Een luis met een staartje
Nieuw-Zeeland | Anno 2019
Vrijdag 15 maart | Wellington – Nelson
Zaterdag 16 maart | Nationaal park Abel Tasman
Vrijdag 15 maart | Wellington – Nelson
Even na acht klimmen we in de Ferry Terminal aan boord van de MV Kaitaki voor de overtocht van het Noordereiland naar het Zuidereiland. De grootste veerboot van Interislander is dit. Verspreid over tien dekken vind je hier de nodige faciliteiten voor zeshonderd auto’s en 1 350 passagiers – inclusief cafetaria, restaurants en zelfs slaapkajuiten.
Twintig voor negen gaat de voetgangersbrug los, een kwartiertje later varen we af. Drie uur en een half zal onze overtocht van Wellington naar Picton door de Straat Cook duren.
Het moeten er ongeveer tweehonderdvijftig zijn, de scheepswrakken die hier op de zeebodem rusten
Op het observatiedek is het warm en zonnig. Bij wijze van afscheid installeert zich boven Wellington een vage regenboog onder het grijze wolkendek. Ook een school van een twintigtal dolfijnen komt ons bij wijze van afscheid even groeten.
Straat Cook is een geduchte zee-engte. Het moeten er ongeveer tweehonderdvijftig zijn, de scheepswrakken die hier op de zeebodem rusten. En dan zijn pleziervaartuigen niet eens meegerekend. Hevige winden, sterke getijstromen en een ruwe zee vormden meer dan eens een fatale cocktail voor de zeilschepen van de 19e eeuw.
Pencarrow Head – Vuurtoren
Kwam een schip dicht bij de kust onder een wind te liggen die landinwaarts blaast – aan lagerwal raken, noemen scheepslui dat – dan was dat een regelrechte nachtmerrie. Dat is precies wat de TEV Wāhine in 1968 overkwam toen zijn radar het liet afweten. Windsnelheden tot 160 km/u wierpen de veerboot van Interislander op de klippen van Barrett Reef. De romp scheurde open, van de 734 personen aan boord lieten er uiteindelijk 51 het leven. Een scheepsramp die hier nog vers in het geheugen ligt, zo leerden we gisteren in Wellington Museum.
Cook Strait – MV Kaitaki (Interislander)
Zo’n vaart zal het met de MV Kaitaki van diezelfde Interislander allicht niet lopen. Over het kalme water van Wellington Harbour varen we de open zee tegemoet. Rechts dagen de vervaarlijke klippen van Barrett Reef op waarvoor de Entrance zo berucht is. Links prijkt een hagelwitte vuurtoren hoog op de rotsen van Pencarrow Head. Het was een vrouw die daar in 1859 als eerste de scepter zwaaide, de enige vrouwelijke vuurtorenwachter die Nieuw-Zeeland ooit gekend heeft. Maar alras bleek ze met haar vuurtoren nogal vaak in mist of wolken verscholen te zitten. Veel heb je daar niet aan. Dus werd in 1906 beneden op het strand een tweede exemplaar neergezet.
Dat de getijstromen in deze zeestraat tot de krachtigste ter wereld behoren, heeft met haar unieke positie te maken
Dat de getijstromen in deze zeestraat tot de krachtigste ter wereld behoren, heeft met haar unieke positie te maken. Hoogwater treedt aan de zijde van de Stille Oceaan immers vijf uur vroeger op dan aan de zijde van de Tasmanzee. Aan beide uiteinden zijn de getijden dus min of meer in tegenfase. Is het vloed aan het ene uiteinde, dan is het eb aan het andere uiteinde. En omgekeerd. Een krachtige getijstroom is daar het gevolg van, die om de zes uur van richting verandert. Een bizar neveneffect daarvan is dan weer dat er middenin de Straat Cook nauwelijks verschil is tussen eb en vloed.
Op haar smalst is de Straat Cook niet meer dan 22 km breed. Toch zal de MV Kaitaki tussen Wellington en Picton meer dan het viervoudige daarvan afleggen – 92 km. Beide havens liggen nu eenmaal een eind landinwaarts. Wat meer is, ze bevinden zich op precies dezelfde breedtegraad. Om van het Noordereiland naar het Zuidereiland te varen, varen we dus niet van noord naar zuid, maar van oost naar west.
Tory Channel – Arapaoa Island
Aan boord maken we met de strapatsen van de legendarische Pelorus Jack kennis. Een graag geziene gast was dat in Marlborough Sounds, de wirwar van eilanden op de verzonken noordkust van het Zuidereiland. Want Pelorus Jack wachtte er schepen op en loodste hen langs verraderlijke rotsen en sterke stromingen, in het bijzonder rond French Pass en in de Pelorus Sound. Vierentwintig jaar lang konden schippers op hem rekenen. Verscheen Pelorus Jack een zeldzame keer niet op het appel, dan gingen sommige schippers zelfs voor anker tot hun loods opdaagde.
