Een pinguïn op vrijersvoeten
Antarctica | Anno 2018
Zaterdag 27 januari | Danco Island – Port Lockroy – Neko Harbour
Zaterdag 27 januari | Danco Island – Port Lockroy – Neko Harbour
Even na vier in de ochtend komt er leven in de brouwerij op Portal Point. Dat het een korte nacht zou worden in onze ondiepe sneeuwkuil op continentaal Antarctica, wisten we op voorhand. Zolang wij aan land zijn, kan de Sea Spirit immers niet verder varen. En we hebben nog flink wat zeemijlen voor de boeg. Dus moeten we snel terug aan boord. Een drietal uur hebben we geslapen, kou hebben we niet gehad.
Portal Point – Ontwaken op Antarctica
Een kwartiertje later zijn de rode mannetjespinguïns met een schop in de weer, want alle sneeuwkuilen moeten terug dicht. Kwestie van de plek zo ongerept mogelijk achter te laten.
Klokslag vijf staan we beneden op de rotsen gepakt en gezakt op de zodiacs te wachten. De ochtendschemering kleurt blauwgrijs. Wolken hangen laag boven Charlotte Bay. Als op een zilveren spiegel dobberen ijsbergen met vreemdsoortige vormen op het rustige water.
Een pelsrob komt door het water aanglijden en hijst zich een rots op, niet eens verbaasd over al die heisa
Pelsrob |
|
Keizeraalscholver |
Een pelsrob komt door het water aanglijden en hijst zich een rots op, niet eens verbaasd over al die heisa. Een eenzame keizeraalscholver verkent de omgeving vanuit de lucht. In de verte maakt de eerste zodiac zich van de Sea Spirit los.
Zodiacs varen uit
Dageraad boven Charlotte Bay
Kwart voor zes zijn we met z’n allen officieel terug aan boord, netjes ingecheckt en met een heet kopje thee achter de kiezen. Steeds guller werpt de zon nu haar lage ochtendstralen over het rustige water. Over de grillige vormen van de ijsbergen schildert ze een fascinerend clair-obscur in alle tinten van wit, grijs en blauw. Bultruggen zijn druk in de weer om voedsel te vergaren. Pinguïns buitelen vrolijk door het water.
Over de grillige vormen van de ijsbergen schildert de ochtendzon een fascinerend clair-obscur in alle tinten van wit, grijs en blauw
Kapitein Oleg Tikhvinsky laat er geen gras over groeien. Even na zes varen we op kruissnelheid zuidwestwaarts door de Gerlachestraat. Ondertussen hangen we in onze kajuit slaapzakken en bivakzakken te drogen en installeren we ons daar waar nog ruimte rest om een tukje te doen.
Bultruggen
Vandaag staan Danco Island, Jougla Point en Port Lockroy op het programma, hebben we gisteravond vernomen tijdens de briefing van John, onze Nieuw-Zeelandse natuurfotograaf. Dat is nog een eindje varen. Het ziet er naar uit dat we een rustige ochtend in het verschiet hebben.
Tot om kwart voor acht plots via de intercom alarm geslagen wordt – net als we een heerlijk omeletje met spek aan het verorberen zijn. Orka’s aan bakboord op elf uur. Zo hard kan het leven van een toerist zijn.
Plichtsgetrouw laten we meteen ons bestek vallen en stormen naar de voorplecht om de indrukwekkende zwaardwalvissen te zien
Orka’s
Plichtsgetrouw laten we meteen ons bestek vallen, rennen naar onze kajuit om ons fototoestel op te pikken en stormen naar de voorplecht. Het moet heel bijzonder zijn, dit spektakel. Want zelfs kapitein Oleg laat zich aan de reling met een fototoestel in de aanslag betrappen.
En heel bijzonder is het ook, het schouwspel dat zich rond de boot afspeelt. Overal waar je kijken kan, zie je imposante vinnen als messen door het water klieven. Daar danken orka’s hun naam zwaardwalvis aan. Minstens vijftien tot twintig individuen zwemmen hier rond, schatten we. In werkelijkheid zijn het er 35 tot 40, zullen we straks van John vernemen. Twee of drie complete orkafamilies hebben zich hier verzameld, net voor de kust van Cuverville Island, bij het begin van het Errerakanaal.
Dit zijn niet zomaar orka’s, dit zijn orka’s van type B
Orka’s |
|
Twee orka’s zwemmen zelfs doodleuk voor de voorsteven door, luttele meters onder onze voeten. Heel goed zichtbaar zijn de karakteristieke witte vlekken op hun kop. Al zijn die vlekken niet smetteloos wit zoals we dat van proper gewassen zwaardwalvissen verwachten, maar eerder groezelig geelbruin. Dat heeft met hun dieet te maken, weet John. Deze orka’s zal je de omgeving van de Gerlachestraat nooit zien verlaten. Ze teren dus steeds op hetzelfde voedsel. Zo krijgen ze nogal wat kiezelwieren binnen die in de Antarctische wateren welig tieren. Waarschijnlijk zijn zij het die de orka’s een kleurtje geven – een beetje zoals het bètacaroteen bij flamingo’s.
Want dit zijn niet zomaar orka’s, legt John uit, dit zijn orka’s van type B. Naargelang van hun biotoop blijken orka’s verschillende gedragingen te vertonen, verschillende voedselgewoonten te hebben, verschillende jachttechnieken te hanteren. Men spreekt dan van verschillende ecotypes. Type B voedt zich bijvoorbeeld met zeehonden, terwijl type A het alleen op Antarctische dwergvinvissen gemunt heeft en type C uitsluitend kabeljauw lust. Van type D weet men het niet eens zeker.
