Snuffelen aan het ongerepte
Nieuw-Zeeland | Anno 2019
Vrijdag 22 maart | Queenstown – Te Anau
Vrijdag 22 maart | Queenstown – Te Anau
Als parels aan een snoer, zo rijgen zich de nationale parken op de westkust van het Zuidereiland aan elkaar. Met als kroon op het werk Fiordland, helemaal in de zuidwesthoek, het grootste nationaal park van Nieuw-Zeeland. Met 12 607 km² is het bijna zo groot als het hele Vlaams Gewest.
Fiordland is verreweg het minst toegankelijke gebied van Nieuw-Zeeland
Sedert de gletsjers zich na de laatste ijstijd teruggetrokken hebben, is duidelijk geworden wat ze hier aangericht hebben. De westkust is vergeven van de fjorden die ze in de rotsen uitgeschuurd hebben – het lijkt Noorwegen wel. Vandaar de naam van het park. Al hadden de eerste pelsjagers van een fjord nog nooit gehoord. Liever noemden ze deze wijde, diepe baaien sounds – Milford Sound, Doubtful Sound, Dusky Sound.
Met zijn steile bergketens, diepe fjorden, woeste rivieren en dichte vegetatie is Fiordland verreweg het minst toegankelijke gebied van Nieuw-Zeeland. Dat heeft zo zijn voordelen. Want de natuur is er grotendeels ongerept. Geen houthakker heeft het ooit in zijn hoofd gehaald om hier podocarpen of schijnbeuken te komen neerleggen. Veel inheemse dieren voelen er zich veilig, onder meer de takahē die hier in 1948 herontdekt werd. Voor mensen zijn ze hier veilig, voor uitheemse soorten helaas niet. Edelherten voelen zich hier in hun nopjes, maar tasten de vegetatie aan en brengen de regeneratie van sommige planten in gevaar. Zeer tot verdriet van inheemse soorten, waaronder de kea, een zeldzame bergpapegaai. En wat voskoesoes kunnen aanrichten, weten we ondertussen.
Diep in dit ongerepte gebied doordringen, is voor toeristen niet aan de orde. En ook niet wenselijk. Maar aan de rand van dat enorme park even snuffelen aan al dat moois is wel een haalbare kaart. Kortom, Fiordland is een paradijs voor natuurliefhebbers. En voor zandvliegen.
Milford Sound, één van de veertien fjorden die Fiordland rijk is, vormt vandaag onze hoofdbestemming. Met meer dan vierhonderd kilometer voor de boeg is er werk aan de winkel. Rustig laten we het fascinerende landschap op ons afkomen.
Via de vertrouwde SH6 vatten we het traject naar het zuiden aan. Aanvankelijk is dat niet meer dan een bochtige kustweg die zich angstvallig aan de steile helling van The Remarkables vastklampt. Tot Lake Wakatipu ter hoogte van Kingston voor uitgestrekte weiden plaatsmaakt. Hele kuddes schapen doen er zich te goed aan het groene gras.
Als het op neerslag aankomt, is Fiordland een recordhouder – tot achtduizend millimeter per jaar
Wolken blijven het landschap domineren. Het zijn er net iets te veel om geruststellend te zijn. Want als het op neerslag aankomt, is Fiordland een recordhouder. Achtduizend millimeter per jaar valt er op sommige plekken. Maar voor ons blijft het voorlopig kurkdroog.
De poort naar Fiordland, zo noemen de vierhonderd inwoners van Mossburn hun nietige stip op de kaart. Een beetje voorbarig, want we zijn nog altijd door een uitgestrekte vlakte omgeven. Voor het nationaal park is het meer dan vijftig kilometer westwaarts rijden. Toch valt het niet te ontkennen dat vrijwel elkeen die Fiordland bezoekt, noodgedwongen via Mossburn passeert. En daar kapitaliseren ze op.
Maar Mossburn heeft nog een troef op zak. Daar wijst het standbeeld van een potige hertenbok in beton ons op. Mossburn heeft zich tot Deer capital van Nieuw-Zeeland uitgeroepen. Of nauwkeuriger gezegd, tot Venison capital van Nieuw-Zeeland. Want het gaat natuurlijk om de productie van hertenvlees.
Toen Schotten hier in 1871 hun edelherten introduceerden, was dat voor hen een vorm van brood en spelen. De ironie wil dat je heden ten dage nergens anders dan hier nog raszuivere Schotse edelherten vindt.
Edelherten bejagen mag al lang niet meer, ze kweken en opeten nog wel. In de jaren zeventig van de vorige eeuw zag je hier commerciële kuddes van honderden dieren verschijnen. Levende dieren werden in het wild gevangen – daar kwamen zelfs helikopters bij te pas – en vervolgens als kweekdieren gebruikt.