Wat dit verhaal zo bijzonder maakt, is het feit dat Pelorus Jack geen mens was
Wat dit verhaal zo bijzonder maakt, is het feit dat Pelorus Jack geen mens was, maar een gramper, een grijze dolfijn. Na een schietincident in 1904 werd de dolfijn Pelorus Jack zelfs bij wet beschermd – wellicht het allereerste dier ooit dat zulke individuele bescherming genoot.
Arapaoa Island
Met de noorderwind in de rug vorderen we vlot. In de verte komen geleidelijk de bergachtige kusten van het Zuidereiland in zicht. Het is nog steeds licht bewolkt, maar zonnig. Omstreeks half elf kruisen we de MS Kaiarahi, het iets kleinere broertje van de MV Kaitaki.
Tory Channel
Queen Charlotte Sound
Even na elf maken aan stuurboord de klippen en de kale heuvels van Arapaoa Island hun opwachting. Dat betekent dat we Tory Channel binnenvaren. Plannen om hier getijstroomturbines op de zeebodem te installeren zijn er al langer. Want van de krachtige getijstromen die vier maal per dag door de Straat Cook razen, krijgt ook Tory Channel zijn portie te slikken. Die watermassa’s stromen met 9 km/u door het smalle kanaal, daar kan je behoorlijk wat energie van aftappen. Maar voorlopig blijft het bij plannen.
Picton
Een half uurtje later bereiken we de brede Queen Charlotte Sound. Een eind verderop ligt Picton aan het einde van een diepe baai op ons te wachten. Ooit was dat een van de belangrijkste havens van het zuidelijk halfrond. Zijn naam dankt het stadje aan een zekere Thomas Picton. Die moest in Waterloo zijn strijd tegen Napoleon met de dood bekopen. Tegenwoordig is Picton nog steeds de belangrijkste, zo niet de enige toegangspoort tot het Zuidereiland – tenzij je met het vliegtuig in Christchurch landt. Dagelijks lozen acht grote veerboten zoals de MV Kaitaki hier tijdens het hoogseizoen hun vracht.
Half een is het als we op de Ferry Terminal van Picton het Zuidereiland tegemoet rijden. Vulkanen, kratermeren of rokende fumarolen zoals op het Noordereiland zullen we hier niet meer aantreffen. Het eiland van de gletsjers en de ketelmeren is dit. Het eiland van de Nieuw-Zeelandse Alpen ook, de bergketen die aan de westkust uit zee oprijst.
Wat oppervlakte aangaat, verschillen het Noordereiland en het Zuidereiland nauwelijks van elkaar – respectievelijk vier en vijf maal zo groot als België. Maar bevolking, dat is een ander verhaal. Minder dan een kwart van de Nieuw-Zeelanders hebben hier hun vaste stek. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kom je op 160 km² meer mensen tegen dan op heel het Zuidereiland. Ook de Māori hebben nooit veel aandrang gekoesterd om het Zuidereiland te koloniseren.
Het eiland van de gletsjers en de ketelmeren is dit. Het eiland van de Nieuw-Zeelandse Alpen ook
Wellicht heeft het klimaat daar iets mee te maken. Op het Noordereiland zijn het warme westenwinden uit Australië die de dienst uitmaken. Helemaal in het noorden heerst zelfs een subtropisch klimaat. Het Zuidereiland daarentegen ligt onbeschut in de oceaan en krijgt het hele jaar door koude westenwinden uit Antarctica te verwerken. Dan moet je al heel goede redenen hebben om van het Noordereiland naar het Zuidereiland te trekken. En die hebben wij. Want de spectaculaire landschappen van dit eiland worden alom geroemd.
Ondertussen zetten we via de vertrouwde State Highway 1 koers zuidwaarts. Terwijl we eigenlijk naar het westen moeten. Maar het alternatief – Queen Charlotte Drive langs de grillige kust – is geen spek voor de bek van onze bus. Vandaar dit ommetje door het binnenland.
Wijngaarden en lage temperaturen, dat lijken ons even goede vrienden als water en vuur. Toch dagen langs de weg de eerste wijngaarden op. Dat vrieskou deze wijnboeren soms parten speelt, illustreren de windmolentjes die op regelmatige afstanden tussen de ranken staan. Zij moeten zo nodig de lucht in beweging houden om vorstschade te voorkomen. En als dat niet helpt, dan durft men boven grote wijngebieden zoals hier weleens helikopters daarvoor in te schakelen.
Al in 1819 werden in Nieuw-Zeeland de eerste wijnstokken geplant. Dat gebeurde bij een missiepost in het subtropische noorden. Een acuut tekort aan miswijn zal wellicht de reden geweest zijn waarom deze missionarissen de handen uit de mouwen staken.