In hoeverre je met al die types nog van één en dezelfde soort mag spreken, en of het eigenlijk niet om verschillende ondersoorten van de orka gaat, daar zijn de wetenschappers nog niet uit.
Type B mag dan iets kleiner zijn dan grote neef van type A, mannetjes ontwikkelen toch nog altijd een rugvin die een meter lang kan zijn. Ze wegen al gauw vijf ton en kunnen tot negen meter lang worden.
Orka
Zowat om de vijf jaar worden orkawijfjes zwanger. Vijftien tot zeventien maanden duurt het dan vooraleer het jong geboren wordt. En dat heeft het dan nog hard te verduren ook. Want een kwart tot de helft van de jonge orka’s haalt zijn zevende levensmaand niet.
Een kwart tot de helft van de jonge orka’s haalt zijn zevende levensmaand niet
In feite is de orka de grootste der dolfijnen, zullen we later van Eduardo vernemen. Ze behoren tot de tandwalvissen en hebben heuse tanden van kalk – niet van kraakbeen dus. Baleinwalvissen zoals de bultrug daarentegen hebben geen tanden maar baleinen. Die hangen als reusachtige gordijnen aan hun bovenkaak om voedsel uit het water te filteren.
Tandwalvissen communiceren vlot met elkaar. Daarvoor gebruiken ze hoge geluidstonen. Belangrijker is echter de biologische sonar die ze aan boord hebben. Een zeer gesofisticeerd instrument is dat, waarmee ze dodelijk efficiënt aan echolocatie doen.
Dat lijkt sterk op de ultrasone tonen die vleermuizen hanteren, maar orka’s doen het met hoogfrequente kliksignalen. Die genereren ze vermoedelijk met luchtverplaatsingen in hun neusgaten. Een bolvormig orgaan op hun snuit, de zogenaamde meloen, fungeert als een akoestische lens. Zo ontstaat een gerichte bundel van kliksignalen. Al wat de orka nog moet doen, is even de kop draaien om de bundel in de gewenste richting te sturen.
De argeloze prooi die de pech heeft zich in de vuurlijn te bevinden, zal het signaal ongewild terugkaatsen. Via zijn onderkaak bereikt dit signaal het middenoor van de orka. Hij weet nu wat hem te doen staat. De prooi nog niet.
Errerakanaal
Met al die drukte zou je het bijna vergeten. Danco Island is onze bestemming. Terwijl we ons ontbijt verder afwerken – in het restaurant zijn Miguel en co nog steeds dienstwillig op post – bergt kapitein Oleg zijn fototoestel op en loodst hij de Sea Spirit met een twintigtal minuten vertraging verder het Errerakanaal in. Rechts schuift Cuverville Island aan het raam voorbij.
Op weg naar Danco Island
Makkelijk is het niet om in het ondiepe water over de hobbelige rotsblokken aan land te gaan, maar om halftien zijn we op onze bestemming – het rotsige strand van Danco Island, ongeveer anderhalve kilometer in doormeter.
Ontscheping op Danco Island
Pinguïns gaan foerageren
Kajaks landen op Danco Island
Kajakkers zetten zich aan het peddelen, wij trekken in de voetsporen van expeditieleider Jonathan een besneeuwde heuvel op. En dat mag letterlijk genomen worden. Want in de maagdelijke sneeuwlaag van zo’n vijfentwintig centimeter dik scheelt het een pak energie om in zijn voetstappen te kunnen treden.
Een nietig speelgoedbootje lijkt het, de Sea Spirit die in dit immense decor tussen de ijsbergen en de ijsschotsen dobbert
Klim naar de top van Danco Island
Een half uurtje vergt de klim naar de top, honderd tachtig meter hoog. Hijgend staan we van op de heuvel de omgeving te overschouwen. En die is ronduit adembenemend.
Als een zilveren spiegel strekt het rustige water van het Errerakanaal zich bijna tot aan de horizon uit. Een nietig speelgoedbootje lijkt het, de Sea Spirit die in dit immense decor tussen de ijsbergen en de ijsschotsen dobbert. Verderop wijst Jonathan Cuverville aan, het eiland dat naar Jules de Cuverville vernoemd werd, een viceadmiraal van de Franse vloot. Al had Adrien de Gerlache wat ons betreft beter voor Cuberdon Island geopteerd, gezien de fraaie kegelvorm. Links rijst Rongé Island meer dan duizend meter boven ons uit. In het smalle kanaaltje dat ons van dat eiland scheidt, verdringen de ijsbergen elkaar. Daar is geen doorkomen aan.
Errerakanaal
Rechts strekt zich de Dancokust uit, met haar grillige inhammen, haar duistere pieken, haar afkalvende gletsjers. Zowel het eiland als de driehonderd kilometer lange kust zijn door Adrien de Gerlache naar Émile Danco vernoemd, de jonge wetenschapper uit Mechelen.
