Demonen in de sneeuw
Argentinië – Chili | Anno 2017
Vrijdag 10 november | Torres del Paine – Puerto Varas
Zaterdag 11 november | Puerto Varas – Bariloche
Zondag 12 november | Nahuel Huapi NP
Maandag 13 november | Bariloche – Buenos Aires
Vrijdag 10 november | Torres del Paine – Puerto Varas
Even voor drie in de ochtend – geeuw – zitten we gepakt en gezakt aan boord van Gustavo’s bus, met wat koffie of fruitsap achter de kiezen en een ontbijtpakket onder de arm. De luchthaven van Punta Arenas is onze bestemming, in het verre zuiden, zo’n 320 km bezuiden Torres del Paine. In principe stijgt onze vlucht naar Puerto Varas daar even voor tien op.
Buiten is het aardedonker. Er staat een stevige Patagonische wind. Sterren fonkelen helder door de flinterdunne bewolking. Orion staat hoog aan de nachtelijke hemel. Ook een rossige maan is van de partij, laag aan de horizon, maar messcherp in deze zuivere atmosfeer. Ze staat in haar laatste kwartier, met haar rechterhelft verlicht. Dat is even wennen, want op het noordelijk halfrond is dat precies omgekeerd.
Het moet zijn dat Gustavo ervan overtuigd is dat er uit de andere richting geen tweede Gustavo in aantocht is
Het moet zijn dat Gustavo dit traject als zijn broekzak kent. En dat hij ervan overtuigd is dat er uit de andere richting geen tweede Gustavo in aantocht is. Want we zoeven tegen veertig, vijftig per uur over de kronkelende, onverlichte grindpistes. Af en toe steekt een haas schichtig de weg over in het licht van de zwiepende koplampen. Heel even vallen er enkele regendruppels.
Half vijf is het als we in het slaperige Puerto Natales halt houden om te tanken. Nog 240 km resten ons tot Punta Arenas. Dat zal wat vlotter gaan via de uitstekende Ruta 9. Al heeft Gustavo bijna doorlopend de opkomende zon in de ogen.
Naarmate de ochtend begint te gloren, kunnen we vaststellen dat ze ook in Chili weten wat een steppe is. Eindeloos strekken de groene graslanden zich in alle richtingen uit, zonder enige boom of struik die naam waard.
Aan de horizon verschijnen enkele windmolens. Nu pas valt het ons op dat we zowel in Argentinië als in Chili nauwelijks windmolens gezien hebben. Met die legendarische winden die je in Patagonië van je sokken blazen, moet daar toch enorm veel energie voor het rapen liggen? Reisgids Lorenzo kan niet anders dan dat beamen, maar de verklaring ligt voor de hand – gas‑ en elektriciteitsmaatschappijen doen er alles aan om hun monopolies te beschermen.
In de verte maakt de Straat Magellaan haar opwachting, in 1520 door Ferdinand Magellaan ontdekt. Tot de opening van het Panamakanaal in 1914 zou dit de belangrijkste zeevaartroute van de Atlantische naar de Stille Oceaan worden. Niet omdat deze doorvaart korter was, maar wel omdat ze een stuk veiliger was. Met gemiddeld tweehonderd dagen storm per jaar was het immers geen pretje om rond Kaap Hoorn te varen.
Met gemiddeld tweehonderd dagen storm per jaar was het geen pretje om rond Kaap Hoorn te varen
Zelf zou Magellaan echter weinig profijt uit zijn ontdekking halen. Amper een half jaar later vond hij de dood tijdens een gevecht met de lokale bevolking op de Filippijnen.
Niet meer dan een kleine rimpel op het wateroppervlak is het, van hieruit gezien. Toch is het piepkleine Isla Magdalena een populaire toeristische bestemming in de Straat Magellaan. Want magelhaenpinguïns voelen er zich thuis. Liefst zestigduizend koppeltjes zitten er te broeden.
Even na zeven naderen we Aeropuerto Internacional Presidente Carlos Ibáñez del Campo, iets ten noorden van Punta Arenas. Ruimschoots op tijd dus voor een vlucht die pas even voor tien zal opstijgen. In zijn eentje zal Gustavo straks met zijn bus naar Puerto Natales terugkeren, terwijl Lorenzo hier in Punta Arenas zijn gezin zal opzoeken.
Wij daarentegen hebben Puerto Montt als bestemming, een havenstad aan de Stille Oceaan, ruim 1 300 km naar het noorden. Buiten is het vrij zonnig nu, met slechts een lichte bewolking. Lichtjes verbaasd nemen we in de wachtruimte plaats – door de luidsprekers schalt een overjaarse rondo van Thijs Van Leer.
Andes
Half tien is het als we eindelijk kunnen inschepen op een Airbus A321 van Latam met bestemming Santiago de Chile – gelukkig met een tussenlanding in Puerto Montt.
Een half uurtje later laten we het zuiden van Patagonië definitief achter ons. Rechts in de verte strekt zich de Straat Magellaan uit. Maar aan dat beeld komt snel een einde. Wolken onttrekken de aarde aan het zicht, het lijkt wel alsof we vliegen boven een hagelwit ijsveld dat tot aan de horizon reikt.
Andes
Een klein uur later gunnen de wolken ons dan toch een uitgebreide kijk op de Andes, met zijn diepblauwe bergketens, zijn scherpe witte toppen, zijn vele gletsjers die brede S-bochten door het landschap trekken.
Andes
Uiteindelijk vliegen we een eind uit de kust pal noordwaarts boven de oceaan. Dan doemt aan de horizon een witte kegel op. Dat moet de Osorno zijn, een volmaakte vulkaan zoals je die alleen in schoolboeken afgebeeld ziet. Alleen de Fuji doet het nog beter, als je Japanners mag geloven.
Even voor twaalf landen we op Aeropuerto El Tepual, een vijftiental kilometer ten westen van Puerto Montt. Geen vijfentwintig minuten later zitten we aan boord van een bus met Christian achter het stuur en Patricio achter de microfoon. Puerto Varas, een twintigtal kilometer ten noorden van Puerto Montt, is vandaag onze eindbestemming.
Welkom in Noord-Patagonië, steekt Patricio van wal. Welkom ook in Puerto Montt, een bedrijvige industriestad met 230 000 inwoners. De hoofdstad van de Región de Los Lagos is dit, het Chileense merengebied. Gemiddeld valt hier duizend millimeter regen per jaar. Mooi zo, dat is nu net de boodschap waarop we zaten te wachten.
Osorno
Maar dat mag ons niet ontmoedigen, gaat hij met een grijns verder, want voor de komende dagen ziet het weerbericht er veelbelovend uit. Niet voor niets bevinden we ons op ongeveer dezelfde breedtegraad als Rome en Barcelona.
Maar als je het ons vraagt, heeft dit licht glooiende landschap beslist niets met Patagonië te maken. Bewerkte akkers, aangeplante bomen, groene weilanden, bruine koeien, gele brem – we wanen ons helemaal terug in België. Gelukkig laat de witte top van de Osorno zich in de verte geregeld zien en staat de scharlakenrode vuurstruik her en der weelderig in bloei. Dit is Chili, daar kan gaan twijfel over bestaan.
Het waren Duitse immigranten die hier in 1853 op uitdrukkelijk verzoek van de Chileense overheid neerstreken. Want men wilde het gebied koloniseren, in een uitdrukkelijke poging het zuiden van Chili bij de rest van het land te doen aansluiten. De eerste 212 kolonisten vestigden zich op de oever van Lago Llanquihue. Uit die nederzetting zou Puerto Varas voortkomen.
Voordien groeide hier alleen maar een gematigd regenwoud, met bomen tot twintig meter hoog, en soms wat bamboe of suikerriet. De inwijkelingen gingen aan het kappen en het platbranden om het land naar hun hand te zetten. Mettertijd ontstond er voldoende open ruimte voor hun koeien en hun schapen. Zowat een eeuw later was de oorspronkelijke dichte bebossing vrijwel volledig verdwenen en was dit semi-Europese landschap in de plaats gekomen.
Sedertdien is Puerto Varas tot een behoorlijke stad van 45 000 inwoners uitgegroeid. Waar Puerto Montt het vooral van zijn industrie en zijn haven moet hebben, leeft Puerto Varas uitsluitend van landbouw en toerisme.