Van commerciële wijnbouw was pas in de jaren zestig van de 19e eeuw sprake. En dan nog op een zeer bescheiden schaal, want de toenmalige immigranten waren meestal uit bier‑ en whiskydrinkende landen afkomstig.
Vooral de inwijkelingen uit Kroatië droegen bij tot de uitbouw van de commerciële wijnbouw
Na de tweede wereldoorlog kwam daar geleidelijk verandering in. Kiwisoldaten hadden overzee wijn leren drinken, nieuwe immigranten brachten hun voorkeur voor tafelwijn mee. Vooral de inwijkelingen uit Kroatië droegen daartoe bij. In 1960 was wijnbouw in Nieuw-Zeeland goed voor amper 400 ha, tegenwoordig is dat zo maar even 35 000 ha – bijna het honderdvoudige.
Bijna twee derde van die wijn gaat hier in Marlborough op de fles. Dat dankt de streek aan haar unieke microklimaat – netjes tussen twee bergruggen, met de enorme watermassa van de Stille Oceaan in de buurt. Maar het is de kiezelhoudende ondergrond die Marlborough pas echt op de wijnkaart gezet heeft. Op zulk terroir komen de aromatische kwaliteiten van de sauvignon blanc-druif immers uitstekend tot hun recht.
Door de brede, groene vallei van de Wairau gaat het verder westwaarts. Langs de weg volgen de wijngaarden elkaar op. Op de verre berghellingen zijn het daarentegen donkergroene dennen die de toon zetten. Aanplantingen van pinus radiata zijn dat, de den die uit het verre Californië afkomstig is.
Druiven oogsten, dat gebeurt normaal in februari op het Noordereiland en in april op het Zuidereiland. Maar nu blijken de druiven hier medio maart al grotendeels geplukt te zijn. Daar is de warme zomer debet aan. Dat hebben ook de kiwiplukkers uit Vanuatu gemerkt, die dit jaar enkele weken vroeger dan gewoonlijk aan de slag moeten.
Met de versoepeling die in de jaren zestig intrad, begon de overheid ook aan cafés vergunningen uit te reiken om wijn te schenken. Bewaarwijnen, daar laten Kiwi’s zich niet mee in. Nieuw-Zeelandse wijn wordt jong gedronken. En daar doen wij met veel genoegen aan mee.
Waar veel koolpalmen groeiden, de vroege kolonisten graag hun boerderijen
Flax, koolpalm
Veel lijkt dit landschap niet van West-Europese wijnvalleien te verschillen, zo dunkt ons. Tot er enkele koolpalmen opduiken. Een endemische palmboom is dit, lage temperaturen deren hem niet. Meer nog, deze palmboom is wintervast – de verrassingen zijn de wereld niet uit.
Periodes van droogte, daar hebben volwassen koolpalmen evenmin last van. Ze slaan immers zelf een voorraadje water op. Jonge bomen daarentegen hebben voldoende water nodig om te overleven. Bovendien gedijen koolpalmen alleen op erg vruchtbare grond. Dat hadden vroege kolonisten al snel in de gaten. Waar veel koolpalmen groeiden, vestigden ze graag hun boerderijen.
Ook de Māori wisten de kwaliteiten van de koolpalm te appreciëren. Uit zijn vezels kan je immers gemakkelijk textiel, manden, sandalen, waterdichte regenjassen en dergelijke vervaardigen – net zoals bij de flax.
De mosselhoofdstad van Nieuw-Zeeland, zo noemt Havelock zichzelf. In dit land is elke stad wel de hoofdstad van iets, zo lijkt het. Mosselkwekerijen zijn er alleszins te kust en te keur, meer dan tweehonderd in totaal. Restaurant The Mussel Pot pakt boven op z’n dak zelfs met een metersgrote mosselpot uit. Gigantische mosselen steken hapklaar boven de rand uit.
Stroomopwaarts volgen we nu de vreedzame Pelorusrivier. Bijna rimpelloos zoekt het strakke water zich een weg naar zee. In trage, wijde bochten slingert State Highway 6 zich behaaglijk door de brede, groene vallei.
Het perfecte decor voor de scène met de wijnvaten, vond Peter Jackson
Pelorus River
Tot we Pelorus Bridge bereiken. Daar heeft de rivier zich een weg gewroet tussen enkele rotsformaties door. Het perfecte decor voor de scène met de wijnvaten, vond Peter Jackson. Die episode uit de tweede Hobbitfilm vertelt hoe de helden van het verhaal uit het elfenpaleis weten te ontsnappen – ze verstoppen zich in wijnvaten en laten zich vervolgens de rivier afdrijven. Veertien dagen lang streek Jackson hier in 2011 met zijn ploeg neer om dat op film vast te leggen.
Onze voornemens zijn iets minder ambitieus – een wandelingetje maken van een uurtje of zo en dan straks een gembertheetje drinken in Pelorus Bridge Cafe waar ook Jackson zijn intrek nam.