Uiteindelijk gaf de voorspraak van de aartsbisschop van Mechelen de doorslag
Dat Émile Danco deel uitmaakte van de expeditie met de Belgica, was helemaal niet evident, zal historicus Jozef ons straks vertellen. De Belgische legerleiding was er mordicus tegen. Danco had immers in 1895 van zijn dokter te horen gekregen dat zijn hartkwaal hem binnen drie jaar fataal zou worden. Andere militairen waren beter geschikt om deze opdracht tot een goed einde te brengen, was het consigne. Uiteindelijk gaf de voorspraak van de aartsbisschop van Mechelen de doorslag. Danco en de Gerlache kregen hun zin. Ook de dokter kreeg zijn zin. Op 5 juni 1898 overleed Émile Danco in volle winter op Antarctica, amper 28 jaar oud.
De pinguïnsnelweg
Het indrukwekkende decor ten spijt, zijn het evenwel de pinguïns die hier met de meeste aandacht aan de haal gaan. Het moeten er vele honderden zijn, de pinguïnkoppels die zich met hun kroost op de kale top ophouden. Voor ons is dat uiteraard verboden terrein.
De pinguïnsnelweg |
|
Ezelspinguïn |
Dat geldt ook voor de pinguïnsnelwegen, de trajecten waarlangs de pinguïns naar zee afdalen voor voedsel en naar hun kroost terugkeren. Vermits de pinguïns steeds de kortste weg nemen, zijn wij het die een ommetje moeten maken.
Eén voor één de zee in
Ezelspinguïns zijn dit, aldus Ab, onze Nederlandse ornitholoog. Zoals de stormbandpinguïns behoren ze met hun stevige staart tot de borstelstaartpinguïns. Wereldwijd kom je er slechts een half miljoen tegen, wat van hen de kleinste pinguïnpopulatie maakt.
Die numerieke minderheid compenseren ze ruimschoots met het kabaal dat ze maken. Ezelspinguïns zijn met stip de luidruchtigste aller pinguïns. En hun kreet eindigt steevast op ie-aa-ie-aa, vandaar hun naam.
Die numerieke minderheid compenseren ze ruimschoots met het kabaal dat ze maken
Kolonie ezelspinguïns op Danco Island
Met hun oranje bek en een witte vlek achter elk oog zijn ze zeer gemakkelijk te herkennen. Die witte vlekken zouden aan een Indiase hoofddoek doen denken. Vandaar de Engelse naam gentoo voor deze pinguïns, een denigrerende naam voor hindoes met een hoofddoek.
Ze kunnen tot 90 cm groot worden, deze ezelspinguïns. Daarmee behoren ze tot de grote jongens – enkel de koningspinguïn en de keizerspinguïn zijn nog groter. Ook in het water doen ze het uitstekend, met snelheden tot 40 km/u. Geen enkele pinguïnsoort doet beter.
Ezelspinguïn |
|
|
Zoals alle borstelstaartpinguïns maken ze hun nesten met steentjes. Dat lukt alleen op sneeuwvrije plekken. Dus klimmen ze langs die steile sneeuwhelling helemaal naar boven om de kale rotsen te bereiken. En wij volgen hen, zij het met andere motieven.
Ezelspinguïn |
|
|
Nestbouw is ook hier mannenwerk. Is de relatie succesvol, dan zal het mannetje steeds met hetzelfde vrouwtje paren. Als hij haar tenminste in de kolonie weet terug te vinden, wat lang niet altijd het geval is. Lukt dat niet, dan zal hij zich ontfermen over het eerste het beste wijfje dat in zijn vizier komt. In tegenstelling tot bij andere pinguïnsoorten blijft het jong ook na het ruien nog een poos bij zijn ouders.
Sneeuw lest de dorst
Dat het niet echt goed gaat met de ezelspinguïns, is in 2012 duidelijk geworden. Toen kregen ze de status Gevoelig op de internationale Rode Lijst. Ab schrijft dat onder meer aan de hogere temperaturen toe. Pinguïnkuikens hebben immers geen waterdichte vacht en ook de volwassen dieren zijn tijdens de rui niet tegen water beschermd. Vroeger viel er enkel sneeuw, en die valt gemakkelijk van hun pluimen af. Nu valt er meer regen, waardoor ze vaker aan longontsteking sterven.
Een zeeluipaard weet op amper een uur tijd soms zeven volwassen ezelspinguïns te verschalken
Maar ook de natuurlijke vijanden van de ezelspinguïns eisen hun tol – de orka’s en de zeeluipaarden. Een zeeluipaard weet op amper een uur tijd soms zeven volwassen ezelspinguïns te verschalken, voegt hij er veelbetekenend aan toe.
Glijspoor van een pinguïn |
|
|
Zeeluipaarden hebben we voorlopig nog niet te zien gekregen. Geduchte jagers zijn het. Met hun afgevlakte kop en hun lange, gestroomlijnde lijf hebben ze iets weg van een reptiel. Een mannetje kan 270 kg wegen, een wijfje zelfs 600 kg. Zeevissen en pijlinktvissen, dat lusten ze wel, maar als het even kan, verkiezen ze warmbloedige dieren – zoals pinguïns.
|
Even laten we de machtige omgeving nog op ons inwerken. De meeste pinguïns zijn druk in de weer met nietsdoen. Sommige poetsen hun veren, sommige roepen om hun partner, sommige scheppen wat sneeuw met hun bek.
