Wereldhoofdstad van de adrenaline
Nieuw-Zeeland | Anno 2019
Dinsdag 19 maart | Fox Village – Wanaka
Woensdag 20 maart | Wanaka – Queenstown
Donderdag 21 maart | Queenstown
Dinsdag 19 maart | Fox Village – Wanaka
In zijn betere dagen – dat wil zeggen tijdens de laatste ijstijd – reikte de Foxgletsjer tot aan de kustlijn. Maar dat is al lang het geval niet meer. De afgelopen veertienduizend jaar heeft de gletsjer zich steeds dieper in het binnenland teruggetrokken. Tegenwoordig moet je zijn tip al 23 km ver van de kust gaan zoeken.
De afgelopen veertienduizend jaar heeft de Foxgletsjer zich 23 km teruggetrokken
Mount Tasman, Clearwater River
Mount Tasman
Dat de aanwezigheid van zulk een immense ijsmassa in de gletsjervallei haar sporen nagelaten heeft, laat zich raden. Morenen zijn er alom. Maar geen van die plekken kan aan Lake Matheson tippen. Een klassiek voorbeeld van een ketelmeer is dat, een depressie gevormd door dood ijs dat door de gletsjer achtergelaten is.
Clearwater River
Eén van de mooiste van Nieuw-Zeeland, zo noemen ze de wandeling van 4,4 km rond het meer. Benieuwd trekken we de hangbrug boven de Clearwater over. Lang zal het niet duren vooraleer die boude aanspraak bewaarheid wordt.
Een comfortabel grindpad van ruim een meter breed voert ons al snel door een weelderige, bijna subtropische vegetatie. Metershoog rijst aan weerszijden een vrijwel ondoordringbare muur op van bomen, struiken, boomvarens, klimplanten, baardmossen en epifyten. Vogels hoor je te kust en te keur, maar zelden krijg je ze te zien.
Met zijn ongerepte flora kan dit gematigd regenwoud voor een vochtige habitat uit het Mesozoïcum doorgaan
Clearwater River |
|
Kahikatea (white pine) |
Wie aan de bergtoppen en de gletsjers van de Nieuw-Zeelandse Alpen een sterk Zwitserlandgevoel overhoudt, hoeft hier maar even rond zich te kijken om dat tegengesproken te zien. Zo exotisch is dit gematigd regenwoud, op het sprookjesachtige af.
Vijfduizend jaar heeft het de natuur gevergd om op de kale morene rond het meer dit wondermooie woud uit te bouwen. Het zijn vooral eeuwenoude podocarpen die de ruimte vullen.
Als soort bestonden deze gigantische bomen reeds ten tijde van de dinosauriërs. Dat was een van de redenen waarom de BBC hier graag voor de verfilming van Walking with Dinosaurs neerstreek. Want met zijn ongerepte flora kan dit gematigd regenwoud zonder veel kunstgrepen voor een vochtige habitat uit het Mesozoïcum doorgaan. Levende dinosauriërs voegden ze dan achteraf met gesofisticeerde animatietechnieken aan dit decor toe.
Met de rimu, oftewel de red pine, maakten we eerder al kennis. Nieuw voor ons in de familie der podocarpen is de kahikatea, de white pine. Ooit waren dit de hoogste bomen van het land. Vόόr kolonisten hier met bijl en zaag in de aanslag opdaagden, kon je gemakkelijk kahikatea’s van tachtig meter aantreffen. Tegenwoordig is dat hooguit 55 tot 60 m.
Althans, voor zover je in Nieuw-Zeeland nog kahikatea’s vindt. Want men schat dat liefst 98 % van de oorspronkelijke bossen verdwenen zijn. Dat heeft niet zozeer met houthakkers te maken, want die vonden het hout maar minnetjes – niet sterk genoeg, te gevoelig voor verrotting. De kahikatea ging er vooral op achteruit omdat de vochtige omgevingen waarin hij goed gedijt, geleidelijk uit het landschap verdwenen. Deels door boskap, deels door het afwateren van moerassig terrein.
Dichter bij de grond merken we een niervaren op. Met sporenhoopjes in de vorm van een nier ligt het voor de hand waarom de plant haar naam kreeg. Iets gelijkaardigs geldt voor het parapluutjesmos, waar de reproductieve organen als een parapluutje over de plant hangen.
The Perfect Reflection, zo noemen ze dat hier, en dat is niet eens overdreven
Bijna waren we het vergeten – dat komt ervan als je zo in de flora opgaat. Lake Matheson dankt zijn faam helemaal niet aan zijn betoverende flora. Het zijn de vergezichten op de besneeuwde toppen van de Nieuw-Zeelandse Alpen, waar deze wandeling in uitmunt. Met als toegevoegde waarde de vlekkeloze weerspiegeling ervan in het meer.
Mount Tasman, Lake Matheson
Het zit ons mee, de omstandigheden zijn perfect. Het meer ligt er quasi rimpelloos bij. Er is geen wolkje aan de lucht, de zon straalt hoog aan de blauwe hemel. De witte pieken en de grijsblauwe kammen rijzen helder en ongenaakbaar boven de bossen uit, met hier en daar een van die typische lange, witte nevelslierten. En dat alles ligt volmaakt op het wateroppervlak weerspiegeld, met Mount Tasman en Mount Cook in de hoofdrol.
The Perfect Reflection, zo noemen ze dat hier, en dat is niet eens overdreven. Neem je een foto en draai je je fototoestel over 180°, dan heb je net hetzelfde beeld op je schermpje. Dat dit prentkaartenzicht het tot afbeeldingen op bierflesjes, koekendozen en zelfs een postzegel heeft geschopt, hoeft niet te verbazen.
Dat is dan mede aan de samenstelling van het water te danken. Want dat kleurt donkerbruin door de minuscule organismen die erin opgelost zijn. Die zijn dan weer afkomstig van de humus die door het regenwater uit de bossen aangevoerd wordt. Zo ontstaat een donkere, neutrale fond die loepzuivere spiegelbeelden mogelijk maakt.
Laten we hem de smurfenpaddenstoel noemen, deze hemelsblauwe entoloma hochstetteri
Entoloma hochstetteri aka smurfenpaddenstoel |
|
Treurden |
Nog zijn we op de lokale flora niet uitgekeken, want plots worden we door een entoloma hochstetteri verrast. Laten we hem smurfenpaddenstoel noemen, deze hemelsblauwe zwam die daar zo onverwacht tussen het groen opduikt. In een podocarpenwoud zoals dit voelt hij zich perfect thuis. Hoe ongewoon zijn blauwe verschijning voor ons ook is, je kan hem overal langs de westkust aantreffen, zowel op het Noordereiland als op het Zuidereiland. Of hij al dan niet giftig is, daar is de wetenschap nog niet uit. Al zien we het niet zo gauw gebeuren, een blauwe paddenstoel op ons bord.
We zien het niet zo gauw gebeuren, een blauwe paddenstoel op ons bord
|
|
Entoloma hochstetteri |
Veel vertrouwder voor ons is de ponga, een alomtegenwoordige boomvaren van een meter of zes hoog. Vaak groeit hij in bosjes, want zijn wortelstokken planten zich ondergronds voort.
Ponga |
|
Podocarpenwoud |
Van de endemische Nieuw-Zeelandse paling daarentegen krijgen we niets te zien. Nochtans krioelt het ervan in deze donkere, tanninerijke wateren, als we de infoborden mogen geloven. Zoals het echte palingen betaamt, brengt ook de Nieuw-Zeelandse paling verreweg het grootste deel van zijn leven in zoet water door. Om zich pas op het einde van zijn leven naar zee te spoeden.
Nieuw-Zeelandse palingen zijn de grootste echte palingen ter wereld
Waar en hoe de bevruchting plaatsvindt, weet men niet, maar uiteindelijk verschijnen de zwangere wijfjes steeds op dezelfde plek. Dat is dan niet de Sargassozee zoals dat bij onze Belgische palingen gebruikelijk is, maar wel een gebied nabij de Tonga-eilanden, hier vijfduizend kilometer vandaan.
Daar aangekomen, lozen de wijfjes hun eitjes – ergens tussen een en twintig miljoen stuks – waarna ze prompt het loodje leggen. Al bij al een overbodige reis, zo lijkt het, want de larven drijven op automatische piloot in vijftien maanden naar de kusten van Nieuw-Zeeland terug. Met dank aan de overheersende oceaanstromingen.
Voor de kust antichambreren ze vervolgens een jaartje in estuaria, terwijl ze van glasaaltjes naar kleine palingen transformeren. Nu komt het zware werk – terugkeren naar de plek waar moeder vandaan kwam. De getijdenstromingen geven een eerste duwtje in de rug, maar daarna moeten ze de klus zelf klaren.
Eens volwassen zijn het heuse kanjers. Een wijfje kan weleens twee meter lang en 25 kg zwaar worden. De grootste echte palingen ter wereld dus. En nog lekker ook, als je het de Māori vraagt. Want zij hadden heel goed in de gaten hoe de levenscyclus van palingen in elkaar zit. Elk seizoen verschenen ze op het juiste ogenblik aan de oevers van Lake Matheson om zich een voorraadje in te slaan.
|
|
Pūkeko of purperkoet |
Zo belanden we terug in het open veld. Vreemde, zakvormige weefsels hangen er tussen de takken van de struiken, ongetwijfeld het werk van vlijtige spinnen. Verderop in het grasland lopen een handvol pūkeko’s hun kostje bij elkaar te scharrelen. Een vertrouwd beeld zijn ze ondertussen geworden, deze purperkoeten.
Een vertrouwd beeld zijn ze ondertussen geworden, deze purperkoeten
Een rit van ongeveer 270 km hebben we nu voor de boeg. Bijna de helft van dat traject zal ons weerom langs de kust voeren. Daarna laten we de Tasmanzee voorgoed achter ons en trekken we het ruige binnenland in.
Spoedig kruisen we de Fox, Waiho’s kleine broertje. Met witte schuimkopjes klatert het grijsgroene smeltwater van de gletsjer door de smalle, rotsachtige bedding. Een wandeling door de morene van de Foxgletsjer, dat behoort hier in principe ook tot de mogelijkheden. Net zoals wij gisteren langs de Waiho naar de tip van de Franz Josefgletsjer trokken. Maar momenteel is dat traject gesloten. Want het pad moet hersteld worden, landverschuivingen hebben het overhoop gehaald.