Want aan weerszijden van de Pelorus kan je hier met een veelzijdige mozaïek van bomen en planten kennismaken. Uniek mag je deze vegetatie echter niet noemen. Vroeger strekten zulke laaglandbossen zich vaak over de volle lengte van de Nieuw-Zeelandse valleien uit. Maar de komst van Europese boeren en de voortschrijdende ontbossing hebben daar grotendeels komaf mee gemaakt. Redenen te over dus om van het laatste stukje oorspronkelijk woud in Pelorus Bridge al in 1912 een Scenic Reserve te maken.
Hier zijn de fameuze schildluizen aan de slag, die de honingdauw produceren waar vogels zoals de kākā’s en de tūī’s zo verzot op zijn
Anale draadjes van schildluis op schijnbeuk |
|
Treurden |
Prompt trekken enkele zwarte schijnbeuken langs het pad onze aandacht. Ragfijne witte buisjes, nauwelijks zo dik als een naald en maar enkele centimeters lang, priemen uit de roetzwarte schors. Vaak hangt er een druppeltje aan het uiteinde. Hier zijn de fameuze schildluizen aan de slag, die de honingdauw produceren waar vogels zoals de kākā’s en de tūī’s zo verzot op zijn.
Een complex verhaal is het, deze symbiose. In de eerste plaats is de zwarte schijnbeuk, de nothofagus solandri, helemaal niet zwart. Die kleur is van een roetzwarte schimmel afkomstig die de boomstam en een deel van de takken bedekt. Dat is een nevenproduct van de huisvlijt van de ultracoelostoma assimile. Een schildluis is dat, die zich uitsluitend op dit type schijnbeuk installeert. Zij ziet het als haar levenstaak om sap uit de boom op te zuigen en honingdauw in kleine druppeltjes af te scheiden. Dat gebeurt via anale draadjes – de ragfijne buisjes die wij kunnen waarnemen. Een luis met een staartje dus. Daar komen de kākā’s en de tūī’s dan weer op af, want zij snoepen graag van die hemelse druppeltjes.
Van al dat gedoe op en onder zijn schors moet de zwarte schijnbeuk behoorlijk veel last ondervinden, zou je denken. In het bijzonder van die roetzwarte schimmel, want die lijkt hem helemaal te versmachten. Maar dat is niet in het minst het geval.
Kākā’s en tūī’s komen nauwelijks nog aan de bak, want ze worden door de agressieve wespen verjaagd
Kortom, alle betrokkenen varen er wel bij. Tot voor kort. Want in de jaren zestig verschenen wespen op het toneel. Die waren als verstekelingen met Europees fruit meegereisd. Lang duurde het niet vooraleer ze de honingzoete druppeltjes ontdekten. Kākā’s en tūī’s komen sedertdien nauwelijks nog aan de bak, want ze worden door de agressieve wespen verjaagd.
|
|
Lancewood |
Een bizar boompje is het, de lancewood die hier en daar naast het pad verschijnt. Zijn lange, purpergrijze bladeren, met stekelige tandjes aan de rand, staan als puntige speren hoog op zijn flinterdunne, kale stam ingeplant. Zo probeert de boom zich tegen de vraatzucht van grazende moa’s te beschermen. Dat die grote loopvogels ondertussen al lang uitgestorven zijn, heeft niemand hem tot nu toe durven te verklappen.
Vijftien tot twintig jaar duurt het vooraleer de lancewood dit juveniel stadium ontgroeid is. Een heel andere boom wordt het dan plots, vijftien meter hoog, met een stam een halve meter dik en helemaal bovenaan een groene kruin van brede bladeren. Van ver lijkt hij dan een beetje op een palmboom. Zo groot is het verschil tussen de jonge en de volwassen boom, dat plantkundigen aanvankelijk dachten dat ze met twee verschillende soorten te maken hadden.
Pelorus Bridge |
|
|
Zo bereiken we de hangbrug over de Rai, een zijriviertje van de Pelorus. Een vrij stevige structuur is het, kennelijk goed onderhouden. Maar met meer dan tien tegelijkertijd mag je er niet op.
Podocarpen hebben geen naalden, maar langwerpige bladeren – naaldbomen zonder naalden dus
Podocarpen |
|
Pelorus River |
Een smal bospad voert ons aan de overkant door de weelderige vegetatie. De vele giganten die we rondom ons zien, zijn podocarpen. Net zoals schijnbeuken zijn ze typisch voor het zuidelijk halfrond. Want indertijd kwamen deze bomen enkel op Gondwana voor. Tegenwoordig tref je ze daarom niet alleen in Nieuw-Zeeland aan, maar ook in Australië, zuidelijk Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Sommige podocarpen zijn inheems, zoals de rimu, de mataī, de miro, de tōtara, de kahikatea.