Nu vallen ons bruinrode vlekken op de maagdelijke witte sneeuw op. Neen, milieuverontreiniging is dat niet
Danco Island – Pinguïnsnelweg, vlekken met rode algen
Dan vatten we de terugweg naar beneden aan, parallel met de pinguïnsnelweg. Hier en daar zijn in de sneeuw de glijsporen zichtbaar van pinguïns die op hun buik naar beneden gegleden zijn, als levende bobsleetjes, peddelend met hun vleugels.
Nu vallen ons bruinrode vlekken op de maagdelijke witte sneeuw op. Neen, milieuverontreiniging is dat niet, zullen we straks van Vadim vernemen, onze Russische wiskundige met een passie voor de polen. Dat zijn rode algen. Eerder al hadden we op Hydrurga Rocks gelijkaardige groene vlekken opgemerkt. Groene algen dus.
Terug uit zee
Maar het is weer eens ingewikkelder dan op het eerste gezicht lijkt. Want die algen gedijen bij voorkeur op een laagje cryoconiet. Een poederachtig stof is dat, het wordt door de wind op de sneeuw afgezet. Dit stof kan van verafgelegen woestijnen of landbouwgronden afkomstig zijn, het kan roet of deeltjes van vulkaanuitbarstingen bevatten, er zitten zelfs microben tussen.
Van belang is dat dit stof een donkere kleur heeft. Dat betekent dat het zonnewarmte absorbeert, in tegenstelling tot witte sneeuw die zonlicht hoofdzakelijk reflecteert. Door de warmte gaan de stofdeeltjes zich in de sneeuw boren en ontstaat er iets wat men cryoconietgaatjes noemt. Een uitgelezen plek is dat voor algen om zich tijdens de Antarctische zomer te nestelen.
Dat vinden beerdiertjes dan weer leuk. Want zij grazen op algen en op microben. Hoe klein beerdiertjes ook zijn – hooguit een halve millimeter – toch hebben ze ogen, poten, een mond en een spijsverteringsstelsel. Hun naam komt voort uit het feit dat ze de inhoud uit de cellen van hun prooi zuigen zoals een beer honing uit een raat zuigt. Echte overlevers zijn het, die beerdiertjes. Extreme temperaturen, volledige uitdroging, ze hebben er geen moeite mee.
Een savanne van cryoconiet met grazers en jagers – het lijkt hier wel een miniatuurversie van de Tanzaniaanse Serengeti
Maar er zijn kapers op de kust. Want men vermoedt dat deze beerdiertjes door Antarctische springstaarten bejaagd worden. Die danken hun naam aan de gevorkte staart waarmee ze snel kunnen wegspringen als er gevaar dreigt. Ze zijn iets groter dan beerdiertjes en weerstaan moeiteloos temperaturen tot –30 °C. Kortom, een savanne van cryoconiet met grazers en jagers – het lijkt hier wel een miniatuurversie van de Tanzaniaanse Serengeti.
Overigens is het grootste insect op Antarctica de Belgica Antarctica, geeft Vadim nog even mee. Ongeveer zes millimeter meet het diertje en je vindt het nergens anders dan op Antarctica. Luidens een dagboeknotitie van Adrien de Gerlache is het tijdens de expeditie van de Belgica door bioloog Arctowski aangetroffen. De brave man kreeg bijna een orgasme toen hij een steen optilde en het beestje voor het eerst zag – al verwoordde de Gerlache die ontdekking een beetje zakelijker.
Zuidpoolkip… |
|
…neemt een bad |
Beneden op het strand van Danco Island voelen we ons nietig in deze immense omgeving. Enkele zuidpoolkippen nemen een bad in een plasje tussen de rotsen. En ze doen dat grondig, het water spat in het rond.
Verderop langs het strand liggen de stenen fundamenten van Base O. Een voormalig Brits station is dat, in feite niet meer dan een eenvoudige hut. Een viertal jaar was ze in gebruik, van 1956 tot 1959. Daarna hield men haar in stand als mogelijk toevluchtsoord voor gestrande zuidpoolreizigers. Maar het Antarctisch Verdrag laat geen uitzonderingen toe. In 2004 werd Base O ontmanteld.
Van onze terugvaart naar de Sea Spirit maakt Jonathan een korte cruise langs de ijsschotsen. En daar heeft hij een heel goede reden voor. Want het krioelt er van de krabbeneters. Ze zijn er immers veilig voor hun grote vijanden, de orka’s. Van orka’s is bekend dat ze in groep opereren om een schokgolf te creëren die argeloze krabbeneters van hun ijsschots spoelt. Maar in deze ondiepe waters zullen orka’s zich niet wagen.
Krabbeneters op ijsschots
Jonathan nadert elke ijsschots heel omzichtig, zonder veel geluid te maken of golfslag te creëren, teneinde de krabbeneters niet te verontrusten. Want ze zijn erg prikkelbaar, deze luie loebassen. Menselijke nabijheid irriteert hen mateloos. Niet dat ze zouden aanvallen of zo, ze glijden gewoon nukkig het water in. De ijsschots kantelt dan soms en dat geeft wat deining – onze kajakkers kunnen ervan meespreken.
Krabbeneters
Krabbeneters, daar hadden wij voorheen nog nooit van gehoord. Een groot gat in onze cultuur, zo blijkt, want dit is de grootste zeehondenpopulatie ter wereld. Meer nog, wellicht is dit zelfs de grootste zoogdierenpopulatie ter wereld. Al lopen de schattingen over hun aantallen ver uiteen. Dat ze wereldwijd minstens met 15 miljoen zijn, daar lijkt niemand aan te twijfelen. Maar de bovengrens loopt naargelang van de bron sterk uiteen – van 30 miljoen individuen tot 40, 50 en zelfs 75 miljoen.