Fabricio gunt ons een korte verkenningstocht door de stad vooraleer we onze koffers in het hotel droppen, op een boogscheut van de Iglesia Sagrado Corazón, samen met de Osorno het icoon van de stad. Een snelle lunch in Cassis Cafe brengt ons metabolisme terug op peil – we zijn al bijna twaalf uur op de been. De porties zijn er smakelijk en al te copieus.
Dan zakken we naar de oever van het meer af. Een lichte wind waait ons over het rimpelige water tegemoet. Aan de overkant steekt de volmaakte witte kegelvorm van de Osorno als een prentkaartenmotief tegen de blauwe lucht af. Verder naar rechts, deels in de wolken, ontwaren we het brokkelige silhouet van de Calbuco. Die zou niet zo lang geleden nog tot uitbarsting gekomen zijn.
Dat de Duitse immigranten hier en daar in de stad hun stempel nagelaten hebben, ligt voor de hand. Er zou zelfs een Circuito Patrimonial bestaan, een wandelroute langs de mooiste exemplaren van die Duitse koloniale architectuur.
Dat de Duitse immigranten hier en daar in de stad hun stempel nagelaten hebben, ligt voor de hand
Maar daar heerst onduidelijkheid over. Patricio ontkent het bestaan ervan alvast met klem. Bij gebrek aan interesse zou dat bewegwijzerd parcours enkele jaren geleden opgedoekt zijn.
Bij de Corporación de Desarrollo Turistico y Cultural zitten ze ook al met de handen in het haar. In principe bestaat dat parcours nog wel, maar er rest slechts één plannetje van en dat hangt hier met punaises tegen de muur. Onze suggestie om dat dan maar even van de muur te nemen, leidt tot lichte paniek. Uiteindelijk duikt vanuit een achterkamertje een boekje op dat ons met enige aarzeling in de handen gestopt wordt. De perfecte gids, zo blijkt, inclusief kaartje en beschrijvingen.
Casa Kuschel
Langs de Turismo – nomen est omen – klimmen we boven de stad uit. Daar stoten we meteen op Casa Kuschel, in 1915 in eikenhout opgetrokken. In een eclectische stijl, zo lezen we, met neoclassicistische en neogotische elementen en een Byzantijnse inspiratie. Dat is een hele boterham. Ons valt vooral het protserige op, met dat bizarre torentje op de hoek. Tegenwoordig is er een kantoor gevestigd. Of het historisch monument behoorlijk onderhouden wordt, is een open vraag.
Een wand van betonplaten naast een spoorlijn, het ideale substraat is dat voor een portie tegendraadse graffiti. Dat vindt de vijftienjarige Raúl ook. Hij is er met zijn spuitbussen op een houten poort aan de slag, op klaarlichte dag nog wel. Geamuseerd kijken we toe. Fraai, erkennen we, maar mag dat wel? Neen, is het eerlijke antwoord, dit is illegaal, maar geen hond trekt zich daar iets van aan.
Raúl aan het werk
Prompt neemt Raúl zijn videocameraatje ter hand. Want hij maakt niet alleen graffiti, hij maakt ook een video over het maken van graffiti. Of we bereid zijn voor de camera commentaar te leveren op zijn werk? Even later is hij het die de vragen stelt en zijn wij het die de antwoorden geven.
Heel wat soberder is de neoklassieke architectuur van Casona Alemana. Op het dak zijn twee schoorsteenvegers aan de slag. De ecru muren en het dak van rode golfplaten zijn in uitstekende staat. Kennelijk wordt dit monument wel goed onderhouden.
In de schaduw van een boom houdt een oude man ons doen en laten nauwlettend in het oog. Waar we vandaan komen, wil hij weten. Bélgica dus. Want veel meer Spaans kennen we niet en hij spreekt geen woord Engels.
Maar dat weerhoudt hem niet ons met vriendelijke gebaren naar binnen te noden. Beleefd weigeren is geen optie. Over de prachtige houten vloer schuifelen we naar binnen, terwijl in de achtergrond iemand een deur dichttrekt – zijn vrouw wellicht, die binnensmonds iets foetert over vreemde gasten over de vloer.
Casona Alemana – Echtpaar Klenner-Kaschel |
|
Grammofoon ‘His Masters Voice’ |
Een vlotte conversatie wordt het niet. Twintig jaar geleden heeft hij dit huis gekocht, zo begrijpen we. Druk gesticulerend toont hij ons hoe je indertijd de oude telefoon tegen de wand nog moest opwinden voor je een gesprek kon beginnen. Met het losse oorstuk tegen zijn hoofd simuleert hij voor de vaste microfoon tegen de wand een hilarische conversatie met het volgende treinstation.
Op het patentplaatje van de antieke grammofoon herkennen we de afbeelding van Nipper, het hondje dat naar een fonograaf zit te luisteren – embleem van His Masters Voice. Talloze geweien sieren de wanden, al lijken sommige van die dieren enkel in Europa voor te komen. Piekfijn uitgedost poseert het echtpaar Klenner-Kaschel op een zwart-witfoto. Zij waren het die deze charmante woning in 1914 net naast de fonkelnieuwe spoorlijn lieten bouwen. Maar de grootste verrassing bevindt zich pal boven ons hoofd – romantische voorstellingen van de vier seizoenen op het houten plafond.
Casona Alemana – Geweien aan de muur |
|
Antieke telefoon |
Beter kan het niet meer worden. Te meer daar Casa Jüpner aan de overkant van de straat er wat vervallen bijstaat. Jammer, want de muren en het dak zijn helemaal met tegels van het fameuze fitzroyahout belegd. Hout dat gemakkelijk te bewerken is en tegen rotting en houteters bestand is – meer moet dat niet zijn voor een timmerman. Zo populair was deze houtsoort, dat men de bomen tegen houtkap moest beschermen, want ze waren ei zo na verdwenen in deze regio.
Alerces noemden de Spanjaarden die reusachtige bomen, de hoogste van Zuid-Amerika, met een hoogte tot 70 m en een diameter van soms wel vijf meter. Het oudste levende exemplaar wordt op vierduizend jaar geschat. De vergelijking met de sequoia’s van Noord-Amerika – ook uit de cipressenfamilie – ligt voor de hand.
Langs de oude spoorlijn kuieren we verder. Want het is natuurlijk niet toevallig daar dat de meeste van deze Monumentos Nacionales zich bevinden. Al lijkt het kaduke Casa Maldonado die eretitel niet waard. In een niet zo ver verleden moet het een fraaie woning geweest zijn, met zijn dakkapel en veranda, maar tegenwoordig is het bouwvallige pand niet eens bewoonbaar. Jammer, want het dateert uit 1890 en is daarmee het oudste lid van deze selecte club.
Casa Yunge is het enige pand dat nog steeds in de handen is van een telg van de oorspronkelijke familie
Casa Yunge
Casa Rehbein lijkt dan weer een rooskleurige toekomst tegemoet te zien. Er is een tandheelkundige praktijk gevestigd, steigers omringen de houten woning. Ook het recent gerestaureerde Casa Götschlich is in goeden doen. Hetzelfde geldt voor Casa Yunge, het enige pand dat nog steeds in de handen is van een telg van de oorspronkelijke familie. Momenteel is dat Augusto Yunge.
De plannen van de beroemde Marienkirche van Reutlingen in het Duitse Baden-Württemberg lagen bij de architecten op tafel
Iglesia Parroquial Sagrado Corazόn
Van bijna overal in de stad kan je ze zien, de Iglesia Parroquial Sagrado Corazόn. Dat ook deze kerk Duitse roots heeft, verbaast ons al niet meer. De plannen van de beroemde Marienkirche van Reutlingen in het Duitse Baden-Württemberg lagen bij de architecten op tafel.
Iglesia Parroquial Sagrado Corazόn
Afgezien van haar structuur heeft deze barokke kerk echter weinig met haar gotisch voorbeeld gemeen. Een vrij sobere kerk is het, opgetrokken uit lokale bouwmaterialen zoals de fitzroyategels op het dak. Opvallend is het vele licht dat door de ramen binnenvalt. En de twee grote vlaggen die het altaar flankeren – links de Chileense, rechts de Vaticaanse.
Zaterdag 11 november | Puerto Varas – Bariloche
Vandaag rijden we met een bus naar een meer. Daar nemen we een boot en steken het meer over. Dan rijden we met een bus naar een meer. Daar nemen we een boot en steken het meer over. Vervolgens rijden we met een bus naar een meer. Daar nemen we een boot en steken het meer over. Ten slotte rijden we met een bus naar ons hotel in het Argentijnse Bariloche.