Van de palingen van Lake Matheson naar de zalmen van de Paringavallei, voor ons is dat maar een kleine stap. Gekweekte zalmen, welteverstaan, want dat is waar Brenda en Graham Monk zich in hun Salmon Farm al bijna een kwarteeuw mee bezighouden. Elk jaar produceren ze hier acht tot tien ton zalm.
Het water van de Waituna, een koel, helder zijriviertje van de Paringa, is daar naar verluidt uiterst geschikt voor. Al is het uiteraard opletten geblazen met de rivieren aan de westkust, want die willen weleens op hol slaan. Dus zijn de zalmen in een soort van drijvende dokken ondergebracht die netjes het waterniveau volgen. Als lunch krijgen we er heerlijke verse zalm voorgeschoteld – what else?
Landverschuivingen hebben het pad door de morene van de Foxgletsjer overhoop gehaald
Even voor twee begint de SH6 weer met de kustlijn te flirten. Al merken we daar voorlopig niet veel van, want van op zee heeft mist de hellingen ingepalmd. Een vreemde ervaring is dat, na de hemelsblauwe luchten van deze ochtend. Het is voorzichtig laveren over de bochtige weg, in een eindeloos spel van klimmen en dalen. Dat je hier dan toch nog een eenzame fietser ontmoet, is even schrikken.
In de lagere kuststroken hebben we van de nevels geen last meer. Eindeloze muren van exotisch groen flankeren nu de weg. Nieuw-Zeeland doet hier zijn groene naam alle eer aan.
Tot na een bocht plots de one lane bridge over de Haast opduikt. Net voor haar monding blijkt de vlechtende rivier enorme proporties aan te nemen. Liefst zevenhonderd meter lang is de brug. We doen er een volle minuut over.
Of er aan het andere uiteinde al een voertuig op de brug verschenen is, zie je nauwelijks. Aan de gewone regel – eerst komt, eerst maalt – heb je dus niet veel. Om de tweehonderd meter is er daarom een Passing Bay gebouwd waar voertuigen elkaar kunnen kruisen.
Dat de bedding van de Haast hier zo’n geweldige afmetingen aanneemt, hoeft niet te verbazen. De rivier watert immers enkele imposante gletsjervalleien af. Tijdens de ijstijden lag het ijs hier honderden meters dik. De Haastgletsjer reikte toen zelfs tot voorbij de kustlijn, een eind de zee in.
Tijdens de ijstijden lag het ijs hier honderden meters dik
Haastrivier
Stroomopwaarts volgen we nu de Haastrivier op haar linkeroever. Het was de goudzoeker Charles Cameron die in 1863 als eerste Europeaan deze vallei doorkruiste. Maar daar had Julius von Haast geen oren naar toen hij enkele weken later die prestatie overdeed en de vallei – evenals de rivier, de gletsjer, de bergpas en het dorpje – zijn naam gaf.
Een sinecure was het niet, om door deze vallei een weg over de Nieuw-Zeelandse Alpen aan te leggen. Zelfs al had de gletsjer het grootste deel van het werk al voor zijn rekening genomen.
Al in de jaren zeventig van de 19e eeuw trokken zwaar beladen lastpaarden door deze vallei. Ze volgden de eeuwenoude paden van de Māori die hier indertijd naar voedsel en pounamu op zoek waren. Toch zou het nog tot 1929 duren vooraleer men van een echte weg werk ging maken.
Vierhonderd man togen aan de slag. Pikhouwelen, schoppen en paardenkarren, meer gerief hadden ze niet. Het klimaat was ook al geen hulp. Vier seizoenen op één dag zijn hier geen uitzondering – een heldere zomerdag kan ’s avonds in sneeuwvlagen eindigen. Alsof dat alles niet volstond, kwam de tweede wereldoorlog roet in het eten strooien.
Dat het project bijna veertig jaar in beslag nam, kan nauwelijks iemand verbazen. Pas in 1965 was de verbinding tussen het kustgebied en het binnenland voltooid. En dan nog was het tot 1995 wachten vooraleer het volledige traject geasfalteerd was. Een wereld van verschil met het gemak waarmee we vandaag kommerloos over de comfortabele asfaltweg toeren.
Klimmen doen we voorlopig nauwelijks. Aan weerszijden rijzen de immense wanden van de gletsjervallei hoog boven ons uit. Door de dichte begroeiing zoeken we even de oever op. Alsof ze door een gulle hand uitgestrooid zijn, liggen grote rotsblokken er langs de waterkant. Aan de overkant rijzen dichtbeboste, donkergroene heuvels zes‑ tot zevenhonderd meter hoog. Net daarachter moeten zich de besneeuwde toppen van de MacFarlane Ridge bevinden, maar daar zien we niets van. Beneden kabbelt het blauwgroene smeltwater vredig door de geultjes van de vlechtende rivier. Drie‑ tot vierhonderd meter breed is haar bedding hier. Je moet er niet aan denken wat het effect is als kolkend water zich hier over de volle breedte naar beneden stort.
Een sinecure was het niet, om door deze vallei een weg over de Nieuw-Zeelandse Alpen aan te leggen
Haastrivier
Al meer dan veertig kilometer voert de weg ons oostwaarts, steeds dieper het binnenland in. Tot daar in een haakse bocht plots een einde aan komt. Pal zuidwaarts gaat het nu. Heel even krijgen we daarbij een inkijk in de monumentale gletsjervallei van Landsborough. In de verte zou de 2 640 m Mount Hooker boven dat tafereel moeten prijken. Zou moeten, want wolken hebben de sneeuwpiek in hun greep.
Even later bollen we het Nationaal park Mount Aspiring binnen. Met zijn oppervlakte van 3 562 km² is dit het derde grootste nationaal park van Nieuw-Zeeland – net iets groter dan de provincies Antwerpen en Limburg samen.
Gaandeweg wordt de vallei wat smaller nu. Ter hoogte van Pleasant Flat dwingt ze ons naar de rechteroever. Maar het stijgingspercentage blijft verwaarloosbaar – honderd meter over een afstand van 50 km. Nul komma twee procent dus.
Naar Thunder Creek Waterfalls |
|
|
Soms neemt de vallei zelfs de allures van een smalle canyon aan. Zoals bij Thunder Creek Waterfalls, waar een zijriviertje zich over een hoogte van 28 m quasi loodrecht naar beneden stort. Een canyon van 28 m diep, dat is het resultaat van het sloopwerk van de Haast gedurende de afgelopen twaalfduizend jaar sedert de gletsjers er de brui aan gaven – twee millimeter erosie per jaar dus.
De rivier moet zich door een veel te smalle geul vol rotsblokken wurmen
Thunder Creek Waterfalls |
|
Gates of Haast |
Stilaan wordt het ernst. De echte klim naar Haast Pass zit er aan te komen. Niet dat we ons daar gecompliceerde toestanden met haarspeldbochten of zo bij moeten voorstellen. Eventjes verengt de vallei zich tot een steil V-dal, maar ons traject vormt op de kaart grosso modo een rechte lijn.
Gates of Haast, zo noemen ze deze plek. De rivier moet er zich door een veel te smalle geul vol rotsblokken wurmen. Dat levert uiteraard spektakel op. Veel krijgen we daar door de dichte vegetatie niet van te zien. Behalve dan van op de one lane bridge, waar we een blik kunnen werpen op het woest schuimende, blauwgroene water.
Lang duurt het niet vooraleer de vallei weer in een breder dal uitwaaiert. Rustig klatert de Haast door haar ruime rivierbedding, zich niet bewust van het spektakel dat haar zo dadelijk te wachten staat. In lange, rechte stroken voert SH6 ons naar de zadelrug tussen de twee valleien.
Even voor vier bereiken we Haast Pass, een kaarsrechte strook weg door een woud van schijnbeuken. Je bent de bergpas over voor je er erg in hebt. Echt hoog is hij dan ook niet, maar net 563 m. Dat hebben we aan wijlen de gletsjers te danken. Want zij hielden dit landschap millennia lang onderdrukt.
Wat nu voor ons ligt, is het spiegelbeeld van wat achter ons ligt – een brede gletsjervallei waar een rivier haar weg naar beneden zoekt. Met dat verschil dat het water van de Makarora naar de Stille Oceaan op zoek is, terwijl de Haast naar de Tasmanzee afvloeit.
Je bent de bergpas over voor je er erg in hebt. Dat hebben we aan de gletsjers te danken die dit landschap millennia lang onderdrukt hielden
Makarora
Een vijftal kilometer verder vouwt de gletsjervallei van de Wanaka zich in al haar grootsheid open. Rustig kabbelt de Makarora over haar rotsachtige bedding door de brede sedimentvlakte. Ondertussen weten we welk geweld zulke onschuldig ogende riviertjes kunnen ontketenen.
Zo belanden we in Makarora, een piepkleine nederzetting waar toerisme een belangrijke rol speelt. Je kan er helikoptervluchten boven de bergen maken, je kan er met een jetboat de Makarora verkennen, je kan er aan heerlijke ijsjes likken. Wij opteren voor dat laatste.
Alles lijkt samen te spannen om de perfecte spiegeling te creëren in Lake Wanaka
Even voor vijf weet Lake Wanaka ons aangenaam te verrassen. Met The Perfect Reflection van Lake Matheson nog vers in ons geheugen, lijkt dit gletsjermeer een heruitgave van dat ketelmeer, maar dan honderd maal uitvergroot. De blauwe lucht, de witte wolkjes, de kale, bruingroene bergen en vooral het rimpelloze wateroppervlak – alles lijkt samen te spannen om de perfecte spiegeling te creëren. Sommige toppen aan de overkant reiken hoger dan tweeduizend meter.
Ook de Māori kwamen hier graag, maar dan niet om van het beeldige decor te genieten. Voor hen was dit, net zoals Lake Matheson, een belangrijke mahinga kai, een plek waar je makkelijk voedsel kon vergaren. ’s Zomers daagden ze hier op om palingen en vogels te bejagen. Via de Haast Pass trokken ze hoger de bergen in op zoek naar pounamu, het groene goud. Om dan bij het naderen van de herfst in rieten boten via de Clutha naar de oostkust terug te keren.
