Hoe de wereld begon
Nieuw-Zeeland | Anno 2019
Zondag 10 maart | Auckland – Rotorua
Zondag 10 maart | Auckland – Rotorua
Veel verschil kan er niet zijn tussen de twee grootste eilanden van Nieuw-Zeeland. Die indruk krijg je althans als je ze op de kaart broederlijk naast elkaar ziet liggen, enkel door de Straat Cook gescheiden. In grootte zijn ze alvast aan elkaar gewaagd, met het Noordereiland viermaal zo groot als België en het Zuidereiland vijfmaal.
In de loop der tijden is het Noordereiland door het vuur gevormd, het Zuidereiland door het ijs
En toch is er een wezenlijk verschil. Om het met een boutade te zeggen – in de loop der tijden is het Noordereiland door het vuur gevormd, het Zuidereiland door het ijs. Waar je in het zuiden een alpiene omgeving met gletsjervalleien en ketelmeren aantreft, word je in het noorden met het pokdalige uiterlijk van vulkanen en kratermeren geconfronteerd. Nergens kan je dat beter ervaren dan in Rotorua, het geothermisch centrum van Nieuw-Zeeland. Vandaag is dat onze bestemming. Met ruim 230 km voor de boeg is deze rit een uitgelezen moment om wat meer over Nieuw-Zeeland te weten te komen.
Terwijl we Auckland op deze zonnige zondagochtend achter ons laten, domineert links in de verte een symmetrische vulkaankegel de horizon. De Rangitoto is dat, de grootste van dit vulkaanveld en tevens de verantwoordelijke voor de meest recente uitbarsting, nu ongeveer zeshonderd jaar geleden. Zo hevig was die uitbarsting dat ze nog steeds deel uitmaakt van de mondelinge overlevering van de Māori. In totaal werd zo maar even 2,3 km³ lava de lucht in geslingerd. Veel indruk maakt dat niet, tot je beseft dat dat volstaat om heel België met een laag van 7,5 cm lava te bedekken.
Toch is het vulkanisme van Auckland niet hetzelfde als dat van Rotorua. Waar Auckland met een magmabubbel af te rekenen heeft, zijn in Rotorua botsende continenten de bron van alle ellende. Nieuw-Zeeland ligt immers precies op de lijn waar de Pacifische Plaat en de Indo-Australische Plaat met elkaar botsen. Het is de Pacifische plaat die daarbij het onderspit delft en onder Nieuw-Zeeland gedrukt wordt. Subductie noemen geologen dat. En dat gaat niet zonder slag of stoot. Er komt behoorlijk wat tumult bij kijken onder de vorm van aardbevingen en vulkanisme.
Gezellig is het niet – een magmabubbel hier, een subductie daar – maar de Kiwi’s hebben er mee leren leven
Gezellig is het niet – een magmabubbel hier, een subductie daar – maar de Kiwi’s hebben er mee leren leven. Hun situatie is trouwens niet uniek. Ook in pakweg Indonesië, Japan, Alaska, Bolivia en Chili weten ze ervan mee te spreken. Al die landen bevinden zich immers op de Ring of Fire, een hoefijzervormig gebied dat de Stille Oceaan omspant en waar aardbevingen en vulkaanuitbarstingen aan de orde van de dag zijn.
Verspreid over Nieuw-Zeeland registreert GeoNet 50 tot 80 aardbevingen per dag, of zo’n twintigduizend per jaar. Doorgaans merk je daar niets van. Maar we zijn er best op voorbereid. Dus krijgen we een lijst met praktische richtlijnen aangereikt – wat te doen vόόr, tijdens en na een aardbeving. Steeds weten waar zich de nooduitgang bevindt in de hotels waar we verblijven, bijvoorbeeld. Of dekking zoeken en zeker niet gaan rondrennen tijdens een aardbeving.
Globaal genomen zit het niet slecht met de levensstandaard in Nieuw-Zeeland, vernemen we, terwijl we onder een wolkeloze hemel over State Highway 1 zuidwaarts zoeven. Mannen worden gemiddeld 79 jaar, vrouwen 83 – althans bij het blanke deel van de bevolking.
Gemiddeld bedraagt het jaarinkomen van een Kiwi € 22 500. Ben je ouder dan 65, dan ontvang je van overheidswege een rustpensioen van € 700. Dat stelsel is hier al in 1898 ingevoerd.
Ingewikkelde belastingformulieren, daar willen ze hier niet van weten. Vijftien procent taks voor iedereen, geen aftrekposten
Ingewikkelde belastingformulieren, daar willen ze hier niet van weten. Vijftien procent taks voor iedereen, geen aftrekposten. Zo eenvoudig kan dat zijn. Daar bovenop komt een bijdrage van 2 % voor een fonds dat arbeidsongevallen – maar geen ziekten – vergoedt.
Goedkoop leven is het hier echter niet, zo zou blijken als je even in een supermarkt zou rondneuzen. Als het minimumloon 15 dollar of ongeveer 9 euro per uur bedraagt en een blik melk 5 dollar kost, dan is de rekening snel gemaakt.
Echt dramatisch wordt het als je de aankoop van een huis of een appartement zou overwegen. Want in de omgeving van Auckland dok je daar al gauw € 560 000 voor af. In nauwelijks vijf jaar tijd zijn woningen 80 % duurder geworden. Dat is bijna uitsluitend aan de recente migratiegolf te wijten die door de centrumrechtse regering van John Key aangewakkerd werd. Het waren immers vooral bemiddelde buitenlanders die zich aangesproken voelden, met name Chinezen uit Singapore of rijke handelaars uit India. Die dreven de prijzen van vastgoed flink de hoogte in.
Ondertussen is daar paal en perk aan gesteld. Buitenlanders kunnen geen vastgoed meer kopen. Dat is een verwezenlijking van Jacinda Ardern en haar centrumlinkse regering. Jacinda Ardern? Daar hebben wij nog nόόit van gehoord. Weten wij veel dat over minder dan een week haar gelaat wereldwijd op alle tv-schermen zal verschijnen.
Al sedert 1893 hebben vrouwen stemrecht
Vrouwen in de politiek, weinig landen scoren op dat punt beter dan Nieuw-Zeeland. Al sedert 1893 hebben ze hier stemrecht. Ter vergelijking – in België kwam het stemrecht voor vrouwen er pas in 1948, meer dan een halve eeuw later dus.
Toeval of niet, vandaag worden in Nieuw-Zeeland nogal wat topfuncties door vrouwen bekleed. Naast premier Jacinda Ardern is er onder meer gouverneur-generaal Patsy Reddy en opperrechter Sian Elias. En ook het staatshoofd is een vrouw, met name Betty Windsor – beter bekend als koningin Elizabeth II.
Langs de Waikato-rivier zetten we ondertussen onze tocht in zuidoostelijke richting verder. Een stralende dag is het, wolkjes zijn er aan de hemel bijna niet te bespeuren.
Wuivende pluimgrassen met crèmekleurige kwastjes trekken onze aandacht. Toetoe heet die endemische plant – spreek uit toitoi – ze kan tot drie meter hoog worden en is verwant met het Zuid-Amerikaanse pampasgras. Māori gebruikten ze om manden, matten, muurbekleding en dakbedekking te maken. Maar ook bij brandwonden, bloedingen, diarree en nierklachten kwam de plant goed van pas.
Tea tree noemde James Cook indertijd de struiken die we her en der naast de weg zien. Want zijn bemanning trok thee van de kleine, immer groene blaadjes. Dat deden de Māori ook, maar hun was het vooral om de medicinale werking van deze mānuka te doen, bijvoorbeeld als antibioticum bij tatoeages of bij infecties van de urinewegen. Met een afkooksel van de bladeren kon je ook een verkoudheid en zelfs koorts te lijf gaan.
Ben je ongeschoold of héél oud – ouder dan dertig dus – dan maak je als buitenlander geen schijn van kans op een permanente verblijfsvergunning
Pas vanaf zes jaar moeten kleuters naar school. Zestien worden is een belangrijk moment in het leven van de jongere: je moet niet meer naar school, maar je mag wel achter het stuur van een auto plaatsnemen.
Door Nieuw-Zeeland reizen en ondertussen de kost verdienen in de horeca of op een boerderij – veel westerse jongeren dromen ervan. En vaak wordt die droom bewaarheid, want een Working Holiday Visa voor een periode van maximum één jaar krijg je vrij vlot. Tenminste als je tussen 18 en 30 jaar bent, over $ 4 200 beschikt en je behoorlijk gedraagt.
Op permanente basis in Nieuw-Zeeland komen wonen, dat is andere koffie. Minstens 100 punten moet je halen op een lijst die naar je persoonskenmerken en je kwalificaties peilt. Ben je ongeschoold of héél oud – ouder dan dertig dus – dan maak je geen schijn van kans. Scoor je hoger dan 140, dan krijg je een Invitation to Apply. Dat betekent dat ze je héél graag zien komen. Kieskeurig zijn ze wel.
De mogelijkheden om duurzame energie te produceren zijn in Nieuw-Zeeland quasi onbeperkt
Ondertussen zijn we even in Huntly afgestapt. De brede Waikito stroomt er statig langs het langgerekte stadje door. Aan de overkant van de rivier imponeren de gebouwen van Huntly Power Station, de grootste thermische centrale van het land. Samen zijn de vier turbines goed voor 1 000 MW, het equivalent van Doel 3 dus. Maar in deze tijden van CO2-emissie zijn ze een doorn in het oog van milieuorganisaties. Niet geheel ten onterechte, want de mogelijkheden om duurzame energie te produceren zijn in Nieuw-Zeeland quasi onbeperkt. Tachtig procent van de energie komt uit waterkracht voort, nog eens acht procent is van geothermische oorsprong.
De fauna en de flora van deze eilanden zijn vrij uniek, en dat heeft zo zijn reden. Ooit waren alle continenten op aarde in één supercontinent verenigd, Pangea genoemd. Zo’n 175 miljoen jaar geleden kwam daar een einde aan. Eerst brak het in twee delen – het noordelijke Laurazië en het zuidelijke Gondwana. Gaandeweg viel ook Gondwana in brokken uiteen. Afrika was 130 miljoen jaar geleden de eerste om het ouderlijk huis te verlaten, zoetjes aan gevolgd door India, Zuid-Amerika en Australië, en uiteindelijk ook door… Zeelandië.