Kortom, het leven zoals het is in Los Lagos, het Merengebied. En hij is niet eens uitzonderlijk, deze bizarre trip met liefst drie lake crossings. Want dit traject van Chili naar Argentinië dwars door de Andes is al sinds mensenheugenis in gebruik. Hierlangs was het dat schapenwol uit Patagonië zijn weg vond naar de zeehaven van Puerto Montt. Ook de jezuïeten maakten er dankbaar gebruik van toen ze Patagonië gingen kerstenen. Vanaf 1880 begon men zelfs infrastructuur uit te bouwen om karavanen te ondersteunen. Al zijn het tegenwoordig vooral toeristen die er gebruik van maken – zelfs per fiets.
Dit bizarre traject dwars door de Andes is al sinds mensenheugenis in gebruik
Maar onderweg komt er best geen kink in de kabel. Want de minste vertraging plant zich ongenadig door het traject voort. En het is de bedoeling dat we vanavond op een redelijk uur in het Argentijnse Bariloche arriveren.
Het weer lijkt ons daarbij alvast geen strobreed in de weg te zullen leggen. Voorlopig is het nog een beetje kil, maar de zon staat al energiek te stralen aan een wolkeloze hemel. De zwartmaskeribissen op het dak van het hotel laten zich haar warme gloed welgevallen. Een uitzonderlijke dag noemt Patricio dit, want tot nu toe stond de lente hier vooral in het teken van de regen. Hebben wij even brute pech.
De Mapuche noemden hem Peripillán, Demon in de Sneeuw
Osorno
Even na acht zet chauffeur Arnoldo er de beuk in. Rode vuurstruiken en gele brem staan in bloei op de oever van Lago Llanquihue. Diepe plaats betekent dat in de taal van de Mapuche en daar hadden ze een punt, want op sommige plaatsen is het meer 350 m diep. Met zijn oppervlakte van 877 km² beslaat het ongeveer een derde van de Belgische provincie Limburg. Je kan er onder meer forel en zalm vangen, weet Patricio.
Maar het is de statige Osorno aan de overkant van het meer, 2 652 m hoog, die hier de show steelt. Het heeft iets rustgevends, dat kalme, blauwe water van het meer, die wolkeloze blauwe lucht en die sneeuwwitte kegel die te midden van dat alles ligt te zonnen.
Toch noemden de Mapuche hem Peripillán, Demon in de Sneeuw. Verbazen hoeft dat niet. Met elf uitbarstingen tussen 1575 en 1869 is het één van de actiefste vulkanen van Zuid-Chili. Geheel toevallig kon Charles Darwin in januari 1835 zo’n eruptie van op het eiland Chiloé waarnemen, net voor de kust van Chili. Het waren de Spanjaarden die de vulkaan Osorno gingen noemen, naar de Spaanse stad Osorno la Mayor.
Sedert 1869 zijn uitbarstingen van de Osorno achterwege gebleven. Van de Calbuco kan je dat niet zeggen. Op 22 april 2015 kwam het omstreeks zes uur ’s avonds plots tot een uitbarsting, na meer dan veertig jaar inactiviteit. De wolk die toen 14 km hoog reikte, herinnert Patricio zich maar al te goed. Je kon haar tot in Puerto Montt zien.
Maar het was nog niet gedaan. In de ochtend van de volgende dag kwam het tot een tweede eruptie, veel intenser dan voorheen. In een straal van 20 km werden vierduizend mensen geëvacueerd. De laatste eruptie vond een week later op 1 mei plaats.
Doden vielen er niet te betreuren, maar de schade was enorm. Aan deze zijde van de vulkaan lag er een laag as van 15 cm dik, aan gene zijde was dat drie tot vier meter. Een van de rivieren werd erdoor geblokkeerd en wijzigde zelfs haar bedding.
Er zit een aardbeving aan te komen, dacht men. Het werd een vulkaanuitbarsting
Alleen al deze eeuw is het meer dan tienmaal tot een uitbarsting gekomen bij de Calbuco. Zijn die te voorspellen? Voorlopig niet, althans niet met wetenschappelijke zekerheid, stelt Patricio. Wel hadden inwoners van Alerce op voorhand vreemde geluiden gehoord. Er zit een aardbeving aan te komen, dacht men toen. Dat het een vulkaanuitbarsting zou worden, had niemand verwacht.
Ook gebeurt het dat rupsen en regenwormen enkele dagen voor een aardbeving massaal boven de grond komen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de zeer zware aardbeving die de kuststreek tussen Valparaíso en Concepción trof in 2010 met een kracht van 8,8 op de schaal van Richter.
Maar op zulke vage aanwijzingen kan je natuurlijk geen staat maken. Met 90 actieve vulkanen in het land vormen onverwachte uitbarstingen een verschijnsel waarmee Chilenen moeten leren leven.
Dat lijken ook de lama’s te beamen, die op een weiland naast de weg staan te grazen. Let op, ze spuwen, waarschuwt Patricio. Of we mogen terugspuwen, willen we weten. Hij grijnst.
|
|
|
|
|
|
Zo belanden we in Ensenada aan het oostelijke uiteinde van Lago Llanquihue. Een schitterende locatie is het, precies halfweg tussen de Osorno en de Calbuco. Aan de oostelijke horizon meldt zich zelfs al een derde vulkaan, de Puntiagudo.
Zes kilometer verderop loopt de weg dood op het westelijke uiteinde van Lago Todos Los Santos, het kleinere broertje van Lago Llanquihue. Beide meren zijn door een landengte gescheiden. Maar dat is niet altijd zo geweest. Zo’n twintigduizend jaar geleden vormden ze samen een groot gletsjermeer, bijna honderd kilometer lang. Maar een vulkaanuitbarsting strooide roet in het eten en lavablokken in het meer. Zo ontstond deze landbrug.
Een vulkaanuitbarsting strooide roet in het eten en lavablokken in het meer
Dat was de plek waar Ensenada ontstond. In 1902 was er reeds een post om handelskaravanen te ondersteunen. Maar die schitterende locatie heeft zo haar keerzijde. Bij elke uitbarsting van de Calbuco is het prijs. Onlangs nog, in 2015, moest de plek tijdelijk geëvacueerd worden.
Calbuco
Stroomopwaarts volgen we Río Petrohué over de landengte. Je zou denken dat die rivier beide meren met elkaar verbindt, maar dat blijkt niet te kloppen. Ze laat Lago Llanquihue links liggen en stroomt zuidwaarts, rechtstreeks naar de Stille Oceaan.
Quasi ongemerkt bollen we het nationaal park van Vicente Pérez Rosales binnen. Dat merken we aan een informatiepaneel en een onbemand kantoortje naast de weg. Het oudste park van Chili is dit, het is opgericht in 1926. Met zijn oppervlakte van 2 530 km² is het net iets groter dan de Belgische provincie Limburg.
Terwijl Arnoldo alvast onze koffers naar Petrohué voert om ze aan boord van de boot te laten hijsen – en geen tijd te verliezen dus – kuieren wij langs een pad de helling af naar de rivier. Want daar wachten ons de watervallen van Petrohué.
Alsof een reuzehand de basaltblokken kwistig over de rivier gestrooid heeft. En eigenlijk is dat ook zo
Nationaal park van Vicente Pérez Rosales – Watervallen van Petrohué
Río Petrohué, La Picada (links)
Hand over hand neemt het donderend geraas van het water toe naarmate we naderen. In de vroege slagschaduw van de bergen stort het water zich door vier smalle geulen naar beneden. Erg groot is het verval niet, maar het zijn de enorme basaltblokken die het de rivier moeilijk maken. Op chaotische wijze liggen ze door elkaar, alsof een reuzehand ze kwistig over de rivier gestrooid heeft.
En eigenlijk is dat ook zo. Want boven dit tafereel speelt de witte Osorno tegen de achtergrond van een staalblauwe hemel de vermoorde onschuld. Toch is hij het die ongeveer zevenduizend vijfhonderd jaar geleden de fatale lavastroom produceerde. Mede door het contact met het water stolde die tot de basaltblokken van waarop we nu op het kolkende water neerkijken.
Ondertussen is Arnoldo terug opgedaagd. Hij heeft het bericht mee dat de boot in Petrohué een uur vertraging heeft. Echt goed nieuws is dat niet, maar het gunt ons wat extra tijd rond de watervallen. Tijd om bijvoorbeeld naar de Laguna de los Enamorados te kuieren, de Lagune der verliefden. Een piepkleine lagune blijkt dat te zijn, nauwelijks de moeite waard. Het enige wat we eraan overhouden, is een oorwurm van Belle Perez.