Veertien kilometer lang is dit schilderachtige tafereel aan het raam onze reisgezel. En dat is dan nog maar een derde van de totale lengte van Lake Wanaka. Een enorme watermassa is het, met een oppervlakte van 192 km² – groter dan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – en op sommige plaatsen 300 m diep. Dat je deze regio in sommige scènes van The Lord of the Rings of The Hobbit kan herkennen, hoeft niet te verwonderen.
The Neck – Lake Wanaka
En de verrassingen zijn de wereld nog niet uit. Netjes evenwijdig met Lake Wanaka duikt even later diens kleine broertje Lake Hāwea op, ook al een overblijfsel uit de laatste ijstijd. Een bergrug van vijf tot tien kilometer breed scheidt beide gletsjermeren van elkaar. Waar die kam op z’n smalst is – nauwelijks een kilometer breed – wipt de SH6 van het ene meer naar het andere over. The Neck, zo noemen ze deze smalle doorsteek.
Ooit vormde deze idyllische omgeving het decor van een bloedige episode uit de muskettenoorlog
The Neck – Lake Hawea
Dat deze idyllische omgeving ooit het decor vormde van een bloedige episode uit de zogenaamde muskettenoorlog, is moeilijk te vatten. Bijna de hele eerste helft van de 19e eeuw, zo lang teisterde die oorlog het land. Strikt genomen hadden de Engelsen er niets mee te maken. Het was immers een conflict tussen Māori. In de praktijk waren het echter de Engelsen die de Māori aan vuurwapens geholpen hadden. Voor sommige stammen was dat de aanleiding om extra land te veroveren of om oude vetes te vereffenen. In het bijzonder als de andere stam nog niet over musketten beschikte.
De gevolgen waren rampzalig. Een heuse wapenwedloop kwam op gang, in een halve eeuw tijd werden naar schatting drieduizend veldslagen gevoerd waarbij in totaal twintig‑ tot veertigduizend oorlogsslachtoffers vielen – op een gemiddelde populatie van honderdduizend.
De gebeurtenissen hier in The Neck speelden zich in 1836 af. Met een honderdkoppige strijdmacht – oorlogen waren hier nooit zo’n grootschalige bedoening als bij ons – trok de beruchte Māorichef Te Puoho via de West Coast de Haast Pass over. Net zoals wij dus, maar dan iets trager. Hier op deze bergkam stootten ze op een klein kampement van lokale Māori. Met hun traditionele wapens van hout en steen hadden dezen geen schijn van kans. Een tiental mannen konden zich niet tijdig uit de voeten maken en werden als slaven afgevoerd. Twee kinderen werden ter plaatse gedood en opgegeten. Sedertdien zijn de lokale Māori nooit meer op de oevers van Lake Wanaka verschenen om er palingen of vogels te vangen.
Omstreeks zes uur bereiken we ons hotel in Wanaka, aan de oever van het gelijknamige meer. Paradijscasarca’s struinen er door het gras of duikelen in de vijver op zoek naar voedsel.
Een warme, zonnige dag is het geweest. We kijken dan ook vreemd op als we in onze kamers op verwarmingstoestellen en een elektrisch deken stoten.
Woensdag 20 maart | Wanaka – Queenstown
Wanaka – Lake Wanaka
De Māori wisten het al, Wanaka ligt op het knooppunt van enkele belangrijke routes. In deze bergachtige, vaak ontoegankelijke contreien is dat geen evidentie. Zo is er naar het noorden de Haast Pass, naar het westen de toegang tot het Nationaal park Mount Aspiring, naar het zuiden en het oosten de vallei van de Clutha, de tweede langste rivier van Nieuw-Zeeland. Door die vallei zullen we vandaag onze reis voortzetten. En we hebben prachtig weer in het verschiet.
Dauwdruppels leggen een bleke sluier over het groene gras. Nevelslierten hangen laag in de vlakke gletsjervallei waar koeien staan te grazen. Heuse schapenwolkjes sieren de blauwe hemel in het westen.
Als een slang meandert de Clutha in grillige bochten door de brede sedimentvlakte. Luttele eeuwen geleden moeten deze graslanden de favoriete biotoop van de moa geweest zijn. Al was het voor grote loopvogels in deze open ruimte altijd oppassen geblazen, want hoog in de lucht hingen Haasts arenden voortdurend op de loer.
De korte zomerperiode is ideaal voor wijnbouw, op voorwaarde dat de herfstkou niet te vroeg toeslaat
Wijngaarden zijn er hier te kust en te keur, zowel in de vallei als op de noordelijke hellingen. Vooral de pinot noir doet het hier goed, maar ook de sauvignon blanc en de chardonnay zijn best te smaken. Dat je hier de zuidelijkste wijngaarden ter wereld aantreft, heeft Centraal-Otago in de eerste plaats aan zijn klimaat te danken. Je mag dat klimaat bijna continentaal noemen. Koude, ijzige winters worden door hete, droge zomers afgewisseld. ’s Zomers pieken de thermometers geregeld boven 30 °C. ’s Winters wordt het bar koud – ooit werd een temperatuur van ‑25,6 °C opgetekend. Regen valt er weinig, want Centraal-Otago bevindt zich in de regenschaduw van de Nieuw-Zeelandse Alpen. Die omarmen het gebied bijna als een hoefijzer. Kortom, de korte zomerperiode is ideaal voor wijnbouw, op voorwaarde dat de herfstkou niet te vroeg toeslaat. Dat het soms toch kantje boord is, daar herinneren ons de windmolentjes in de velden aan. Dreigt de vrieskou, dan schieten die molentjes in actie om een milde luchtstroming op gang te brengen en zo vorstschade te voorkomen.
Lake Dunstan
Langs de weg duikt Lake Dunstan op, een langgerekt, smal stuwmeer op de Clutha. Dat ontstond in 1992 na de voltooiing van de Clyde Dam, zo’n 35 km stroomafwaarts. Samen zijn de vier turbines goed voor 464 MW, net zoveel als de kerncentrale van Doel 1.
Maar die dam kwam er niet zonder slag of stoot. Een autoweg moest verlegd worden, een spoorlijn moest opgedoekt worden en bovenal, 280 woonhuizen in het historisch stadscentrum van Cromwell zouden onder water komen te staan. Daar kwamen dan nog eens scheurtjes in de rotsen als gevolg van een aardbeving bovenop. Controverse te over dus, maar de dam kwam er.
De 45e breedtegraad tweehonderd meter naar het noorden opschuiven, wie maalt daar nou om?
Loopt de 45e breedtecirkel dwars door je gemeente, dan is dat hoogst uitzonderlijk, moeten ze in Lowburn gedacht hebben. Dat klopt, want afgezien van een stukje Patagonië en een stukje Nieuw-Zeeland doorkruist deze cirkel op het zuidelijk halfrond uitsluitend oceanen.
Dat de 45e breedtegraad, in tegenstelling tot de keerkringen en de poolcirkels, geen enkele astronomische of klimatologische betekenis heeft, doet even niet ter zake. Het gaat er om dat je precies even ver van de evenaar verwijderd bent als van de zuidpool. Al klopt ook dat niet helemaal. Gezien de kromming van de aarde ligt de zuidpool toch nog altijd een vijftal kilometer verder dan de evenaar. Maar dat doet evenmin ter zake.
Met die 45th Parallel moet je uitpakken, zo simpel is dat. Een leuk merkteken dus langs de SH6 met een parking en enkele infoborden erbij, zodat elke passant even kan stilstaan bij zijn plaats in het heelal. Jammer maar helaas, voor een parking bleek op de geëigende plek onvoldoende ruimte te zijn. Geen nood, daar werd een mouw aan gepast. Tweehonderdtwintig meter naar het noorden is er wél plaats voor een parking. Dus schuif je je merkteken gewoon een eind op. Wie maalt daar nou om?
45e breedtegraad |
|
Maskerkievieten |
Hoog op de helling aan de overkant van de weg houden enkele maskerkievieten ons in de gaten. Zelfs op deze afstand zijn ze met dat opvallende gele masker rond hun ogen makkelijk te herkennen. Waarschijnlijk hebben ze daarboven in het lage gras tussen de rotsen hun nest. Want de open ruimte, daar houden ze van. Liefst van al vertoeven ze op de grond, speurend naar insecten en wormen.
Je zou het ze niet geven, deze fraaie vogels, maar voor de luchtvaart vormen ze een reële bedreiging. Want ze nestelen graag in het lage gras rond startbanen. Eens ze daar hun territorium uitgezet hebben, zijn ze er met geen stokken weg te krijgen. Elk jaar worden een tiental strikes gemeld.
De Māori wisten een plek te vinden waar de woest kolkende Clutha zo smal is, dat je ze droog kan oversteken
Kawarau Gorge
Net voorbij Cromwell duiken we de steile Kawarau Gorge in. Deze zijrivier van de Clutha zal ons de weg naar Frankton en Queenstown wijzen. Een woeste rivier is het, erg populair bij wildwateravonturiers. Gevaarlijk ook, want op sommige stroken is raften zelfs helemaal verboden.
Ook de Māori zaten met deze wild kolkende rivier een beetje in hun maag. Samen met de brede Clutha blokt ze immers de weg naar het noorden af. Toch wisten ze een plek te vinden waar de rivier zo smal is, dat je ze droog kan oversteken. Whatatorere, zo noemen ze deze plek langs de SH6, een eindje voorbij Roaring Meg. Zeshonderd jaar lang moet die rotsbrug in gebruik geweest zijn. Zelfs de goudzoekers maakten er graag gebruik van.
Goudzoekers, daar herinneren de primitieve houten huisjes aan de overkant van de rivier ons aan. Want ook deze vallei was in de 19e eeuw in de ban van de goudkoorts. Dat blijkt zelfs uit de begroeiing langs de weg, getuige de aanwezigheid van egelantierstruiken. Die exoot is door Europese kolonisten geïmporteerd. Rozenbottelthee moet een van de weinige uitspattingen geweest zijn waaraan ze zich hier konden begeven.