Inderdaad, Zeelandië. Niet Nieuw-Zeeland dus. Want tegenwoordig zijn geologen het er min of meer over eens dat Nieuw-Zeeland en Nieuw-Caledonië samen een microcontinent vormen. Een trog van 25 km breed scheidt dit Zeelandië van Australië. Met een oppervlakte van 3,5 miljoen km² – grotendeels onder water weliswaar – beslaat het ongeveer drie kwart van de 28 landen van de Europese Unie.
Waarom zijn we er zo zeker van dat Nieuw-Zeeland ooit aan al die andere continenten gekoppeld was? Dat hebben we in de eerste plaats aan de glossopteris te danken – een varen waar wij nog nooit van gehoord hebben. Daar hoeven we ons niet schuldig over te voelen, want de plant is al 250 miljoen jaar uitgestorven.
Kennelijk hadden de expeditieleden, in weerwil van hun strijd op leven en dood, die fossielen belangrijk genoeg gevonden om al die tijd mee te zeulen
Maar eertijds was het een van de dominante planten in Gondwana. En overal in Zuid-Amerika, Afrika, India, Australië en Nieuw-Zeeland heeft ze fossiele resten achtergelaten. Schuif je deze continenten terug tegen elkaar zoals ten tijde van Gondwana het geval was en duid je de vindplaatsen van die fossielen aan, dan zie je dat ze een mooi samenhangend gebied vormen.
Hier komt zelfs de onfortuinlijke Terra Nova-expeditie in beeld. Ons zegt die naam niet veel, maar elke Kiwi weet dat dat de naam is van de Antarctica-expeditie van de Brit Robert Scott. In 1910 trok hij vanuit Nieuw-Zeeland op zoek naar de geografische zuidpool. Daar aangekomen kon hij niet anders dan vaststellen dat de Noor Roald Amundsen hem 34 dagen te snel af geweest was. Alsof dat niet volstond, slaagde Scott er bij zijn terugkeer niet in zijn laatste voedselopslagplaats te bereiken en stierf hij met zijn team van honger en ontbering.
Maar toen een half jaar later hun bevroren lichamen teruggevonden werden, trof men er ook zestien kilogram fossielen aan. Kennelijk hadden de expeditieleden, in weerwil van hun strijd op leven en dood bij temperaturen tot ‑ 40 °C, die fossielen belangrijk genoeg gevonden om al die tijd mee te zeulen.
En gelijk hadden ze. Want het ging om fossiele resten van de glossopteris – de missing link in de geologische puzzel. Zelfs op Antarctica had die varen dus gebloeid. Wat ook alweer niet evident is, als je bedenkt dat hij het daar zes maanden per jaar in volle duisternis zonder fotosynthese moest stellen. Hoe hij dat voor elkaar kreeg, daar is men nog niet uit.
Terug naar Nieuw-Zeeland. Daar kon een unieke ontwikkelingsgeschiedenis in splendid isolation van start gaan. Die begon zo’n 85 miljoen jaar geleden met de scheiding van Australië. Dinosauriërs waren er toen al in geslaagd Nieuw-Zeeland te bereiken, men vindt er nog fossiele resten van. Maar voor buideldieren en zoogdieren was het te vroeg. Die waren zich in Eurazië nog volop aan het ontwikkelen.
Al die tijd werd Nieuw-Zeeland grotendeels door ondiepe zeeën bedekt, met hier en daar wat moerassen en laagland. Of de eilanden zo’n dertig miljoen jaar geleden zelfs helemaal onder water verdwenen waren, daar zijn de wetenschappers het nog niet over eens.
Wat er ook van zij, de archipel heeft zich uiteindelijk als een vogelparadijs ontpopt. Zoogdieren waren er niet – op twee soorten vleermuizen na – en roofdieren nog minder. Vogels konden dus ongestoord hun gangetje gaan en namen alle niches in die elders door zoogdieren bezet zijn. Zelfs zware loopvogels zoals de moa hadden er niets te duchten. Kortom, een heuse tuin van Eden.
De oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland worden de Māori weleens genoemd, maar zo oorspronkelijk zijn ze niet
Dat vonden de Māori ook. De oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland worden ze weleens genoemd, maar zo oorspronkelijk zijn ze niet. Eigenlijk zijn ze van de Polynesische eilanden afkomstig. Zelf noemen ze in hun orale traditie het mythische Hawaiki hun thuisland. Waar zich dat precies bevindt, weten we niet. Met het moderne Hawaï heeft het alvast niets te maken. Hawaiki kan met de Cookeilanden overeenstemmen, met Tahiti, of zelfs met de Markiezenarchipel – hier meer dan 5 500 km vandaan, over open zee nog wel.
In hun thuisland kregen de Māori immers met plaatsgebrek en voedseltekort af te rekenen. Af en toe kwam daar oorlog van. Dus gingen ze naar een betere stek op zoek, tegen de overheersende zeestromingen in. Dat was slim bekeken, want in geval van nood of gevaar konden ze dan vlot naar hun veilige thuishaven terugkeren.
Hoe de migratie precies verliep, weten we niet. De orale traditie heeft het over een aantal waka hourua, grote boten die tegen lange tochten over de oceaan bestand waren. Van enkele boten zitten de namen nog steeds in het collectieve geheugen van de Māori gebeiteld. Sommige Māorifamilies menen zelfs hun herkomst tot de opvarenden van één van die boten te kunnen traceren.
Het wordt niet uitgesloten dat de eerste verkenners al omstreeks 700 voet aan wal zetten op Nieuw-Zeeland. Navigeren deden ze aan de hand van de sterren, de zeestromingen en de overheersende winden. Ook de bewegingen van vogels en walvissen, en zelfs golfpatronen op zee kwamen van pas.
Misschien was de migratie omtrent het jaar 1000 al goed op gang gekomen. Wetenschappelijke zekerheid krijgen we echter pas omstreeks 1280. Want vanaf dan valt de permanente aanwezigheid van Māori in Nieuw-Zeeland niet meer te ontkennen. Dat weten we vooral dankzij… ratten. De oudste zaadkegels waarop hun knaagsporen aangetroffen zijn, dateren immers van 1280.
Die Polynesische ratten reisden als verstekelingen met de Māori mee. Ook honden waren aan boord, maar vreemd genoeg geen kippen of varkens – nochtans erg nuttige dieren als je ergens een nieuw leven wil opbouwen. Waarom deze dieren op de checklist ontbraken toen de Māori hun koffers aan het pakken waren, is nog steeds een raadsel.
Mensen in de tuin van Eden, daar komen brokken van. Lees er het boek Genesis maar eens op na
Zo belandden de Māori in het aards paradijs dat Nieuw-Zeeland toen was. Edoch, mensen in de tuin van Eden, daar komen brokken van. Lees er het boek Genesis maar eens op na.
Vooreerst waren er de ratten. In deze ongerepte natuur hadden die geen enkele weerstand te duchten. Tot hun eerste slachtoffers hoorden de Nieuw-Zeelandse dwergnachtzwaluwen die het ongeluk hadden quasi onbeschermd op de grond te nestelen. Al gauw waren ze volledig uitgeroeid.
Maar ook de Māori lieten zich niet onbetuigd. Al spoedig gingen ze de moa bejagen, een grote loopvogel. Liefst negen verschillende soorten waren er, je kwam ze overal tegen – van op zeeniveau tot in de bergen. Met zijn lengte van 3,6 m overschaduwde de moa zelfs de hedendaagse struisvogel. Die wordt niet groter dan 2,8 m.
Een vogel van 230 kg die rustig in de wei staat te grazen en die niet eens kan wegvliegen als je er achteraan zit, voor de Māori was dat een dankbare prooi en een welgekomen aanvulling van hun dieet. Minder dan anderhalve eeuw later was de moa uitgestorven.
Wie daar niet mee kon lachen, was de Haasts arend, de grootste adelaar aller tijden. Moa’s waren immers zijn favoriete dagschotel. Eens de moa’s uitgeroeid waren, was de Haasts arenden spoedig hetzelfde lot beschoren.
En het kon nog erger. Want enkele eeuwen later kwamen de Europeanen aanzetten. Naast ratten verschenen er nu ook – al dan niet bedoeld – hermelijnen, wezels en wilde katten op het toneel. Voor deze roofdieren was het een regelrecht feest, al die vogels die nooit geleerd hadden schrik te hebben van andere dieren. Ook honden en konijnen maakten hun opwachting.
Herten werden bewust geïntroduceerd om jagers hun pretje te gunnen. Met nefaste gevolgen voor de inheemse vegetatie en voor de vogels die daarvan afhankelijk waren. In de jaren zeventig zijn veel van die herten gevangen en in hertenboerderijen ondergebracht.
Maar de hoofdvogel werd omstreeks 1850 door Australiërs afgeschoten. Om de bontindustrie een duwtje te geven, zetten ze in Riverton de voskoesoe uit, een klimbuideldier met een dikke, wollige vacht, een verre verwant van de opossum.
Om de bontindustrie een duwtje te geven, zetten ze de voskoesoe uit, een verre verwant van de opossum. Was dat even een misrekening
Was dat even een misrekening. In Australië werden de voskoesoes immers door een rist roofdieren belaagd – honden, katten, vossen, buidelmarters, ruitpythons, goanna’s, valkuilen… Maar in het paradijselijke Nieuw-Zeeland werd hun geen strobreed in de weg gelegd. Met twee worpen per jaar kon de voskoesoe zich ongebreideld voortplanten. In 1980 werd hun aantal op 60 tot 70 miljoen geschat.
De gevolgen waren niet te overzien. Zo bleken voskoesoes rundertuberculose over te brengen – niet bepaald goed nieuws in een land met negen miljoen koeien. Voorts berokkenden ze aanzienlijke schade aan inheemse bomen, in het bijzonder de rātā. Alsof dat niet volstond, bleken deze zogenaamde bladeters wel degelijk een vogeleitje of een kuikentje te lusten.