Krabbeneters
Zeezoogdieren herkennen, een eenvoudige klus is het zelden. Maar met hun slanke, lenige lijf en hun korte, wendbare nek maken krabbeneters het ons relatief gemakkelijk – ze kunnen hun hoofd oprichten en hun rug krommen.
Waarmee voeden krabbeneters zich? Alvast niet met krabben
|
Waarmee voeden krabbeneters zich? Alvast niet met krabben, want die zijn hier niet te vinden, tenzij op grote diepte. Hun naam ten spijt hebben ze bijna uitsluitend krill op het menu staan. Evolutionair gezien is dat hun troefkaart geworden. Want krill is zowat de grootste biomassa van de planeet.
Aan dat dieet is hun gebit perfect aangepast. Boven‑ en onderkaak passen in elkaar als de tandjes van een ritssluiting. Samen vormen ze een zeef die het krill vasthoudt, terwijl het water uit hun mond loopt.
Krabbeneter
Aan land zal je krabbeneters nooit aantreffen. Het grootste deel van de dag brengen ze in het water door. Paren doen ze in het water, baren op het ijs. Niet in kolonies zoals pinguïns, maar op hun eentje. Bij geboorte weegt het jong 20 tot 30 kg, na drie weken is dat al 100 kg.
Ongeveer vier krabbenetertjes op vijf vallen tijdens hun eerste levensjaar aan zeeluipaarden ten prooi
Uiteindelijk zullen ze ongeveer tweehonderd kilogram wegen – voor zover ze de kans krijgen tot volwassen dieren uit te groeien. Want voortdurend worden de jongen door zeeluipaarden bejaagd. Met bijzonder veel succes. Want ongeveer vier krabbenetertjes op vijf vallen tijdens hun eerste levensjaar aan deze zeeroofdieren ten prooi. Je vraagt je af hoe krabbeneters er überhaupt in slagen hun enorme populatie in stand te houden.
Neumayerkanaal
Westwaarts gaat het nu, de Gerlachestraat over. Even na twee vaart de Sea Spirit het Neumayerkanaal in. Een doodlopend kanaal, zo lijkt het aanvankelijk, tot we halfweg op een haakse S-bocht stoten. Kennelijk belemmerde die het zicht.
Links schuift ondertussen het kleine Wiencke Island voorbij. Rechts het reusachtige Antwerpeneiland, het grootste eiland van de Palmerarchipel, precies zo groot als de provincie Limburg. Maar dan wel een stuk bergachtiger, met onder meer de 2 750 m hoge Mount Français. Zelfs een indrukwekkende gletsjer ontbreekt niet op het appel, leert ons een blik op de kaart. De naamgevers hebben zich zichtbaar geamuseerd, want langs deze 25 km lange Iliasgletsjer prijken bergen en kammen met namen zoals Menelaus, Achilles, Hector, Paris, Helena, Patroclus, Nestor, …
Een stevige wind is ondertussen komen opzetten en jaagt fors door het kanaal. Lage, grijze wolken onttrekken de bergkammen aan het zicht. Het zeewater is ruiger nu, al blijft de deining van het schip eerder beperkt. Volgens planning zou vannacht de tweede groep aan wal overnachten. Met dit weer lijkt dat steeds minder waarschijnlijk.
Goudier Island met Port Lockroy (rechts)
In de verte loopt het Neumayerkanaal op de brede Straat Bismarck uit. Maar zover varen we niet. Want op de kust van Wiencke Island heeft een kleine baai haar opwachting gemaakt. Adrien de Gerlache had deze plek in 1899 al opgemerkt, maar het was wachten op de Franse poolreiziger Jean-Baptiste Charcot voor ze in 1904 haar huidige naam kreeg – Port Lockroy, naar de Franse minister van Marine. Je hoort dus eigenlijk por lokwra te zeggen, maar iedereen zegt port lokroi.
Een aantrekkelijke natuurlijke haven is het in feite, waar schepen wat rust kunnen vinden. Momenteel ligt er een zeilboot voor anker. Eertijds maakten ook walvisjagers er dankbaar gebruik van. In 1943 gingen de Argentijnen zelfs nog een stap verder. Ze deponeerden er een koperen cilinder met daarin documenten die Goudier Island, het belangrijkste eiland in de baai, officieel als Argentijns territorium claimden.
Dat zagen de Britten dan weer niet zitten. In het diepste geheim zetten ze operatie Tabarin op het getouw
Dat zagen de Britten dan weer niet zitten. In het diepste geheim zetten ze operatie Tabarin op het getouw, met als doel de Britse belangen in Antarctica te vrijwaren. Want ook de Duitsers vertrouwden ze niet. Waren die wellicht in het geheim bezig een deel van Antarctica in te palmen en voor zich te claimen? Een oogje in het zeil houden leek geen overbodige luxe.
Een team van acht Britten streek op 11 februari 1944 op Goudier Island neer. Ze verwijderden er alle verwijzingen naar de Argentijnse aanspraken en stichtten er de eerste van een lange reeks zuidpoolbasissen – gemakshalve Base A genoemd. Ook Base O, waarvan we vanmorgen op Danco Island de fundamenten konden aanschouwen, past in dit verhaal.