Nergens anders dan hier vind je nog raszuivere Schotse edelherten
Met een veestapel van bijna een miljoen is het een belangrijke industrie geworden. Overigens niet alleen voor de vleesconsumptie. Want niet-volgroeide geweien die met een laagje fluweel gestoffeerd lijken, zijn in China zeer gegeerd, onder meer voor medicinale bereidingen.
Rode tussock komt steeds vaker in de plaats van het groene gras
Af en toe breekt de zon door de wolken. Door de brede vallei van de Oreti trekken we verder naar het noordwesten. Gaandeweg wordt het landschap ruiger. Rode tussock komt steeds vaker in de plaats van het groene gras.
Kwart na tien is het als we Te Anau bereiken, een dorpje van 1 600 inwoners aan de oever van het gelijknamige meer. De poort naar Fiordland, zo noemen ze zich hier – waar hebben we dat nog gehoord. Maar een blik in het naarstige Visitor Center leert ons dat ze hier wel werk maken van die status.
Lake Te Anau
Zo komen we er te weten dat je in Fiordland de oudste gesteenten van Nieuw-Zeeland vindt, sommige tot 350 miljoen jaar oud. Graniet, gneiss, gabbro en dioriet zijn daar typische voorbeelden van. Ze zijn langzaam uit magma gekristalliseerd en daarom keihard. Gelukkig maar, want daar hebben we het spectaculaire landschap van gletsjervalleien en fjorden aan te danken – de erosie kreeg er amper vat op.
Al hebben de Māori daar een andere verklaring voor. Volgens hen was de reus Tute Rakiwhanoa hier aan de slag. Letterlijk. Want met zijn dissel hakte hij deze fjorden als gootjes in het landschap uit. Hij begon helemaal in het zuiden en deed het steeds beter naarmate hij noordwaarts vorderde. De meest noordelijke fjord, Milford Sound, was dan ook zijn grootste verwezenlijking.
Maar ook meer alledaagse fenomenen krijgen hier de aandacht die ze verdienen. Zandvliegen bijvoorbeeld. Je kan ze overal in Nieuw-Zeeland ontmoeten, maar Fiordland steekt er bovenuit wat hun aantallen betreft. Net zoals bij de muggen zijn het alleen de wijfjes die het op ons gemunt hebben. Want zij zijn het die eiwitten en andere voedingsstoffen van ons bloed nodig hebben om eitjes te produceren. Eén beet zou volstaan voor de productie van 100 eitjes. Wat dus neerkomt op ongeveer 50 nieuwe beetgrage monstertjes die ons kunnen belagen.
Eén beet van de zandvlieg volstaat voor de productie van 100 eitjes. Vijftig nieuwe, beetgrage monstertjes dus
Net zoals muggen steken zandvliegen niet, maar bijten ze, want ze hebben geen angel. Met hun monddelen maken ze een wondje en slurpen dan het bloed op dat naar buiten vloeit. Maar ze zijn niet van gisteren, deze zandvliegen. Om te voorkomen dat ons bloed meteen stolt, injecteren ze vooraf wat anticoagulantia. Alsof dat niet volstaat, stimuleren ze onze histamineproductie. Onze bloedvaatjes worden dan wat wijder en hopla, het bloed gutst nog wat vlotter naar buiten. Van dat alles krijgt ons huidweefsel het natuurlijk behoorlijk op z’n heupen. Een rode plek, een lichte zwelling en een flinke dosis jeuk zijn daar het gevolg van. Gauw even onze DEET opzoeken.
Lake Te Anau
Even kuieren we over een kiezelstrandje langs het gletsjermeer. Met 344 km² is Te Anau het grootste meer van het Zuidereiland. En ook een van de diepste. Want al ligt dit strandje 210 m boven de zeespiegel, op z’n diepst reikt dit meer ruim 200 m onder het zeeniveau.
De diepe zijvalleien van Te Anau zijn de enige binnenlandse fjorden die Nieuw-Zeeland rijk is
Toch is het dat niet wat dit gletsjermeer opmerkelijk maakt. Drie uitlopers aan de westkant verraden dat de gletsjer aan die kant destijds zijgletsjers had. De diepe zijvalleien die zo zijn ontstaan, zijn de enige binnenlandse fjorden die Nieuw-Zeeland rijk is.
Een retourtje van 240 km hebben we nu voor de boeg, heen en terug naar Milford Sound. Een reis naar het hart van Fiordland, zo wordt dit fascinerende traject door de lokale toeristische dienst omschreven. Rudyard Kipling had het dan weer over het achtste wereldwonder. Tankstations zijn er onderweg niet, restaurants evenmin. Dus wordt het een vrij vroege lunch voor ons om elf uur.
Door licht glooiend heuvelland rijden we noordwaarts. Grosso modo volgt de SH94 de kustlijn. Witte pijlen op het wegdek herinneren er geregeld aan dat je hier links hoort te rijden. Want dit is bij uitstek een toeristische route. Woningen of boerderijen zijn hier nauwelijks. Wie zich hier vertoont, doet dat uitsluitend om van Fiordland te genieten.
