Een vleugje Schotland
Nieuw-Zeeland | Anno 2019
Zaterdag 23 maart | Te Anau – Dunedin
Zaterdag 23 maart | Te Anau – Dunedin
Nevelslierten hangen laag boven de graslanden. In het oosten werkt de zon zich langzaam aan het firmament omhoog. Dat vermoeden we althans, want het gebeuren speelt zich helemaal achter de wolken af.
Windenergie neemt nog altijd niet de plaats in die haar in dit winderige land toekomt
Even na acht hebben we Te Anau achter ons gelaten. Tot een eind in de namiddag zal het duren vooraleer er iets noemenswaardig te beleven valt. Want we hebben de grote oversteek ingezet. De ruige westkust van het Zuidereiland ruilen we in voor de meer urbane oostkust. Dat komt ons op een rit van meer dan driehonderd kilometer te staan.
Even bezuiden Mossburn merken we de windturbines van White Hill op. Negenentwintig zijn het er, met z’n allen zijn ze goed voor 58 MW. Daarmee kan je 30 000 gezinnen heel het jaar door van elektriciteit voorzien. Niettemin neemt windenergie nog altijd niet de plaats in die haar in dit winderige land toekomt. Zonne-energie evenmin trouwens. Dat heeft vooral met de overvloedige aanwezigheid van die andere duurzame energiebron te maken – waterkracht.
Toch zit er een groot economisch potentieel in windenergie. Dat blijkt alleen al uit het feit dat de 19 windmolenparken die Nieuw-Zeeland momenteel rijk is, zonder enige vorm van overheidssubsidie tot stand kwamen. Samen nemen ze 6 % van de energieproductie voor hun rekening.
De ijle nevelslierten hebben ondertussen voor dichte mist plaatsgemaakt. Lang duurt het echter niet vooraleer de zon definitief de bovenhand haalt.
Onder een lichte wolkenhemel openbaart zich aan weerszijden van de SH94 een ruraal landschap van groene weiden met koeien en schapen. Een boer inspecteert de afrastering van de weide waar zijn koeien grazen. Elders drijft een boer zijn schapen op een omheind perceel bij elkaar.
Niet zo lang geleden, in 1982, telde Nieuw-Zeeland 70 miljoen schapen
Half tien is het als we het gemoedelijke Gore bereiken. Eind 19e eeuw werd dit stadje van 11 000 inwoners het Chicago van het zuiden genoemd. Maar dan niet met het geurtje van misdaad dat wij er na de exploten van Al Capone mee associëren. Wel in de betekenis van pioniersstad, de laatste vorm van stedelijke beschaving die je ontmoette voor je verder zuidwaarts de wildernis betrad. Ondertussen heeft Invercargill het kleine Gore al lang overvleugeld.
Onze koffiepauze nemen we in The Stable Kitchen, een omgebouwd stationnetje – ooit was Gore een belangrijk spoorwegknooppunt. Straks worden dog trials georganiseerd, zo vernemen we er van enkele jonge boeren. De honden scherp houden, dat is de bedoeling van zulke competities. Zelf zijn deze boeren voornemens ook deel te nemen. Dat verklaart de zes honden in hun aanhangwagen. En dat is dan nog maar een selectie, want op de boerderij hebben ze er nog een vijftigtal. Geen overbodige luxe, als je vijfentwintigduizend schapen te hoeden hebt.
Door een golvend landschap gaat het nu verder oostwaarts via de SH1. Schapen en koeien domineren de groene weiden, in de verte zijn het grotendeels kale heuvels die de toon zetten. Presidentieel kan je deze omgeving niet echt noemen. Toch is dat precies de naam die de Kiwi’s aan dit stukje weg van 44 km gegeven hebben – Presidential Highway. Dat heeft alles te maken met het feit dat we van Gore naar… Clinton rijden, een piepkleine nederzetting met hooguit driehonderd inwoners.