La Picada
Weer wijst Patricio een besneeuwde vulkaan aan, de vierde al vandaag. Nochtans, een echte vulkaan is La Picada niet. Veeleer de verweerde resten van de caldera van een vulkaan die lang geleden ontploft moet zijn.
Maar de natuur laat niet af. Want uitgerekend op die caldera heeft zich ongeveer twintigduizend jaar geleden de Osorno genesteld – als een nieuwe puist op de aardkorst.
Ook Mirador La Maquina levert prachtige plaatjes op van het azuurblauwe water dat tussen de basaltrotsen in kolkend wit schuim verandert. Vier vulkanen kunnen we vanop de oever waarnemen – Osorno, Puntiagudo, La Picada en Calbuco.
Even na elf arriveren we in het piepkleine Petrohué op de westelijke oever van Lago Todos los Santos. Jezuïeten ‘ontdekten’ dit meer op 1 november 1670, vandaar zijn naam. Vaak wordt het Lago Esmeralda genoemd, vanwege zijn smaragdgroene kleur op dagen waarop de zon schijnt – zoals vandaag.
Hier loopt de weg letterlijk ten einde. Enkel met een boot kan je nu de tocht voortzetten
Hier loopt de weg letterlijk ten einde. Enkel met een boot kan je nu de tocht voortzetten. De catamaran Lagos Andinos ligt er bijna vertrekkensklaar op ons te wachten. Met een kraan worden de laatste van de twaalf bagagecontainers, elk ongeveer 2 m³ groot, aan boord gehesen en op het achterdek stevig vastgesnoerd. Daar zitten onze koffers in, mogen we hopen. We nemen afscheid van Arnoldo en Patricio.
Petrohué, Lago Todos los Santos, Osorno
Even na half twaalf gaan de trossen los voor een vaart van een uur en drie kwart. We laten Petrohué achter ons. Geleidelijk krimpt de Osorno aan de horizon. Andere witte pieken komen ervoor in de plaats. De Puntiagudo bijvoorbeeld, de Scherpe piek, een vulkaan die al zevenduizend jaar niet meer uitgebarsten is. In het verleden was zijn puntige spits nog scherper dan nu, maar in 1960 heeft een aardbeving hem wat afgetopt.
Puntiagudo
Dichte, immergroene bossen groeien op alle hellingen. Dat is aan de vele regens te danken, want hier regent het driehonderd dagen per jaar. Dat levert 3 500 mm neerslag, meer dan het viervoudige van België. Gemiddeld één dag op zes regent het hier dus niet – zoals vandaag.
Lago Todos los Santos
Even laat El Tronador zich zien, de Bulderende. Met 3 554 m is het de hoogste berg in de wijde omgeving. Zijn Tomez-piek vormt de grens tussen Chili en Argentinië. Zeven gletsjers kleven tegen zijn flanken, maar alle zeven zijn ze op hun retour.
El Tornador
Zijn naam dankt hij aan het gerommel dat geregeld ontstaat als de aarde op zijn hellingen weer eens aan het schuiven gaat of seracs op de gletsjers naar beneden tuimelen. Een gewezen vulkaan is het trouwens, maar zijn laatste uitbarstingen liggen al een miljoen jaar achter ons.
Río Peulla, El Tornador
Kwart na een is het als we in Peulla ontschepen – een niemendalletje te midden van de Andes, met een honderdtal inwoners die zich vooral met veeteelt en toerisme inlaten.
Een bus is beschikbaar, maar we opteren ervoor te voet naar Hotel Natura te trekken. Een kwartiertje de benen strekken in deze prachtige natuur, dat zint ons wel. Maar dat breekt ons zuur op, want we verschijnen als allerlaatsten op het appel in het restaurant – alle anderen hebben de bus genomen. Onze laatste Chileense peso’s gaan de deur uit, want de Argentijnse grens is niet ver meer.
Dan verschijnt Christian ten tonele, onze gids voor de rest van dit traject. En ook een blauwe bus maakt haar opwachting, met Elias aan het stuur. De beste chauffeur van Peulla en omgeving, noemt Christian hem – niet echt een Olympische prestatie lijkt ons dat. Samen met een Duits-Zwitserse groep klimmen we aan boord.
Even na drie zet de bus zich eindelijk in beweging, waggelend over de onverharde weg, voor een rit van 27 km. Welgeteld veertig seconden duurt de rit, vooraleer Elias halt houdt voor een onopvallend gebouwtje. De Argentijnse grenspost is dit, onze papieren moeten gecontroleerd. Even later duikt een vrachtwagen op. Tien bagagecontainers zitten in zijn laadbak vastgesjord. Kennelijk zal hij voor ons uit rijden.
Gauw even onze reispassen opdiepen, checken of we onze Tarjeta Unica Migratoria nog niet verloren zijn en aanschuiven voor een stempeltje in onze reispas.
Gauw even aanschuiven voor een stempeltje in onze reispas? Dat is buiten de waard gerekend
Dat is buiten de waard gerekend. Uit Argentinië is net een grote groep toeristen komen opdagen. Met z’n allen staan ze op de veranda van het gebouwtje aan te schuiven. Inkomende reizigers, dat vergt een pak typewerk, zo blijkt. Bovendien wil de internetconnectie niet altijd goed meewerken.
Bijna half vijf is het als we onze reis voortzetten – met nog drie busritten en twee boottochten voor de boeg. Door een imposant, dicht bebost landschap gaat het stroomopwaarts langs de Río Peulla. De grindweg is in slechte staat, maar kurkdroog.
Kilometers ver lijkt het alsof we door een groene tunnel rijden waar de bus nauwelijks in past. Een voertuig kruisen, dat is hier letterlijk onmogelijk. Gelukkig ontmoeten we geen enkele tegenligger. Zouden ze daar afspraken over maken?
|
|
Andescondor |
Even houden we halt bij de Cascada Las Mellizas. Christian heeft een Andescondor gespot, bijna onzichtbaar hoog boven onze hoofden. Drie meter bedraagt de spanwijdte van de vleugels van deze aaseter, meldt hij fier. Alleen de grote albatros doet het op dat punt beter. Met zijn karakteristieke witte kraag onderscheidt hij zich van de Californische condor.
Dan maakt de Tronador zijn opwachting. Aan de voet van een van zijn gletsjers ontstaat Río Peulla. De rivier voert het gletsjerwater naar Lago Todos los Santos af en bezorgt het meer zijn smaragdgroene kleur.
Vanop een bruggetje wijst Christian ons een watervalletje aan. Onze laatste Chileense waterval noemt hij dat. Niet zonder een zweem van pathos hebben ze dit bruggetje Puente del Despideda genoemd, de Vaarwelbrug.
Het klimmen naar het hoogste punt van de Paso Pérez Rosales kan nu beginnen – van 340 m naar 1 000 m boven de zeespiegel. Af en toe ontwaren we beneden tussen de bomen door de schittering van het spaarzame stroompje van de Río Peulla dat grillig meandert in zijn veel te brede rivierbedding. Als het hier regent, dan moet een voertuig besturen een hel zijn. Zouden we Elias als chauffeur dan toch onderschat hebben?
Paso Pérez Rosales |
|
|
Een dicht woud van torenhoge alerces bedekt de bergkam. Je kan dit bijna met een regenwoud vergelijken, aldus Christian. Indertijd waren deze bomen gegeerd als bouwmateriaal voor de Duitse koloniale woningen in Puerto Varas. Tegenwoordig zijn deze verre neefjes van de sequoia beschermd en mogen ze niet gekapt worden.
Half zes is het als we de top bereiken. Her en der ligt er grote lappen sneeuw tussen de bomen. Technisch zijn we nu in Argentinië. Dat merkt je meteen, want de grindpiste is er aanzienlijk slechter op geworden.
Overigens wordt deze weg ook ’s winters gebruikt, weet Christian. Sneeuwruimers houden de doorgang dan vrij. Het vergt dan wel wat meer tijd om dit traject af te leggen, voegt hij er enigszins overbodig aan toe. Ons respect voor Elias neemt hand over hand toe.