Daar paal en perk aan stellen is één van de herculeswerken van het DOC, het Department of Conservation. De afgelopen dertig jaar zijn ze erin geslaagd het aantal voskoesoes tot slechts dertig miljoen terug te dringen.
De afgelopen dertig jaar zijn ze erin geslaagd het aantal voskoesoes tot slechts dertig miljoen terug te dringen
Door licht heuvelachtig land rijden we nog steeds zuidoostwaarts. Het is zonnig, er hangt bijna geen bewolking. Voskoesoes zullen we niet te zien krijgen, want net zoals opossums zijn ze alleen ’s nachts actief. Maar metalen cilinders rond de houten elektriciteitspalen naast de weg herinneren er ons voortdurend aan dat ze er wel degelijk zijn. Die ringen moeten immers beletten dat ze de palen beklimmen en de draden beschadigen.
Gaandeweg naderen we Bay of Plenty. Met die naam – Baai des Overvloeds – kwam indertijd James Cook op de proppen. Zo verbluft was hij door de enorme voedselvoorraden van de lokale Māori. Tegenwoordig is dat tevens de naam van één van de zestien regio’s van Nieuw-Zeeland.
Nog steeds vormt deze regio het hartland van de Māori – ze maken er ongeveer 35 % van de lokale bevolking uit. Verwonderlijk is dat niet, want als je Nieuw-Zeeland vanuit het noordoosten over zee benadert, dan is de kans groot dat je in de Bay of Plenty belandt. En dat je er blijft, gezien de vruchtbaarheid van dit gebied.
De enige haven van betekenis op deze kust is Tauranga. Een nobele onbekende voor ons. Toch is dit de plek van waaruit kiwi’s naar… Zeebrugge verscheept worden. Meer nog, Zeebrugge wordt als dé kiwihaven van Europa beschouwd. Liefst 1,2 miljard kiwi’s arriveren er elk jaar, goed voor twintig schepen of een derde van de Nieuw-Zeelandse productie. Eet je in Berlijn of Londen een kiwi, dan komt die geheid uit Zeebrugge.
Eet je in Berlijn of Londen een kiwi, dan komt die geheid uit Zeebrugge
Twee maanden doen de vruchten er over om West-Europa te bereiken, maar dat deert hen niet. Want het transport gebeurt in koelschepen bij een temperatuur net boven 0 °C. In zulke omstandigheden kan een kiwi zijn kwaliteit een jaar lang behouden.
Geleidelijk klimmen we uit de alluviale vlakte weg. Het gaat nu oostwaarts over de zuidelijke uitlopers van het Kaimaigebergte. De restanten zijn dat van vulkaanuitbarstingen waar ongeveer 140 000 jaar geleden een einde aan kwam.
Kratermeer van Rotorua met eiland Mokoia
Niet voor niets hebben ze deze weg de Thermal Explorer Highway genoemd. Het is een van de weinige wegen over dit moeilijk toegankelijke gebergte en hij ontsluit Rotorua en omgeving. Het hart van de geothermische activiteit op het Noordereiland is dat, waar geisers, heetwaterbronnen en modderpotten tot het leven van alledag behoren. Tegenwoordig is het dan ook een van de heetste toeristische bestemmingen van Nieuw-Zeeland. En dat is al meer dan een eeuw zo. Want reeds op het einde van de 19e eeuw zag Thomas Cook, de pionier van het massatoerisme, er het potentieel van in.
Reeds op het einde van de 19e eeuw zag Thomas Cook het toeristisch potentieel van deze regio in
Dan daagt in de verte het enorme kratermeer van Rotorua op, zo’n driehonderd meter boven de zeespiegel. Ooit bevond zich hier een vulkaan, maar diens laatste stuiptrekking ligt alweer 240 000 jaar achter ons. Na die uitbarsting stortte de magmakamer in elkaar, waardoor deze gigantische caldeira ontstond. Middenin bleef een lavakoepel over. Dat is nu het eiland Mokoia, een kegelvormige rots die 180 m hoog boven het wateroppervlak uit rijst.
Met haar oppervlakte van 80 km² lijkt dit een enorme watermassa, maar gemiddeld is ze niet dieper dan tien meter. Dat speelt haar een beetje parten, want het ondiepe water verkleurt gemakkelijk als er sediment uit de heuvels aanspoelt. Watersporters zijn daar niet zo tuk op.
Meer van Rotorua – Kabelbaan
Even voor twaalf brengen de gondels van Skyline Rotorua ons van op de parking aan de voet van de Ngongotaha naar de Stratosfare. Neen, niet naar de bovenste laag van de dampkring, wel naar een restaurant met die naam hogerop tegen de berghelling.
Nogal wat gondels zijn aan mountainbikers voorbehouden. Die laten zich met hun metalen ros door de kabelbaan naar boven hijsen, om vervolgens in een rotvaart naar beneden te koersen.
En dat is niet de enige manier om hier de adrenaline door je lijf te laten gieren. Luge wordt hier door groot en klein beoefend. Een vorm van rodelen is dat, met een slede die je in beperkte mate via een stuurstang kan bedienen. Op vier wieltjes dender je dan over een smalle piste naar beneden. Onder het motto Once is never enough kan je dan met de zetellift terug naar boven terwijl je slede onder je stoeltje bengelt.
Wij doen het iets rustiger aan. Een keuze maken tussen de gerechten van het buffet in de Stratosfare, dat vinden we al spannend genoeg.
Een doordeweeks stadje zoals er duizenden zijn, zo lijkt het, als we het zonovergoten Rotorua binnenrijden. Op de zondagse Craft Market bieden hobbyisten hun artisanale spullen te koop aan. Mensen genieten van het prachtige weer en flaneren tussen de tentjes.
Maar schijn bedriegt. Mysterieuze stoomwolkjes zweven laag boven een vijvertje naast een druk kruispunt. Elders stijgt een witte nevelpluim hoog boven de huizen op. Geothermische activiteit is hier niet iets wat zich in de natuur bevindt, een eindje buiten de stad. Geothermische activiteit is alomtegenwoordig, ze doordrenkt de stad in al haar poriën. Kelders onder de woningen zijn hier gewoon ondenkbaar vanwege de hitte.
Bij wijze van welkom waait een onmiskenbare zwavelgeur ons op het bordes van het hotel tegemoet. Zelfs in de gangen van het hotel ontkomen we niet aan een kuchje. Sulphur City doet haar koosnaam alle eer aan.
Toch is het precies dat waarvoor we naar hier gekomen zijn – vulkanisme in al zijn verschijningsvormen. En het zit ons mee, want de weersomstandigheden zijn perfect voor een vlucht naar White Island. Een topattractie is dat, Nieuw-Zeelands meest actieve vulkaan, ongeveer 48 km uit de kust.
Nieuw-Zeelandse toppereend
Meer van Rotorua, toppereenden
Zonder dralen zakken we naar het kantoortje van Volcanic Air aan de oever van het meer af. Twee watervliegtuigen dobberen er op het water. Maar het zijn de vele honderden bruinzwarte eendjes met gele oogjes en blauwe bek die de aandacht trekken. Ze zijn endemisch, deze toppereenden, je treft ze enkel in Nieuw-Zeeland aan. En dan nog uitsluitend op een van de vele zoetwatermeren. Trekken doen ze niet, in tegenstelling tot hun soortgenoten in Europa en Azië. Ze eten wat de pot schaft – watervegetatie, visjes, weekdieren, insecten, het maakt niet uit. Maar als er meerkoeten in de buurt zijn, durven ze die weleens hun voedsel te ontfutselen.
Of we water meehebben, vraagt de piloot. Niet tegen de dorst, wel tegen het irriterende gevoel van zwavel in de keel
Een voor een strijken drie helikopters met veel geraas op hun platform neer. Wild schuimt het water onder de stuwkracht van hun rotoren, maar de toppereendjes laten het niet aan hun hartjes komen. Kennelijk zijn ze dit soort commotie gewend geraakt.
Meer van Rotorua
Heetwaterbronnen
Met z’n zessen klimmen we aan boord van een Eurocopter AS350 Squirrel. Piloot Matt heet ons welkom. Of we alle veiligheidsinstructies begrepen hebben, wil hij weten, terwijl hij onze veiligheidsgordels aansnoert en checkt of onze zwemvesten goed over onze schouders zitten. En of we water meehebben, vraagt hij. Neen, niet tegen de dorst, wel tegen het irriterende gevoel van zwavel in de keel.
Kwart na drie komt de helikopter van zijn platform los. Eerst schuift Lake Rotorua met het eiland Mokoia onder ons door. Dan maken enkele kiwiplantages hun opwachting. Een vreemd landschap van heuveltjes zonder valleien ontvouwt zich nu. Het lijkt wel een reusachtige groene noppenfolie. Dan daagt de kust op en strekt de Bay of Plenty zich voor ons uit.
Kiwiplantages
Meer van Rotorua
Al snel trekt een reusachtige donkergroene cuberdon in het water onze aandacht. Dat is Moutohorā, legt Matt uit. Ooit was dat een vulkaan, maar daar merk je nu niet veel meer van, enkele warmwaterbronnen niet te na gesproken. Al in 1965 riep Nieuw-Zeeland het eiland tot beschermd gebied uit. Eerst maakten ze komaf met de geiten, ratten en konijnen die het eiland teisterden. Zo kon de fauna zich herstellen, mede ook dankzij nieuwe aanplantingen. Mensen mogen er geen voet meer aan wal zetten. Diverse vogelsoorten komen er graag broeden – voor hen is dit niets minder dan een paradijs.
Dat doet het Department of Conservation wel vaker – kleinere eilanden als een veilige thuishaven inrichten voor de eigen fauna en flora
Moutohorā
Dat doet het Department of Conservation wel vaker – kleinere eilanden als een veilige thuishaven inrichten voor de eigen fauna en flora, ver weg van de schadelijke invloed van invasieve planten of dieren. Zo ook op Moutoki, de petieterige rotspunt die we in de voorgrond zien. Daar doet de tuatara het goed. Zo goed, dat er in de jaren negentig een dertigtal naar Moutohorā overgebracht werden om ook dat eiland te koloniseren.