Het lijkt wel alsof de natuur dwars door de bergen een groene loper voor ons uitgerold heeft
Het is dicht bewolkt, maar zonnig. Onherbergzame stukjes wilde natuur wisselen met heuvelachtige graslanden af waar alleen schapen nog hun gading vinden.
Lang duurt het niet vooraleer daar verandering in komt. Gaandeweg wordt het landschap ruiger. Dichte bossen snoeren aan weerszijden de weg in. Te Anau Downs biedt nog even een glimp van beschaving. Dan wenkt de wildernis.
Het meer hebben we nu achter ons gelaten. Gaandeweg doemt aan de horizon de imposante gletsjervallei van de Eglinton op. Het lijkt wel alsof de natuur dwars door de bergen een groene loper voor ons uitgerold heeft. In vrijwel kaarsrechte stroken klimt de SH94 dertig kilometer lang zoetjesaan omhoog over de vlakke valleibodem. Met als onafscheidelijke gezel de vlechtende rivier met haar voortdurend wisselend patroon van watergeulen.
Mirror Lakes
Maar ze is wispelturig, deze Eglinton. In het verleden durfde ze al eens haar bedding te verleggen als er een zondvloed door de vallei raasde. Daar getuigen de Mirror Lakes van. Die hoefijzermeren bleven verweesd in een buitenbocht achter toen de rivier voor een brede geul aan de overkant van de vallei opteerde.
Zijn er geen muizen meer voorhanden, dan richten de ratten en de hermelijnen hun hongerige blik op de inheemse soorten
Ons noopt deze plek tot een fotostop. Een korte wandeling door een bos schijnbeuken brengt ons aan de waterkant. Ook hier eisen ratten, hermelijnen en voskoesoes nog steeds hun dodelijke tol van het inheemse dierenleven. Wat meer is, om de drie tot vijf jaar escaleert dat tijdens de zogenaamde mastjaren. Schijnbeuken produceren dan uitzonderlijk veel zaadjes. Daar komen muizen in groten getale op af. Dat ontgaat ratten en hermelijnen dan weer niet – zij lusten weleens een muisje. Zijn er geen muizen meer voorhanden, dan richten ze hun hongerige blik op de inheemse soorten. Vooral vogels zijn daar het onwillige slachtoffer van.
Mirror Lakes
Op een zonnige, windstille dag zoals vandaag doen de Mirror Lakes precies wat van hen verwacht wordt – de Earl Mountains aan de overkant perfect reflecteren op hun gladde waterspiegel. Maar hoe charmant ook, echt bekoren kunnen ze ons niet, deze vijvertjes met hun dicht begroeide oevers vol flax. Want ons speelt nog steeds het majestueuze decor van Lake Matheson door het hoofd. Een beetje blasé, inderdaad.
Door eindeloze bossen klimmen we steeds hoger de bergen in. Weerom kruisen we de 45e breedtegraad, maar hier maken ze daar geen spel van. De natuur heeft genoeg te bieden. Enkele meren verschijnen aan het raam – Lake Gunn, Lake Fergus. Zij zijn het die de Eglinton van water voorzien.
Zo naderen we The Divide, de waterscheiding tussen de Stille Oceaan en de Tasmanzee. Met 531 m is dit de laagste pas in de Nieuw-Zeelandse Alpen.
Trekkers kennen deze plek als het startpunt van het fameuze Routeburn Track – of het eindpunt, dat hangt er vanaf hoe je stapt. Net zoals de Tongariro Crossing op het Noordereiland is dit een van de iconische langeafstandswandelingen van Nieuw-Zeeland. Normaal doe je er twee tot drie dagen over om het traject van 32 km af te stappen. Tenzij je aan de Routeburn Classic meedoet, een jaarlijks evenement voor geharde berglopers. In 2017 werd daar een recordtijd van 2 u 37 min 51 s afgeklokt.
Even later kijken we op een vallei vol groene boomkruinen neer, alsof we een woud van reuzebroccoli overschouwen
Hollyford Valley
Meteen zetten we de steile afdaling naar Hollyford River in. Even later kijken we op een vallei vol groene boomkruinen neer, alsof we een woud van reuzebroccoli overschouwen. Waterplasjes op de weg lijken erop te wijzen dat het hier zonet nog geregend heeft. Stroomopwaarts gaat het nu langs de Hollyford omhoog. Wit schuimend klatert het heldere rivierwater over de rotsen naar beneden. Bijna kaarsrecht rijzen de bergwanden aan weerszijden boven onze hoofden uit. Soms is er in de nauwe canyon amper ruimte voor een weg langs de rivier.
Hollyford River |
|
Hollyford River nabij Monkey Creek |
Hoog boven onze hoofden kleven wolken tegen de rotswand. Het kan bijna niet anders, of daar valt binnen afzienbare tijd regen uit. Dat het al zo lang droog is, is hoogst uitzonderlijk. Regen is hier immers de norm. Gemiddeld valt jaarlijks meer dan 8 000 mm water uit de lucht – het tienvoudige van België.