In 1992 moeten ze hier hun kans schoon gezien hebben, toen Bill Clinton en Al Gore in de Verenigde Staten als president en vicepresident het heft in handen kregen. Een unieke kans om uit de anonimiteit te treden. Dat had wel wat voeten in de aarde, maar in 1999 was het dan toch zover. De Presidential Highway was een feit. Laat de toeristen nu maar komen.
De Presidential Highway voert ons van Gore naar… Clinton
Het Edinburgh van Nieuw-Zeeland, zo mag je Dunedin zonder overdrijven noemen. Dat blijkt al uit de naam, want Dùn Èideann is Gaelisch voor Edinburgh. Maar ook uit het stratenplan, dat een kopie beoogt te zijn van dat van de Schotse hoofdstad. En uit het feit dat Dunedin zelfs zijn eigen tartan heeft, het typische ruitjespatroon dat in Schotland voor elke streek anders is.
Toeval is dat niet. Zodra de New Zealand Company de kolonisatie systematisch begon aan te pakken, gingen in Schotland de wenkbrauwen omhoog. De Engelsen gaan de kolonie helemaal voor zichzelf inpalmen, was de algemene vrees. Bovendien had de presbyteriaanse Church of Scotland intern met enkele onoverbrugbare meningsverschillen te kampen. Kortom, een nieuwe start in een nieuw Edinburgh zou veel problemen oplossen.
Dus gingen de Schotten naar een geschikte locatie op zoek. In maart 1848 verschenen twee boten voor de kust van het Zuidereiland. Samen hadden ze 344 Schotse emigranten aan boord. Eerst werd overwogen om in de omgeving van het huidige Christchurch aan land te gaan. Maar die plek op de oever van de Avon vonden ze te moerassig. Dus vestigden ze zich in de buurt van het huidige Dunedin.
Het Edinburgh van Nieuw-Zeeland, zo mag je Dunedin zonder overdrijven noemen
Vrij snel ging het Dunedin voor de wind. Met dank aan de goudkoorts. Van overal ter wereld ontscheepten goudzoekers in Port Chalmers, de haven van Dunedin, om vervolgens het binnenland in te trekken. In 1869 kreeg de piepjonge stad zelfs haar eigen universiteit, de oudste van Nieuw-Zeeland.
Met de Schotten kwam het presbyterianisme het land binnen. Tegenwoordig rekent 8,1 % van de Kiwi’s zich tot die strekking. Ook koningin Elizabeth II is lid van de presbyteriaanse kerk, maar ze staat er niet aan het hoofd van zoals dat bij de anglicaanse kerk wel het geval is.
Met nog bijna 90 km te gaan tot Dunedin, merken we die Schotse invloed al meteen in Balclutha. Stad aan de Clyde betekent dat in het Gaelisch. Daarmee wordt de Clutha bedoeld, de rivier die we ook al in Wanaka ontmoetten. Whiskystokerijen zijn er hier te kust en te keur. Illegaal, uiteraard. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, ook bij de Schotten.
Al die tijd blijven de golvende groene heuvels elkaar opvolgen. En daar staan schapen op te grazen, eindeloos veel schapen. Dat het er 27 miljoen zijn – zes schapen per inwoner dus – dat beginnen we stilaan te geloven.
Toch is dat maar een flauwe afspiegeling van wat het ooit geweest is. Niet zo lang geleden, in 1982, telde Nieuw-Zeeland 70 miljoen schapen. Nauwelijks vijf jaar later was dat aantal bijna gehalveerd naar 40 miljoen. De hoofdschuldige voor die dramatische wending was de melkveehouderij. Op sappige, groene weiden bleek een melkkoe immers veel rendabeler te zijn dan een schaap. Gaandeweg werd de schapenfokkerij naar de barre graslanden verdrongen.