Tuatara? Weer zo’n beest waar we nog nooit van gehoord hebben. Maar meer dan dat het een drieogige leguaan zou zijn, komen we voorlopig niet te weten. Een drieogige leguaan? Matt zal toch wel niet aan de fles gezeten hebben, flitst het even door ons hoofd.
White Island
Maar het is de witte rookpluim aan de horizon die al onze aandacht naar zich toe zuigt. Met een snelheid van 122 knopen – 226 km/u – is het nog een kwartiertje vliegen op een hoogte van ongeveer 500 m boven het zeewater.
Naarmate we naderen, krijgt White Island steeds beter vorm. Een grijze rotswand met een diameter van om en bij twee kilometer rijst steil uit zee op. Een caldeira is dat, waarvan de oostelijke wand grotendeels ingestort is. Witte nevels stijgen doorlopend uit de kern op. Groene vlekken op de westflank maken duidelijk dat zelfs in deze barre omgeving vegetatie haar kansen gegrepen heeft.
Het hoogste punt van de rotswand bevindt zich 321 m boven het zeeniveau. Maar dat is maar schijn. Mochten we een kijkje onder water kunnen nemen, dan zouden we een vulkaankegel zien die zich 1 600 m boven de omringende zeebodem verheft. Meer nog, we zouden een rist vulkaankegels zien, netjes op een rij langs de breuklijn tussen de Pacifische en de Indo-Australische plaat, op een afstand van 40 tot 80 km van elkaar. In totaal zijn er dat een negentigtal, hebben wetenschappers becijferd.
In een wijde boog vliegt Matt rond de witte pluim en daalt dan via de oostelijke opening in het inferno af
White Island
In een wijde boog vliegt Matt rond de witte pluim en daalt dan via de oostelijke opening in het inferno af. Om tien voor vier landen we er op een houten platformpje, even later gevolgd door de andere twee helikopters.
White Island |
|
Rand van het kratermeer |
Op de meest actieve vulkaan van Nieuw-Zeeland ga je niet zonder veiligheidshelm en gasmasker aan de slag, zo blijkt. Want deze vulkaan mag zich dan al ruim 150 000 jaar oud noemen, de meest recente uitbarstingen dateren pas van 2012, 2013 en 20171). Her en der staan dan ook meetinstrumenten opgesteld om deze onrustige knaap nauwlettend in de gaten te houden.
White Island
Onze verkenning van deze apocalyptische omgeving kan beginnen. Begroeiing valt er nergens te bespeuren, dit lijkt wel een maanlandschap. Her en der stijgen witte rookpluimen uit de kraterwanden op. Fumarolen zijn dat, aldus Matt. Water sijpelt door de poreuze bodem naar beneden en stuit daar op een steeds hogere druk en temperatuur. Allengs geraakt het water oververhit en zoekt het zich als waterdamp een weg terug naar boven. Dat er zich onderweg zwaveldioxide in het water oplost, merken we aan de gele zwavelafzettingen rond de fumarolen.
Enkele hoestbuien later staan we op de rand van het kratermeer, onze gasmaskers voor de mond
Een beetje hogerop stijgt een reusachtige nevelpluim uit de krater op. Helder water klatert als een schriel beekje langs zijn flank naar beneden. Boven het water hangen wolkjes waterdamp, de randen zijn bruingeel van de zwavelafzettingen. Voorzichtig peilen we de temperatuur van het water – 35 tot 40 °C is onze inschatting.
Fumarolen
Laat ons even een blik werpen in die krater, oppert Matt. En hij meent het nog ook. Enkele hoestbuien later staan we op de rand van het kratermeer, onze gasmaskers voor de mond. Wervelende waterdampwolken doortrokken van zwaveldioxide vullen de kuip. Als spookachtige schimmen staan we in de oplaaiende nevels te wachten tot de krater zijn binnenste blootgeeft. En uiteindelijk gebeurt dat ook, want er staat wel wat wind. Een tiental meter lager fonkelt het bruine, onrustige water in de zon.
Zwavelkristallen
Opvallend zijn de intens gele kleuren rond sommige fumarolen. Fraaie zwavelkristallen liggen er voor het oprapen. Die zwavel ontginnen was lange tijd de enige reden om dit eiland te kopen, want het is altijd in privéhanden geweest. De eerste zwavelmijn ging hier in 1885 van start. Nauwelijks een jaar later hielden ze het voor bekeken, nadat de Tarawera tot uitbarsting kwam – een van de grootste erupties die Nieuw-Zeeland ooit trof. Dat kan ons hier ook gebeuren, moeten ze gedacht hebben voor ze zich uit de voeten maakten.
In deze vijandige omgeving zonder enige vorm van bescherming zwavel opgraven, we kunnen het ons nauwelijks voorstellen
Zwavelafzettingen
Lang duurde het niet voor de werkzaamheden hervat werden. In deze vijandige omgeving zonder enige vorm van bescherming zwavel opgraven, we kunnen het ons nauwelijks voorstellen.
In september 1914 sloeg het noodlot toe. Een modderstroom van vulkanisch materiaal – een lahar noemen geologen dat – bulldozerde het kamp de zee in. De lichamen van de tien arbeiders zijn nooit teruggevonden.
Voormalige mijngebouwen
Geloof het of niet, nauwelijks tien jaar later was de zwavelmijn weerom operationeel. Maar de wereld had steeds minder behoefte aan het minderwaardige zwavel van White Island. Voor de productie van kunstmest voldeed het niet meer. In de jaren dertig werden de mijnactiviteiten gestaakt.
Corrosie in een vijandige omgeving
Tegenwoordig herinneren alleen de bouwvallen van het fabriekje nog aan die periode. Wat er van de metalen machines nog overeind staat, is kansloos in deze meedogenloze atmosfeer. Ook het gewapend beton lijkt door een inwendige kanker aangetast. Corrosie doet het roestige staal zwellen en het beton verbrokkelen.
Op het strand veegt één van de piloten enkele centimeters zand aan de kant. Het holletje voelt vrij warm aan. Maar dan graaft hij een beetje dieper – niet veel, hooguit twaalf tot vijftien centimeter. Toch voelt het putje al vrij heet aan, wellicht 50 tot 60 °C. Zo gaat dat, als er zich op twee kilometer onder je voeten een magmabubbel bevindt.
Zo gaat dat, als er zich op twee kilometer onder je voeten een magmabubbel bevindt
Kwart na vijf is het als onze Squirrel zich boven het desolate terrein verheft. Op de groene zuidflank van de caldeira wijst Matt enkele druk bezette vogelkolonies aan. Pacifische jan-van-genten zitten er gezellig dicht bij elkaar, maar toch ook weer ver genoeg uiteen om het niet met de buren aan de stok te krijgen. De nesten zijn de eenvoud zelve – ondiepe kommetjes in de vulkanische as, aangevuld met zeewier, planten en stukjes hout. Mijnheer brengt de bouwstenen aan, mevrouw timmert het nest in elkaar.
Kolonie Pacifische jan-van-genten
Honderd dagen duurt het vooraleer een kuiken het ouderlijk nest verlaat. Het zal dan op eigen houtje de Tasmanzee oversteken en drie tot vijf jaar aan de Australische kust vertoeven. Maar uiteindelijk zal het naar deze plek terugkeren om er een partner te zoeken en zijn stamboom voort te zetten.
Een halfuurtje later zetten we in Rotorua voet aan de grond. Voor het avondmaal zakken we naar Tutanekai Street af. Een deel van de straat hebben ze daar tot Eat Street omgedoopt. Kennelijk vrezen ze dat toeristen anders de restaurants niet weten te vinden. Een lawaaierige bedoening, zo blijkt, maar een heerlijke sauvignon blanc van Tohu – overigens het eerste Nieuw-Zeelandse wijnlabel dat volledig in handen is van Māori – maakt veel goed.
Zwarte zwanen met kuikens
In de avondschemering is de rust op de kade weergekeerd. Toppereendjes dobberen nog steeds op het water. Maar het is een gezinnetje van zwarte zwanen dat de aandacht van de wandelaars trekt. Statig drijven ze over het water, vader voorop, moeder achterop – of omgekeerd, we willen niet seksistisch zijn. En tussen hen in vijf donzige bolletjes netjes op een rij. Kennelijk zit hun dag erop. Op de slijkerige oever gaan ze aan land. Vader en moeder beginnen droge takjes te verzamelen terwijl de kuikentjes verveeld toekijken. Dat wordt hun nest voor de nacht.
Meer van Rotorua – Pier
Maandag 11 maart | Rotorua
Zelfs op het golfterrein ontsnappen ze er niet aan – een stoomwolkje hier, een modderpotje daar. A unique geothermal golfing experience, met die slogan werkt Rotorua Golf Club zich in de kijker. Golfen tussen heetwaterbronnen, het is inderdaad eens iets anders.
Het golfterrein ligt dan ook recht tegenover Whakarewarewa, een geothermische vallei. Al in 1325 bevond zich hier Te Puia, een Māorivesting die de naam had onneembaar te zijn. Tegenwoordig is Te Puia de naam van de organisatie die dit alles beheert.
Rūaumoko heeft de aardbevingen en de vulkanen in zijn takenpakket zitten. Die hemelvader ligt de Māori dan ook het nauwst aan het hart
Te Puia – Hemelvader Tangaroa |
|
Hemelvader Rūaumoko |
|
Hemelvader Rehua |
Even voor negen staan we er midden in een cirkel met twaalf spits toelopende palen. Boven op elke paal prijkt een gebeeldhouwd hoofd. De hemelse oorsprong van ons volk, dat is het wat deze plek symboliseert, legt Shania ons uit. Elk van die palen stelt immers één van de twaalf hemelvaders voor. Alles in deze wereld is uit hen ontstaan – bergen, rivieren en meren, maar ook mensen, dieren en planten. Kunstig bewerkte houten panelen geven onderaan elke hemelvader meer dan levensgroot weer.