Op de vochtige en vruchtbare rivierterrassen langs de Pelorus gedijen deze immergroene podocarpen uitstekend. In feite zijn het coniferen, want net zoals bij onze naaldbomen zitten hun naakte zaden in kegels opgeborgen. Toch hebben ze geen naalden, maar langwerpige bladeren – naaldbomen zonder naalden dus.
Treurdennen daarentegen moeten het precies van hun lange, hangende naalden hebben. Daarmee doen ze hun droevige naam alle eer aan. Maar zo verraden ze ook hun vreemde herkomst. Omstreeks 1870 zijn ze vanuit het verre Mexico geïntroduceerd.
De dikke stam van een boomvaren is in feite een wortelstok die zich van richting vergist heeft
Boomvaren
Her en der rijzen boomvarens metershoog boven het struikgewas uit. Met bomen hebben ze weinig gemeen, want die dikke stam is in feite een wortelstok die zich van richting vergist heeft. In plaats van netjes onder de grond te blijven, groeit hij recht omhoog. Rond die wortelstok hebben zich dan luchtwortels gevormd. Samen zorgen ze ervoor dat de varen overeind blijft staan en dat de plant vocht uit de lucht kan opnemen. De fraaie groene veren bovenaan – soms drie meter lang – groeien dus rechtstreeks uit de wortelstok.
Vogels horen we van alle kanten. Maar zich even laten zien, dat is teveel gevraagd van deze seigneurs. Tot de spreekwoordelijke uitzondering plots voor onze voeten tussen de dorre bladeren opduikt. Een driftig baasje is het, zoals hij daar voortdurend heen en weer huppelt. Vrij vertaald betekent dit gedrag eigenlijk “Hoepel op, dit is mijn territorium”. Maar daar hebben wij nu even geen oren naar.
Vrij vertaald betekent dit eigenlijk “Hoepel op, dit is mijn territorium”
Maoriwaaierstaart
Een fraaie vogel is het, deze maoriwaaierstaart, met witte wenkbrauwen en dito baardje op zijn grijze kop, zijn donkerbruine rug en zijn bleke, kaneelbruine borst. Maar het zijn vooral de lange, zwart-witte staartveren die hem sieren. Die maken zowat de helft van zijn lichaamslengte uit. Je treft hem enkel in Nieuw-Zeeland aan, al verschilt hij nauwelijks van de grijze waaierstaart van Australië.
De komst van de Māori en van de Europese kolonisten heeft hij zonder al te veel kleerscheuren weten te overleven. Weinig vogels hebben hem dat nagedaan. Toch moet ook hij op zijn tellen passen, want zijn nest valt weleens ten prooi aan scheepsratten.
Anaal draadje van schildluis op schijnbeuk |
|
Boomvaren |
Zelf schrokt de maoriwaaierstaart graag motten, vliegen, kevers of spinnen naar binnen. Soms flappert hij wat met zijn vleugels en zijn lange staart. Mogelijke prooien brengt hij zo aan het schrikken. Als ze dan in beweging komen, verraden ze hun positie en slaat hij toe.
Pelorus River
Stroomopwaarts langs de Rai zetten we onze tocht verder. Nelson aan de Tasmanzee is onze laatste bestemming voor vandaag, een havenstadje met 67 500 inwoners. Al sedert 1858 mogen ze zich hier een stad noemen. Na Christchurch was dat pas de tweede nederzetting in Nieuw-Zeeland die deze eer te beurt viel.
Tachtigduizend hectare grond van de Māori opkopen en deze met een stevige winst aan kolonisten doorverkopen, dat was het zakenplan van New Zealand Company
Toch zat het hier aanvankelijk goed fout. Tachtigduizend hectare grond van de Māori opkopen en deze met een stevige winst aan kolonisten doorverkopen, dat was het zakenplan van New Zealand Company toen ze hier in 1841 neerstreken. Met die winst zouden ze onder meer de noodzakelijke openbare werken financieren.
Dat het toekomstige Nelson over een indrukwekkende natuurlijke haven beschikte, was mooi meegenomen. Dat op de smalle kuststrook slechts 24 000 ha vruchtbaar land beschikbaar was, waren zorgen voor morgen.
Anderhalf jaar later hadden achttien schepen meer dan drieduizend Britse kolonisten aangevoerd – mannen, vrouwen en kinderen. De nood aan meer vruchtbaar land werd almaar acuter. De brede vallei van de Wairau, aan de andere zijde van de bergen, was de gedroomde oplossing, vond de Company. Maar de Māori hielden het been stijf. In de koopovereenkomst was van die vallei geen sprake, merkten ze fijntjes op. Kennelijk hadden ze het juridische steekspel al aardig onder de knie.