Dan voert de SH1 ons over een laatste heuvel en kijken we op Dunedin neer. Een grote stad is het, 122 000 inwoners, aan het uiteinde van de langgerekte inham van Otago Harbour. Een kleine cultuurschok ook, want dat zijn we niet meer gewend – huizen in steen, dicht tegen elkaar, meer dan één verdieping hoog. Zandkleurige kalksteen domineert de statige gevels van overheidsgebouwen. Die harde steensoort is uit een groeve in de buurt van Oamaru afkomstig, een kustplaatsje een honderdtal kilometer noordwaarts.
Het station van Dunedin is in Vlaamse renaissancestijl gebouwd
Dunedin – Station
Gerechtshof |
|
Stationshal |
We starten onze verkenning van Dunedin bij het station. Al is voormalig station wellicht een betere omschrijving. Want de Kiwi’s verplaatsen zich veel liever met de auto dan met de trein. In die mate dat uit dit station enkel nog een toeristisch treintje vertrekt.
Het station is in Vlaamse renaissancestijl gebouwd, zo lezen we tot onze niet geringe verbazing op het infobord. Die bouwstijl was in de Zuidelijke Nederlanden van de 16e eeuw erg populair. Het stadhuis van Antwerpen is er wellicht een van de bekendste voorbeelden van. Het was de tijd dat de rijke Vlaamse steden met hun architectuur de grote Italiaanse voorbeelden naar de kroon begonnen te steken.
Stationshal |
|
Gedenkplaat voor de Great War |
En daar stopt de Vlaamse connectie niet eens. Een gedenkplaat tegen de wand huldigt de werknemers van de Nieuw-Zeelandse spoorwegen die tijdens de Great War gesneuveld zijn. In het bijzonder bij de slag van Passchendaele, zoals ze die plek hier nog steeds noemen.
Toch is dit niet de reden waarom we naar Dunedin afgezakt zijn. Otago Peninsula, daar is het ons om te doen. Als een dikke vinger van meer dan twintig kilometer lang wijst dat schiereiland in zee. Een uitzonderlijke habitat is het, waar je aalscholvers, albatrossen, pinguïns, zeeberen en met wat geluk zeeleeuwen kan observeren. Dieper in zee zijn zelfs reuzenhaaien, witte haaien en lederschildpadden waargenomen – allemaal diersoorten die in hun voortbestaan bedreigd zijn.
Via de kronkelende Portobello Road trekken we over de rand van het schiereiland verder oostwaarts. Meer dan een paar meter is er niet tussen het asfalt en het zeewater dat enkele meters lager tegen de walkant klotst. Toch worden vangrails kennelijk overbodig geacht. Drie seconden onoplettendheid kan je hier fataal zijn.
|
Glenfalloch Restaurant & Gardens, zo heet de plek waar we lunchen. Een restaurant met een tuin dus, maar dat is een understatement. Een juweeltje van twaalf hectaren is het, een tuin van bijna honderdvijftig jaar oud, waar we met genoegen tussen de endemische planten kuieren en de strapatsen van een maoribelhoningvogel of een maoriwaaierstaart van dichtbij kunnen gadeslaan.
Maoribelhoningvogel
Langs de kronkelige Portobello Road zetten we onze weg naar Wellers Rock voort. Daar wacht schipper Nigel van Monarch Wildlife Cruises & Tours ons op.
Roodsnavelmeeuwen |
|
Zeeanemonen |
Merkwaardige donkerrode structuren op de kale rotsen trekken onze aandacht. Dat blijken zeeanemonen te zijn. Met hun zuigvoet klampen ze zich aan de rotsen vast. Hun tentakels hebben ze dichtgevouwen om water binnen te houden. Zodra straks het vloedwater deze bloemdieren weer omspoelt, zullen ze die tentakels openen om aan de kost te komen.