Eén van die hemelvaders is Rūaumoko. Die ligt de Māori het nauwst aan het hart, want hij heeft de aardbevingen en de vulkanen in zijn takenpakket zitten. Aangezien hij onder de grond leeft, gaat de bodem hevig trillen telkens hij rusteloos wordt. Zulke hemelvader hou je liever te vriend, vooral als je te midden van de geisers en de modderpotten leeft.
Wat jade is voor de Chinezen, is pounamu voor de Māori.
Pounamu
Een grote steen vormt het hart van het monument. Die symboliseert de aarde en haar levenskracht die in alle objecten aanwezig is. Een geschenk is dat van de Māori van de westkust van het Zuidereiland. Want enkel daar zal je deze groene steen aantreffen, de fameuze pounamu. Wat jade is voor de Chinezen, is pounamu voor de Māori.
Het pad voert ons naar de geothermische vallei. We kijken uit over de witte nevels van het geiserveld te midden van het weelderige groen van bomen en varens waar wij niet vertrouwd mee zijn. Indrukwekkend, vinden wij. Helemaal niet, vindt Shania, want de belangrijkste geiser spuit niet.
Maskers van de hemelvaders
Dus richten we onze schreden eerst naar het Māori Arts & Crafts Institute. Al van 1926 dateert dit instituut. Toen reeds drong het besef door dat de traditionele vaardigheden van de Māori weleens op de tocht konden komen te staan. Een toonaangevend centrum van kunsten en ambachten is het sedertdien geworden. In stand houden is hier de norm niet meer. Volwaardige ontplooiing in creativiteit, daar gaan ze voor.
Tien houten figuren kijken van op een pilaartje op ons neer terwijl we het gebouw naderen. Aan deze voorvaderen hebben de Māori hun kennis te danken. Links staan de mannen die deze kennis verwierven, rechts de vrouwen die hen daartoe selecteerden – al is het laatste koppeltje strikt genomen seksloos.
Mannen laten weleens hun volledige gelaat tatoeëren. Bij vrouwen daarentegen zijn het enkel de lippen en de kin die getatoeëerd worden
Zo danken we aan het eerste koppel de kunst van de tatoeage. Want dat is een uitvinding van de Māori, aldus Shania. Mannen laten weleens hun volledige gelaat tatoeëren. Op die manier willen ze hun identiteit tot uitdrukking brengen. Bij vrouwen daarentegen zijn het enkel de lippen en de kin die getatoeëerd worden.
Voor vakkundige navigatie moeten we bij het tweede stel zijn. Hier zien we de man die indertijd een pijlstaartrog uit het water viste en hem als een eiland op de oceaan neerlegde. Tegenwoordig noemen we dat eiland het Noordereiland – de gelijkenis met de vis is treffend. In het Zuidereiland herkennen we de kano waarmee deze voorvader zich verplaatste, terwijl het veel kleinere Stewart Island als anker dienst gedaan moet hebben.
Astrofysica is de specialiteit van het derde paar. Het was deze man die de moed had om naar de twaalfde hemel te trekken en vandaar de drie manden der wijsheid mee te brengen. Zo schonk hij de mensheid licht, duisternis en kunst.
Hoe je een degelijke waka of kano bouwt, daarvoor kan je bij het vierde koppel terecht. En nummer vijf ten slotte was de hoeder van alle kennis inzake houtsnijwerk.
Māori Arts & Crafts Institute |
|
|
Ervaren meesters die hun vaardigheden aan jonge kunstenaars doorgeven, daar draait het in dit Māori Arts & Crafts Institute in de eerste plaats om.
Geen vaardigheid wordt hier intenser gekoesterd dan het werken met pounamu, de groene steen. Intrigerend is het vaak weerkerend motief van Hei Tiki, een amulet in de vorm van een menselijk figuurtje. Steevast is het hoofd over een hoek van 45° gekanteld en buitensporig groot in vergelijking met het gedrongen lichaam. Of dit een vruchtbaarheidssymbool is, weet men niet. Al is de gelijkenis met een embryo niet eens vergezocht.
Intrigerend is het vaak weerkerend motief van Hei Tiki, een amulet in de vorm van een menselijk figuurtje
Hei Tiki |
|
Houtsnijwerk |
Ook uit walvisbeen worden artefacten gesneden. Niet dat de Māori walvissen gaan bejagen – Nieuw-Zeeland respecteert de internationale afspraken. Enkel met gebleekt gebeente dat in de natuur aangetroffen is, wordt hier gewerkt.
Verderop drijft een jonge kunstenaar zijn beitel met krachtige hamerslagen door een enorm houten paneel. Vermoedelijk wordt dat een afbeelding van een van de hemelvaders.
Weven deden de Māori hoofdzakelijk met Nieuw-Zeelandse flax. Wat katoen was voor de Indiërs, was flax voor de Māori. Zelf noemen ze die endemische plant harakeke – niet te verwarren met horokaka, de vetplant die je op rotsachtige kusten vindt. De lange, stugge bladeren van de flax staan als scherpe groene zwaarden in een rozetvorm rond de wortel ingeplant – een beetje zoals de Mexicaanse yucca.
Wat katoen was voor de Indiërs, was flax voor de Māori
Van zulke taaie bladeren kledingstukken maken die aangenaam en zacht over de huid vallen, een evidentie is dat niet. Er gaat dan ook flink wat werk aan vooraf. Met de scherpe rand van een mosselschelp schrapen ze de harde bovenlaag van de bladeren af. Zo komen de zachte, zijdeachtige vezels bloot te liggen. Die worden op hun beurt gewassen, gestampt en uitgewrongen tot ze zacht genoeg zijn.
Kook je de vezels van de flax, dan rollen ze zich op in buisjes. Daar wordt de piupiu van gemaakt, het fameuze rieten rokje dat we zo graag rond de heupen van Māoridanseresjes zien.
Maar de vezels kunnen ook sterk genoeg zijn om er gebruiksvoorwerpen van te maken – touwen, matten, manden, sandalen, vogelstroppen, palingvallen, visnetten, ... Zelfs reusachtige sleepnetten werden er van gefabriceerd. Zo werd in 1886 in Maketū ter gelegenheid van een grote stammenbijeenkomst een sleepnet gebruikt van… 1,6 km lang.
Te Puia – Geothermische vallei
Dan valt plots het bericht binnen dat Te Tohu aan het spuiten gegaan is. Op zich niets bijzonders, want Te Tohu is maar een kleintje onder de geisers. Maar hij staat wel als indicatorgeiser bekend. Gaat Te Tohu aan het spuiten, dan zal Pōhutu niet lang op zich laten wachten. En dat is wél een grote jongen. Met zijn fontein van dertig meter is het zelfs de grootste geiser van het zuidelijk halfrond.
Pōhutu
Spoorslags keren we naar de geiservallei terug. Een apocalyptisch decor wacht ons daar. Gloeiend heet water verzadigd aan mineralen pruttelt er permanent uit de ondergrond omhoog. Terwijl het zich een weg zoekt naar het kobaltblauwe vijvertje van Blueys Pool drapeert het gordijnen van grijze en gele druipstenen op de grillige rotsen. Witte stoomnevels fladderen zachtjes in de wind en spelen een niet aflatend spel van verhullen en blootgeven. En boven dat alles hangt het onvermijdelijke zwavelgeurtje waaraan we ondertussen gewend geworden zijn.
Pōhutu
Lang duurt het nu niet meer vooraleer Pōhutu zich roert en een fraaie fontein produceert. Al valt ze qua hoogte wat tegen. Het kan niet alle dagen feest zijn.
Het blijft immers een delicaat fenomeen, zo’n geiser. Niet alleen heb je er een flinke magmabubbel voor nodig, je moet ook op een constante aanvoer van water kunnen rekenen. En wat minstens zo belangrijk is, in de ondergrond moet zich een reservoir bevinden dat via niet meer dan een nauw kanaaltje met de buitenlucht verbonden is.
|
Met zijn fontein van dertig meter is Pōhutu de grootste geiser van het zuidelijk halfrond
Want water dat in dat reservoir binnen sijpelt, zal steeds heter worden. Zo heet, dat het oververhit geraakt. De druk neemt hand over hand toe, maar een uitweg is er niet. Bovenaan sluit koud water immers het nauwe kanaaltje af als een ventiel op een hogedrukpan. Maar dat blijft niet duren. Uiteindelijk wordt de druk zo hoog dat het ventiel het begeeft en de geiser opgelucht wat druk kan aflaten en begint te spuiten.
Overigens kan het gemakkelijk honderd jaar duren vooraleer water dat in de grond gesijpeld is, langs de spuitmond van de geiser weer tevoorschijn komt.
Veel hoeft er in de ondergrond niet te gebeuren om dit precaire systeem te ontregelen. Dat de lokale bevolking graag warm water aftapt, helpt dan ook niet echt. Sedert 1980 probeert de overheid daar paal en perk aan te stellen. Voor Pōhutu betekende dat de redding, maar al bij al zijn er tegenwoordig in Nieuw-Zeeland slechts een zestigtal geisers actief. In de 19e eeuw waren er dat nog meer dan tweehonderd.
Een heetwaterbron willen zijn, maar niet genoeg water binnen krijgen, dat is het droevige lot van de modderpot. Shania toont ons het grootste exemplaar dat in Te Puia te vinden is. Gloeiend hete modder ligt er in een grote poel te blubberen. Opstijgende gassen maken zich met doffe plofjes uit de grijze modder vrij. Vermoedelijk is deze kuip zes tot tien meter diep. Een modderbad neem je er dus best niet in, temeer daar de temperatuur tot 95 °C kan stijgen.
Een heetwaterbron willen zijn, maar niet genoeg water binnen krijgen, dat is het droevige lot van de modderpot
Dat de modderpot momenteel actief is, wijst er op dat er voldoende watertoevoer is. Het is precies de hoge zuurtegraad van dat water die deze structuur creëert. Want het zuur vreet de rotsen aan en zet die langzaam maar zeker in modder en klei om.