Tegenwoordig zijn uitspattingen hier van een heel andere aard. Even voor tien bereiken we Kawarau Gorge Suspension Bridge. Het mekka van het bungeespringen is dit. Niet omdat dit de hoogste bungeesprong ter wereld zou zijn of omdat hier de eerste sprong uit de geschiedenis plaatsvond. Wel omdat een zekere Alan John Hackett hier de allereerste commerciële installatie voor bungeespringen uitbaatte.
Die elastiek rond onze enkels? Geen denken aan
Brug over Kawarau River |
|
Kawarau Gorge Suspension Bridge – Ontstaan van commercieel bungeespringen |
Zijn inspiratie haalde AJ – zoals hij in Nieuw-Zeeland minzaam genoemd wordt – op Pentecost, een van de eilanden van Vanuatu. Jonge mannen horen daar hun mannelijkheid te bewijzen door van een hoog houten plateau te springen. Twee lianen aan hun enkels beletten in principe dat ze te pletter vallen. Rond dat eeuwenoude inwijdingsritueel bouwde AJ met veel inventiviteit en doorzettingsvermogen een miljoenenbedrijf uit.
Vandaag kan je hier nog steeds de adrenaline door je lijf laten gieren door een veertigtal meter diep van de hangbrug te springen. Rond die belevenis is het indrukwekkende Kawarau Bungy Centre uitgebouwd. Een must-visit, als we de uitbaters mogen geloven. Want deze plek links laten liggen stellen ze gelijk met een bezoek aan Parijs zonder de Eiffeltoren een blik te gunnen. Een blik werpen, tot daar aan toe, maar die elastiek rond onze enkels? Geen denken aan.
Arrowtown – Straatbeeld |
|
Oude apotheek |
Veel rustiger gaat het er in Arrowtown aan toe, een historisch mijnstadje van drieduizend inwoners. Vόόr 1862 bestond deze plek niet eens. Enkele jaren later liep er meer dan zevenduizend man rond. Want er waren kilo’s goud gevonden in de Arrow.
Arrow River
Die historische sfeer heeft het stadje vrij goed weten te handhaven. Strenge voorschriften van de gemeentelijke overheid hebben daartoe bijgedragen. Het legt het stadje geen windeieren. Toeristen strijken er bij bosjes neer, al was het maar om even door de overblijfselen van de Chinese nederzetting te kuieren.
Het moet zijn dat de chimpansees niet geïnteresseerd waren, want alleen Chinezen gingen op de uitnodiging in
Dat de piek van de goudkoorts in 1865 al achter de rug leek, baarde de overheid in Otago indertijd grote zorgen. De prille economie in de pas ontwikkelde gebieden zou weleens in elkaar kunnen storten. Elke vorm van bevolkingstoename – zelfs al zijn het chimpansees – is te verkiezen boven helemaal geen bevolking, schreef een plaatselijke krant. Het moet zijn dat de chimpansees niet geïnteresseerd waren, want alleen Chinezen gingen op de uitnodiging in.
Uiteindelijk waren het er ongeveer achtduizend, de Chinezen die vanaf 1869 in Nieuw-Zeeland hun geluk kwamen beproeven. Dat moet nogal een schok voor hen geweest zijn – van de subtropische omgeving van Kanton in het zuiden van China naar de nagenoeg continentale winters van Centraal-Otago.
Al spoedig was één op zes goudzoekers in Arrowtown Chinees. In enkele jaren honderd tot tweehonderd dollar verdienen, dat was hun ondernemingsplan. Dat bedrag volstond immers om naar China terug te keren, een boerderij te kopen en voortaan in de eigen behoeften te kunnen voorzien. Of, anders gezegd, om aan armoede en hongersnood te ontkomen. In principe konden ze dat in vijf jaar klaarspelen. Maar voor velen was dat te hoog gegrepen.
Wrok, afgunst en racisme namen hand over hand toe
Arrowtown – Woningen van de Chinese gemeenschap
Aanvankelijk viel het nog mee. De eerste Chinezen werden met open geest onthaald. Spoedig wisten ze goud te vinden, zelfs in secties die reeds door Europese goudzoekers doorzocht en opgegeven waren – tot grote verbazing van iedereen. Een lokale krant prees hun zelfbeheersing, hun zuinigheid, hun goed gedrag.
Naarmate steeds meer Chinezen arriveerden en steeds minder goud gewonnen werd, keerde het tij. Wrok, afgunst en racisme namen hand over hand toe. Een lokale krant had het over smerige Chinamannen met amandelvormige ogen en door lepra aangetaste huid. Een inferieur ras was erop uit om de controle over Nieuw-Zeeland te veroveren, zo luidde het – waar hebben we dat nog gehoord. De overheid reageerde met strengere wetten tegen immigratie. Zo werden Chinezen in 1898 uitdrukkelijk van de nationale pensioenwet uitgesloten.
Dat al die tijd nauwelijks fysisch geweld te noteren viel, lijkt erop te wijzen dat de Chinezen de hele heisa over zich heen lieten gaan. In 1932 stierf Ah Gum en met hem de laatste overlevende van deze kleine Chinese gemeenschap.
Chinese woning |
|
|
Een pad leidt ons langs de belangrijkste overblijfselen van de oude nederzetting. Eenvoudige hutten zijn het, die ze zelf met beperkte middelen bouwden, soms in de beschutting van een rotswand van leisteen. Achter enkele hutten moeten zich verzorgde tuintjes uitgestrekt hebben, zo blijkt uit archieffoto’s. Dat kwam goed van pas, eens de goudvoorraad uitgeput was. Want zo konden ze voortaan met de verkoop van die groenten aan de kost komen. Niet alle Chinezen slaagden er immers in naar het vaderland terug te keren. Eén op zeven stierf in Nieuw-Zeeland.
Chinese woningen |
|
|
Dat was een bijkomende complicatie, want Chinezen houden eraan in de voorouderlijke begraafplaats bijgezet te worden. Kosten noch moeite werden gespaard om lichamen te repatriëren. Soms met tragische gevolgen. In 1902 zonk een schip met bijna 500 lichamen aan boord voor de kust van Nieuw-Zeeland.
Had je een tolk nodig of moest je een brief in het Engels schrijven, dan was Ah Lum je man
Huis van Ah Lum – Winkel, bank en gastenkamer
Het pronkstuk van het domein is de winkel van Ah Lum. In 1986 is die volledig gerestaureerd. Indertijd was dit het hart van de nederzetting. Je kon er Europese producten kopen, maar ook Chinese zoals thee, rijst, gember en zelfs opium. Ook voor bankzaken kon je er terecht – een kleine lening bijvoorbeeld. Had je een tolk nodig of moest je een brief in het Engels schrijven, dan was Ah Lum je man. Hij sprak vlot Chinees én Engels. Zelfs overnachten kon je er in een piepkleine gastenkamer.
De Kawaraukloof hebben we ondertussen achter ons gelaten. Dwars door het Wakatipubekken zetten we onze tocht verder. Een relatief vlak gebied is dit, een weidse open ruimte, aan alle kanten door ontoegankelijke bergen van vijftienhonderd tot tweeduizend meter omgeven. De gedroomde plek dus voor boeren om te midden van dit woest landschap nog eens met graslanden, akkers en uiteraard wijngaarden uit te pakken.
Wijngaarden van Stoneridge Estate, Lake Hayes
Eén van die wijndomeinen is Stoneridge Estate. Van op de noordelijke hellingen van Morven Hill kijkt het wijngoed over het kleine Lake Hayes uit. Te voet klimmen we tussen de verzorgde wijngaarden naar boven. Aan de ranken hangen bijna rijpe trossen op de pluk te wachten. Fijnmazige netten schermen de druiven af, want mensen zijn de enigen niet die deze sappige vruchten lusten.
Rode rozen bloeien aan beide uiteinden van elke rij. Die doen het goed als versiering, maar dat is slechts een neveneffect. In deze wijngaarden vervullen ze dezelfde rol als kanaries in een steenkoolmijn. Waart er op de wijnstokken een ziekte rond, dan zullen de rozenblaadjes als eerste aangetast worden en kan de wijnboer tijdig ingrijpen.
In deze wijngaarden vervullen de rode rozen dezelfde rol als kanaries in een steenkoolmijn
|
Hoe hoger we klimmen, des te adembenemender het landschap wordt. Met een zon die volop van de partij is, baadt het landschap in een kleurenweelde van alle mogelijke tinten van groen, blauw en bleekbruin. De rimpelloze reflecties in het meer versterken dat effect nog. Aan de overkant lossen de wolken geleidelijk hun greep op de bergen en geven uiteindelijk de top van de Coronet bloot, een populair skioord.
Stoneridge Lodge
Authenticiteit en rustieke charme waren de norm toen de wijnboer eertijds zijn Stoneridge Lodge begon te bouwen. Imposante balken van hardhout, natuursteen, leisteen en smeedijzer speelden de hoofdrol. Antieke artefacten vonden her en der hun decoratieve plaats. Zo ontmoet je op weg naar de wc een buitenmaats ridderharnas. Over het resultaat van dat alles kunnen de meningen verschillen. Tenzij high fantasy je ding is, natuurlijk.
Het zijn geen elfjes die ons hier verwelkomen, maar twee dames van vlees en bloed. Giselle doet het onthaal, Nathalie onthult ons de finesses van de wijnen die we tijdens de lunch te proeven krijgen – een witte pinot gris, een rosé en een rode pinot noir. Maar Nathalie is nog in de leer, we ontwaren een heel groot groeipotentieel.
Half twee is het als we ter hoogte van Frankton aan de boorden van Lake Wakatipu verschijnen. Op de kaart heeft zijn vorm veel weg van een bliksemschicht. Het derde grootste meer van Nieuw-Zeeland is dit, met een lengte van vierentachtig kilometer. Het reikt zelfs tot onder het zeeniveau, want het is 380 m diep, terwijl de oevers zich slechts 310 m boven de zeespiegel bevinden.