Met de M/V Monarch varen we door Otago Harbour de open zee tegemoet. Ooit bevond zich hier een enorme vulkaan, legt Nigel uit. Zijn rustige stem klinkt helder door de luidsprekers met een timbre alsof David Attenborough himself aan het woord is. Dunedin Volcano is men die vulkaan gaan noemen. Zes miljoen jaar lang overspoelde hij de omgeving op tijd en stond met trage lavastromen. Daar hield hij uiteindelijk een basis met een doormeter van ongeveer 25 km aan over. Maar tien miljoen jaar geleden was zijn liedje uitgezongen. Sedertdien heeft de erosie vrij spel. Het resultaat is deze caldeira, waarin zeewater een immense baai gecreëerd heeft.
In de caldeira van de voormalige vulkaan heeft het zeewater een immense baai gecreëerd
Breed is hij niet, de doorgang van de caldeira naar de open zee. Dat is aan de lange schoorwal te wijten die zich in de loop der eeuwen door zandafzetting gevormd heeft. Tegenwoordig belet een golfbreker dat de zee op termijn de doorgang volledig zou afsluiten. Want die is vitaal voor de haven van Port Chalmers.
Door het smalle zeegat stroomt de opkomende vloed ons tegemoet. Onze vaart wordt er wat door vertraagd, verontschuldigt schipper Nigel zich. Alsof wij het verschil zouden merken.
Hookers zeeleeuw of Nieuw-Zeelandse zeeleeuw
Op het strandje van de schoorwal zit een Nieuw-Zeelandse zeeleeuw zich behaaglijk de rug te krabben. Hookers zeeleeuw, zo wordt deze diersoort ook weleens genoemd. Net zoals de zeebeer behoort hij tot de oorrobben. Je herkent hem dus aan zijn externe oorschelpen en zijn dikke vacht.
Strikt genomen zijn deze Nieuw-Zeelandse zeeleeuwen niet eens van Nieuw-Zeeland afkomstig. Want de oorspronkelijke populatie kreeg het na de komst van de Māori zwaar te verduren. Omstreeks 1500 had de laatste inheemse zeeleeuw het loodje gelegd. Antarctische zeeleeuwen hebben sedertdien gaandeweg hun plaats ingenomen.
Tegenwoordig zijn zeeleeuwen de grootste dieren die je in Nieuw-Zeeland kan ontmoeten. Toch wordt de soort als bedreigd beschouwd. Aan hun voedingsgewoonten ligt dat alvast niet. Ze lusten zowat alles – inclusief pinguïns en kleine zeeberen.
Broeden doen ze vooral op de Aucklandeilanden, bijna vijfhonderd kilometer zuidwaarts. Eind oktober, begin november komen de mannetjes er aan land om hun territorium te vestigen. Een maand later dagen de zwangere wijfjes op. Die werpen hun jong nog eens een maand later. Hooguit tien dagen krijgen ze om daarvan te bekomen, want dan heeft het mannetje hen alweer bezwangerd.
Het is vooral de intensieve zeevisserij van de mens rond die broedgebieden die de zeeleeuwen parten speelt. Daardoor is er steeds minder voedsel beschikbaar zodat hongersnood dreigt. Maar ook de vissersnetten worden hun soms fataal. Eens ze daarin verstrikt geraken, dreigt de verdrinkingsdood.
Harrington Point
Rechts rijzen de hellingen van Harrington Point op. Onder water helt de kust er meteen naar een diepte van achttien meter af, weet Nigel. Vissers komen er dan ook graag chinookzalm bevissen. Of blue cod, een krokodilvis die in weerwil van zijn naam niets met kabeljauw te maken heeft.