Bijna twintig jaar lang zou Base A quasi permanent bemand blijven. Wie hier kwam werken, tekende doorgaans voor een verblijf van twee en een half jaar. Enkel via een morsetelegraaf hadden ze contact met de buitenwereld, meer bepaald met Stanley op de Falklandeilanden. Maar in 1962 vonden de Britten het welletjes. De baten wogen niet meer op tegen de kosten.
Tot in 1996 iemand op het idee kwam om Bransfield House, zoals het hoofdgebouw op Goudier Island genoemd werd, te restaureren en er een museum van te maken. Annex postkantoor en souvenirshop, uiteraard. Want dat had zo zijn voordelen. Door administratieve activiteiten te ontplooien – zoals het uitreiken van postzegels – konden de Britten hun aanspraken op deze sector verstevigen. En door commerciële activiteiten te ontplooien, konden ze het zaakje financieren. Want het zuidpooltoerisme was ondertussen op gang gekomen.
We vallen van onze stoel van verbazing als we vernemen wie dit seizoen als Base Leader van Port Lockroy aangesteld is
Tegenwoordig wordt Bransfield House iedere zomer vier maanden lang door een handvol vrijwilligers opengehouden. We vallen van onze stoel van verbazing als we vernemen wie dit seizoen als Base Leader van Port Lockroy aangesteld is – de Belgische tandarts Hannelore Cuypers uit het Limburgse Tessenderlo.
Een zodiac gaat Hannelore even oppikken, want voor Belgische toeristen wil ze graag een uitzondering maken. In de lounge zal ze haar verhaal brengen – hoe het dagelijks leven is op Goudier Island, wat haar en haar gezellen drijft. Weliswaar onder één voorwaarde – dat ze aan boord van de Sea Spirit een echte douche mag nemen. Daar stelt Jonathan met genoegen zijn kajuit voor ter beschikking. Het blijft een Fransman, onze Jonathan.
Tomeloze energie en onstuitbaar enthousiasme spatten er meteen van af, zodra Hannelore het woord neemt. De zaal hangt aan haar lippen. De hele tijd lacht ze haar – uiteraard parelwitte – tanden bloot.
In feite is ze in 2009 in het Noorse Bergen als tandarts afgestudeerd. In dat land heeft ze ook haar praktijk. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Na enkele outdooractiviteiten in het hoge noorden solliciteerde ze zonder veel illusies bij de Britse Antarctic Heritage Trust voor een job op Port Lockroy. Om tot haar verbazing te vernemen dat ze aanvaard werd voor het seizoen 2017-2018. Het jaar daarop werd ze zelfs Base Leader. Samen met de Britse Hannah en Sally, en de Franse Sophie runt ze nu de basis – een heus vrouwenstation dus.
Heel wat ploeteren in de sneeuw vergde het vooraleer ze zelfs maar de bovenkant van de deur van het ondergesneeuwde station vonden
Vanzelfsprekend is dat niet. Toen ze er midden november 2017 arriveerden, zaten zowel het Neumayerkanaal als de Straat Bismarck nog vol zee-ijs. Met pak en zak werden ze dan maar op het ijs gedropt. Voor de rest moesten ze het zelf uitzoeken. Heel wat ploeteren in de sneeuw vergde het vooraleer ze zelfs maar de bovenkant van de deur van het ondergesneeuwde station vonden. Binnenin bleek het 3 °C te zijn.
Toiletten hebben ze niet, echte douches evenmin. Hun energie betrekken ze van de zon en van de wind. Voor noodgevallen beschikken ze over een iridiumtelefoon. Hun termijn loopt over vier maanden, het loon is eerder bescheiden. Niet het financiële aspect motiveert hen, wel de aard van het werk en de aard van het leven.
En dat is heel speciaal. Want het eiland is niet groter dan een voetbalveld, maar Hannelore en haar team moeten het wel met drie‑ tot vierduizend ezelspinguïns delen – inclusief hun gekwetter en hun guano. Die pinguïns zijn hier overigens pas opgedaagd nadat de basis in 1962 verlaten werd.
Momenteel zijn de kuikens van de pinguïns al zover ontwikkeld dat ze door hun ouders getraind worden om naar zee te lopen. Het sterkste kuiken krijgt steeds het meeste eten van zijn ouders, het zwakste jong moet zich zelf maar zien te redden. Waar pinguïns zitten te broeden – het overgrote deel van het eiland – mogen wij niet komen. En als ze ons pad kruisen, moeten we hun voorrang geven. Maar dat wisten we al.
Zoals het station in de jaren vijftig was, zo ligt het er nog steeds bij, inclusief meer dan 2 500 artefacten
Indertijd werd in Bransfield House allerlei wetenschappelijk onderzoek gedaan, maar die tijd ligt ver achter ons. Tegenwoordig is het een museum. Zoals het in de jaren vijftig was, zo ligt het er nog steeds bij, inclusief meer dan 2 500 artefacten. Ondertussen is de site als nummer 61 aanvaard op de officiële lijst der Historic Sites and Monuments van het Antarctisch Verdrag.
Jaarlijks krijgt Bransfield House vijftien‑ tot zeventienduizend bezoekers over de vloer. In het zomerseizoen staat dat gelijk met één tot drie schepen per dag. Je vindt de plek zelfs op TripAdvisor terug, inclusief sterrenbeoordelingen. Het businessplan van de Antarctic Heritage Trust blijkt dus te kloppen, ze kunnen er zelfs de zes andere historische bases mee onderhouden.