Wat voor ons kinderspel was, was voor de vroege kolonisten een huzarenstukje. Pas in 1853 slaagde Nathaniel Chalmers er als eerste in dit meer te bereiken. Met dank aan een Māorichef die de weg wist. Maar sedertdien hebben pioniers deze fascinerende omgeving toegankelijk weten te maken. Ondertussen is ze tot een plek met wereldfaam uitgegroeid. Van overal ter wereld strijken er nu bezoekers neer – in 2013 telde Queenstown er zo maar even 2,7 miljoen.
Kan je het in Queenstown niet beleven, dan is er waarschijnlijk geen bal aan
The Adventure Capital of the World, zo noemen ze zichzelf in Queenstown. Of ook wel de adrenalinehoofdstad van de wereld. Want avontuurlijk toerisme, daar draait hier alles rond. Kan je het in Queenstown niet beleven, dan is er waarschijnlijk geen bal aan. Meer dan tweehonderdtwintig activiteiten hebben ze er naar verluidt in het aanbod, waaronder – om er maar enkele te noemen – rodelen, skateboarden, mountainbiken, trekking, paardrijden, bungeespringen, giant swings, catapults, zipriding, rotsklimmen, canyoning, skydiving, gliding, paragliding, parasailing, waterskiën, jetskiing, jetboating, kajakken, raften, riverwater surfing, whitewater sledging, zweefvliegen, ballonvaren, snowboarden, skiën, …
Maar voorlopig laten we deze boeiende stad ongemoeid, want we zijn naar Glenorchy op weg. Al ontgaat ons in Shotover Street de lange wachtrij voor Fergburger niet. Van reuzehamburgers met het predicaat gourmet hebben ze hier hun handelsmerk gemaakt. In die mate dat de zaak op zich een toeristische attractie geworden is. Open van acht uur ’s morgens tot… vijf uur ’s morgens.
Aotearoa, land van de lange witte wolk
Een fraai stukje Nieuw-Zeeland is het, dat nu aan het raam voorbijschuift. Het bochtige parcours langs de steile oever van Lake Wakatipu verrast ons met het ene schitterende uitzicht na het andere. Zo belanden we in het rustige Glenorchy – een wereld van verschil met het drukke Queenstown. Daar hebben we een wandeling van een uurtje rond Glenorchy Lagoon op het oog.
Nog wat verder noordwaarts bevindt zich het piepkleine Paradise, niet meer dan een zakdoek groot. Daar was het dat Top of the Lake zich afspeelde, de BBC-serie die zo goed de beklemmende sfeer in een geïsoleerde gemeenschap wist te evoceren. Ook Peter Jackson had een boontje voor deze plek. In deze omgeving situeerde hij Lothlórien, een van de rijken van Midden-aarde in The Lord of the Rings.
Lake Wakatipu
De gesneuvelden uit WO I en II herdenken, dat gebeurt in vele gemeenschappen. Zo ook in Glenorchy. Maar hier hebben ze van het gedenkteken meer gemaakt dan louter een soldatenstandbeeld. Van elke betrokkene wordt in het kort ook het levensverhaal geschetst.
Neem nu Thomas George, een eenvoudige schaapsherder uit Glenorchy. Als twintigjarige vrijwilliger liet hij op 1 april 1916 Nieuw-Zeeland achter zich om aan de andere kant van de wereld strijd te gaan leveren. De slag bij de Somme overleefde hij, de slag van Passendale werd hem fataal. Het laatste wat van Thomas gezien werd, was dat hij gewond van het slagveld terugkeerde en medische hulp zocht.
De slag bij de Somme overleefde hij, de slag van Passendale werd de eenvoudige schaapsherder uit Glenorchy fataal
Een inscriptie op Tyne Cot Memorial, de gedenkmuur in Zonnebeke, is het enige wat aan hem herinnert. In een speciale apsis zijn daar de namen gegraveerd van de bijna twaalfhonderd Nieuw-Zeelandse soldaten die in de Ieperboog gesneuveld zijn en geen gekend graf hebben. Wat zijn verhaal nog wranger maakt, is het feit dat Thomas nauwelijks vier dagen voor zijn dood wegens desertie ter dood veroordeeld was. Hij was immers niet tijdig uit verlof teruggekeerd. Alles wijst erop dat hij aan shellshock leed – een ziektebeeld dat toentertijd niet herkend en zeker niet behandeld werd – en in weerwil daarvan terug naar het front gestuurd was.
Glenorchy Lagoon
Alle ingrediënten zijn aanwezig om van de vlakke wandeling rond Glenorchy Lagoon een juweeltje te maken. Meestal is het grind, soms zijn het vlonders, maar zoals steeds is het een voortreffelijk pad. De zon straalt aan de blauwe hemel, de schilderachtige lagune ligt er quasi rimpelloos bij, op de berghellingen kondigen tinten van oker, ros en bruin de nakende herfst aan. Het is zelfs behoorlijk warm in de open ruimte onder de blakende zon.
Mount Alfred |
|
|
In de verte trekt het conische silhouet van Mount Alfred de aandacht. Het lijkt een vulkaantje, maar dat is het niet.
Weer zijn zwarte zwanen de meest opvallende verschijning op het water
Weer zijn zwarte zwanen de meest opvallende verschijning op het water. Parmantig glijden ze over het stille wateroppervlak, zich bewust van hun eigen voornaamheid. Om dan plots elk fatsoen overboord te gooien en ons hun minst fraaie lichaamsdeel te tonen terwijl ze onder water naar voedsel happen.
Plots scheert een roofvogel over onze hoofden. Open ruimtes zoals hier rond de lagune, daar houdt deze Pacifische bruine kiekendief van. Net dat is zijn geluk geweest. Want deze kiekendieven waren een van de weinige vogels die garen sponnen bij de komst van de kolonisten. Naarmate houthakkers steeds meer bossen begonnen te rooien, werd de open ruimte immers almaar groter.
Pacifische bruine kiekendief
Zijn nest heeft deze bruine kiekendief waarschijnlijk ergens tussen het riet of op een droog heuveltje in het moeras gebouwd. ’s Zomers voedt hij zich met vogels, konijnen en andere kleine zoogdieren. ’s Winters daarentegen is het vooral aas dat de pot schaft, vaak kadavers van dieren die op de weg door auto’s gedood zijn. Dat komt hem weleens duur te staan, omdat hij er dan zelf het leven bij inschiet.
De roep van de maoribelhoningvogel heeft het zelfs tot tune op Radio Nieuw-Zeeland geschopt
Maoribelhoningvogel
Driftig fladdert een olijfgroen vogeltje hoog in een boom heen en weer. Tussen het dichte gebladerte is het nauwelijks te onderscheiden. Kleine belletjes die perfect op elkaar afgestemd zijn, zo omschreef kapitein Cook indertijd de fraaie klanken die dit vogeltje voortbrengt. Bellbird noemden de kolonisten hem daarom. Zijn roep heeft het sedertdien zelfs tot tune op Radio Nieuw-Zeeland geschopt.
Maoribelhoningvogel, zo noemen wij deze endemische honingeter. Met het borstelige uiteinde van zijn tong kan hij makkelijk nectar en honingdauw opslurpen. Heel wat inheemse planten rekenen daarom op hem voor hun bestuiving. Maar de komst van de kolonisten heeft ook de maoribelhoningvogel parten gespeeld. Door de verdwijning van de inheemse bossen ging zijn habitat verloren. Vraatzuchtige ratten, hermelijnen en dies meer maakten hem het leven zuur. Sommige exoten gingen zelfs zover honing voor zijn neus weg te snoepen.
Glenorchy Wharf – Dart River
Via Lake Road zakken we over de oever van Rees River naar Glenorchy Wharf af. In de zachte avondzon is het er ook voor de locals aangenaam vertoeven.
Lake Wakatipu
In Queenstown op de oever van Lake Wakatipu vinden we onze stek voor de komende twee nachten.
Donderdag 21 maart | Queenstown
Om het half uur rijst en daalt het waterniveau van Lake Wakatipu twaalf centimeter, dag in, dag uit. Of wij weten hoe dat komt? Neen, niemand weet dat. Behalve de Māori.
Aan het woord is Brynt, een van de chauffeurs van de twee Toyota 4WD-busjes van Queenstown Heritage Tours waarmee wij er even voor half negen op uit trekken. De vijftiger heeft zich als een heerlijke spraakwaterval ontpopt. Gepassioneerd brengt hij zijn verhaal, hier en daar wat bijgekleurd met een gezonde mix van humor en overdrijving.
Op deze eerste herfstdag zijn we naar Skippers Canyon op weg. Dat goudkoorts dit eiland in de jaren zestig van de 19e eeuw in zijn greep had, is ons ondertussen welbekend. Maar nergens nam ze zulke hallucinante proporties aan als in Skippers Canyon, op de oevers van Shotover River.
Ruim twintig kilometer ver zullen we in die kloof doordringen. In ons spoor volgt het tweede busje, met Wolfgang aan het stuur. Of Wolfie, zoals hijzelf zich graag laat noemen. Of the mad german, zoals Brynt hem graag noemt. Want zijn halsbrekende toeren zullen ons nog doen schrikken.
Nergens in Nieuw-Zeeland nam de goudkoorts zulke hallucinante proporties aan als in Skippers Canyon
Maar hoe zit het nu met het water in dat meer? Wel, lang geleden leefde hier Manata, de beeldschone dochter van een plaatselijk stamhoofd van de Māori, zet Brynt zijn verhaal verder. Matakauri was haar grote liefde, maar haar vader had van die jonge man geen hoge pet op.
Tot op zekere dag Matau opdaagde, een monster dat in de bergen leefde. Hij zag de mooie Manata wel zitten en ontvoerde haar. Dat zinde het stamhoofd nog minder. Wie zijn dochter kon terugbrengen, mocht met haar trouwen, zo luidde het.
Matakauri zag zijn kans schoon en trok de bergen in, op zoek naar het monster. Met een list wist hij de boosaard te verschalken en in een gigantisch vuur tot as te herleiden.
Zo ontstond een reusachtige kuil. Door de hitte smolt de sneeuw op de omringende bergen zodat de kuil zich met water vulde. Lake Wakatipu was een feit. Want als je goed op de kaart kijkt, herken je zonder moeite de gedaante van het monster in de vorm van het meer. Het moet op zijn linkerzijde gelegen hebben, met het hoofd ter hoogte van Glenorchy en de opgetrokken knieën ter hoogte van Queenstown.
