beetje angstaanjagend is het zelfs, het kabaal waarmee ze te keer gaan als Ian hen opdraagt een paar honderd schapen uit de kraal te drijven. In een vloek en een zucht werken ze zich over de houten omheining en jagen ze wild blaffend de mekkerende kudde voor zich uit. Diep in de genen van deze schapen, legt Ian uit, zit nog altijd het oerbeeld verankerd van de wolf die achter hen aanzit. En dat verklaart hun gedrag.
Eens de schapen de open ruimte bereikt hebben, zijn het de heading dogs die hen naar een hoek van het terrein drijven – precies daar waar Ian ze hebben wil. Pijlsnel rennen de honden heen en weer langs de kudde. Geen schaap moet het wagen het gelid te verlaten of ze hebben het in de gaten.
Half drie is het als we even voorbij Geraldine de vertrouwde SH1 bereiken. Die voert ons nogal rechttoe, rechtaan naar Christchurch, dwars over de enorme Canterbury Plains. Dat zo’n grote sedimentvlakte zich hier heeft weten te handhaven, is voor een flink stuk aan Banks Peninsula te danken. Een schiereiland even bezuiden Christchurch is dat, gevormd door de resten van miljoenen jaren oude vulkanen. Mochten die basaltmassa’s er niet zijn, dan had de zee deze sedimentvlakte al lang weggespoeld.
Het bouwen van kerken paste perfect in het plaatje van de Canterbury Pilgrims, het bouwen van pubs niet
Toen Christchurch omstreeks 1850 gesticht werd, was het niet de bedoeling dat het de zoveelste groezelige koloniale buitenpost van het Britse rijk zou worden. Toch niet als het van de Church of England afhing. De Canterbury Pilgrims werden ze genoemd, de 792 Engelse kolonisten die met de First Four Ships arriveerden. Ze zouden een modelstad bouwen, perfect aangepast aan de noden van de klassenmaatschappij waar het moederland in die tijd van doordrongen was. Het bouwen van kerken paste perfect in dat plaatje, het bouwen van pubs niet. Vruchtbare grond werd uitsluitend in handen gegeven van edellieden, want het gewone volk was niet te vertrouwen. Dankzij de productie van wol zouden die heren nog rijker worden dan ze al waren.
Ondertussen is de bescheiden nederzetting tot een levendige stad uitgegroeid met om en bij vierhonderdduizend inwoners. Hier is het dat Ernest Rutherford zijn eerste onderzoeksdaden stelde. Uiteindelijk zou hij ons leren dat een atoom uit een positieve kern bestaat waarrond negatieve elektronen cirkelen. Hier is het ook dat Robert Scott in 1910 met de Terra Nova afreisde op zoek naar de geografische zuidpool. De dramatische afloop van die expeditie kennen we. Tegenwoordig is Christchurch één van de vijf internationale toegangspoorten tot Antarctica – naast het Tasmaanse Hobart, het Zuid-Afrikaanse Kaapstad, het Chileense Punta Arenas en het Argentijnse Ushuaia.
Toen de aarde op 4 september 2010 een eerste keer beefde in Christchurch, viel het – alle verhoudingen in acht genomen – nog mee. Bij een magnitude van 7.1 kon het niet anders dan dat de materiële schade aanzienlijk was, maar doden vielen er als bij wonder niet te betreuren.
Dan kwam op 22 februari 2011 de tweede grote beving. Slechts 6.3 op de schaal van Richter, maar de gevolgen waren immens. In totaal vielen er 185 doden en werden vijftienhonderd gebouwen geheel of gedeeltelijk verwoest. Over een periode van vier jaar zou men in de regio Canterbury 4 558 naschokken met een magnitude van meer dan 3.0 registreren.
Bijna tien jaar later moeten grote delen van de stad nog heropgebouwd worden. Veel mensen hebben daar niet op gewacht en zijn meteen uit de stad weggetrokken.
Terwijl we naar het geteisterde stadscentrum op weg zijn, schuift links Hagley Park aan het raam voorbij. Een oase van rust is dat, een groene ruimte van 165 hectare, een plek waar je in alle rust kan wandelen, sporten en van de natuur genieten. Volgens de boekjes althans. Ons herinnert die naam alleen maar aan de gruwelijke gebeurtenissen op 15 maart. Toen was Hagley Park het epicentrum van de gebeurtenissen, want aan de rand van dit park, in de Al-Noor-moskee, vielen de meeste slachtoffers.