Het postkantoortje van Lockroy is het meest zuidelijke ter wereld. Daar worden elk jaar zo’n 70 000 postkaarten afgestempeld en verzonden, voorzien van de unieke postzegels van het British Antarctic Territory.
Wat Hannelores merkwaardigste ervaring is, wil iemand weten. Lang hoeft ze daar niet over na te denken. Op zekere dag legde een pinguïnmannetje een steentje voor haar neer en boog het hoofd. Dat is de manier waarop pinguïnmannetjes een wijfje uitnodigen om samen een nestje te bouwen en kleine kuikentjes te krijgen. Een pinguïn op vrijersvoeten dus. Wat Hannelore doet vermoeden dat haar lichaamsgeur niet meer van die van een pinguïn te onderscheiden viel. Vandaar haar verlangen naar een echte douche. Jonathan knikt instemmend.
Wat Hannelore doet vermoeden dat haar lichaamsgeur niet meer van die van een pinguïn te onderscheiden viel
Buiten is intussen de wind almaar in kracht toegenomen, van twintig knopen naar veertig, met pieken tot vijftig knopen – vrij vertaald is dat 93 km/u. Gestaag stuwt de stijve bries woelige golven de baai in, het witte schuim op hun toppen.
Zulke snel opstekende winden zijn typisch voor Antarctica en vrijwel onvoorspelbaar, zal Jonathan straks uitleggen. Maar voor de zodiacs is dat niet zonder gevaar. Met passagiers aan boord weegt een zodiac ongeveer een ton. Keert hij echter leeg terug, dan is dat slechts tweehonderd kilogram. Een fatale combinatie van golfslag en windstoten kan hem dan makkelijk ondersteboven keren. Zelfs volledig bezet zou een zodiac in dit weer reddeloos verloren zijn, mocht zijn motor uitvallen.
Onze eigenste Sea Spirit kan ervan meespreken. In 2013 liep het voor de kust van Spitsbergen tijdens een Arctische cruise met Quark Expeditions slecht af. Eén van de zodiacs werd in Krossfjorden door een hoge golf gegrepen. Twaalf passagiers belandden in het ijskoude water, een zestigjarige dame overleefde het niet.
Op weg naar Port Lockroy
Zo’n vaart zal het vandaag heus niet lopen. In het Neumayerkanaal kunnen golven geen kracht ontwikkelen zoals ze dat op open zee wel kunnen. Toch schrappen Oleg en Jonathan om veiligheidsredenen de voorgenomen landing op Jougla Point. Het bezoek aan Goudier Island daarentegen zal onverminderd doorgaan, zij het in shifts. Want meer dan een dertigtal bezoekers kan het bescheiden Bransfield House echt niet in één beurt verwerken.
|
Een fatale combinatie van golfslag en windstoten kan de zodiac makkelijk ondersteboven keren
Zeewater spat hoog op als de boeg van de zodiac pletsend over de golven suist. De striemende wind jaagt korrelsneeuw laag over het grauwe water. Lichtjes voorovergebogen zitten we wat hechter bij elkaar dan gewoonlijk, de parka’s stevig dichtgesnoerd.
Stevig ingeduffeld trotseert de zodiacmeester rechtstaand de elementen. Zo goed en zo kwaad als het gaat, balanceert hij de zodiac tegen een rotsige aanlegplek op Goudier Island. Waders grijpen ons haastig met de ene hand na de andere om ons veilig over de gladde rotsen door het water te begeleiden.
Dan gaat het even langs de steile rotskust omhoog. En dan te bedenken dat indertijd het Tabarinteam langs ditzelfde traject jaarlijks onder meer een vijftigtal vaten stookolie naar boven zeulde voor hun levensnoodzakelijke dieselgenerator.
Guano vermengd met modder bedekt de rotsen alsof het een vorm van vast tapijt is
Port Lockroy – Nissenhut
Verderop staat een nissenhut, een prefabconstructie van gebogen golfplaten. Indertijd was dat de opslagplaats voor voedsel, materiaal en noodvoorraden. In de jaren negentig viel de hut echter compleet uit elkaar. Pas in 2010 werd ze heropgebouwd. Nu zijn de privévertrekken van de staf erin ondergebracht. Geraamtes van twee Noorse scheepsbodems herinneren ons eraan dat wat de mens ook wikt, het de natuur is die beschikt.
Ezelspinguïnkuikens |
|
Pinguïn beschermt kuiken |
Op het eiland is het gezelligheid troef – als je tenminste van ezelspinguïns houdt. Met vele, vele honderden zijn ze, geen plekje laten ze onbenut. Guano vermengd met modder bedekt de rotsen alsof het een vorm van vast tapijt is. De geur is intens, het kabaal is navenant. En het is opletten geblazen voor de groenige straal ontlasting, die soms laag over de grond wel een meter ver scheert.
Een heuse loopplank, compleet met houten leuning, brengt ons tot bij Bransfield House. Vol respect monsteren we de bovenkant van de voordeur. Hoe zou het voelen om daar met je voeten in de sneeuw te staan?
Bransfield House - Leefkamer |
|
Keuken |
Een beklemmend gevoel moet het geven, je maandenlang in de kleine kamertjes van Bransfield House op te houden, in het bijzonder als het buiten aardedonker is. We drentelen door de werkplaats, de keuken, de eet‑ en ontspanningsruimte, de telecommunicatiekamer en het onderzoekslabo. Hier werden fluctuaties in de ionosfeer in de gaten gehouden. Maar ook metingen van temperatuur, windsnelheid, zonneschijn, regen‑ en sneeuwval stonden op het programma.