En dat is meteen de verklaring voor het vreemde gedrag van het meer. Want het monster is nog altijd niet dood, weten de Māori. Het rijzen en dalen van het water wordt veroorzaakt door zijn kloppend hart.
Dat in Skippers Canyon ook geel goud te vinden was, dat wisten de Māori wel. Maar ze hechten daar geen belang aan
Ondertussen hebben we Lake Wakatipu achter ons gelaten. Telkens de Māori op de oevers van dit gletsjermeer verschenen, bleven ze hier niet lang, weet Brynt. Want ze waren op doortocht naar de westkust, op zoek naar pounamu, het groene goud. Dat in Skippers Canyon ook geel goud te vinden was, dat wisten ze wel. Maar ze hechten daar geen belang aan. Technieken om goud te bewerken kenden ze immers niet.
Op Europeanen was het in deze regio wachten tot de tweede helft van de 19e eeuw. William Rees en Nicholas Von Tunzelmann waren de eersten om zich hier in 1860 voorgoed te vestigen. Dat ze neergestreken waren in het hart van wat spoedig Otago’s grootste goudmijn zou worden, konden ze allerminst bevroeden.
Wie zich waar zou installeren, daar lieten de twee kolonisten het lot over beslissen. Achteraf bekeken, was het Rees die met het groot lot aan de haal ging. Hij mocht zijn toekomst uitbouwen op de plek waar tegenwoordig het bruisende Queenstown ligt. Von Tunzelmann daarentegen liet zich naar een eenzaam oord aan de overkant van het meer verbannen, aan de voet van Mount Nicholas.
Niet lang daarna, in augustus 1862, stootte een zekere Jack Tewa in de Arrow River op het eerste goud. Zodra dat nieuws Rees ter ore kwam, wilde hij het koste wat het kost geheim houden. Want bij het scheren van de schapen kon hij geen man missen. Maar het hek was van de dam. Twee mannen muisden er vanonder, Thomas Arthur en Harry Redfern. Waar de Shotover in de Kawarau stroomt, wisten ze 280 gram goud te verzamelen – goed voor 10 350 euro in hedendaagse munt.
Aan Belgen hoef ik niet uit te leggen wie Edith Cavell is, gist Brynt
Even later bereiken we Arthurs Point. De kleine nederzetting in een U-bocht van de Shotover is naar Thomas Arthur vernoemd. Aan Belgen hoef ik niet uit te leggen wie Edith Cavell is, gist Brynt. Dat klopt. Een alom geprezen Britse verpleegster was dat, die tijdens de eerste wereldoorlog in Elsene gewonde soldaten verzorgde, ongeacht hun nationaliteit – Belgisch, Frans, Engels, Duits. Stiekem organiseerde ze ook ontsnappingsroutes, maar dan alleen voor de geallieerden. Daar betaalde ze de ultieme prijs voor, want de Duitsers kwamen erachter. Ze fusilleerden haar op 12 oktober 1915 op de Nationale Schietbaan van Schaarbeek – de achtertuin van de huidige vrt-gebouwen.
Voor ons is het dan ook vreemd opkijken als de brug over de Shotover de Edith Cavell Bridge blijkt te heten. Dat is het resultaat van de persoonlijke kruistocht van een lokale goudzoeker, Jack Clark. Hij was het die jarenlang insisteerde om de brug naar de verpleegster te vernoemen. De overheid wou daar echter niet van weten en hield voet bij stuk. Dus nam Clark zelf de verfborstel ter hand en schilderde in grote letters Edith Cavell Bridge op het bouwwerk. Ondertussen zijn de letters verbleekt, maar de naam niet. Die heeft zich in het collectief geheugen van de lokale gemeenschap vastgezet.
Aan de monding van de Shotover, waar Arthur en co hun eerste goud vonden, was het met de goudwinning snel gedaan. Stroomopwaarts verder zoeken was de enige optie. Maar dat lag niet voor de hand. Want zelfs de grootste durfallen moesten toegeven dat het geen evidentie was om Skippers Canyon in te trekken.
En dan moet je bedenken, aldus Brynt, dat deze mannen te voet helemaal van de oostkust kwamen – een traject waar je zelfs met de auto ongeveer 3½ uur over doet. Pas daarna kregen ze Skippers Canyon voor de voeten, verreweg het moeilijkste en gevaarlijkste stuk.
Skippers Saddle – Wolkendek boven Kawarauvallei
Links werpen we een laatste blik op het wolkendek dat zich over de vallei uitstrekt en als een zee van witte wolkjes tegen de bergen aan kabbelt. Even later voert de onverharde weg ons over Skippers Saddle, met 940 m het hoogste punt van de rit. De afdaling naar Skippers Canyon kan nu beginnen. Voor goudzoekers was deze pas evenwel te hoog gegrepen. Zij kozen voor de andere oever, waar een smal ezelspad hen over de steile hellingen leidde.
Zomer en winter slaagde Julien Bourdeau er in om de nederzettingen in de canyon te bevoorraden
Ontelbare keren moet Julien Bourdeau hier eertijds met zijn twee lastpaarden voorbijgekomen zijn. Tweemaal per week maakte hij immers zijn tweedaagse retourtrip tussen Queenstown en Skippers. Zomer en winter slaagde hij er in om de nederzettingen in de canyon te bevoorraden – zo nodig voorzag hij zijn paarden van schoenen met ijzeren pinnen om door modder en sneeuw te ploeteren. Meer dan vijftig jaar lang hield hij dat vol, tot aan zijn dood in 1916 – hij was toen 87 jaar.
|
|
Lighthouse Rock |
Skippers Canyon
Steil naar beneden gaat het nu, de ene bocht na de andere. Vangrails zijn onbestaande. Links rijst de helling van Mount Dewar bijna loodrecht omhoog, rechts wenkt de afgrond. Kruisende voertuigen, daar is op deze smalle, onverharde weg geen plaats voor. Dat deert helemaal niet, pareert Brynt onze bezwaren. Wie zich op deze weg waagt, hoort te weten dat je rond deze tijd van de dag enkel naar beneden rijdt. En over een paar uur hoor je enkel naar boven te rijden, zo simpel is dat. Alleen toeristen in huurauto’s hebben dat soms niet begrepen, voegt hij er aan toe. Zulke toeristen horen hier überhaupt niet thuis, flitst het ons door het hoofd, want geen enkele verzekeraar van huurauto’s dekt dit traject.
Skippers Canyon – Lighthouse Rock
Als een vuurtoren springt een rotspartij uit de berghelling tevoorschijn. Lighthouse Rock is dat, een betere naam had de rots niet kunnen krijgen. Brynt laat er ons met de verbluffende omgeving kennismaken. In de verte wijst hij Mount Aurum aan. De naam zegt het al – dat is de boosdoener, de berg die de bron is van al dat goud waar goudzoekers hemel en aarde voor verzetten.
Al bij al was de kou waarschijnlijk de grootste vijand van de goudzoekers
’s Winters kan het hier extreem koud worden, tot ‑16 °C à ‑17 °C. Al bij al was die kou waarschijnlijk de grootste vijand van de goudzoekers. Een hele bedoening moet het geweest zijn om het nodige brandhout en vooral dat gietijzeren kacheltje van zo’n 45 kg over dit traject te transporteren.
Rijzende zon boven Lighthouse Rock
Ook scheurbuik vormde een niet te onderschatten bedreiging. Daar hielp de thee tegen die ze uit de bloemen van een bepaalde struik trokken. Begon vers vlees na enkele dagen te stinken, dan voegden ze daar delen van een bepaalde plant aan toe. Dat verdreef de stank. Maar niet de bacteriën.
Tegen de steile helling aan de overkant van de vallei kan je makkelijk het oorspronkelijke pad van de goudzoekers herkennen, in feite niet meer dan een smal ezelspad. Skippers Pack Track noemen ze dat tegenwoordig. Bij mountainbikers is het erg populair. Met een rotvaart zoeven ze er naar beneden. Brynt kan erover meespreken, zijn zoon is een van die enthousiastelingen.
De oudere douglassparren ondergingen een precisiebombardement met gif vanuit helikopters
Groene bomen zijn er niet op die helling. Of toch niet meer. Wat rest zijn de rossige restanten van douglassparren. Een invasieve soort exoten is dat, die de eigen begroeiing verdringen. Ooit werden deze extreem hoge bomen fel gewaardeerd – in hun thuisland aan de Noord-Amerikaanse kust konden ze honderd meter hoog worden. Maar nu zijn ze niet meer gewenst. Onder het motto eigen bomen eerst zijn ze dertien jaar geleden besproeid. Hopelijk vallen ze dra van ellende uit elkaar, grinnikt Brynt.
Dat de Kiwi’s niet over één nacht ijs gingen, moge duidelijk zijn. Met gps-metingen en kaarten brachten ze eerst de begroeiing zorgvuldig in kaart. De oudere douglassparren ondergingen een precisiebombardement met gif vanuit helikopters. Endemische soorten werden op die manier zoveel mogelijk gespaard. Jonge sparren daarentegen werden net onder het groen afgekapt. Daartoe lieten vrijwilligers zich met helikopters op de hellingen droppen.
Al deze bergen rondom ons zijn ontstaan doordat Australië de westkust van Nieuw-Zeeland elk jaar een paar centimeter omhoog pusht. Tja, verzucht Brynt, op dat punt zijn de Aussies sterker dan de Kiwi’s. Maar in het rugby zijn het gelukkig nog altijd de All Blacks die het sterkst zijn in het pushen, grinnikt hij fier.
Terwijl we over de helling van Castle Rock verder naar beneden bollen, zet Brynt onze verbeelding aan het werk. In een bepaalde rotsformatie zouden een gorilla en een olifant te herkennen zijn. Een gorilla, dat lukt ons nog, maar een olifant? Die ligt languit met de poten in de lucht – een down under elephant dus, grijnst Brynt.
Een beetje cynisch wellicht, een hotel met de naam Welcome Home Hotel in zulke onherbergzame omgeving
Twee schoorstenen en enkele fundamenten, dat is al wat rest van het Welcome Home Hotel in de Long Gully. Een beetje cynisch wellicht, zulke naam in zulke onherbergzame omgeving. Maar het moet gezegd, goudzoekers, schaapherders en zelfs toeristen voelden er zich thuis.