Maar de Company hield voet bij stuk en zond haar kolonisten de Wairauvallei in. De Māori lieten niet met zich sollen. Tweeëntwintig kolonisten en vier Māori bekochten de actie met hun leven. We schrijven 17 juni 1843 – ruim drie jaar na de ondertekening van het Verdrag van Waitangi. Achteraf wees een onderzoek van de Britse overheid uit dat de betrokken kolonisten geen enkele aanspraak op de vallei konden maken.
Ondertussen schuiven fruitbomen en Canarische dadelpalmen aan ons raam voorbij. Deze streek is vruchtbaar, inderdaad. Even voor vijf maken containers, imposante opslagtanks en zware hijskranen hun opwachting. De drukke haven van Nelson is dit.
Dan begint via de smartphones onrustwekkend nieuws binnen te druppelen
Dan begint via de smartphones onrustwekkend nieuws binnen te druppelen. Vanmiddag zou in Christchurch, zo’n tweehonderdvijftig kilometer naar het zuiden, een aanslag gepleegd zijn. Er zouden zelfs doden gevallen zijn.
Het tv-toestel inschakelen is onze eerste impuls zodra we de hotelkamer betreden. De normale programmatie blijkt opgeschort te zijn, reporters van 1News brengen doorlopend verslag uit. Voor zover ze dat kunnen, want het is verwarring troef. Daar zit de informatiestop van de politie voor iets tussen. Die gaat er immers van uit dat er nog steeds vier daders vrij rondlopen.
Bovendien zijn de scholen in lock-down gegaan. Leraren houden hun leerlingen veilig achter de schoolmuren, ouders zijn in alle staten omdat ze niet weten hoe hun kinderen eraan toe zijn.
Een major shooting in twee moskeeën, met negen doden tot gevolg – veel meer komen we in weerwil van de intensieve berichtgeving niet te weten. En dat Nieuw-Zeeland in shock is, want dergelijk terroristisch geweld had niemand ooit voor mogelijk gehouden. Toch niet in deze verre uithoek van de wereld.
Voor 1News is het bovendien een brutale confrontatie met zichzelf. Voor dit soort verslaggeving hadden ze geen scenario’s klaarliggen, zoveel is duidelijk. Ankerman en reporters ter plaatse improviseren houterig van de ene interventie naar de andere. Maar het is precies die stroeve vertelling, beladen met emotionele betrokkenheid en diepgaande empathie, die naar de keel grijpt.
Nieuw-Zeeland is in shock, dergelijk terroristisch geweld had niemand hier ooit voor mogelijk gehouden
Naarmate de avond verstrijkt, wordt de hallucinante schaal van de aanslag duidelijk – 48 doden, 49 gewonden met schotwonden. Er zou slechts één dader zijn, maar naam noch foto wordt vrijgegeven.
Zaterdag 16 maart | Nationaal park Abel Tasman
Klein, maar fijn. Zo mag je het Nationaal park Abel Tasman omschrijven, het kleinste nationaal park van Nieuw-Zeeland, helemaal aan het noordelijke uiteinde van het Zuidereiland. Een van de mooiste Great Walks van Nieuw-Zeeland, zo noemen ze het 51 km lange wandelpad dat er zich langs zonnige stranden, fonkelende baaien en weelderige kustvegetatie slingert.
Daar willen wij wel een graantje van meepikken. En al mag je ons niet onderschatten, toch vinden we vijftig kilometer stappen behoorlijk veel. Dus opteren we voor een tochtje van ongeveer een tiende daarvan.
Een middagtemperatuur van 22 °C, een lichte bries op de boot en zandvliegen in verhoogde staat van paraatheid – dat zijn onze vooruitzichten voor vandaag. Wat grootte betreft, kan je die zandvliegen best met fruitvliegjes vergelijken. Maar wat voedingsgewoonten betreft, zijn alleen muggen huns gelijke. Want mensenbloed opzuigen en uit pure dankbaarheid een jeukplek achterlaten, dat is hun lust en hun leven.
Kiwi’s die als kerstballen aan een boom hangen, dat mogen we uit onze verbeelding schrappen
Wijnranken zijn hier duchtig op hol geslagen, zo lijkt het soms als we een blik werpen op de begroeiing langs de weg. Maar dat zijn geen wijngaarden, dat zijn kiwiplantages. Kiwi’s die als kerstballen aan een boom hangen, dat mogen we dus uit onze verbeelding schrappen. Kiwi’s zijn immers de vruchten van een snel groeiende klimplant. Deze kiwiplanten behendig over een staketsel van palen leiden en tijdig snoeien is een doorlopende bekommernis van de boer. Het resultaat is de wirwar aan takken waar we op neerkijken.