Christchurch |
|
Graffiti CCC Worcester Street Parking |
Ooit was Cathedral Square een levendige buurt barstensvol drukke terrasjes. Nu is het een bevreemdende omgeving, een mikmak van geruimde percelen en bouwvallige ruïnes, van sprankelende nieuwbouw en historische gebouwen die ongedeerd zijn gebleven. En tussen dat alles evolueren de Kiwi’s in hun dagelijks bestaan in een poging er het beste van te maken. Her en der zie je zelfs het resultaat van creatieve inspanningen om wat kleur in de tristesse te brengen.
Over een periode van vier jaar zou men 4 558 naschokken met een magnitude van meer dan 3.0 registreren
ChristChurch Cathedral
Het symbool bij uitstek van die rampspoed is ChristChurch Cathedral. De eerste beving doorstond ze vrij goed. Enkele bevingen in 2011 daarentegen werden haar fataal. In februari stortte een deel van de toren en van het dak in, later op het jaar werd ook het fraaie roosvenster in de westelijke muur verwoest. Overigens was de kathedraal niet aan haar proefstuk toe. Bij bevingen in 1888 en 1901 verloor ze ook al eens haar torenspits.
Wat er met de bouwvallige kathedraal moest gebeuren, was lange tijd voorwerp van heftige discussie. Een volledig nieuw gebouw, dat is wat de kerkelijke overheid wou. Maar daar kwam hevig protest tegen. Pas vorig jaar in september viel de beslissing – de kathedraal zal dan toch in haar oorspronkelijke staat hersteld worden. Dat de overheid financieel over de brug kwam, speelde geen onbelangrijke rol.
Christchurch – The Heritage Hotel
Toch stonden de gelovigen al die tijd niet in de kou. Al in augustus 2013 konden ze in de Transitional Cathedral terecht. Een tijdelijke structuur is dat, die plaats biedt voor 700 gelovigen. Voor de levensduur mikt men op twintig jaar. Acht scheepscontainers vormen de muren, 96 kartonnen buizen vormen het steil oplopend dak. Het gebouw dankt er zijn roepnaam Cardboard Cathedral aan – Kartonnen Kathedraal. Al waren die kartonnen buizen uiteindelijk niet stevig genoeg om de structuur te dragen en moesten ze met hout versterkt worden.
Worcester Boulevard
Ter hoogte van de Avon blijkt de regen ons dan toch te achterhalen. Een klein buitje is het, onze allereerste geut regenwater in twaalf dagen. Het kan de pret niet bederven.
Worcester Boulevard
Voormalig Canterbury College… |
|
…werkplek van Ernest Rutherford |
Langs Worcester Boulevard kuieren we verder westwaarts. Statige gebouwen verschijnen aan de linkerkant. Tegenwoordig is daar het Arts Centre gevestigd. Meer dan honderd jaar lang was dat echter de stek van Canterbury College. De tweede oudste universiteit van Nieuw-Zeeland is dat, ze modelleerde zich naar haar grote voorbeelden Oxford en Cambridge. Maar dan met één belangrijke uitzondering – van meet af aan werden in 1873 ook meisjes als volwaardige studenten toegelaten. Hier was het dat Ernest Rutherford, de atoomfysicus avant la lettre, op het einde van de 19e eeuw zijn eerste kennis opdeed. Een opschrift herinnert ons daaraan.
Een overweldigend solidariteitsgevoel met de muslim whānau welt op uit de bloemenmassa
Solidariteit na de aanslag |
|
Bloemenzee op Rollestone Ave |
Een verrassing van formaat is het, wat ons in Rollestone Avenue wacht. Een immense bloemenzee kleurt er de stoep aan de rand van de Botanische tuin. Bloemen, ruikers, knuffels, hartjes, linten, opschriften… het moeten er vele duizenden zijn. Het bloementapijt van naar schatting vijf meter breed reikt twee huizenblokken ver – minstens tweehonderd meter dus. Uiteraard zijn het de slachtoffers van de terroristische aanslag van vrijdag 15 maart die hier herdacht worden. Een overweldigend solidariteitsgevoel met de muslim whānau welt op uit de bloemenmassa. Hopen maar dat dit gevoel niet van voorbijgaande aard is.
Even voor zes bereiken we Commodore Airport Hotel aan de rand van de stad, op een boogscheut van de luchthaven. Trots pakken ze er in de hal met een Ferguson 20TE uit. Een van de oorspronkelijke voertuigen van de Trans-Antarctische expeditie van enkele leden van het Britse Gemenebest is dat. Tussen 1955 en 1958 slaagden ze erin Antarctica over te steken. Niemand had hen dat ooit voorgedaan – 3 473 km in 99 dagen. Daarmee vergeleken valt onze tocht dwars door Nieuw-Zeeland in het niet – 3 860 km in 18 dagen.
Jaak Palmans
© 2019 | Versie 2022-11-12 11:25