Als we één diersoort spontaan met Nieuw-Zeeland associëren, dan zijn dat ongetwijfeld de kiwi’s. Maar in de vrije natuur zal je deze loopvogels niet te zien krijgen, want het zijn schuwe nachtdieren. Welnu, meldt Shania trots, daar hebben ze in het Kiwi Nocturnal Center iets op gevonden. Met behulp van lampen keren ze in een paviljoentje het ritme van dag en nacht om. ’s Nachts wekken lampen de illusie dat het dag is, overdag heerst er duisternis.
Nieuwsgierig duiken we het paviljoentje in. De twee kiwi’s van dienst zijn amper een jaar oud en weten niet beter dan dat vanmorgen om zes uur een nieuwe nacht aangebroken is. Voor ons is het even wennen aan de duisternis vooraleer we een zwak rood schijnsel ontwaren. Kiwi’s kunnen rood licht niet waarnemen, wij wel. En inderdaad, na verloop van tijd zien we een grote haarbal op poten driftig heen en weer tippelen en met zijn lange bek in de aarde poken.
Momenteel wordt het aantal kiwi’s in het wild op 66 000 geschat, legt Shania uit. Ooit waren er dat twaalf miljoen. Naast bruine kiwi’s zoals het koppeltje in het paviljoen zijn er heden ten dage nog vier soorten kiwi’s. Twee daarvan staan er extreem slecht voor, met enkele honderden of hooguit een duizendtal broedparen.
Kiwi’s mogen dan wel tot de vogels gerekend worden, ze blijven een geval apart
Kiwi’s zijn dan ook een bedreigde soort. Roofdieren zoals voskoesoes en wilde katten zitten hen voortdurend op de hielen. Vliegen kunnen ze niet. Met hun stevige poten kunnen ze zich weliswaar een beetje verweren tegen hun belagers. En lopen kunnen ze als de beste. Maar als een roofdier het klaarspeelt in hun ondergronds nest binnen te dringen, dan zijn ze een vogel voor de kat. Ook de mens valt niet geheel vrij te pleiten, want die tast hun natuurlijke habitat steeds verder aan.
Kiwi’s mogen dan wel tot de vogels gerekend worden, ze blijven een geval apart. Zo hebben ze geen staart en doet hun vacht eerder aan een harige pels dan aan een vederkleed denken. Waar vogels doorgaans uitmuntende ogen hebben, is de kiwi net niet stekeblind. Hij rekent op zijn reukvermogen om prooien op te sporen. Op het uiteinde van zijn lange snavel zitten immers neusgaten. Daarmee weet hij wormen, insecten en andere lekkere hapjes in de grond te lokaliseren. Overigens vormt die snavel ook het meest zichtbare onderscheid tussen de mannetjes en de wijfjes – die van de mannetjes is wat langer.
Kiwi’s zijn monogaam. Het is het mannetje dat het hol graaft en het ei uitbroedt. Dat ei maakt zo maar even 20 % van de lichaamsmassa van de moeder uit. Geen enkele vogelsoort kan daaraan tippen. Shania vergelijkt de situatie met die van een mensenmoeder die een kleuter van twee jaar in haar baarmoeder zou torsen.
Eens het kuiken uit het ei komt, kan het acht dagen van de dooierzak leven. Daarna staat het er alleen voor. Voor zover roofdieren het ondertussen nog niet te pakken gekregen hebben. Om dat probleem te ondervangen, worden jonge kiwikuikens aanvankelijk op de kleinere eilanden uitgezet. Buiten het bereik van roofdieren dus. Maar eens volgroeid, moeten ze naar de hoofdeilanden teruggebracht worden. Op de kleinere eilanden hebben al die kiwi’s immers niet voldoende leefruimte.
Alsof een mensenmoeder een kleuter van twee jaar in haar baarmoeder zou torsen
Te Puia laten we nu even achter ons. Voorlopig althans, want vanavond wacht ons hier een korte kennismaking met de cultuur van de Māori. Tussenin hebben we een van de meest fascinerende landschappen van Nieuw-Zeeland op het menu staan.
Dichte dennenbossen boorden de Thermal Explorer Highway af. Eigenlijk horen die hier niet thuis, want het zijn aanplantingen van de pinus radiata. Normaal tref je die enkel in de omgeving van het Californische Monterey aan. Tegenwoordig vind je hem overal in Nieuw-Zeeland – ook op plaatsen waar de Kiwi’s hem liever niet zien.
Eertijds was het de inheemse kauri die het landschap van het Noordereiland domineerde. Reusachtige bomen zijn dat – 40 tot 50 m hoog, met een diameter tot vijf meter. Het hout van een kauri is sterk en makkelijk te bewerken. De toepassingen zijn dus legio.
Maar de kauri heeft een belangrijk nadeel – hij doet er gemiddeld achthonderd jaar over vooraleer hij volgroeid is. Nieuwe exemplaren zijn dus niet een-twee-drie beschikbaar. Zolang de houtkap beperkt bleef tot Māori die er al eens een kano van maakten, viel dat nog mee. Maar eens Europeanen er vanaf 1820 scheepsmasten en woningen van begonnen te maken, was het hek van de dam. Men schat dat sedertdien 95 % van de kauribossen verdwenen zijn.
Een alternatief was snel gevonden. De fameuze pinus radiata uit Monterey bleek het hier uitstekend te doen. En wat meer is, na amper vijfentwintig jaar is hij kaprijp. Al vanaf 1859 begon men deze montereyden aan te planten. Tegenwoordig maakt hij 89 % uit van alle aanplantingen uit.
Kortom, een stukje Nieuw-Zeeland zoals het altijd had moeten zijn
Waimangu
Even voor twaalf worden we bij het Visitor Center van Waimangu gedropt. Van op een hoogte van 460 m overschouwen we de wijde omgeving. Het lijkt wel een tropisch regenwoud waarop we neerkijken. Weelderig groen heeft het heuvelachtige gebied volledig ingepalmd. Kale plekken zijn er niet, hoge bomen en varens domineren het decor. Zonder uitzondering zijn die van inheemse signatuur. Kortom, een stukje Nieuw-Zeeland zoals het altijd had moeten zijn. En daar zijn ze behoorlijk fier op in dit landschappelijk reservaat.
How the world began is de slagzin waarmee ze bezoekers hier proberen te verleiden. En dat is niet eens vergezocht. Want het ontstaan van dit gebied is inderdaad op een big bang terug te voeren. Meer bepaald de uitbarsting van de Tarawera op 10 juni 1886. Een enorme explosie moet dat geweest zijn, met een kolom van vuur, rook en as die tien kilometer hoog reikte. Over een lengte van zeventien kilometer werd de aarde opengereten. Zo ontstond een diepe kloof, die ze tegenwoordig de vulkanische vallei van Waimangu noemen.
Verscheidene nederzettingen in de omgeving verdwenen onder een laag vulkanische as, modder en puin van gemiddeld twintig meter dik. Honderdvijftig mensen lieten daarbij het leven. Elke vorm van dierlijk of plantaardig leven in een wijde omgeving werd versmacht. Wat restte was een desolaat, doods gebied.
Stukje voor beetje herstelde de natuur zich zonder dat er van enige menselijke tussenkomst sprake was
Precies daar begint ons verhaal. Want het onherbergzame gebied werd aan zijn lot overgelaten. Stukje bij beetje herstelde de natuur zich zonder dat er van enige menselijke tussenkomst sprake was. Sporen en zaden rekenden op vogels en wind om zich te verspreiden. Zo ontwikkelde zich de afgelopen eeuw een nieuwe vegetatie. Evident was dat niet, met bodemtemperaturen tot 55 °C en heetwaterbronnen met een zuurgraad tot 3,8. En dat de omgeving achteraf nog geregeld door nieuwe uitbarstingen verstoord werd, hielp ook al niet.
Na de lunch zetten we er de beuk in. Door de vulkanische vallei zullen we naar Lake Rotomahana afzakken, het meer dat zich halfweg de kloof vormde. Beneden zal een busje ons oppikken om ons terug naar boven te brengen.
Hemelvader Rūaumoko |
|
Zilvervaren – Bovenkant en onderkant |
Rūaumoko staat klaar om ons uit te wuiven. Gelukkig maar, want hij is de hemelvader die de aardbevingen en de vulkanen patroneert. Onder zijn bescherming kan ons niets gebeuren in deze vreemde wereld.
Een tochtje van vier kilometer wordt het, hoofdzakelijk bergaf. Wat ze hier een wandelpad noemen, blijkt een super-de-luxe boulevard van grind te zijn, meer dan een meter breed. Het wordt onze eerste kennismaking met de voortreffelijke wandelinfrastructuur van dit land.
Wat ze hier een wandelpad noemen, blijkt een super-de-luxe boulevard van grind te zijn, meer dan een meter breed
En met de zilvervaren. Op het eerste gezicht lijkt dat een gewone, flink uit de kluiten gewassen varen, tot je de onderkant van zijn bladeren bekijkt. Die zijn zilvergrijs. Nergens anders ter wereld komt deze boomvaren voor. In die mate dat hij tot een nationaal symbool uitgegroeid is en onder meer op de shirts prijkt van de All Blacks, het nationale rugbyteam. Ook de vliegtuigen van Air New Zealand dragen met trots een koru op hun staartvleugel. Een gestileerde weergave van het jonge, uitrollende blad van de zilvervaren is dat, een symbool dat tegelijkertijd eeuwigdurende beweging en terugkeer naar de oorsprong symboliseert.
Southern Crater – Smaragdmeer
Al spoedig maakt het eerste kratermeer zijn opwachting, Southern Crater, waar het koele water van het Smaragdmeer vandaag olijfgroen kleurt. Vulkanische activiteit valt hier niet te bespeuren, deze krater houdt zich al sedert 1886 gedeisd.
Met haar oppervlakte van 38 000 m² is Frying Pan Lake de grootste heetwaterbron ter wereld
Heel anders gaat het er bij Echo Crater aan toe. Witte nevelslierten kringelen er laag boven het wateroppervlak. In grillige cirkels drijven ze langzaam vanuit het centrum naar de oevers weg. Dit is geen alledaags meer, dit is een gigantische heetwaterbron. Met haar oppervlakte van 38 000 m² is het zelfs de grootste heetwaterbron ter wereld.