De Russische tsaar ging het land binnenvallen, daar waren de Kiwi’s van overtuigd
Taiaroa Head – Vuurtoren |
|
Bunker tegen Russische invasie |
Tegen de helling zijn enkele betonnen bunkers waar te nemen. Al van omstreeks 1890 staan ze daar volkomen nutteloos te wezen. De toegang tot de haven beschermen, dat was de bedoeling van die geschutkoepels en van het ondertussen verdwenen fort boven op de heuvel. Want de Russische tsaar ging het land binnenvallen, daar waren de Kiwi’s van overtuigd. Per slot van rekening hadden ze zich Alaska al eens toegeëigend, hadden ze Vladivostok tot een militaire vestingstad uitgebouwd en hadden ze de eerste aanzet gegeven tot de trans-Siberische spoorlijn. Op de machtshonger van de tsaar leek geen maat te staan. Maar de gevreesde invasie is er nooit gekomen.
Met hun argeloze kopjes kijken de jonge kuikens net boven het hoge gras uit
Taiaroa Head – Koningsalbatros met jong |
|
|
Toch is het niet dat wat ons hier interesseert. Tussen het bleke gras op de steile hellingen hebben een honderdtal koningsalbatrossen hun nest. Negenentwintig kuikens zijn er dit seizoen geteld, meldt Nigel niet zonder fierheid. Dat maakt van Taiaroa Head wereldwijd de enige broedkolonie van koningsalbatrossen op het vasteland. Vasteland is dan de naam die de Kiwi’s gemakshalve aan hun eiland geven. Feit is alleszins dat de albatros nergens anders zo dicht bij mensen broedt.
Met onze verrekijkers kunnen we de nesten vrij gemakkelijk lokaliseren. Met hun argeloze kopjes kijken de jonge kuikens net boven het hoge gras uit. Veiligheidshalve is er nog steeds een ouder in de buurt. Maar lang zal dat niet meer duren. Want een vijftal weken na de geboorte zullen ze het jong geregeld enkele dagen alleen laten om op zee te foerageren.
We mogen ervan uitgaan dat de ouders hier in september vorig jaar gearriveerd zijn en in november aan hun nest begonnen zijn. Drie weken later was het ei daar, nog eens tachtig dagen later het kuiken. Al die tijd hebben beide ouders beurtelings gebroed en gefoerageerd. Dat doen ze één keer om de twee jaar.
Elk jaar legt de koningsalbatros zonder enige moeite naar schatting 190 000 kilometer af
Vrij snel groeit het kuiken aan, op een gegeven ogenblik zal het zelfs zwaarder zijn dan zijn ouders. Vanaf dat ogenblik stellen de ouders een dieetregime in werking. Het jong zal minder te eten krijgen en zal moeten rennen voor de kost. Zo wordt het voor de grote dag in september getraind, als het jong het nest zal verlaten. Maar liefst drie tot vijf jaar zal het vervolgens op zee doorbrengen, zonder ook maar één keer voet aan land te zetten. Ook de ouders zullen dan de broedkolonie verlaten en een volledig jaar op zee doorbrengen.
Koningsalbatros
Wat verder deint een koningsalbatros rustig mee met de golven. Het geeft ons de gelegenheid deze straffe vogel van dichterbij te observeren. Met zijn enorme spanwijdte van drie meter legt hij elk jaar zonder enige moeite naar schatting 190 000 kilometer af. Maar onze nabijheid zint hem niet. Opstijgen uit het water, dat kost hem duidelijk moeite. Zijn poten peddelen lange tijd over het wateroppervlak vooraleer hij ze als een landingsgestel onder zijn staart plooit. Sierlijk zweeft hij nu over de golven, vaak in brede bochten, waarbij zijn vleugeltip het wateroppervlak net niet of net wel lijkt te raken.
Koningsalbatros
Al sedert 1864 markeert een vuurtoren op Taiaroa Head de toegang tot de baai. Beneden aan de voet van de rotsen heeft zich een kleine broedkolonie van roodsnavelmeeuwen gevestigd. Een seizoen lang vormen ze trouwe koppeltjes, zonder daarin te overdrijven. Want tussendoor een scheve schaats rijden, daar schromen ze zich niet voor.