Het was dan ook een immense krachttoer om deze weg aan te leggen. Dat gebeurde in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen de overheid het niet moeilijk had om arbeiders naar deze gevaarlijke oorden te lokken. Meestal waren dat slachtoffers van de Grote Depressie.
Hollyford River nabij Marian Corner
De werkomstandigheden moeten hallucinant geweest zijn. Regen was dagelijkse kost, overstromingen en lawines loerden voortdurend om de hoek. Steeds opnieuw werden moeizaam opgezette constructies verwoest. Dat er dodelijke slachtoffers vielen verrast niet, wel dat het er al die tijd niet meer dan drie waren.
Pas in 1952 ging de weg open. ’s Zomers dan toch, want ’s winters bleef hij gesloten. Pas na lang aandringen kon de toeristische industrie de overheid in de late jaren zeventig overtuigen om de weg ook ’s winters open te houden.
Is het lawinerisico te hoog, dan wordt de weg ter hoogte van Marian Corner afgesloten
Lawinegevaar is er heden ten dage nog steeds. Sinds in 1983 een dodelijk slachtoffer viel, wordt dat zelfs strikt gemonitord. Is het lawinerisico te hoog, dan wordt de weg ter hoogte van Marian Corner afgesloten. Ook bij laag risico geldt het consigne om over een strook van ruim twintig kilometer veiligheidshalve niet te stoppen. Hoe mooi de omgeving ook is. Want een stilstaand voertuig is uiteraard een makkelijker prooi voor lawines.
Monkey Creek
In Monkey Creek is het daarentegen wel toegelaten halt te houden. De vallei is er immers wat breder, er is zelfs een kleine parking aangelegd. We snuiven er de alpiene sfeer op tussen de kale bergtoppen met hun witte wolkensluiers.
In principe kan je hier kea’s ontmoeten, maar vandaag geven die niet thuis. Jammer, want deze endemische vogel is de enige bergpapegaai ter wereld. Ze staan om hun nieuwsgierigheid bekend, maar ook om hun buitengewone intelligentie. Logische puzzels oplossen, daar draaien ze hun poot niet voor om. Dat hebben experimenten uitgewezen.
Lange tijd waren ze het voorwerp van een hevige controverse. Vooral ’s nachts zouden ze schapen belagen. Met hun scherpe klauwen en snavels zouden ze door de wol boren en zich aan de vetlaag op de rug van het arme schaap te goed doen. Tot 1970 stond er zelfs een premie op het doden van een kea. Maar tegenwoordig zijn ze beschermd. Zelfs als ze aan rubberen dichtingen van auto’s zitten te prutsen. Of met de inhoud van je rugzak aan de haal gaan.
Met hun scherpe klauwen en snavels zou de kea door de wol boren en zich aan de vetlaag op de rug van het arme schaap te goed doen
De klok tikt nu snel naar 13.32 u. af, het ogenblik waarop precies een week geleden in Christchurch die verschrikkelijke terreuraanslag plaatsvond. Uit respect daarvoor respecteert heel Nieuw-Zeeland twee minuten stilte. Ook wij in onze bus. Onze gedachten gaan uit naar de 50 dodelijke slachtoffers en de 49 gewonden. Maar ook naar de slachtoffers van de terreuraanslagen in Brussel in 2016. Want de ironie van het lot wil dat het vandaag precies drie jaar geleden is dat op de luchthaven in Zaventem en in het metrostation Maalbeek bommen ontploften.
De arbeiders leefden in tenten in een gebied waar zes maanden per jaar geen direct zonlicht inviel
|
Toen William Homer in 1889 de bergpas bereikte die achteraf Homer Saddle zou gaan heten, kwam hij meteen met het idee op de proppen om dwars door de berg een tunnel te graven. Die zou de afstand tot Milford Sound aanzienlijk inkorten, vond hij. Gelijk had hij, maar het was toch nog bijna een halve eeuw wachten vooraleer daar werk van gemaakt werd.
Aanvankelijk waren het vijf mannen met schoppen, pikhouwelen en kruiwagens die het graniet te lijf gingen – we schrijven 1935. Ze leefden in tenten in een gebied waar zes maanden per jaar geen direct zonlicht inviel. Voortdurend kregen ze in de tunnel met een vloed van smeltwater te maken. Uiteindelijk moesten de waterpompen veertigduizend liter water per uur afvoeren.
Toch slaagden ze er in 1940 in de andere kant te bereiken. Dan kwam de tweede wereldoorlog stokken in de wielen steken. Alsof dat niet volstond, verwoestte een zware lawine in 1945 het oostelijke portaal van de tunnel. In 1953 ging de tunnel dan toch open.