Echo Crater – Frying Pan Lake
Nevelpluimpjes stijgen van tussen de rotsen op. Tussen het kwetteren van de vogels hoor je af en toe het ploppen van gasbubbels aan het wateroppervlak. Her en der op de oever zijn witte en gele sinterterrassen waarneembaar. Algen zijn daar aan de slag, ze zetten er kleurrijke sedimenten van silicium af. Overigens is dat zowat de enige vorm van leven die het in dit milieu kan harden. De temperatuur van het water loopt immers tot 55 °C op, de zuurgraad bedraagt 3,5.
Nauwelijks tien jaar na de uitbarsting van de Tarawera was deze krater met vulkanisch stof toegedekt. Frying Pan Flat, zo noemden ze de hete, zanderige vlakte. Toeristen kwamen graag deze bizarre omgeving verkennen – in nauwsluitende Victoriaanse outfit, zo blijkt uit historische foto’s.
Die aantrekkingskracht nam nog toe toen eind 1900 de Waimangu op het toneel verscheen, de grootste geiser die de mensheid ooit gekend heeft. Als Waimangu in goeden doen was, spoot hij zijn zwarte smurrie 450 m hoog de lucht in. Hoger nog dan de Eiffeltoren en de Empire State Building, zo luidt het fier op het infobord. Aan die zwarte smurrie dankt de geiser overigens zijn naam, want in het Māori betekent Waimangu zwart water.
Zo’n natuurfenomeen, daar kwamen ze zelfs in die tijd van over heel de wereld naar kijken. Helaas was de pret van korte duur. Op 1 november 1904 gaf Waimangu zijn laatste stuiptrekking. Meer nog, op 1 april 1917 verwoestte een uitbarsting de hete zandvlakte. De kuip die zo ontstond, vulde zich snel met regenwater. Frying Pan Flat werd Frying Pan Lake.
Maar daar bleef het niet bij. Grondwater sijpelde door het poreuze gesteente vijf tot tien kilometer de diepte in. Daar werd het zodanig verhit dat het terug zijn weg naar boven zocht en onderweg flink wat mineralen aan boord nam. Zo ontstond de heetwaterbron waar we nu op neerkijken. Wat de toekomst brengt, weten we niet. De laatste uitbarsting in deze omgeving dateert van 2016.
De laatste uitbarsting in deze omgeving dateert van 2016
We volgen nu de Waimangu, het riviertje dat aan de oostkant uit het meer ontspringt. Een wondere wereld van geuren en kleuren ontrolt zich voor onze ogen. Klaterend zoekt het stomend hete water zich een weg tussen bizarre kiezelzuurformaties en kleurrijke minerale afzettingen. Daar zouden zelfs sporen van arseen, molybdeen, antimoon en wolfraam tussen te vinden zijn.
Klaterend zoekt het stomend hete water zich een weg tussen bizarre kiezelzuurformaties en kleurrijke minerale afzettingen
Blauwgroene algen voelen zich in dit water goed thuis. Zij zijn het die de kiezelzuurformaties produceren. Wie het hier naar verluidt ook erg naar zijn zin heeft, is chloroflexus aurantiacus – een naam om snel weer te vergeten. Dat deze bacterie zich onder meer met zwavel voedt, is niet zo ongewoon. Maar hoe ze net zoals planten tot fotosynthese in staat is, intrigeert wetenschappers nog steeds.
Met een temperatuur van 75 °C en een pH van 2,8 heeft geen enkele vorm van leven in dit water iets te zoeken
Inferno Crater
Dan klimmen we naar Inferno Crater. Van op een veilige hoogte kijken we op het grijsblauwe water van het kratermeer neer. Zelfs te midden van de vele curiosa in deze vallei is dit een geval apart. Waar Frying Pan Lake veel grondwater te verwerken krijgt, komt het water hier vooral uit de diepte opgeborreld.
Wat meer is, het waterniveau stijgt en daalt in een vaste cyclus. Momenteel staat het op zijn laagste punt, vandaar die grijsblauwe kleur. Rijst het water, dan durft het weleens over de kraterrand te stromen. Eens het dan tot rust gekomen is, neemt het die prachtige hemelsblauwe kleur aan waar Inferno Crater in weerwil van zijn naam befaamd voor is. Een idyllisch tafereel, dat wel, maar met een temperatuur van 75 °C en een pH van 2,8 heeft geen enkele vorm van leven hier iets te zoeken.
Inferno Crater
Heetwaterbronnen met bruine algen
Een uitbundige zon heerst over het firmament. Enkele schaarse wolken kunnen de pret niet bederven. Langs de Waimangu kuieren we verder naar beneden. Het blijft een vreemde gewaarwording, dit comfortabele grindpad. Als in een zetel loodst het ons door deze onheilspellende omgeving. Alsof de mens de natuur meester zou zijn. Terwijl het alleen maar wachten is op de volgende eruptie.
Algen kleuren het water groen. Maar net onder de spuitmond kleurt de rots oranje. Want daar is het zelfs voor de algen veel te heet
Bird's Nest Terrace
Het lijkt wel een minuscuul vulkaantje, het kegelvormige spuitmondje dat een eind verderop actief is. Niet meer dan een meter hoog reikt het kokend hete water vooraleer in de rivier neer te plonzen. Algen doen er zich aan de mineralen te goed en kleuren het water groen. Maar net onder de spuitmond kleurt de rots oranje. Want daar wagen de algen zich niet. Veel te heet, vinden ze. Geef ze eens ongelijk.
Het kiezelzuur dat de algen afzetten, heeft zich tot een cirkelvormig terrasje opgehoopt. De groene kuip die zo ontstaan is, heeft de toepasselijke naam Bird's Nest Terrace gekregen.
Waimangurivier |
|
Mos |
Mos
Waar de vallei wat breder uitwaaiert, verschijnen steeds meer vogels op het appel. Zo dagen op de modderige rivieroever twee Australische purperkoeten of pūkeko’s op. Die kan je hier vrijwel overal ontmoeten. Vermoedelijk zijn hun voorouders een duizendtal jaar geleden uit Australië komen overvliegen.
Waimangurivier mondt uit in Lake Rotomahana
Met hun plompe lichaam op hun hoge poten, hun lange tenen en hun dikke rode snavel die in een hoornen plaat op hun voorhoofd uitloopt, laten ze er weinig twijfel over bestaan – vogels zijn de dinosauriërs van onze tijd.
Vogels zijn de dinosauriërs van onze tijd. Daar laten deze pūkeko’s of purperkoeten weinig twijfel over bestaan
Vaak leven pūkeko’s in een hechte sociale groep. Samen verdedigen ze dan het territorium en voeden ze de kuikens op. Dat gaat zo ver dat ze al hun eieren in één nest leggen, soms 15 tot 18 tegelijkertijd. Broeden doen ze met z’n allen in een beurtrol – mannetjes zowel als wijfjes.
Australische steltkluut
Verderop tippelt een Australische steltkluut door het ondiepe water. Met zijn dunne snavel, zijn ranke poten en zijn sierlijke lijf lijkt hij wel de antipode van de pūkeko. In de buurt van een zoetwatermeer zoals Rotomahana voelt hij zich thuis. Daar voedt hij zich met waterinsecten, kleine weekdieren en larven.
Hun nesten bouwen steltkluten met modder en vegetatie, soms helemaal omgeven door water. Daar komt nattigheid van in het nest, maar dat stoort hen niet in het minst. Vaak vormen ze kolonies van enkele tientallen broedparen, soms in het gezelschap van scholeksters.
Paradijscasarca’s (m en v)
Grappig hoe twee watervogels wat staan te suffen in het ondiepe water – elk op één poot. Eenden zijn het niet, ganzen evenmin. Het zijn halfganzen, zo blijkt. Meer bepaald paradijscasarca’s, endemische vogels nauw verwant met onze bergeenden.
Een fraaie vogel is het, vooral dan het wijfje met haar kastanjebruin vederkleed en haar witte kop. Ze zijn monogaam en hebben elkaar trouw beloofd voor het leven. Al komt het weleens voor dat een vrijpostige vrijgezel denkt dat hij in Temptation Island verzeild geraakt is en die verbintenis zwaar op de proef stelt.
Voor de komst van de Europeanen was de paradijscasarca eerder zeldzaam. Nu is hij alomtegenwoordig. Zelfs in de parken van de steden kom je hem tegen. De wereld op zijn kop, zo lijkt het. Naar een verklaring is het niet lang zoeken. Boeren hebben bos in grasland omgezet, waardoor de habitat van deze halfgans almaar groter werd.
Voor de komst van de Europeanen was de paradijscasarca eerder zeldzaam. Nu is hij alomtegenwoordig. De wereld op zijn kop, zo lijkt het
Dra bereiken we de oever van Lake Rotomahana. Een oase van rust, zo lijkt het, na onze confrontatie met zoveel geothermische fenomenen. Sommige plekjes doen zelfs een beetje tropisch aan, met een wit strandje en een obligate palmboom onder een stralend blauwe hemel. Van onder het gebladerte bespiedt een maorivliegenvanger de omgeving, goed herkenbaar aan het witte streepje op zijn zwarte vleugels.
Lake Rotomahana – Strand
Ooit was dat anders. Voor de uitbarsting van de Tarawera bevonden zich hier twee kleine meertjes. Maar het waren de fameuze Pink and White Terraces die alle aandacht naar zich toe zogen. Ook daar kwamen toeristen van heel de wereld naar kijken, want deze reusachtige terrassen waren toentertijd de grootste afzettingen van silica ter wereld. Het achtste wereldwonder werden ze weleens genoemd. Pas in 2011 heeft men deze sinterterrassen in de noordoosthoek op de bodem van het meer weten te lokaliseren. Al is daar wat controverse rond ontstaan, waardoor de Māori niet geneigd zijn toestemming te geven voor verder onderzoek.
Natuurlijke afvoer heeft het meer niet. Regenval en verdamping bepalen de hoogte van het waterniveau. Maar dat zal de vele zwarte zwanen worst wezen. Het krioelt er hier van. Ze zouden hier uitgezet zijn om de oevers schoon te houden, want ze voeden zich vooral met waterplanten en moerasplanten. Tussen het riet merken we een nest van zwarte zwanen op. Verder op het water dobberen enkele donzige kuikens.