Net zoals de sinaasappel is de kiwi oorspronkelijk uit China afkomstig. Chinese kruisbes werd hij aanvankelijk genoemd. Pas in 1959 kreeg hij om commerciële redenen de naam kiwi. De gelijkenis van de vrucht met het harige lichaam van de kiwivogel is daar niet vreemd aan. Wat vitamine C betreft, is de kiwi een echte kampioen – drie vruchten dekken de volledige behoefte van een volwassene voor vijf dagen. Ook aan vitamine E en een reeks mineralen heeft ze geen tekort.
November is de maand waarin kiwiplanten in bloei staan. Wil je echter vruchten krijgen, dan moeten vrouwelijke kiwirassen door mannelijke rassen bestoven worden – kiwiplanten zijn tweehuizig. Gelukkig volstaat één mannelijke plant om van zeven vrouwelijke planten voldoende opbrengst te krijgen. Daar komen honingbijen aan te pas, maar die zijn nogal kieskeurig. Kiwibloempjes laten ze weleens links liggen wegens te weinig honing. Bijenkorven te midden van de kiwiplanten plaatsen bleek de oplossing, want zo krijgen de kiwibloemen toch voldoende bezoek om hun stuifmeel verspreid te zien.
Al domineert Nieuw-Zeeland nog steeds de wereldproductie, de concurrentie uit Californië, Italië en Frankrijk is steeds meer te duchten. Voor de consument is dat goed nieuws – heel het jaar door kan je op verse aanvoer van kiwivruchten rekenen.
Dat er zoveel groen gras is voor de schapen, hebben we aan de vele regens van de voorbije weken te danken. Voordien was dit een droge woestenij.
Eb heeft van de schilderachtige Moutere Inlet even voorbij Tasman een glanzende modderplas gemaakt. Het hoogteverschil tussen eb en vloed kan hier immers enorm zijn – meer dan vijf meter op sommige plaatsen. Zo zijn ettelijke kunstwerkjes in de modder bloot komen te liggen. Lokale mensen hebben er hun fantasie de vrije loop gelaten en met dikke keien boodschappen en figuurtjes allerhande in het zand gecreëerd. Graffiti die niemand schaden dus. Twee keer per dag komen ze tevoorschijn, twee keer per dag verdwijnen ze weer.
Ben je op zoek naar het paradijs, dan is Kaiteriteri een goed begin
Kaiteriteri
Catamarans dobberen op het water, jongelingen peddelen voorbij op surfplanken, mensen wandelen over het zonnige strand van Kaiteriteri. Ben je op zoek naar het paradijs, dan is deze plek een goed begin – behalve in het hoogseizoen, want dan kan je hier over de koppen lopen.
|
|
Roodsnavelmeeuw |
Lang duurt het niet vooraleer schipper Adam met zijn Vista II opdaagt, een catamaran van Wilsons. Anderhalf uur lang zal hij ons langs de kust noordwaarts voeren, om ons in Onetahuti Bay voor onze wandeling te droppen. Benieuwd installeren we ons op het zonnige bovendek. Van tussen de takken observeren enkele bonte aalscholvers de bedoening.
Als een reuzenappel die in twee gelijke helften gespleten is, ligt Split Apple Rock net boven de waterlijn
Graniet is het hoofdbestanddeel van deze kust, legt Adam uit. En dat al 135 miljoen jaar lang. Soms wil dat graniet weleens splijten langs een natuurlijke breuklijn. Om dat aanschouwelijk te maken wendt Adam het roer naar Split Apple Rock, een bolvormige brok graniet met een doormeter van een meter of vijf. Als een reuzenappel die in twee gelijke helften gespleten is, ligt hij daar net boven de waterlijn. Kan de erosie verder haar gang gaan, dan komt daar kwarts uit voort. Daar hebben we die mooie zilverstranden aan te danken.
Nationaal park Abel Tasman
Links maakt Marahau Bay haar opwachting, één van die getijdenestuaria die zo typisch zijn voor deze regio. In feite varen we nu pas het Nationaal park Abel Tasman binnen, want dit is de zuidgrens ervan.
Roodsnavelmeeuwen, bonte aalscholvers
Tonga Island – Nieuw-Zeelandse zeebeer |
|
Bonte aalscholver op nest |
Een vogelparadijs, zo mag je Adele Island wel noemen. Want men is erin geslaagd het dicht beboste eiland helemaal roofdiervrij te maken, aldus Adam. Maar ook robben en pinguïns voelen er zich thuis. Voor homo sapiens daarentegen is de toegang tot het eiland strikt verboden. Om dat gemis een beetje te compenseren, hebben ze microfoons op het eiland geïnstalleerd. Zo kan je op het web toch nog het ochtendconcert van de vogels beluisteren.
Onetahuti Bay
In Onetahuti Bay gaan we aan wal voor een wandeling van goed zes kilometer. Niet zonder eerst een blik geworpen te hebben op de Nieuw-Zeelandse zeeberen die op de rotsen van Tonga Island wat liggen te suffen.