Naast aaseter is de roodsnavelmeeuw kleptoparasiet in bijberoep
Roodsnavelmeeuwen
Met hun rode snavels en hun rode poten zijn deze kleine endemische meeuwen makkelijk te herkennen. Vermoedelijk zijn ze met een half miljoen. Bedreigd is de soort dus niet. Temeer daar de roodsnavelmeeuw een van de zeldzame vogelsoorten is die de Europese kolonisten graag zag komen. Huishoudelijk afval weet hij immers best te smaken. En naast aaseter is hij kleptoparasiet in bijberoep. Voedsel stelen van andere vogels, daar draait hij zijn poot niet voor om.
Zeebeer
Ook enkele zeeberen voelen zich thuis op de rotsen aan de ingang van de baai. Languit luieren op de kale rotsen, meer moet dat niet zijn voor hen. Alleen de jonge puppy’s weten niet goed wat ze denken moeten van die snoeshanen met hun lawaaierige motorboot.
Zeeberen |
|
Piepjonge zeebeer |
Ook aalscholvers hebben zich tegen de rotsachtige helling een kolonie uitgebouwd. Niets bijzonders, zou je denken, aalscholvers kom je immers overal tegen. Toch is er meer aan de hand. Want deze aalscholvers komen uitsluitend op de kusten rond Otago Peninsula voor. Dat hebben wetenschappers in 2016 vastgesteld. Otago-aalscholvers noemt men ze sedertdien.
Ooit kon je deze vogels langs de hele oostkust van het Zuidereiland ontmoeten, zelfs in het noordelijke Marlborough. Amper een eeuw na de komst van de mens bleef van de oorspronkelijke populatie niet meer dan een procent over. Tegenwoordig zijn ze met minder dan 2 500. Zonder menselijke tussenkomst redden ze het waarschijnlijk niet.
Racistisch zijn ze niet, beide kleurtjes broeden gezellig onder elkaar in dezelfde kolonie
Otago-aalscholvers – Bronskleurig en zwart-wit
Wat de soort ook bijzonder maakt, is het feit dat ze in twee kleurtjes komen. Een kwart van de vogels is bronskleurig, driekwart is zwart-wit met een opvallende witte streep op de vleugel. Maar racistisch zijn ze niet, beide kleurtjes broeden gezellig onder elkaar in dezelfde kolonie.
Taiaroa Head met vuurtoren
Met de bus gaat het nu verder naar de tip van het schiereiland. Bocht na bocht slingert het zwarte asfaltlint zich over de bleke hellingen. Zo belanden we nabij het Royal Albatross Centre op Taiaroa Head.
Hier kijken we over de Grote Oceaan uit. Groot mag je deze watermassa wel noemen, want ze bedekt bijna een derde van het aardoppervlak. Gemiddeld is ze 4,2 km diep, maar hier en daar zijn er uitschieters van meer dan tien kilometer. De bekendste daarvan is ongetwijfeld de Marianentrog. Even ten zuidwesten van het eiland Guam reikt deze kloof 10 920 m diep.
Maar Nieuw-Zeeland mag prat gaan op zijn eigen trog. Meer bepaald in de buurt van de Kermadeceilanden, hier zo’n 900 km vandaan. Daar is de oceaan toch ook een respectabele negen kilometer diep.
Onvermoeibaar vliegen de koningsalbatrossen af en aan, hun machtige vleugels op volle breedte uitgestrekt
Eens te meer zijn het koningsalbatrossen die nu de show stelen. Maar dan niet terwijl ze rustig op hun nest zitten of onverschillig op het water dobberen. In volle actie zijn ze hier. Onvermoeibaar vliegen ze af en aan, hun machtige vleugels op volle breedte uitgestrekt. Laag voor de klippen van Taiaroa Head bouwen ze snelheid op, om dan plots bijna vanuit het niets voor onze ogen op te duiken. Keer op keer scheren ze laag boven onze hoofden, alsof ons gejoel hen daartoe aanspoort.