In de middeleeuwen werd een kuise vrouw weleens denigrerend een zwarte zwaan genoemd – een fictief wezen dus, want zwarte zwanen bestaan niet
In de middeleeuwen werd een kuise vrouw weleens denigrerend een zwarte zwaan genoemd – een fictief wezen dus, want zwarte zwanen bestaan niet, dat wist iedereen. Daar kwam geleidelijk verandering in nadat Willem de Vlamingh in 1697 tot zijn stomme verbazing in West-Australië op zwarte zwanen stootte. De rivier waar dat gebeurde, noemde hij de Zwanenrivier. Ondertussen heeft zich langs deze Swan River de miljoenenstad Perth ontwikkeld.
Lake Rotomahana – Zwarte zwanen
Zwarte zwanen migreren weleens, maar daar zit geen systeem in. Staat het hun ergens niet meer aan – bijvoorbeeld omdat het er te droog wordt – dan vliegen ze elders heen. In dat geval schromen ze zich zelfs niet hun eieren of hun kuikens plompweg in de steek te laten op zoek naar vochtiger gebied.
Zwarte zwaan (kuiken)
Net als andere zwanen is de zwarte zwaan monogaam. Ongeveer een kwart van de koppeltjes is homoseksueel. Meestal zijn het dan twee mannetjes die een paar vormen. Eitjes stelen ze van een ander nest. Of ze vormen tijdelijk een triootje met een wijfje. Dat jagen ze weg nadat ze haar werk gedaan heeft. Het broeden doen ze zelf wel.
Kleine bonte aalscholver
Op een dode boom zit een kleine bonte aalscholver, de zwarte vleugels wijd gespreid. Zijn veren drogen is vaste prik voor hem. Telkens hij na een duik boven water komt, is hij immers helemaal doorweekt. Zou hij water afstoten zoals een zwaan of een eend dat doet, dan zou zijn vederkleed vol luchtbellen zitten. Erg praktisch is dat niet als je langdurig en diep onder water moet duiken om je kostje bij elkaar te scharrelen.
Een busje brengt ons terug naar het Visitor Center. Vandaar gaat het naar Rotorua waar we nog even een blik werpen op het oude badhuis. Een imposante vakwerkconstructie is het, met beige puntgevels en een overdaad aan dakvenstertjes en torentjes, helemaal in Elizabethaanse stijl – Shakespeare zou er zich meteen thuis voelen.
Shakespeare zou er zich meteen thuis voelen
Great South Seas Spa
Vermogende burgers uit het noordelijk halfrond aantrekken, dat was de uitdrukkelijke bedoeling van de lokale overheid toen ze in 1908 dit prestigieuze project financierde. Dat het mineralenrijke water van de thermale bronnen een genezende werking had, stond toen immers buiten kijf. Patiënten konden er in individuele badkamers en massagekamers terecht – mannen in de linkervleugel, vrouwen rechts. Op zijn hoogtepunt wist deze Great South Seas Spa zestig‑ tot tachtigduizend bezoekers per jaar te verleiden.
In 1966 werd de zaak gesloten. De installaties afschermen van de corrosieve werking van het water bleek een nachtmerrie. En de wetenschap was de medicinale werking van het water in twijfel gaan trekken.
Tegenwoordig is er het Rotorua Museum gevestigd. Maar ook dat is voor lange tijd gesloten. Want hoe fraai ook, het gebouw voldoet niet aan de strenge voorschriften inzake beveiliging tegen aardbevingen.
Voor een kennismaking met de cultuur en de gebruiken van de Māori zakken we even voor zes opnieuw naar Te Puia af. Wat we er vanavond te zien zullen krijgen, vernemen we ter plaatse van Francis.
We zullen er op een Te Whakarewarewatangaoteopetauaawāhiao vergast worden. Klinkt veelbelovend
Vooreerst zullen we op een Te Whakarewarewatangaoteopetauaawāhiao vergast worden. Klinkt veelbelovend, vinden we. Het blijkt om een krijgsdans te gaan. Telkens Māori indertijd met een vijand te maken kregen, voerden ze zulke dans op. Meer was er vaak niet eens nodig om die vijand meteen het hazenpad te doen kiezen.
Ook wij zullen er straks mee geconfronteerd worden. Woeste Māorikrijgers zullen ons uitdagen. Kunnen we hen van onze vredelievende bedoelingen overtuigen, dan garandeert Francis ons een feestelijk onthaal. Lukt dat niet, dan ziet hij onze toekomst somber in. Klinkt behoorlijk onheilspellend, vinden we.
Voedsel bereiden voor een groot feest, dat is waar zulke hāngi eertijds voor gebruikt werd
Te Puia – Hāngi
Francis gunt ons een blik in de kuil waar het voedsel voor dat feestelijk onthaal klaargemaakt wordt. We kijken neer op een draadmand met twee dozijn gegaarde kippen en braadsleden vol aardappelen, zoete aardappelen en pompoenen.
Voedsel bereiden voor een groot feest, dat is waar zulke hāngi eertijds voor gebruikt werd. Hete stenen werden op de bodem van de putoven gelegd. Daarop kwamen manden met voedsel, afgedekt met schors en grote bladeren. Het geheel werd met aarde toegedekt en vijf tot zes uur aan zijn lot overgelaten. In principe was het voedsel dan gaar.
De Māori moeten die techniek uit hun thuisland meegebracht hebben, want de oudste sporen van dergelijke putovens dateren al van 1280. Nooit werd een putoven vaker dan één of twee keer voor een hāngi gebruikt, hebben archeologen vastgesteld.
Tegenwoordig gaat het er kennelijk wat hygiënischer aan toe. En efficiënter. De wanden van de kuil zijn opgemetseld, aluminiumfolie en inox zijn in de plaats gekomen van vegetatie, een metalen deksel schermt de kuip af. In twee tot drie uur zijn de ingrediënten voor onze feestdis klaar.
Half zeven. De ultieme confrontatie zit er aan te komen. Een grote groep toeristen – een tweehonderdtal wellicht – verzamelt zich voor de marae, de open ruimte waar zich het aloude ontmoetingshuis bevindt, de wharenui. Een heilige plek is dit voor de Māorisamenleving, het centrum van hun cultuurbeleving. Elke ceremonie van enige betekenis vindt hier plaats. Zo ook de welkomstceremonie, de pōwhiri, die ons te wachten staat.
Pōwhiri op de veranda van de wharenui
Krijgers in traditionele lendendoek, met tatoeages op armen en benen, verschijnen nu op de veranda van de wharenui. Trompetten schallen, woeste kreten weerklinken, de houten vloer dreunt onder hun stampende voeten. Eén van de krijgers voert de uitdaging ten top. Met een ceremonieel wapen in de aanslag rent hij ons tegemoet. We houden ons gedeisd. Je weet maar nooit dat het hem menens is. En we willen nog iets te eten krijgen.
Met een dubbele neusgroet wordt symbolisch de levensadem uitgewisseld en wordt de bezoeker niet langer als een vreemde beschouwd
Maar alles loopt goed af. Ons gezelschap wordt aanvaard. De nieuwe verstandhouding wordt met een hongi bezegeld, een dubbele neusgroet tussen de krijger en een vertegenwoordiger van de toeristen. Zo wordt tussen beiden symbolisch de levensadem uitgewisseld en worden we niet langer als vreemden beschouwd.
Māoriliederen en –dansen
Opgelucht betreden we de wharenui. Een indrukwekkend staaltje van houtsnijwerk is het. Elf dansers en danseressen voeren er voor ons Māoriliederen en –dansen op.
Maar het is natuurlijk de haka waar we met z’n allen naar uitkijken. En ze laten ons niet op onze honger, deze dansers. Een indrukwekkend schouwspel wordt het, geen enkel onderdeel van hun lichaam laten ze onberoerd. Hun gelaat trekt zich in de vreemdste grimassen, hun handen kletsen wild tegen hun lijf, hun voeten stampen energiek op het podium, hun stem zingt, schreeuwt, roept en kreunt. En dan zijn er die rollende ogen, met irissen die lijken te zwemmen in een zee van oogwit. En niet te vergeten die lange, uitdagend uitgestoken tong – een gebaar dat overigens strikt aan mannen voorbehouden is.
Zijn internationale bekendheid dankt de haka vooral aan de All Blacks, het nationale rugbyteam dat de dans voor zijn internationale wedstrijden pleegt uit te voeren – een traditie die ondertussen ook bij andere sportteams uit Nieuw-Zeeland ingang gevonden heeft. Verbazing, ongeloof en hilariteit is dan vaak de reactie van het buitenlandse publiek.
En dan zijn er die rollende ogen, met irissen die lijken te zwemmen in een zee van oogwit
Māoriliederen en –dansen |
|
|
Een oorlogsdans wordt het vaak genoemd, maar dat is een foute perceptie. Naar gelang van de aard van het evenement is er telkens een specifieke haka – voor de verwelkoming van een hoge gast, voor het eerbetoon voor een grote prestatie, voor de begrafenis van een gewaardeerde persoon. Zelfs op de scholen wordt het uitvoeren van haka’s als een culturele vrijetijdsactiviteit beoefend, vergelijkbaar met een koor of een toneelclub op onze scholen.
Tevreden zakken we naar de wharekai af, de traditionele eetzaal. De eenvoudige, doch voedzame ingrediënten van de hāngi wachten ons daar. Maar ze blijken aangevuld te zijn met een rijk aanbod uit de westerse keuken waar onze smaakpapillen meer vertrouwd mee zijn. Zeg niet dat ze hun pappenheimers hier niet kennen.
Jaak Palmans
© 2019 | Versie 2022-02-20 15:43
Lees het vervolg in (3/11)
1) Op 9 december 2019 vond op White Island een explosieve eruptie plaats, waarbij waterdamp en brokstukken van vulkanisch gesteente vrijkwamen. De rookpluim reikte 3,7 km hoog. Van de 47 personen die op het eiland aanwezig waren, lieten er 22 het leven. Op 3 personen na vertoonden alle overlevenden zware brandwonden.