Tijdens de winter en de lente is het risico op lawines veel te groot voor wachtende auto’s
Homertunnel – Oostelijke ingang
Nog 4 minuten 34 seconden geduld, laat het digitale bord aan het oostelijke portaal ons weten. Want tijdens het drukke zomerseizoen is in de Homertunnel eenrichtingsverkeer ingesteld. Personenauto’s kunnen elkaar in de smalle tunnel weliswaar kruisen, maar kampeerauto’s of autobussen lukt dat zeker niet. Tijdens de winter en de lente daarentegen zijn de verkeerslichten uitgeschakeld. Het risico op lawines is dan veel te groot voor de wachtende auto’s.
Even later duiken we de claustrofobische koker in. Verrassend steil gaat het naar beneden. Over een afstand van 1 270 m zullen we van 945 m naar 820 m dalen – een hellingsgraad van ongeveer 10 % dus. Verlichting is nauwelijks aanwezig, om de veertig meter of zo hangt er een lichtarmatuur. Enkel in het schijnsel van de koplampen van de bus wordt het ruwe, onafgewerkte graniet zichtbaar.
Drie minuten later komen we aan de westkant tevoorschijn. Haarspeldbochten voeren ons nu snel naar beneden. Verspreid in het landschap merken we opvallend veel rotsblokken op, bedekt met bruinrode groenwieren – de trentepohlia die we op de morene van de Franz Josef-gletsjer leerden kennen.
Wolken hebben ook hier de bergtoppen in hun greep, maar het blijft droog. Geregeld priemt de zon zelfs door de wolken. Niets dan goed nieuws dus, temeer daar aan deze zijde van het gebergte slechts 6 400 mm regen per jaar valt – het achtvoudige van België.
The Chasm – Cleddau River |
|
|
Het is niet de waterval, maar het betoverende woud dat The Chasm de moeite waard maakt
The Chasm
Spoedig vervoegt de Cleddau ons. De snelstromende rivier zal ons tot beneden in de Milford Sound vergezellen. Ter hoogte van The Chasm wurmt ze zich met veel gedruis door enkele rotsspleten.
Maar het is niet die waterval die de obligate fotostop bij The Chasm de moeite waard maakt. Het is dat betoverende woud, die sprookjesachtige wereld van grillige boomstammen, van manshoge varens, van mossen en epifyten in alle vormen en kleuren, van baardmossen die als mysterieuze gordijntjes aan de takken hangen.
The Chasm |
|
|
Wat ruist er daar in het struikgewas? Het is geen hobbit, het is geen elfje, het is geen ork, het is een… Chinese toerist. Zijn hand steekt nog net boven het gebladerte uit, niet zonder moeite kunnen we hem er tussenuit vissen. Kennelijk heeft hij in zijn queeste naar de perfecte foto een stap teveel naar achteren gezet. Gelukkig waren er struiken om zijn val te breken, zo niet zou hij een tiental meter lager meer dood dan levend in de Cleddau gekletterd zijn. Beduusd prevelt hij een bedankje, klopt zijn kleren schoon en maakt zich uit de voeten.
Tevreden zetten we onze weg verder – tevreden omdat overvloedige regens hier zo’n formidabele natuur creëren, tevreden omdat diezelfde regens uitgerekend vandaag verstek geven zodat we ten volle van deze natuur kunnen genieten.
Milford Sound, Mitre Peak (links)
Het is vrij zonnig als we in Milford Sound op de pier onze opwachting maken. Kleine cruiseschepen varen er af en aan. De boottocht door de 15 km diepe fjord is dan ook met stip een van de populairste trips in Nieuw-Zeeland.
Elk jaar maken bijna een miljoen toeristen de lange reis naar deze afgelegen fjord. Kennelijk is niet iedereen daar opgetogen over. In februari 2004 werd opzettelijk dertienduizend liter diesel in het water geloosd. Onbekenden sloten een hogedrukslang op de brandstoftank van een van de cruiseboten aan, waardoor het vieze goedje naar buiten geperst werd. Vermoedelijk een daad van ecoterrorisme, aldus de politie. Zonder veel schade overigens, want de smurrie werd vrij vlot opgeruimd.
Even na drie gaan we aan boord van de Mitre Peak. Een kleine, maar zeer wendbare boot is dat. Kapitein Kaho heet ons welkom. Zijn assistent Aaron blijkt twaalf jaar geleden in België geweest te zijn. Oostende, Brugge, Gent, Brussel, Namen – dat zijn enkele namen die hij zich herinnert. Wat vooral indruk op hem maakte, waren de eeuwenoude stedelijke architectuur en de fraaie Brugse reien. Maar met de enorme keuze aan bieren had hij het wat moeilijk.
De boottocht door Milford Sound is met stip een van de populairste trips in Nieuw-Zeeland
Mitre Peak |
|
|
Wat Milford Sound ook bijzonder maakt, is de opmerkelijke gelaagdheid van het water. Langdurige regens spoelen immers voortdurend tanninerijk water uit de bossen de fjord in. Dat regenwater mengt zich maar heel traagjes met het zwaardere zeewater. Zo ontstaat een donkere bovenlaag, tot zes meter dik, die nauwelijks licht doorlaat.