Lago Frías, El Tornador
Een kwartiertje later staan we op de oever van Lago Frías te midden van een abondante groene weelde. Dicht begroeide rotswanden dalen steil als fjorden naar het turquoise water af. Dat smeltwater wordt door de Río Frías uit de gletsjers van de Tronador aangevoerd. Hoog boven onze hoofden draaien enkele Andescondors onvermoeibaar hun rondjes. Er hangt een lichte bewolking, maar het is zonnig.
Een Argentijns grenskantoortje is de enige vorm van menselijke aanwezigheid. Onze koffers zijn al uit de containers gehaald. Steekproefsgewijs worden ze aan een manuele controle onderworpen. Dan gaan ze onder toezicht van Eduardo en Diego via een transportband aan boord van de wachtende catamaran. Diego loopt er opgewekt bij, in een licht hemdje met korte mouwen, alsof hij op het strand van Copacabana flaneert – niet op dat van Lago Frías.
Kennelijk hebben ook Che Guevara en Alberto Granado in 1952 van deze doorsteek door de Andes gebruik gemaakt
Poderosa II – Ernesto “Che” Guevara en Alberto Granado
Ondertussen trekt een paviljoentje met enkele memorabilia onze aandacht. Een Norton 500 staat er, een identieke motor als de Poderosa II, de Machtige, waarmee Ernesto “Che” Guevara en Alberto Granado in 1952 hun fameuze tocht maakten. Zes maanden lang zwierven ze door Zuid-Amerika en legden daarbij twaalfduizend kilometer af. Kennelijk hebben ook zij van deze doorsteek door de Andes gebruik gemaakt. In 2004 bracht de film Diarios de motocicleta hun exploot tot leven.
Eigenlijk hadden ze ons om vier uur al verwacht, legt Eduardo uit, niet pas om zes. Noodgedwongen hebben ze daarstraks de boot die ons naar onze eindbestemming in Bariloche moest brengen, al laten vertrekken. Geen nood, de boot keert terug om ook ons op te pikken, maar dat zal pas omstreeks acht uur zijn.
Even na half zeven vaart onze catamaran af. Een korte vaart wordt het, amper een kwartiertje, want het ovale Lago Frías is slechts vier kilometer lang. Op het kiezelstrandje van Puerto Alegre staan twee bussen en een truck de reizigers en hun bagage op te wachten.
Slechts drie kilometer is het nu met de bus naar Puerto Blest. Daar wordt het een uurtje wachten op de boot. Twee fraaie grijskopganzen zorgen voor wat afwisseling.
Even na acht verschijnt dan toch een grote catamaran om het hoekje, de Gran Victoria. Met gezwinde spoed gaan de koffers op de voorplecht onder zeil. Amper twintig minuten later varen we af. Links schuift Isla Centinela voorbij, het eiland waar Perito Moreno begraven ligt.
In volle duisternis meren we in Puerto Pañuelo aan, de Zakdoekhaven op de oever van Lago Nahuel Huapi. Een goed geoliede machine treedt nu in werking. Een half dozijn genummerde bussen staan er vertrekkensklaar. Geen kwartier vergt het om ruim honderd reizigers met de juiste koffers aan boord van de juiste bussen te krijgen.
Welkom in Argentinië, klinkt het bij Gonzalo, onze derde gids vandaag, terwijl Martín, onze vierde chauffeur vandaag, met bekwame spoed koers zet naar Bariloche. Even na tien dropt hij er ons voor de deur van ons hotel.
Á la carte eten is hier de regel, daar verandert het late uur niets aan. Maar het moet gezegd, de schotels komen snel ter tafel. Graag laten we ons door de Andeskaassoep met pikante garnalen verleiden – een verrassende, maar smakelijke combinatie.
Zondag 12 november | Nahuel Huapi NP
Honderdenvijfduizend inwoners telt San Carlos de Bariloche. Het Zwitserland van Zuid-Amerika, zo noemen ze zich, aldus Gonzalo. Want vele huizen lijken zo uit Zwitserland of Duitsland weggeplukt te zijn.
Een recente trend zijn dan weer de microbrouwerijen, zet hij zijn verhaal verder, terwijl chauffeur Hugo op het verweerde beton van de drukke hoofdstraat de dag inzet. Bijna elke maand gaat er eentje open. Momenteel zijn het er al 35. En naast bier geniet ook de plaatselijke chocolade wijd en zijd faam. Als u het ons vraagt, is Bariloche eerder het België dan het Zwitserland of het Duitsland van Zuid-Amerika.
Vuriloche was de term waarmee de Mapuche aan de andere zijde van de Andes indertijd naar deze regio verwezen. Mensen achter de bergen betekent dat. Bariloche hield er zijn huidige naam aan over.
Inwijkelingen van Duitse, Zwitserse en Italiaanse origine legden de kiem van het alpiene sfeertje in het stadje
Weer was het een Duitser, met name Carlos Wiederholt, die zich hier als eerste westerling vestigde. Dat gebeurde in 1895. Nadien volgden inwijkelingen van Duitse, Zwitserse en Italiaanse origine. Daarmee was de kiem van het alpiene sfeertje in het stadje gelegd.
Formeel vond de stichting van Bariloche pas in 1902 plaats. Toch was het nog wachten op de aankomst van de eerste trein in 1934 vooraleer de stad haar ware boost kreeg. Die spoorlijn verbond Bariloche rechtstreeks met Buenos Aires, een traject van 1 600 km waar je ongeveer veertig uur over deed. Een slopende tocht, dat wel, maar toeristen uit Buenos Aires lieten er zich niet door afschrikken.
In de jaren negentig kwam daar een einde aan. Treinritten over lange afstand bleken onvoldoende rendabel, de Argentijnse overheid schafte ze af. Nu kan je hier enkel nog de wekelijkse trein naar Viedma nemen, de hoofdstad van de provincie Río Negro. Dat is toch nog altijd 800 km hiervandaan. Achttien uur en veel geduld vergt de rit, want onderweg worden de meest onooglijke nederzettingen in de Patagonische steppe met een tussenstop vereerd.
Afgelopen seizoen viel hier zelfs de beste sneeuwval in de laatste twintig jaar te noteren
Bariloche aan de voet van de Cerro Cathedral
Toerisme, daar draait in Bariloche alles rond – niet alleen ‘s zomers, maar ook ‘s winters. Daar zijn de witte sneeuwpieken die achter Bariloche oprijzen debet aan. Het grootste skiresort is dat, niet alleen van Argentinië, maar van heel Zuid-Amerika. Gonzalo wijst in de verte de Cerro Cathedral aan. Zijn vele scherpe pieken geven hem het voorkomen van een gotische kathedraal.
Vooral bij Brazilianen is het skiresort razend populair, maar ook Argentijnen stromen ’s winters massaal toe. Afgelopen seizoen viel hier zelfs de beste sneeuwval in de laatste twintig jaar te noteren. Ook de laagste temperatuur ooit overigens, namelijk – 21 °C. Zelfs op het einde van het seizoen vind je er nog meer dan twee meter sneeuw – een paradijs voor skiërs.
Cerro Cathedral
Maar dat is het niet waarvoor wij gekomen zijn. Gonzalo heeft voor ons het Circuito Grande in petto, een tocht van ruim tweehonderdvijftig kilometer door het Parque Nacional Nahuel Huapi. Het oudste nationaal park van Argentinië is dat, in 1903 door Perito Moreno opgericht. Met zijn oppervlakte van 7 172 km² is het ongeveer zo groot als de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg samen.
La Cuarenta heeft een status die vergelijkbaar is met die van Route 66 in de Verenigde Staten
Het is zonnig en warm vanmorgen, alleen de wind voert wat kilte aan. Heel even volgen we de Ruta 40. Een nationaal icoon is dat, la mítica ruta de Argentina, met een status die vergelijkbaar is met die van Route 66 in de Verenigde Staten. Want La Cuarenta doorkruist Argentinië van het uiterste noorden tot het diepste zuiden. Met 5 191 km is het de langste weg van het land. Zijn hoogste punt ligt 5 000 m boven de zeespiegel – enkel in de Himalaya doen ze beter.
Langs de oever van het meer voert Ruta 40 ons door Dina Huapi, een onopvallend dorpje van bijna vierduizend inwoners. In de taal van de Mapuche betekent dat Deens eiland. Want hier waren het geen Duitsers, maar Denen die zich als eerste westerlingen vestigden. En met veel goede wil kan je er een eiland in zien, zoals het dorpje omsloten is door het meer en twee rivieren. Piepkleine kapelletjes van Guachito Gil duiken weer op langs de weg.