Koningsalbatros
En we krijgen maar niet genoeg van de uitzonderlijke fauna die Otago Peninsula rijk is. In Penguin Place doen ze iets met pinguïns en daar willen we het fijne van weten.
De geeloogpinguïn is de zeldzaamste aller pinguïns. Wereldwijd zijn er niet meer dan 1 600
Penguin Place – Geeloogpinguïn |
|
|
Subsidies krijgt Penguin Place niet, de organisatie draait volledig op de inkomgelden van de toeristen, legt Raohi ons in het ontvangstlokaal uit. Pinguïns helpen overleven, dat is de bedoeling van dit privé-initiatief. Niet de blauwe dwergpinguïns, want die doen het uitstekend op het schiereiland. Wel de grotere geeloogpinguïns. Die kan je hier op de oostkust van het Zuidereiland aantreffen, en ook nog op een drietal kleinere eilanden. Maar alles samen zal je daar niet meer dan 1 600 individuen ontmoeten. Het is de zeldzaamste aller pinguïns. Alleen al de laatste vijf jaar is hun aantal met de helft achteruitgegaan. Ze zijn dus echt in groot gevaar, beklemtoont Raohi.
Geeloogpinguïns |
|
|
Hoe dat komt? Vooreerst is er de efficiënte wijze waarop de mens tegenwoordig de zee bevist. Waar de mens is langs geweest, rest er voor de pinguïns bitter weinig voedsel.
Dan is er de globale opwarming. Voor de kust is het zeewater tegenwoordig al twee graden warmer dan pakweg een halve eeuw geleden. Vissen houden daar niet van en zoeken in het zuiden koudere wateren op. Noodgedwongen moeten de pinguïns hen achterna, willen ze nog aan voedsel komen. Dat kost ze meer tijd en energie.
Voorts is er de kaalslag. In volle zon een nest maken, daar zal je een geeloogpinguïn niet zo gauw op betrappen. Maar in een holletje wegkruipen zoals de dwergpinguïn doet, ligt ook niet in zijn aard. Schaduw heeft hij nodig. En privacy. Want broeden in grote kolonies, dat vindt een geeloogpinguïn maar niets. Een nest tussen het struikgewas, waar de buren niet kunnen binnenkijken, dat vindt hij de max. Niet voor niets staan geeloogpinguïns bekend als de meest asociale van alle pinguïns.
Vroeger was dat allemaal geen probleem. Privacy en schaduw vonden de pinguïns op de bosrijke kusten van Nieuw-Zeeland ten overvloede. Maar heden ten dage is het schiereiland grotendeels kaal. Daar proberen Raohi en zijn collega’s wat aan te doen door bomen te planten.
Heden ten dage is Otago Peninsula grotendeels kaal
En niet te vergeten, roofdieren zijn nog altijd een belangrijk deel van het probleem. Ook hier vormen ze een constante bedreiging voor de pinguïns. Vallen zetten en geregeld controleren is een arbeidsintensieve, maar probate remedie.
Zieke dieren opvangen en genezen, dat is de taak die het Rehabilitation Centre op zich genomen heeft. Uithongering is het voornaamste probleem waar ze mee te maken krijgen. Fel vermagerde pinguïns krijgen voedsel toegediend en worden terug uitgezet zodra ze voldoende aangesterkt zijn. Gisteren waren er dat zes, vandaag eentje. Maandag zullen er naar verwachting een twaalftal uitgezet worden. Het aantal patiëntjes in de rehab schommelt overigens sterk. Zo kregen ze vorige week een recordaantal van honderd geeloogpinguïns binnen – meer dan zes procent van de wereldbevolking dus.