Die combinatie van koud water en duisternis, daar komt leven uit de diepzee op af. Wezens die zich normaal enkele honderden meters onder water ophouden, tref je hier op een diepte van enkele tientallen meters aan. De Kiwi’s hebben er zelfs een speciaal onderwateraquarium voor gebouwd, zodat je met die wezens kan kennismaken.
Tot zover de theorie. De afgelopen tien dagen heeft het echter niet meer geregend. Van een donkere laag regenwater is geen sprake meer, die is bijna volledig opgelost. Hopelijk helpt ons dat om straks de dolfijnen beter te observeren.
Spoedig daagt de Bowenwaterval op. Over een hoogte van 162 m ploft het water er uit een hangende vallei in de fjord neer. Meer dan driemaal zo hoog dus als de Niagarawatervallen, laat Aaron niet na te beklemtonen. Het kristalheldere riviertje voorziet de plaatselijke gemeenschap van drinkwater en via een piepkleine waterkrachtcentrale ook van elektriciteit.
Hier was het dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw een piepkleine populatie kākāpō’s ontdekt werd
Bowenwaterval |
|
Sinbad Gully |
Nog zo’n hangende vallei is Sinbad Gully, aan de andere kant van de fjord. Twaalf‑ tot vijftienhonderd meter hoog rijzen de steile hellingen boven de bodem van de vallei uit. Als een reusachtig hoefijzer omarmen ze de kloof. Dicht regenwoud bedekt het grootste deel van het terrein. Alleen de quasi verticale rotswanden zijn kaal.
Daar was het dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw een piepkleine populatie kākāpō’s ontdekt werd, aldus Kaho. Helaas waren het alleen mannetjes. Een wreed spel is het, dat de evolutie met deze endemische grondpapegaai gespeeld heeft. Van alle papegaaien is hij de zwaarste, en tevens de enige die niet kan vliegen. Dat komt ervan als je op een eiland woont met veel voedsel en weinig roofdieren – je wordt almaar dikker en dikker, en gaandeweg verleer je het vliegen. Maar het maakt je wel weerloos als er plotsklaps toch roofdieren op het toneel verschijnen.
Voelt een kākāpō zich bedreigd, dan blijft hij stokstijf staan en rekent hij op zijn camouflagekleuren. Een strategie die heel effectief is tegen inlandse vogels die op het zicht jagen. Maar die niets uithaalt tegen exotische zoogdieren die op de geur jagen.
Een vaste relatie zoals bij de andere papegaaien kennen kākāpō’s niet. Eens het wijfje bevrucht is, trekt het mannetje zich van zijn nakomelingschap geen moer aan. Het wijfje staat er alleen voor. Foerageren, daar doet ze noodgedwongen erg lang over. Al die tijd zijn haar eieren of kuikens onbeschermd. Bovendien duurt het erg lang vooraleer die kuikens groot genoeg zijn om het nest te verlaten. Uiteraard wordt dat nest er niet properder op. Makkelijk zat dus voor een zoogdier om het op de geur te vinden.
Kortom, ei zo na was de kākāpō uitgeroeid. Gelukkig bestond er op Stewart Island nog een populatie van een kleine tweehonderd individuen – mannetjes zowel als wijfjes – al was ook deze groep bedreigd.
Maar de Kiwi’s zetten alles op alles om de soort te redden. Ze brachten de kākāpō’s op een drietal kleine eilanden samen en begonnen ze intensief te monitoren. Dat gaat zover dat ze de nesten tegen ratten beschermen, volwassen dieren extra voedsel toestoppen, zwakke kuikens individueel voeren, door gerichte paringen de genenpool versterken en kunstmatige inseminatie toepassen. In juni 2017 bedroeg het aantal kākāpō’s welgeteld 154. Elk van hen heeft een naam en draagt een zendertje.
Ook de flora is hier uitzonderlijk, weet Kaho. Meer dan zevenhonderd verschillende plantensoorten zijn in en rond Milford Sound geteld. Veel van die planten kan je nergens anders ter wereld aantreffen.
Links domineert Mitre Peak het decor. Zijn piek lijkt inderdaad sterk op een bisschopsmijter, vandaar zijn naam. Met zijn hoogte van 1 683 m behoort hij hier tot de grote jongens. Op het eerste gezicht niet bijzonder hoog wellicht, maar we mogen niet vergeten dat deze bergen pal aan zee staan.