Even later laten we de Ruta 40 links liggen en volgen de Limay door haar brede vallei stroomafwaarts. Een machtige rivier is het, ze voert het kristalheldere water van Lago Nahuel Huapi af naar de Atlantische Oceaan. Onderweg drijft ze vijf waterkrachtcentrales aan. Samen hebben die een vermogen van 4 100 MW, de helft meer dan de vier kerncentrales van Doel samen – voor zover die ooit tegelijkertijd werken.
Als een reusachtig amfitheater omarmt het gebergte een meander van de rivier
Valle Encantado – Limay, Anfiteatro
Niet de rivier, maar een heuse gletsjer heeft deze brede, U-vormige vallei uitgeschuurd. Dat titanenwerk is intussen al 22 000 jaar geleden afgerond. Wat voor fraais dat oplevert, kunnen we met eigen ogen in het Anfiteatro vaststellen. Als een reusachtig amfitheater omarmt het gebergte een meander van de rivier. Wilgen en populieren gedijen goed op de oever, terwijl de kale hellingen het met een steppevegetatie moeten stellen. Her en der bieden grillige rotspartijen weerstand aan de erosie.
Valle Encantado
Ze geven het kale landschap zowaar een exotisch accent, al die populieren langs de rivier. Het zijn dan ook geïmporteerde exemplaren. Want in amper dertig jaar zijn ze volgroeid tot stevige windbrekers, terwijl de lokale cipressen daar gauw zeventig jaar over doen.
Valle Encantado
Valle Encantado noemen ze deze vallei, vanwege haar wonderlijke rotsformaties. Heel even laat een Andescondor zich ver boven onze hoofden opmerken. Hun nesten hebben deze condors in kleine holtes hoog tegen de rotswanden, makkelijk te herkennen aan de witte drekranden onder de opening.
Tot hier deed de uitbarsting van de Chileense Puyehue-Cordón Caulle zich in 2011 voelen. Een aslaag van 25 cm dik sloeg over de streek neer. Noodgedwongen ging de luchthaven van Bariloche dicht. Alle toeristen moesten over de grond geëvacueerd worden.
Lago Trafúl
Waar de Trafúl in de Limay stroomt, slaat Hugo een onverharde weg in en rijden we het Parque Nacional Nahuel Huapi binnen. Stroomopwaarts volgen we nu de snelstromende Trafúl. Dat de sneeuw in de bergen begint te smelten, is te merken – het water in de rivier staat erg hoog.
Oorspronkelijk leefden hier Tehuelche, de reuzen die op de Spanjaarden zoveel indruk maakten. Als nomaden joegen ze op guanaco’s en vogels en leefden ze in grotten. Rotstekeningen tot 2 000 jaar oud zijn daar aangetroffen. Ze stellen jagers voor die achter guanaco’s aanzitten, maar ook abstracte thema’s komen aan bod.
Dat schrijft Gonzalo aan de Conquista del Desierto toe, de meedogenloze campagne van het Argentijnse leger om de steppe te ‘zuiveren’ van indianen
Maar tegenwoordig zal je in Argentinië zeer weinig afstammelingen van Tehuelche aantreffen. Dat schrijft Gonzalo aan de Conquista del Desierto toe, de meedogenloze campagne die het Argentijnse leger tussen 1878 en 1883 voerde om de steppe te zuiveren van indianen. Maar ook alcohol en besmettelijke ziektes die door de Europeanen ingevoerd werden, eisten hun tol.
Met zesduizend hectaren is La Primavera een ranch ongeveer zo groot als de gemeente Kalmthout. Net voldoende dus voor Ted Turner, de oprichter van CNN. Een twintigtal jaar geleden deed hij zichzelf deze farm cadeau. Sedertdien daagt hij elk jaar in april op om wat te vissen. Het water is dan immers op z’n koudst en de vissen zwemmen lekker dicht bij het wateroppervlak.
Ruta 65 |
|
Mirador Del Viento |
Even na twaalf bereiken we Lago Trafúl, op 750 m boven het zeeniveau. Hier is het dat de Trafúlrivier ontspringt. Meer dan driehonderd meren telt Nahuel Huapi, maar enkel in dit meer zal je zalm aantreffen. Die is hier indertijd door Europeanen uitgezet. Ze opteerden voor sebago, een ondersoort van de Atlantische zalm, die zich in zoet water thuis voelt. Want een zalm die meteen naar zee verdwijnt en enkel terugkeert om te paaien, daar heb je als sportvisser niet veel aan.
Lago Trafúl
Geleidelijk klimt de onverharde weg nu boven het meer uit. Zijn naam heeft Mirador Del Viento beslist niet gestolen – je wordt er bijna van je sokken geblazen. Een ijskoude wind is het, met lucht die in het westen tussen de bergen zwaar afgekoeld is en hier tegen de steile klifwand omhoog gejaagd wordt.
Zijn naam heeft Mirador Del Viento beslist niet gestolen – je wordt er bijna van je sokken geblazen
Mirador Del Viento
Maar de winderige klim is de moeite waard. Vanaf een hoogte van 102 m kunnen we het 38 km lange meer bijna in zijn volledige lengte overschouwen. De zon schijnt overdadig, de fletse bewolking is geen partij voor haar. Het ondiepe water aan de oever is zowaar azuurblauw.
Een vijftal kilometer verder duiken enkele huizen op, een strook verharde weg en zowaar zelfs een verhard voetpad. Dit moet Villa Trafúl zijn, een dorpje van 400 inwoners op de oever van het gelijknamige meer.
Toen Nahuel Huapi in 1934 als nationaal park gecreëerd, was dat geen onbewoond gebied. Maar wie er woonde, zag zijn rechten gerespecteerd. Vee houden, een boom omhakken, een eigen woning bouwen, toeristische bungalows neerzetten, … in principe kan het allemaal. Maar de overheid moet er wel op voorhand toestemming voor geven. Landbouw daarentegen is volledig verboden.
De rest van het jaar is houthakken zowat de belangrijkste besogne van de inwoners
|
|
Villa Trafúl - Kerkje |
Villa Trafúl heeft zijn kansen gegrepen. Kom je hier in januari of februari, dan kan je bijna over de koppen lopen. Vanuit Buenos Aires strijken ze in groten getale neer, aangetrokken door de vele outdooractiviteiten – kamperen, vissen, paardrijden, raften, ...
De rest van het jaar is het een vrij rustige bedoening. Houthakken is dan zowat de belangrijkste besogne van de inwoners. Een burgemeester hebben ze niet nodig. Duiken er problemen op, dan worden die in onderling overleg geregeld. In de lagere school verblijven de kinderen van maandag tot vrijdag in het schoolhotel, aldus Gonzalo – een internaat dus.
Alle straten dragen de naam van een vogel. Restaurant Ñancú Lahuén is dan weer naar een bloem vernoemd, meer bepaald de valeriana carnosa, een vlezige valeriaan met medicinale werking. We laten er ons een voortreffelijke zalmforel smaken.
Amper hebben we Villa Trafúl achter ons gelaten, of het asfalt maakt weer plaats voor grind. Gele brem staat langs de piste in bloei. Die is eertijds door Europese inwijkelingen ingevoerd. Dagjestoeristen genieten hier en daar van hun zonnige zondag.
Dichte bossen hebben het decor overgenomen. Een wereld van verschil is het met vanmorgen, toen we ons door een kurkdroog steppelandschap omringd zagen.
Je zou gaan denken dat het kneusjes zijn, deze coihues. Maar niets is minder waar
Coihue (schijnbeuk) |
|
Puerto Arrayán |
De immergroene coihue is hier alomtegenwoordig. Een schijnbeuk is dat, zoals de lenga en de ñire uit Vuurland, maar wel eentje van formaat. Veertig meter hoog kan hij worden, sommige exemplaren zijn 300 jaar oud. Voor meubels en constructiewerk is zijn hout uiterst geschikt, maar hier in het park zijn de bomen beschermd.
Nogal wat bomen liggen geknakt neer door de hevige wind of gewoon van de ouderdom. Je zou gaan denken dat het kneusjes zijn, deze coihues. Maar niets is minder waar. Al meer dan 160 miljoen jaar gaan ze mee. Ze kwamen zelfs voor in Gondwana, het supercontinent waaruit Australië, Afrika en Antarctica tevoorschijn kwamen. Dat verklaart waarom je in Australië, Nieuw-Zeeland en Nieuw-Caledonië verre neefjes van de coihue aantreft.