Oorspronkelijk stond het gebouw naast het ezelspad aan de overkant van de vallei. Pas toen aan deze zijde een weg aangelegd was, verhuisde het naar hier. Van 1908 tot 1942 deed het als hotel dienst, als vervoerbedrijf en als postkantoor. Al verliep dat niet zonder rampspoed. In 1930 moest het na een zware brand volledig heropgebouwd worden.
Begin de jaren veertig begon de belangstelling te tanen. Op enkele koppigaards na hadden alle goudzoekers Skippers Canyon verlaten. Het hotel was niet langer rendabel en werd tot op de grond afgebroken. Het materiaal moest voor een nieuw gebouw dienen op de oever van Lake Hayes, meer dan twintig kilometer hier vandaan. Dat men zich de moeite nam om daar zo ver mee te zeulen over dit terrein, zegt alles over de waarde van bouwmaterialen in dit afgelegen gebied.
Datzelfde geldt voor de goudzoekers. Trokken ze weg, dan namen ze heel hun hebben en houden mee. Letterlijk niets lieten ze achter op de plaats waar ze verbleven. Toch kan je die plekken vaak nog gemakkelijk in het landschap herkennen. Want ze hadden er populieren geplant om snel over droog hout voor hun kachels te beschikken.
Van op Pinchers Bluff kijken we over een U-bocht van de Shotover uit
Een korte klim brengt ons tot op de rand van een smalle, diepe kloof. Eindelijk, daar is ze dan, de roemruchte Shotover River. Bijna loodrecht hellen de kliffen naar het azuurblauwe water af dat zo’n honderd meter lager voorbij gutst. Imposante, grotendeels kale bergen rijzen aan de overkant meer dan duizend meter hoog.
|
Shotover River – Rafting
Vaak sliepen de goudzoekers daar beneden op de oever van de rivier. Een hoogst gevaarlijke manier van doen, want in de loop van de nacht kon het waterpeil soms zes meter stijgen. Het azuurblauwe riviertje veranderde dan in een donkergrijze zondvloed die alles meesleurde wat hij op zijn weg ontmoette.
Dat had Peter Jackson heel goed begrepen toen hij hier neerstreek om de woest kolkende rivier te filmen die in het eerste deel van The Lord of the Rings de Zwarte Ruiters wegspoelt. Stroomopwaarts liet hij een dam opwerpen, beneden op de keienstrandjes stelde hij zijn camera’s op. Zodra de dam geopend werden, kregen de camera’s de zondvloed in beeld die door de canyon op hen afkwam. Achteraf werden daar dan de Zwarte Ruiters overheen gemonteerd die voor het water uit vluchtten.
In Skippers Canyon kan de spreekwoordelijke eenzame zonderling uiteraard niet ontbreken. Dave heet hij, hij leeft teruggetrokken in een kleine woning tussen de bomen aan de rand van de kloof. Eigenlijk mag je in dit natuurgebied niet wonen, maar niemand legt hem een strobreed in de weg. Een nummerplaat heeft zijn auto ook al niet, maar geen hond die daarom maalt. Dave wordt zelfs een beetje verwend, weet Brynt, want geregeld vindt hij een recente krant onder een steen voor zijn woning. Een vriendendienst van Wolfie en co.
Shotover Valley
Van op Pinchers Bluff kijken we over een U-bocht van de Shotover uit. Witte schuimkoppen verraden kleine stroomversnellingen in het azuurblauwe water. Rafters hebben hun handen vol om er zonder kleerscheuren te passeren. Een van hun zodiacs maakt ongewild een pirouette van 360°.
Voor schoolkinderen is dat vaste prik. Al jaren komen ze zich hier overlevingstechnieken eigen maken. Met een voedselvoorraad voor een week trekken ze dan door de wildernis. Kajakken, raften, abseilen, snel stromende rivieren oversteken, … het komt allemaal aan bod. Want zo staat het in de Nieuw-Zeelandse leerplannen, meent Brynt. Overigens valt er al 35 jaar lang geen enkel ongeval te betreuren. En er is zelfs bereik voor hun smartphones. Maar helaas geen oplaadpunten, grijnst hij.
Daar vielen weleens doden bij, maar dat was niet erg – het waren toch maar Chinezen
Shotover Valley
Steeds indrukwekkender wordt het landschap rondom ons. Een sinecure was het niet om in deze rotswand een weg uit te hakken. Dat gebeurde in fasen, van boven naar beneden. Mannen werden in manden neergelaten om explosieven te plaatsen. Zo werd laag na laag weggeblazen tot het juiste niveau bereikt werd. Daar vielen weleens doden bij, maar dat vond de aannemer niet erg – het waren toch maar Chinezen.
De vallei wordt wat breder nu. In de loop der millennia heeft de Shotover zich een diepe geul door het dikke sediment gegraven. Op de boomloze terrassen aan weerszijden daarvan groeit dor, bleek gras. Boven dat alles straalt de onvermoeibare herfstzon.
Shotover Valley – Afgegraven terrassen
Aanvankelijk waren het individuele goudzoekers die hier hun geluk kwamen zoeken. Met schoppen en zeefpannen gingen ze in de modder rond de rivier aan de slag, op zoek naar alluviaal goud. Minuscule goudklompjes zijn dat, soms niet groter dan een speldenknop. Door de erosie van het water zijn die hogerop in de bergen uit kwartsaders in het schistgesteente losgeslagen. Geduldig zeven was dus het motto, dag in dag uit, tot er in de modder iets lag te blinken.
Maar gaandeweg gingen de goudzoekers zich realiseren dat de rivier ook in de terrassen goud afgezet moest hebben. Dat vergde een totaal andere aanpak. De aarde moest afgegraven worden of, beter nog, weggespoten met krachtige waterstralen en vervolgens gezeefd.
Aanvoer van water via pijpen |
|
Aarde wegspuiten met krachtige waterstraal |
In je eentje kan je dat niet, daar heb je een bedrijf voor nodig. Je moest immers een constante watertoevoer met een grote capaciteit realiseren. Pijplijnen en pompen moesten geïnstalleerd en onderhouden worden. Complexe zeefsystemen zoals wasgoten moesten in de plaats komen van primitieve zeefpannen. Als vanzelf ontstond rond al die bedrijvigheid een dorp.
Van op Māori Point Saddle krijgen we daar een goed beeld van. Tweehonderd meter lager wurmt de Shotover zich met veel moeite door een nauwe kloof. Daar was het dat Raniera Erihana in november 1862 de eerste goudvondst in deze vallei deed. Een recordvondst nog wel – 9,33 kg. Tegenwoordig krijg je daar 345 000 euro voor.
Goudzoeker
En dat had de goudzoeker vooral aan zijn hond te danken. Want die was onverhoeds in het kolkende water beland. In een poging het dier te redden, zag Raniera tussen de rotsspleten plots goud fonkelen. Omdat hij Māori was, heet de plek sedertdien Māori Point. Meteen weze duidelijk dat de Māori ondertussen hun opvattingen over het gele goud enigszins bijgesteld hadden.
Stony Creek |
|
|
Het steile V-dal aan de overkant is Stony Creek, de enige plek in de vallei waar het Chinezen toegestaan was naar goud te zoeken. Zelf meden de Europeanen die kloof als de pest, omdat het er veel te gevaarlijk was. Bij de minste regenval liep je er al gauw het risico te verdrinken.
V-vormige groeven, een halve kilometer lang en vijftien tot twintig meter diep, trekken grijze littekens door het bleke gras
Shotover Valley – Afgegraven terrassen
Maar het zijn vooral de doorwroete terrassen aan de overkant die ons fascineren. V-vormige groeven, een halve kilometer lang en vijftien tot twintig meter diep, trekken grijze littekens door het bleke gras. Ze getuigen van de brutaliteit waarmee de terrassen aangepakt werden. Van de daders is er echter nergens een spoor. Die zijn met de noorderzon verdwenen, hun hele hebben en houden namen ze mee.
Vreemd is dat, heel vreemd. Want op het hoogtepunt was dit het epicentrum van de goudkoorts. In september 1863 had je hier winkels, bakkerijen, beenhouwerijen, een bibliotheek, een politiekantoor, een gerechtsgebouw en uiteraard een goudkantoor van de Bank of New Zealand. Later zouden daar nog eens zes hotels bijkomen. Tweeduizend inwoners telde Charlestown toen. Dat waren er meer dan in het toenmalige Queenstown. Maar vandaag is daar letterlijk niets meer van te zien.
Wou je in het prille Charlestown de Shotover oversteken, dan nam je in een uitgeholde boomstam plaats. Met touwen van ossenhuid werd je vervolgens over de snel stromende rivier getrokken. Lang duurde het niet vooraleer er in december 1863 een brug kwam. Veel had je daar niet aan. Zwaar beladen lastpaarden konden er niet eens over, zo smal was ze. Eerst je paard afladen en dan zelf de lading naar de overkant dragen was de enige optie.
Bijna veertig jaar later kreeg de goudlobby dan toch zijn zin. Tussen 1898 en 1901 liet de overheid op deze afgelegen locatie een heuse hangbrug bouwen. Een huzarenstukje is het geworden, 91,4 m boven de rivier – de hoogste hangbrug van het land. Nota bene met torens van gewapend beton aan beide uiteinden. Dat was nog nooit gezien.
|
Een huzarenstukje is het geworden – de hoogste hangbrug van het land
Skippers Canyon Suspension Bridge
De goudlobby kon zich tevreden in de handen wrijven. Gedaan met het moeizame zoeken naar alluviaal goud, voortaan konden ze de kwartsaders in de rotsen exploreren. Want daar hadden ze zware machines voor nodig die in staat waren rotsblokken te verpulveren. De nieuwe brug maakte het mogelijk zulke machines aan te voeren. Wie weet hoe rijk die kwartsaders wel waren. Jammer maar helaas, in weerwil van alle inspanningen werden de verhoopte winsten nooit gerealiseerd.