Zou je de fjord laten leeglopen, dan zou je tegen een berg van meer dan 2 100 m aankijken
Milford Sound, Mount Kimberley ‘The Lion’ (rechts)
Meer nog, Milford Sound is hier ongeveer 450 m diep. Zou je de fjord laten leeglopen, dan zou je tegen een berg van meer dan 2 100 m aankijken. Dat maakt van hem een van de hoogste bergen ter wereld die recht uit de oceaanbodem oprijzen, aldus Kaho. Met die boude claim zouden ze in Hawaï eens goed lachen, mochten ze het horen. Reken je immers bij Mauna Kea ook de hoogte onder water mee, dan kijk je tegen een berg van 10 230 m aan – het vijfvoudige van Mitre Peak.
Dan komen plots enkele tuimelaars de show stelen. Vrolijk surfen ze op de vaart van de boot mee. Speels dartelen ze vooraan met z’n drieën rond de boeg, soms ruggelings met hun witte buik naar boven. Maar het zijn er veel meer die rond de boot verschijnen. Aaron schat het aantal rugvinnen dat hij opgemerkt heeft op een twaalftal.
Tuimelaars worden onder water geboren. Niet evident voor een zoogdier
Tuimelaar |
|
|
Van alle dolfijnen zijn de tuimelaars wereldwijd veruit de meest verspreide en de meest vertrouwde soort. In alle zeeën ter wereld kan je ze aantreffen, behalve in de Arctische en de Antarctische wateren. Want daar vinden ze het net iets te koud.
Twee tot vier meter lang kunnen ze worden, gemiddeld wegen ze 250 kg. Vis is het belangrijkste item in hun dieet – 8 tot 15 kg per dag. Garnalen lusten ze ook wel, evenals weekdieren, pijlinktvissen en zeekatten. Maar dan selectief, want ze slikken enkel de zachte delen door. Ze behoren immers tot de tandwalvissen en beschikken dus over tanden. Baleinwalvissen daarentegen zeven hun voedsel uit het water en moeten het integraal doorslikken.
Tuimelaars worden onder water geboren. Niet evident voor een zoogdier. Want als je even niet oplet, is het kalf verdronken nog voor het goed en wel geboren is. Tuimelaars komen daarom steeds in stuitligging ter wereld, zodat de staart als eerste tevoorschijn komt.
Nog zo’n probleem is slapen. Want bij tuimelaars is ademhalen een bewust proces. Telkens een tuimelaar naar het wateroppervlak stijgt om daar lucht te happen, is dat zijn weloverwogen beslissing. Niet zoals bij ons dus, want wij ademen op de automatische piloot zonder erbij na te denken.
Slapen is dan een probleem. Enerzijds heeft het dolfijnenbrein slaap nodig, anderzijds moet dat brein doorlopend actief blijven om erover te waken dat er geregeld geademd wordt. Daar heeft de evolutie een briljante oplossing voor gevonden. Dolfijnen – net zoals walvissen overigens – slapen met één hersenhelft tegelijk. Zo kan de ene hersenhelft rusten, terwijl de andere bij bewustzijn blijft en de ademhaling aanstuurt.
Over hersenen gesproken, tuimelaars staan voor hun hoge intelligentie bekend. Zo gebruiken ze bijvoorbeeld sponzen om hun gevoelige neus te beschermen als ze op de zeebodem naar voedsel speuren. Alleen een zoetwaterdolfijn uit het Amazonegebied wordt nog slimmer geacht. En de meeste mensen.
Milford Sound – Coppers Point
Ook wat sociaal gedrag betreft, springen dolfijnen er bovenuit. Vaak werken ze als een efficiënt team samen om een school vissen in te sluiten. Zelfs altruïsme is hun niet vreemd. Dat bleek nog maar eens op spectaculaire wijze in oktober 2004. Vier zwemmers werden toen voor de kust van Ocean Bay in de nabijheid van Whangarei door een grote witte haai bedreigd. Veertig minuten lang vormden zeven tuimelaars een beschermende kring rond hen. Waarna de haai onverrichterzake afdroop, als we The New Zealand Herald mogen geloven.
Dat zal dan wel een Vlaamse leeuw zijn, want The Lion is precies 1 302 m hoog
Aan de overkant van de fjord wijst Kaho Mount Kimberley aan. Maar zo heet de berg al lang niet meer. Tegenwoordig gaat hij als The Lion door het leven. Want hij lijkt sprekend op een liggende leeuw. Dat zal dan wel een Vlaamse leeuw zijn, want de bergtop is precies 1 302 m hoog.
Ter hoogte van Copper Point mag de fjord dan al op z’n smalst zijn, toch is de kloof hier nog altijd 500 tot 600 meter breed. Watervallen hebben ze hier in soorten – het water van Fairy Falls stort zich als in een strakke koker recht naar beneden, bij Bridal Veil Falls waaiert het als een sluier breed uiteen.
Dan maakt de kloof een hoek van negentig graden, pal naar het noorden. De bergen worden wat minder steil nu. Rechts steken de rotsen van Dale Point als een scherpe punt in zee. Zij markeren het eindpunt van de fjord en het begin van de Tasmanzee. Dertig tot zeventig meter, dieper is het water hier niet, want aan het begin van de fjord bevindt zich een onderzeese richel.