Lago Espejo
Even voor drie bereiken we Puerto Arrayán. Meer dan een camping aan het westelijke uiteinde van Lago Trafúl is het niet. Een koppeltje grijskopganzen tippelt over het strand. Tot een roofvogel zich hoog boven ons hoofd laat zien. Prompt maken de grijskopganzen zich uit de voeten.
Grijskopgans (v) |
|
Grijskopgans (m) |
Maar het is de arrayán die ons vooral interesseert, de Chileense mirte. Die grillig gevormde, bleekbruine boom zou model gestaan hebben voor het woud waarin Walt Disney het witstaarthertje Bambi tot leven bracht. Gonzalo lacht onze verwachting meteen weg. Verwachten dat je in Puerto Arrayán een arrayán zal zien, is nogal naïef. Daarvoor is het wachten tot Villa La Angostura.
Verwachten dat je in Puerto Arrayán een arrayán zal zien, is nogal naïef
Laagjes as herinneren ons weerom aan de uitbarsting van 2011. Iedereen moest toen een stofmaskertje dragen, herinnert Gonzalo zich. De economische schade was enorm. Vooral het toerisme werd zwaar getroffen. Maar ook de veeteelt kreeg zware klappen. Grazende koeien kregen niet alleen voedsel, maar ook as binnen en stierven bij bosjes. Van wilde dieren daarentegen zijn geen kadavers gevonden. De reden ligt voor de hand – zij konden zich wel uit de voeten maken, in tegenstelling tot hun tamme tegenhangers die opgesloten zaten.
Opvallend veel bamboe groeit her en der in de bossen. De oorsprong daarvan ligt in het tropische tijdperk dat Patagonië 65 miljoen jaar geleden doormaakte. De stokken zijn niet hol van binnen zoals je zou verwachten, maar massief.
Slechts eenmaal in hun leven maken deze bamboeplanten zaadjes aan. Doorgaans gebeurt dat na ongeveer zeventig jaar. Het lijkt wel alsof alle planten in een bepaalde regio daar afspraken over maken. Want ze gaan met z’n allen tegelijkertijd in bloei staan om vervolgens af te sterven. Dat leidt tot velden vol dode bamboestokken, met daartussen nieuwe, jonge plantjes.
Een viertal jaar geleden deed zich dat in Bariloche voor. Bamboeplanten stierven massaal af. Dat had zo zijn onverwachte gevolgen. Want op die gigantische voorraad rottend organisch materiaal kwam een legertje ratten af.
Weliswaar legden die in hun vraatzucht al spoedig het loodje wegens acute boulimie, maar hun korte aanwezigheid volstond om besmettelijke ziekten te verspreiden. Want ze waren dragers van het hantavirus. Aanraking van de ratten of inademing van in de lucht zwevende virusdeeltjes kon volstaan om mensen te besmetten. Epidemische proporties nam dat niet aan, omdat er goddank niet zo heel veel besmettingen waren. Maar wie het ongeluk had besmet te worden, keek tegen een hoge mortaliteitsgraad aan.
Vooral als de ratten ’s winters in een gesloten ruimte gezeten hadden, was het risico groot. Want het hantavirus wist ook zonder ratten in die gesloten ruimte te overleven. Wie zijn zomerverblijf zonder masker betrad, kon dat met zijn leven bekopen.
Wie zijn zomerverblijf zonder masker betrad, kon dat met zijn leven bekopen
Ondertussen klimt Hugo geleidelijk van Lago Trafúl weg. Naast de weg wijst Gonzalo een handvol huizen van Mapuche aan. In Argentinië leven er nog ongeveer veertigduizend, in Chili nog een half miljoen. Vrij kleine mensen zijn het, zeker als je ze met de Tehuelche vergelijkt, de ‘reuzen’ waarvan Magellaan zo onder de indruk was.
Toch hebben noch de Inca’s, noch de conquistadores de kleine Mapuche ooit klein gekregen. Het Argentijns leger daarentegen slaagde daar wel in. Meer nog, tijdens de Conquista del Desierto scheelde het niet veel of de Mapuche waren van de kaart verdwenen. Niet iedereen zag dit overheidsinitiatief als het in beschaving brengen van de steppe. Sommigen spraken ronduit van een genocide op de lokale bevolking. Het ‘veroverde’ gebied werd aan blanke kolonisten gegeven – meestal vriendjes van de regering. Het zou zich tot de graanschuur van Argentinië ontwikkelen en de aanzet leveren tot de gouden jaren rond de eeuwwisseling.
Tot op de dag van vandaag blijft die achterstelling van de Mapuche voortduren, verzucht Gonzalo, terwijl we even na half vier de 930 m hoge top van de pas bereiken. Want vergeefs trachten de Mapuche duizenden hectaren grond van Benetton terug te kopen. Dat land had Benetton in de jaren negentig gekocht om er schapen te kweken.
Santiago Maldonado verdween spoorloos, tot zijn lichaam op 18 oktober in de Chubutrivier aangetroffen werd
In 2016 gingen de Mapuche dan maar tot een bezetting over. Enkele maanden geleden, op 1 augustus, maakte de Gendarmerie daar korte metten mee. Eén van de betogers, Santiago Maldonado, verdween spoorloos. ¿Dónde está Santiago Maldonado? was de vraag die het hele land bijna drie maanden lang in haar greep hield, tot zijn lichaam op 18 oktober in de Chubutrivier aangetroffen werd. Vijfenvijftig experts waren bij de autopsie betrokken, foetert Gonzalo. Toch blijft het hoe en het waarom van zijn dood onopgelost.
Vijf minuten later bereiken we de comfortabele Ruta 40 of de Camino de los Siete Lagos zoals deze strook heet. De weg van de zeven meren dus, want meren hebben ze hier te kust en te keur. Links daagt er daar al eentje van op, Lago Correntoso.
Het waren slimmeriken, de boeren die de estancia in deze vallei bewoonden, weet Gonzalo. Na de uitbarsting van de Puyehue-Cordón Caulle aarzelden ze geen seconde om al hun vee te verkopen. Koeien die zich dood grazen aan vulkanische as, dat is hun niet overkomen.
Mirador Lago Espejo
Even voor vier stoppen we bij Mirador Lago Espejo. Toen Enrique Wolff – de ontdekkingsreiziger, niet de voetballer – hier in 1895 opdaagde, was hij nogal onder de indruk van de perfecte weerspiegeling op het vlakke water. In die mate dat hij met de naam Spiegelmeer op de proppen kwam.
Vandaag valt daar weinig van te merken. Grijze regenwolken hebben het heft in handen genomen en de zon verdreven. De strakke wind heeft het wateroppervlak tot rimpels verschrompeld. Enkele dagjestoeristen zijn aan het kajakken.
Lago Espejo – Bamboe |
|
Villa La Angostura – Quetrihué – Arrayánboom |
Via de Ruta 40 zakken we verder naar het zuiden af. Rechts maakt het vertrouwde Lago Nahuel Huapi zijn opwachting, links Lago Correntoso. Als door een trechter rijden we naar de smalle landengte tussen beide meren, hooguit driehonderd meter breed.
Río Correntoso snijdt dwars door die landengte en verbindt beide meren met elkaar. Een uitstekende plek om te vliegvissen, weet Gonzalo. Inderdaad, in 1948 wist een vrouw hier een forel van zo maar even zestien kilogram te verschalken. Nu lijkt dat voltooid verleden tijd, vissers moeten het stellen met vangsten van hooguit twee tot drie kilogram.
Zo bollen we Villa La Angostura binnen, vijftienduizend inwoners groot, gesticht in 1932. Jardín de la Patagonia noemen ze zich, Tuin van Patagonië, omringd als ze zijn door wouden, meren en bergen. Het alpiene sfeertje dat je ook in Bariloche ervaart, is er tussen de houten gebouwen tastbaar aanwezig. Een menigte toeristen eveneens.
Eindelijk zullen we hem zien, de fameuze arrayán die Disney inspireerde. Gonzalo troont ons mee naar het schiereiland Quetrihué. Plaats van de arrayán betekent dat in het Mapuche. Maar het is een beetje balen – welgeteld één arrayán staat er. Een compleet bos kan je hier ook aantreffen, verzekert Gonzalo ons, maar dat is helemaal op het einde van het schiereiland, meer dan tien kilometer stappen.