Voor we de brug bereiken, moeten we eerst de Blue Slip over. Een gevaarlijk stukje weg, mompelt Brynt. Hoezo, gevaarlijk? Is het ijzingwekkende traject dat we achter de rug hebben dan niet gevaarlijk misschien? Ach neen, haalt hij de schouders op, daar is het enkel gevaarlijk glad als het geregend heeft. Hier is het altijd gevaarlijk glad, omdat de losse leisteen kan gaan schuiven.
Even later doemen de torens op van Skippers Canyon Suspension Bridge. Voertuigen van maximum drie ton met niet meer dan anderhalve ton per as mogen er over. Geen probleem dus voor onze Toyota met negen inzittenden. Te voet kuieren we de brug over en nemen de indrukwekkende omgeving in ons op.
Bruggen zijn ontworpen om de overkant van een rivier te bereiken. Maar niet volgens AJ Hackett
Bruggen zijn ontworpen om de overkant van een rivier te bereiken. Althans, zo denken de meeste stervelingen er over. Maar niet AJ Hackett. Nog maar net had hij het bungeespringen op de brug over de Kawarau geïntroduceerd, of hij ging naar meer adrenaline op zoek. Zo kwam de brug van Skippers Canyon in beeld. Want geef toe, een diepte van 91,4 m, dat is meer dan het dubbele van de 43 m boven de Kawarau.
Dat was niet naar de zin van een zekere Jerry Hohneck. Een eind stroomafwaarts kan je bij hem voor een spectaculaire jetskitocht op de rivier terecht. Met lede ogen moest hij aanzien hoe toeristen op weg naar AJ’s bungeebrug zijn attractie links lieten liggen.
Daar had hij snel een mouw aan gepast. Met dank aan de goudzoekers en hun waterpijplijnen. Want het toeval wou dat een van die pijplijnen net boven zijn domein de Shotover kruist. En dan nog op een hoogte van 102 m boven het water. Dus ging Honneck zelf een bungeeaanbod uitwerken – hoger dan dat van AJ en nog dichter bij Queenstown ook.
Natuurlijk kwamen daar vodden van. De zaak werd in der minne geregeld toen AJ Honeck’s handeltje overnam. Maar beide bungeesites zijn a lang opgedoekt. Want in zijn queeste naar steeds meer adrenaline heeft AJ een sprong van 240 m gevonden. Mafkezen zijn het, besluit Brynt hoofdschuddend.
Dieper in de vallei ligt Branches Station. Twintigduizend merinosschapen hebben ze daar, plus nog eens duizenden runderen. Zodra die beesten slachtrijp zijn, moeten ze naar Queenstown gedreven worden, meer dan dertig kilometer ver. Dat gebeurt helemaal via deze gevaarlijke weg, vaak niet breder dan 2,2 m. Hallucinante taferelen moet dat opleveren. Honderden koeien op de Blue Slip, we proberen het ons voor te stellen.
Maar wij slaan links af, naar de opvallend groene omgeving van Skippers Point. Blikvangers zijn hier het schoolgebouw en een begraafplaats. Dat is heel wat meer dan in Charlestown. Het schoolgebouw is zelfs gerenoveerd en in uitstekende staat. Het was in gebruik van 1879 tot 1927.
Skippers Point – Voormalig schoolgebouw
Een klassieke mijnstad is Skippers Point nooit geweest, al telde de nederzetting op haar hoogtepunt een duizendtal inwoners. Veeleer was het een centrum voor de mijnwerkers die zich her en der in de omgeving met hun gezin gevestigd hadden. Je vond er enkele woningen, een hotel, een bibliotheek, een gemeenschapshal, een school, een kerkhof. Ook Julien Bourdeau had er een winkel.
Een klassieke mijnstad is Skippers Point nooit geweest, al telde de nederzetting op haar hoogtepunt een duizendtal inwoners
Alleen een kerkgebouw ontbrak op het appel. Anglicanen, presbyterianen en het leger des heils hielden hun diensten in de hal, de kleinere groep katholieken in één van de woningen. Bedienaars van de eredienst kwamen te paard naar deze verre uithoek afgezakt en overnachtten bij een van de inwoners.
Dan zetten we even na elf de terugkeer in. Waar Jerry Hohneck zijn jetski’s te water laat, dalen we naar een keienstrandje af. Op een rustige dag zoals vandaag stroomt hier elke seconde acht kubieke meter water door de Shotover. In 1999 zwol het debiet in geen tijd tot 945 m³/s aan. Meer dan het honderdvoudige dus. Het waterniveau reikte toen verscheidene meters boven onze hoofden.
Om anekdotes zit Brynt nooit verlegen. Zo is er het – uiteraard waargebeurde – verhaal van de waard van de Royal Oak in Arrowtown. Die kreeg het danig op zijn heupen van eenzame goudzoekers die zijn welgeschapen barmeisjes steevast met beloftes van rijkdom, weelde en eeuwige liefde wisten te verleiden. Dus plaatste de waard een nieuwe advertentie voor een barmeid. Lelijk zijn is een pluspunt, kon je er lezen. Daar kwam goed wat volk op af, hij had keuze te over. De lelijkste van het stel mocht aan de slag. Maar na nauwelijks één nacht was ze er al vandoor. Met een aartslelijke klant.
Men vond Peter beneden in de canyon, zittend op een rotsblok, ter plekke doodgevroren
Of het verhaal van Peter Bell, de goudzoeker die postuum zijn naam aan Bell’s Hill gaf, de heuvel waarover dit deel van het pad slingert. Op zekere avond vertrok hij, volkomen lazarus en tegen alle advies in, te paard door de canyon terug naar huis. De volgende ochtend bleek zijn paard veilig aangekomen te zijn, maar viel er van Peter zelf geen spoor te bekennen. Een zoekactie werd opgezet. Men vond hem hier beneden in de canyon, zittend op een rotsblok, ter plekke doodgevroren.
Terug naar Queenstown
We klimmen naar Skippers Saddle en laten zo de canyon definitief achter ons. We keren terug naar de beschaving. Het wolkendek boven Wakatipu is opgelost, de brede gletsjervallei ligt open en bloot aan onze voeten.
Kawarauvallei – The Remarkables
Het gebergte aan de overkant loopt perfect evenwijdig met een noord-zuidmeridiaan. Dat vonden geografen indertijd heel merkwaardig, aldus Brynt. Daarom noemden ze deze bergketen The Remarkables.
Boven Queenstown hangen parapentes in de lucht. Die valschermzwevers mogen straks op het malse gras landen van de uitgestrekte speelplaats van de basisschool – behalve tijdens de speeltijden, uiteraard. Met de vergoeding die de school daarvoor vangt, koopt ze computers en ander didactisch spul.
Ach, in Queenstown gaat het snel tegenwoordig, verzucht Brynt. Tien jaar geleden had je hier in februari of maart als toerist niets te zoeken. Winkels, restaurants en pubs waren dan hermetisch dicht. Tegenwoordig is het heel het jaar door hectisch. ’s Winters is er sneeuwtoerisme op de Coronet. Zelfs als er geen sneeuw is. Want ze hebben er 140 sneeuwmachines waarmee ze ’s morgens een dikke laag sneeuw van twaalf centimeter kunnen neerzetten. Brynt kan het weten. Hij werkt er tijdens het winterseizoen.
Tegenwoordig is het heel het jaar door hectisch in Queenstown
Queenstown – Lake Esplanade
We laten ons in het stadscentrum droppen en kuieren door de drukke straatjes naar de botanische tuin. Een van de belangrijkste lokale trekpleisters is dat, zowel voor toeristen als voor locals.
Eertijds lieten ze er geen gras over groeien. Al in 1866 rijpte in het piepjonge Queenstown het plan om op dit schiereiland een botanische tuin uit te bouwen. Dat was nauwelijks zes jaar nadat William Rees zich hier als allereerste Europeaan gevestigd had.
Botanische tuin – Wellingtonia (sequoia) |
|
Parapente |
Onder de erfgoedbomen die nog door de eerste burgemeester van Queenstown geplant zijn, trekken vooral de mammoetbomen de aandacht. Wellingtonia’s worden ze hier genoemd, deze sequoia’s die eigenlijk uit Californië afkomstig zijn. Ze moeten omstreeks 1875 geplant zijn. Ondertussen zijn ze tot indrukwekkende giganten uitgegroeid, met een omtrek van meer dan twaalf meter.
Paradijscasarca (v)
Aan de rand van de vijver koketteren bekoorlijke paradijscasarca’s met hun kleurrijke pluimage. In de beroemde Rose Garden kondigen verwelkte rozen de intrede van de herfst aan.
Sportievelingen komen hier ook aan hun trekken. Zo is er rond het schiereiland een circuit met 18 holes uitgewerkt. Golf, denk je dan spontaan. Maar dat is slechts de halve waarheid. Want hier gaat het om discgolf, een lowbudgetversie van traditionele golf. De holes bevinden zich 60 tot 70 m van elkaar en bestaan uit palen met metalen kettingen en een mandje eraan. Werp je een frisbee op de juiste manier tegen die kettingen, dan valt hij netjes in het mandje. Het komt er dus op aan om met zo weinig mogelijk worpen met je frisbee het volledige circuit af te werken. Net zoals in traditionele golf zal men in competities naargelang van de worp voor verschillende frisbees opteren – een driver voor de grote afstand, een mid range voor de middelgrote afstand en een putter om de hole af te werken.
Discgolf – Hole |
|
The last message van Robert Scott |
Een monument voor William Rees kan in deze omgeving niet ontbreken. Verrassender is echter de aanwezigheid van een monument voor Robert Scott. Of toch niet, want Nieuw-Zeeland was de laatste haven die de Brit aandeed vooraleer naar Antarctica te trekken en nooit meer weer te keren.
These rough notes and our dead bodies must tell the tale
Zijn laatste woorden, in zijn dagboek neergeschreven op 25 maart 1912 net voor zijn dood, worden er geciteerd: “Had we lived, I should have had a tale to tell of the hardihood, endurance, and courage of my companions which would have stirred the heart of every Englishman. These rough notes and our dead bodies must tell the tale.”
Jaak Palmans
© 2019 | Versie 2022-11-11 18:11
Lees het vervolg in (8/11)