Milford Sound van op zee
Gaandeweg wijken de wanden van de fjord nu uiteen, alsof ze een trechter willen vormen die van op zee de juiste weg naar de fjord wijst. Op Saint Anne Point is een vuurtoren opgericht om deze plek goed te herkennen. Veertien kilometer diep in zee kan je zijn lichtbundel al waarnemen. Links strekt zich het keienstrand van Anita Bay uit, waar Māori graag op zoek gingen naar pounamu, de groene steen.
Ook voor de witkapalbatros is het op de hoofdeilanden te onveilig vanwege de vele roofdieren
Witkapalbatros
Eenzaam op het water deint een grote vogel onbewogen met de golven mee. Een witkapalbatros, weet Aaron. De eerste zeevaarders uit Nederland deed hij met zijn verenkleed aan een zeemeeuw denken. Daar dankt hij zijn Engelse naam mollymawk aan, een verbastering van het oud-Nederlandse mallemok of gekke meeuw.
Vrijwel zeker heeft hij zijn nest op een van de kleinere eilanden. De hoofdeilanden schuwt hij immers. Ook voor deze grote vogel is het daar te onveilig vanwege de vele roofdieren.
Het grootste deel van zijn leven brengt hij echter op zee door. Hij voedt zich met ongewervelde zeedieren, zijn dorst lest hij met zeewater. Onnodig te zeggen dat hij op die manier heel wat zout te verwerken krijgt. Een zoutklier aan de basis van zijn snavel stelt hem in staat het overtollige zout aan zijn lichaam te onttrekken. Buisjes aan weerszijden van zijn snavel voeren dat zout af zonder dat hij het risico loopt dat het in zijn ogen terecht komt. Een typisch kenmerk van zeevogels is dat, ze houden er hun groepsnaam aan over – de buissnaveligen.
Vliegen kunnen albatrossen als de beste. Meesterlijk weten ze van stijgwinden gebruik te maken om moeiteloos grote afstanden af te leggen, vaak zonder ook maar een keer met de vleugels te slaan. Urenlang de vleugels volledig gestrekt houden, dat kost hun niet de minste moeite. Dat hebben ze aan een pees te danken die als een soort schouderslot fungeert en de vleugels in die stand vergrendelt.
Maar die efficiëntie komt met een prijskaartje. Landen en opstijgen, dat is andere koek. Dat kunnen we met eigen ogen aanschouwen als onze vriend het op zijn heupen krijgt van onze aanwezigheid. Een stuntelig gedoe is het, met vleugels die nauwelijks draagkracht genereren en poten die over het wateroppervlak blijven slepen. Begin er maar eens aan, jezelf met die lange vleugels uit het water te tillen als je drie tot vijf kilogram weegt.
Begin er maar eens aan, jezelf uit het water te tillen als je drie tot vijf kilogram weegt
|
Langs de noordflank van de fjord keren we terug landinwaarts. Rechtover Copper Point bevindt zich Seal Rock. Een zevental zeeberen liggen er op een enorm rotsblok te suffen. Voor ons hebben ze niet de minste belangstelling.
Seal Rock – Zeeberen
Jonge vrijgezellen zijn dat, die door het dominante mannetje uit de groep gestoten zijn. Want die wil het risico niet lopen dat ze zijn leiderschap gaan uitdagen of zijn wijfjes gaan bevruchten zodra ze daar oud genoeg voor zijn. Voor hen zit er niets anders op dan hun beurt af te wachten. Enkele jaren aansterken dus, tot ze sterk genoeg zijn om zelf een harem rond zich te scharen.
Enkele jaren aansterken, tot ze sterk genoeg zijn om zelf een harem rond zich te scharen
Seal Rock – Zeeberen (m)
|
Van een hoogte van 151 m dondert het water van Stirling Falls uit een hangende vallei naar beneden. Zonder twijfel is dit kapitein Kaho’s favoriete waterval, want hij kan er met zijn Mitre Peak tot onder het gutsende water varen. Spektakel te over, want wie op de boeg blijft staan, gaat mee in bad.
Stirling Falls |
|
Mount Kimberley ‘The Lion’, waterval van Harrison River |
Koud is dat water beslist, want het is van een heuse gletsjer afkomstig. Die vlijt zich tegen de flank van Mount Pembroke aan, met 2 025 m een van de hoogste bergen in de omgeving van de fjord. Tegenwoordig is die bescheiden gletsjer zelfs de enige die je nog vanuit de fjord kan waarnemen. Voor ons is dat echter te hoog gegrepen. Wolken belemmeren het zicht vanuit Harrison Cove.
Milford Sound
Maar dat kan de pret niet bederven. Voldaan keren we de westkust voorgoed de rug toe en vatten de lange terugrit naar Te Anau aan.
Jaak Palmans
© 2019 | Versie 2022-11-11 23:19
Lees het vervolg in (9/11)