Met enkele tientallen zijn ze, de geeloogpinguïns die momenteel in het centrum opgevangen worden. Ze blijken verspreid te zitten over enkele hokken. Fraaie vogels zijn het, in het bijzonder de volwassen dieren met het karakteristieke gele oog en de opvallende gele band die van de snavel over de ogen naar achteren loopt. Jonge dieren hebben die verkleuring nog niet. Vaak zijn dat kuikens die hun ouders verloren zijn en hier opgevangen worden tot ze op eigen benen kunnen staan.
Dan trekken we er op uit, op zoek naar geeloogpinguïns die van het foerageren op zee terugkeren. Zeker is het niet dat we er eentje zullen ontmoeten, waarschuwt Raohi ons. Want geeloogpinguïns zijn solitaire dieren. Gespreid over een periode van tien uur dagen ze op onvoorspelbare tijdstippen in hun eentje op het strand op. Heel anders gaat het er bij de dwergpinguïns aan toe. Die komen elke avond met z’n allen samen netjes op hetzelfde tijdstip terug aan land. Je kan er bijna je klok op gelijk zetten.
Baai van Pipikaretu
We kijken uit over de schilderachtige baai van Pipikaretu. In evenwijdige lijnen rolt de branding haar schuimkoppen uit over het strand. Zeeberen ontbreken alvast niet op het appel. Beneden op de rotsen zitten ze, en op de helling aan de overkant.
Een zeebeer ligt zowaar voor onze voeten in het gras te dutten, we struikelen er bijna over
Eentje ligt zowaar voor onze voeten in het gras te dutten, we struikelen er bijna over. Onrustig tilt hij het hoofd op en monstert ons aandachtig. Raohi trekt met een stok een streep in het zand. Tot hier, en niet verder, is zijn consigne.
Met een flinke dosis argwaan
Kleine houten boxen zijn in de helling ingegraven. Daar kunnen dwergpinguïns hun nest maken. Wellicht zit er eentje ons vanuit zo’n duister holletje te observeren. Gespreid over Australië, Tasmanië, Nieuw-Zeeland en enkele kleinere eilanden zijn de dwergpinguïns met meer dan een miljoen. Over hun voortbestaan hoeven we ons dus geen zorgen te maken.
Broeden in grote kolonies, dat vindt een geeloogpinguïn maar niets
Geeloogpinguïn
Even later hebben we prijs. Een beetje verscholen tussen het gebladerte staat een geeloogpinguïn rustig zijn veren te kuisen. Je persoonlijke hygiëne verzorg je niet in het openbaar, moet hij gedacht hebben. Dat wij hem van uit een vogelkijkhut bespieden, heeft hij niet in de gaten.
Een deels overdekte loopgraaf brengt ons naar een tweede kijkhut. Weer hebben we geluk, want ook hier houdt zich een geeloogpinguïn op. Een spuuglelijk beest is het. Maar daar kan hij zelf niets aan doen, want hij is in de rui. Van de fraaie gele band is niets meer te zien. De mooie zwarte vacht wordt weggedrukt door donzige veertjes die als bloemkooltjes aan zijn kop en zijn rug ontspruiten. Een beetje ongelukkig staat hij daar te kijken, alsof hij zich geneert voor de wijze waarop de natuur hem toegetakeld heeft.
|
Een spuuglelijk beest is het, deze geeloogpinguïn. Maar daar kan hij zelf niets aan doen, want hij is in de rui
Maar er is meer aan de hand. De rui is ook een periode van vasten voor de pinguïn. Drie tot vier weken lang zal hij niets eten. Zonder zijn isolerende vacht kan hij immers het koude zeewater niet in. Als alles goed gaat – en dat blijkt hier het geval te zijn, aldus Raohi – heeft hij vooraf voldoende voedsel gevonden om goed aan te dikken. Op het einde van de gedwongen vastenperiode zal hij dan toch weer zijn normale gewicht hebben.
Jaak Palmans
© 2019 | Versie 2022-11-12 10:49
Lees het vervolg in (10/11)