Slaapkamer met Union Jack |
|
Marilyn Monroe |
Blikvanger is uiteraard de slaapkamer, met de eigenhandig geschilderde pin-ups van Doris Day, Marilyn Monroe en tutti quanti – telkens met een beduidend grotere cupmaat dan wij ons van historische foto’s herinneren. Hoe kan het anders bij een team dat zijn ultrageheime operatie naar Bal Tabarin vernoemde, een zwoel cabaret in het vooroorlogse Parijs?
Telecommunicatiekamer |
|
Onderzoekslabo |
Echt spannend werd het op 2 april 1946, toen het zeewater zich plots terugtrok en de baai helemaal droog kwam te liggen. De wetenschappers begrepen meteen wat dat betekende. Hals over kop zochten ze hun toevlucht op het hoogste punt van het eiland – het dak van de nissenhut – en wachtten daar angstig af. Al bij al viel het mee. De tsunamigolf reikte slechts een meter hoger dan het hoogste peil dat ze ooit geregistreerd hadden. Maar één van de drie Noorse wrakken was achteraf wel verdwenen.
Rustiger gaat het er aan toe in de shop. Je kan er terecht voor alle mogelijke souvenirs, van kaarten en boeken tot kledingstukken. Verwarming is er niet, Hannelore en co doen het met laagjes als ze aan de slag zijn. Onze reispassen worden er afgestempeld, onze postkaarten worden er gepost. Later zal blijken dat ze er tussen 31 en 39 dagen over doen om hun Belgische bestemmingen te bereiken.
Echt spannend werd het op 2 april 1946, toen het zeewater zich plots terugtrok en de baai helemaal droog kwam te liggen
Nog steeds jaagt de forse wind korrelsneeuw over het water als we met de zodiacs naar de Sea Spirit terugkeren. Bij dit weer in open lucht op het ijs overnachten, daar is geen denken aan. De tweede groep kan zijn kampeerbeurt op zijn buik schrijven, overpeinzen we terwijl de Sea Spirit om zes uur het anker licht.
Maar dat is buiten de waard gerekend, met name Oleg en Jonathan. Over de weerkaarten gebogen hebben ze Neko Harbour geselecteerd, een plek drie uur varen hiervandaan. In feite zullen we de Gerlachestraat opnieuw oversteken naar een punt dat in vogelvlucht nauwelijks vijf kilometer van Danco Island verwijderd is.
Nog nooit is de Sea Spirit door het Lemairekanaal gevaren
Ondertussen is de wind weer aangewakkerd. In die mate dat de Sea Spirit slagzij maakt alsof het een zeilboot is. Vanmorgen stonden we op Danco Island nog in de stralende zon. Zo snel verandert het weer in deze contreien.
Of we morgen erin zullen slagen door het Lemairekanaal te varen, is nog maar de vraag. Want dat is een andere wereld, houdt Jonathan ons voor. Hij weet niet eens of het kanaal ijsvrij is. Alles hangt van de weersomstandigheden af, en van de mate waarin de wind het ijs opgestuwd heeft. Voor de Sea Spirit is dit het derde seizoen in Antarctica, maar nog nooit is het schip door het Lemairekanaal gevaren.
Een eenvoudige klus is het beslist niet, koken op de woelige baren van Straat Drake. Dat erkent onze goedlachse chef-kok Francis uit Frankrijk meteen, als hij met ons een praatje komt slaan. Wat hij hier samen met zijn zeven koks dag in dag uit op tafel zet, kan de vergelijking met uitstekende restaurants aan land moeiteloos doorstaan. Dat hij zeven jaar lang bij de vorige week overleden Paul Bocuse gewerkt heeft, zal daar wel niet vreemd aan zijn.
Bijzondere problemen heeft hij tot nu toe nog niet gehad tijdens deze reis, ook in Straat Drake niet. Mochten de golven nog hoger geweest zijn, dan had hij alle bereidingen met kokend water achterwege moeten laten, want dat is oncontroleerbaar. En zodra potten en pannen echt gaan dansen op het fornuis, kan je als kok maar één ding doen – je zo snel mogelijk uit de voeten maken, schuddebuikt hij.
Zodra potten en pannen echt gaan dansen op het fornuis, kan je als kok maar één ding doen – je zo snel mogelijk uit de voeten maken, schuddebuikt de chef-kok
De belangrijkste man aan boord, grijnst hij, wie denken wij dat dat is? De kapitein, dat ligt voor de hand. Nee hoor, spreekt Francis ons tegen, de elektricien. Want hij is het die er dag in dag uit in slaagt het vermogen van de dieselmotoren in een constante elektrische spanning om te zetten, zodat ook de temperatuur in de frigo’s constant blijft. Francis schatert het uit.
Neko Harbour
In de late avond gaan we in de rustige Andvordbaai voor anker. Even na elf uur verlaat de tweede groep kampeerders dan toch per zodiac de Sea Spirit. Neko Harbour blijkt een windstille omgeving te zijn, ze zullen er een rustige nacht aan land kunnen doorbrengen.
Jaak Palmans
© 2018 | Versie 2021-11-09 23:28
Lees het vervolg in (4/5)