Dus zullen we het met dit ene, eerder bescheiden exemplaar moeten stellen
Dus zullen we het met dit ene, eerder bescheiden exemplaar moeten stellen. Een bizarre boom is het, deze Chileense mirte, met zijn gladde, oranjebruine schors, zijn verwrongen stam, zijn grillige takken. Jaarlijks groeit hij amper twintig centimeter, hoger dan 20 m wordt hij nooit. Maar hij kan wel gemakkelijk honderd jaar oud worden. Laat in de zomer verschijnen er mooie witte bloemen tussen het gebladerte. In de herfst komen daar blauwe, eetbare bessen van.
Nog steeds kan je op het strandje van de Bahía Brava vederlichte puimsteentjes oprapen. Na de eruptie van 2011 lag het water van de baai er vol van. Dagjestoeristen zitten op het strand van een rustige zondagnamiddag te genieten. Enkelen staan in het vrij koude water, maar aan zwemmen komen ze niet toe.
Verderop langs het strand ligt hotel Los 3 Mosqueteros. Niets bijzonders, ware het niet dat het door een Belg uitgebaat wordt, Michel Raemdonck. Maar het is diens broer Jean-Pierre, geboren in 1938 in Brussel en in 1960 in deze regio blijven plakken, wiens naam hier tot de verbeelding spreekt. De pionier van de Cerro Bayo noemen ze hem. Dat skioord in de nabijgelegen bergen wist hij in de jaren zestig bijna eigenhandig uit te bouwen. Evident was dat allerminst, want Villa La Angostura was toen nog een zeer afgelegen oord. Zelfs de trip naar Bariloche vergde eertijds vier dagen – te paard.
Zelfs de trip naar Bariloche vergde eertijds vier dagen – te paard. Ons vergt dat welgeteld anderhalf uur
Even na half zes zet chauffeur Hugo de terugrit naar Bariloche in. De zon is intussen weer door de wolken gebroken. Geen vier dagen, maar welgeteld anderhalf uur vergt het ons om via de uitstekende Ruta 40 het zonnige Bariloche te bereiken.
Maandag 13 november | Bariloche – Buenos Aires
Een stralende ochtend is het alweer, met een vrijwel wolkeloze, blauwe lucht. Nog enkele uren resten ons vooraleer we straks naar Buenos Aires zullen terugkeren. Voldoende om heel even Bariloche te verkennen. Te beginnen met het Centro Cívico, het historische centrum van de stad. Een uniek stukje patrimonium is dat, sedert 1987 als nationaal monument erkend.
Bariloche – Centro Cívico
Behaaglijk koesteren de sobere overheidsgebouwen zich in de gulle zon. Een heel aparte stijl is het, die architect Ernesto de Estrada wist te creëren door uitsluitend lokale bouwmaterialen te gebruiken – tufsteen voor de muren, leisteen voor de daken, fitzroyahout voor ramen, deuren en balkonnetjes.
Als we dat willen, kunnen we er met Brenda en Pedro op de foto. Want het alpiene sfeertje wordt hier goed uitgemolken. Samen met hun baasjes staan de twee sint-bernardshonden rustig op fotoklanten te wachten. Het obligate vaatje bengelt onder hun kin – al durven we te betwijfelen dat het brandewijn bevat.
Als we dat willen, kunnen we met Brenda en Pedro op de foto – twee sint-bernardshonden
Sint-bernardshond |
|
Pañuelos blancos |
Helemaal Argentijns zijn dan weer de witte hoofddoeken die overal op het plein geschilderd zijn, in navolging van de Plaza de Mayo in Buenos Aires. Telkens herinnert een naam en een datum aan één van de vele individuele drama’s – Alejandro Almeida 17-06-75, Santana Alcaraz 1976, Mauricio Weinstein 1978, …
Steevast kijken ze naar het oosten, waar ze elke ochtend Antü zien opkomen, de belangrijkste van de Pillán, de goede geesten
Bariloche – Chemamüll |
|
Bariloche – Centro Cívico |
Het plein geeft uit op het meer. Het zachtblauwe water ligt er rustig bij, als een verweerde spiegel die vormen en kleuren een beetje vervaagt. Aan de overkant steken besneeuwde hellingen scherp tegen de diepblauwe lucht af.
In de jaren vijftig wou Juan Perόn op dat eiland in het geheim één van de eerste kernfusiereactoren ter wereld bouwen
Lago Nahuel Huapi – Isla Huemul
Links in de verte kunnen we nog net Isla Huemul ontwaren, het eiland waar Juan Perόn in de jaren vijftig van de vorige eeuw in het geheim één van de eerste kernfusiereactoren ter wereld wou bouwen. Een stukje waanzin, dat handenvol geld kostte en van meet af aan tot mislukken gedoemd was. Tegenwoordig kan je als toerist de ruïnes van de infame installaties bezoeken.
Langs het pad duiken twee houten figuren op. Meer dan levensgroot zijn ze, deze gestileerde voorstellingen van een man en een vrouw. Chemamüll noemen de Mapuche zulke beelden. Steevast kijken ze naar het oosten, waar ze elke ochtend Antü zien opkomen, de belangrijkste van de Pillán, de goede geesten.
Maar de kosmologie van de Mapuche heeft het al lang moeten afleggen tegen het christendom van de missionarissen die hier vanaf de 17e eeuw op het toneel verschenen en vaak de marteldood stierven.
Dat blijkt ten overvloede in de Catedral Nuestra Señora del Nahuel Huapi, indrukwekkend in haar soberheid. Het gebouw is in 1946 opgetrokken, geheel in de stijl van het Centro Cívico, met muren van natuursteen zonder enig pleisterwerk.
Catedral Nuestra Señora del Nahuel Huapi |
|
Glasraam – ‘Indianen’ doden missionaris |
Veelkleurig zonlicht valt overvloedig door de vele eigentijdse glasramen binnen. De voorstelling van indianen die een missionaris doden, ontbreekt niet tussen de taferelen, maar naar soldaten die indianen doden, is het vergeefs zoeken.
Kruisweg – Jezus valt de derde maal |
|
Kruisweg – Jezus sterft aan het kruis |
Eigentijds is ook de hoogst originele kruisweg die de wanden siert. Als Veronica het gelaat van Jezus afdroogt, draagt ze precies dezelfde hoofddoek als moeder Teresa. Als Jezus de derde maal valt, lijkt zijn val gebroken te worden door een man met een brilletje – ongetwijfeld een bekende lokale figuur. Als Jezus sterft aan het kruis, kijken we samen met hem in vogelperspectief op zijn vele volgelingen neer die in wanhoop naar hem opkijken.
In de kerk probeert een bedelares een graantje mee te pikken van de toeristische belangstelling. Maar ze hoort er niet thuis, vinden twee politieagenten. Verbaal proberen ze haar te overtuigen het gebouw te verlaten en buiten haar activiteiten voort te zetten, maar daar lust ze geen pap van. Koppig blijft ze naast de deur zitten, het soebatten valt in dovemansoren. Onverrichterzake druipen de politieagenten af. Geweld blijft gelukkig achterwege.
Koppig blijft ze naast de deur zitten, het soebatten valt in dovemansoren
Een korte rit naar de luchthaven wordt het, amper 13 km. Vanavond om half negen staat er in Buenos Aires onmiddellijk na onze landing een kennismaking met de Argentijnse tango op het programma. Veel tijd op overschot hebben we niet.
Kwart voor drie is het als Lucas en Gonzalo ons op de Aeropuerto Internacional de Bariloche Teniente Luis Candelaria droppen – een hele mondvol voor een bescheiden start‑ en landingsbaan die aan alle zijden door steppe omgeven is.
Vandaag hebben de piloten van Aerolíneas Argentinas in Buenos Aires vergaderd, weet Gonzalo. Een nasleep van de staking op 31 oktober, kennelijk zijn de onderhandelingen nog niet afgerond. Dat raakt onze koude kleren niet, ware het niet dat piloten niet vliegen als ze vergaderen. Een resem vluchten heeft daarom vertraging – waaronder de onze.
Vijf kwartier te laat stijgt de Boeing 737‑800 van Aerolíneas Argentinas boven de steppe uit. Onze kennismaking met de tango kunnen we op onze buik schrijven, flitst het door ons hoofd, terwijl beneden één van de waterkrachtcentrales op de Limay onder ons door schuift.
Jaak Palmans
© 2018 | Versie 2021-11-08 22:40
Lees het vervolg in (7/7)