Tasmanzee – Tonga Island, Vista II
Prompt worden we op het strand begroet door enkele nieuwsgierige loopvogels ter grootte van een kip. Schuw zijn ze niet, deze weka’s. Integendeel, ze zijn op voedsel uit. Maar daar wagen we ons niet aan. Vogels voederen, dat is in Nieuw-Zeeland strikt verboden. Word je betrapt door de mensen van het DOC, het Department of Conservation, dan volgt onvermijdelijk een fikse boete.
Een appetijtelijke loopvogel die niet kan vliegen, maar wel spontaan het gezelschap van mensen opzoekt, dat moet de Māori indertijd als muziek in de oren geklonken hebben. Dat de weka zich als soort toch heeft weten te handhaven – in tegenstelling tot de veel grotere moa – dankt hij vooral aan zijn voortplantingsritme. Vier broedsels per jaar, met telkens een drietal eieren, zijn geen uitzondering.
Men heeft een weka met zijn krachtige bek al een rat zien doden
Weka
Toch is het voor het DOC geen sinecure om deze inheemse soort in stand te houden. Want de klassieke methode – weka’s naar een van de conservation islands overbrengen – blijkt vaak niet te werken. De weka’s doen het er simpelweg te goed en gaan een bedreiging vormen voor de andere inheemse diersoorten op het eiland. In die mate dat het DOC de weka’s soms moest gaan uitroeien.
Weka’s zijn immers omnivoren. Plantaardig voedsel overheerst in hun dieet, maar dierlijk voedsel laat hen niet onverschillig. En dat beperkt zich niet tot pakweg regenwormen, larven, kevers en slakken. Men heeft een weka met zijn krachtige bek al een rat zien doden, een hermelijn en zelfs een Westlandstormvogel van meer dan een kilogram.
We laten het strand achter ons en verdwijnen via een pad het schaduwrijke bos in. Een voortreffelijk pad is het, uitstekend bewegwijzerd. Verbazen hoeft dat niet, jaarlijks lopen enkele tienduizenden wandelaars hier van de natuur te genieten. Maar vandaag is het heerlijk rustig.
Voortreffelijke wandelpaden
Ooit was dat anders. Tussen 1900 en 1910 was Tonga Stoneworks hier bedrijvig. Granieten blokken werden in Tonga Quarry uit de rotsen gesneden en naar Nelson verscheept. Een hels kabaal moet dat indertijd gegeven hebben. Vandaag resten er van die drukke bedoening enkel een handvol blokken die achteloos op het strand achtergelaten zijn. Van de takelkraan kunnen we de betonnen fundamenten nog zien, van de pier resten enkele metalen palen.
Boomvaren |
|
Kust van de Tasmanzee |
De lokale flora ontplooit zich in al zijn schoonheid – boomvarens, baardmossen, zwarte schijnbeuken met de fameuze ragfijne buisjes
|
Gaandeweg wordt de zachte klim wat pittiger nu. Rechts van ons rijst de berghelling steil omhoog, links gunt de groene tunnel ons geregeld schilderachtige doorkijkjes naar de azuurblauwe zee.
Verloren lopen is quasi onmogelijk. De lokale flora ontplooit zich in al zijn schoonheid – de boomvarens, de baardmossen, de zwarte schijnbeuken, de ragfijne buisjes van de schildluizen. Ook vogels zou je hier moeten zien – onder meer tui’s en pūkeko’s – maar dat wil ons niet zo goed lukken.
Voortreffelijke wandelpaden |
|
Boomvarens |
Dan dalen we zachtjes aan naar het idyllische estuarium van Bark Bay af. Even na twee is de tijd gekomen voor een picknick aan het strand. Heel even doen enkele regendruppels het ergste vermoeden. Maar daar komt meteen een einde aan zodra we in het keukentje van de camping een schuilplaats gevonden hebben.
Weka |
|
Aalscholver |
Estuarium van Bark Bay
Even na drie pikt de Vista ons in Medlands Beach op. Net op tijd, want de zon heeft ondertussen de duimen moeten leggen voor de regen. In Kaiteriteri gaan we aan wal, niet zonder eerst een blik geworpen te hebben op de Nieuw-Zeelandse zeeberen die op de rotsen van Adele Island wat liggen te suffen.
Op Christ Church Cathedral wappert de Nieuw-Zeelandse vlag halfstok
Voor het avondeten zakken we naar het centrum van Nelson af. Van op een heuvel kijkt Christ Church Cathedral over Trafalgar Street uit. De statige trap is uit het graniet van Tonga Quarry gehouwen. Maar het is niet de trap van de kathedraal die onze aandacht vat. Het is haar torenspits. Want daar wappert de Nieuw-Zeelandse vlag halfstok.
Jaak Palmans
© 2019 | Versie 2022-02-20 17:32
Lees het vervolg in (6/11)
| Versie 2022-02-20 17:32