Zuidkapers op de kust
Argentinië | Anno 2017
Dinsdag 31 oktober | Punta Tombo
Woensdag 1 november | Península Valdés
Donderdag 2 november | Puerto Madryn – Ushuaia
Dinsdag 31 oktober | Punta Tombo
Je steekt er best keien in je zakken, wil je niet van je sokken geblazen worden. De steppen zijn er eindeloos, schraal en leeg. Het kan er bitter koud zijn en verschroeiend heet, stormachtig en windstil, druilerig, zonnig en mistig – en dat alles binnen een tijdsbestek van vierentwintig uur. En toch gaat er een mythische aantrekkingskracht uit van dat gebied – we hebben het immers over Patagonië.
Een reusachtig gebied is het, dit zuidelijke uiteinde van Argentinië en Chili. Met een oppervlakte van 2 780 400 km² staat Argentinië in zijn eentje op nummer acht op de wereldranglijst der grote jongens. Veel zegt dat wellicht niet, maar het land is zo groot als Noorwegen, Zweden, Denemarken, Benelux, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en Portugal samen.
Slechts een derde daarvan noemen we Patagonië. Voeg daar het Chileense deel bij, en je komt op een oppervlakte van ongeveer een miljoen vierkante kilometer voor Patagonië – nog altijd zo groot als Frankrijk en Duitsland samen.
Ongeveer 70 % daarvan bestaat uit eindeloos grasland. Dat vinden wij ongemeen boeiend. Althans de eerste drie minuten. Daarna – geeuw – willen we wel eens iets anders zien.
Eindeloos grasland, dat vinden wij ongemeen boeiend. Althans de eerste drie minuten
Kieskeurig als we zijn, opteren we liever voor de mooiste plekjes in dat onmetelijke land. Dat worden dus hinkstapsprongen van duizend kilometer en meer. Vertrekkend vanuit Buenos Aires zullen we her en der eventjes neerstrijken. Het is alsof we vanuit Oslo vertrekken om Hamburg, München, Nice en Parijs enkele dagen met onze aanwezigheid te vereren en vervolgens naar Oslo terug te keren.
Een piepklein luchthaventje is het, Aeropuerto El Tehuelche in Puerto Madryn, te midden van een landschap zo vlak als een biljarttafel, ruim duizend kilometer ten zuiden van Buenos Aires. Kale, boomloze grassteppen strekken zich in alle richtingen uit, zo ver we kijken kunnen. Een koel briesje streelt onze wangen. Patagonië, daar ben je dan eindelijk.
Opluchting staat op Leoni’s gezicht te lezen als ze ons ten langen leste welkom mag heten, want we hebben behoorlijk wat vertraging door een pilotenstaking. De parkwachters weten al dat we op komst zijn, stelt ze ons meteen gerust. En ook de centrale administratie heeft al toegezegd dat het park straks wat langer openblijft. Want we zijn op weg naar het schiereiland Punta Tombo, waar de grootste pinguïnkolonie van Zuid-Amerika haar vaste stek heeft.
Een dame die van aanpakken weet, deze Patagonische. Door haar aderen stroomt een mix van Spaans en Italiaans bloed, vertrouwt ze ons toe. Aangevuld met een lichte Syrische toets, monkelt ze.
Door haar aderen stroomt een mix van Spaans en Italiaans bloed, aangevuld met een lichte Syrische toets.
Pal zuidwaarts gaat het nu, via de snelle Ruta Nacional 3 door een schraal landschap. Veel heeft deze streek de boeren niet te bieden. Grassteppen vormen nu eenmaal de typische habitat van het grootste deel van Patagonië. Wil je hier schapen kweken, dan heb je minstens anderhalve tot twee hectare grassteppe per schaap nodig. Toch is het de laatste jaren wat groener, aldus Leoni, omdat het wat meer geregend heeft.
Strikt vastgelegd zijn de grenzen van dit enorme gebied niet. Meestal wordt alles wat ten zuiden van de Río Colorado ligt, tot Patagonië gerekend – al rekenen sommigen Vuurland niet mee. Daar wonen dan drie miljoen mensen. Qua bevolkingsdichtheid is Patagonië dus vergelijkbaar met landen zoals Australië en Namibië.
Patagão, zo noemde de Portugese ontdekkingsreiziger Ferdinand Magellaan dit gebied toen hij er in 1520 voor het eerst aan land ging. Dat had alles te maken met de Tehuelche die hij hier ontmoette. Zeer grote mensen waren dat, gekleed in huiden van guanaco’s. Hij noemde hen zelfs reuzen. Vergeleken met de Spanjaarden, die indertijd zelden groter waren dan anderhalve meter, klopt dat ook – de Tehuelche moeten ongeveer twee meter groot geweest zijn.
Maar de populaire beeldvorming sloeg op hol. Fantasten hadden het over mensen van drie tot vier meter groot. En Patagão ging het land der Grootvoeten heten – al betekent pata niet voet, maar poot in het Portugees.
Vele eeuwen zou die mythe standhouden. Pas recent is duidelijk geworden dat Magellaan zich waarschijnlijk door een populaire Spaanse ridderroman uit 1512 liet inspireren. De held neemt het daar op tegen een reus die op een afgelegen eiland leeft. De mensen dragen er dierenhuiden en eten er rauw vlees – zoals de Tehuelche dus. De naam van die reus? Patagόn.
Punta Tombo - Magelhaenpinguïns
Als een lange vinger met artrose, zo steekt Punta Tombo in zee. Waar het spitse schiereiland zijn naam vandaan haalt, is niet meer te achterhalen. Misschien is het een verwijzing naar de graven van Tehuelche die in de heuvels aangetroffen zijn. Of naar de lotgevallen van een Frans schip dat hier zijn vele doden begraven zouden hebben.
Alleszins is dit een plek waar magelhaenpinguïns zich thuis voelen. Met ongeveer een miljoen zijn ze om op deze landengte van drie kilometer lang en enkele honderden meters breed hun nesten te bouwen. Want de bodem van zand, klei en grind die ze hier aantreffen, vinden ze daar uitermate geschikt voor.
Pinguïns, daar associëren wij spontaan sneeuw, ijs en bittere kou mee. Dat klopt van geen kanten
Magelhaenpinguïns
Pinguïns, daar associëren wij spontaan sneeuw, ijs en bittere kou mee. Dat klopt van geen kanten, stelt Leoni. Althans niet voor de pinguïns die tot het geslacht spheniscus behoren. Vier soorten zijn dat, ze somt ze voor de vuist weg op – de magelhaenpinguïns van Argentinië en Chili, de zwartvoetpinguïns van Namibië en Zuid-Afrika, de humboldtpinguïns van Chili en Peru en de galapagospinguïns van de gelijknamige eilandengroep. Die archipel ligt zowaar op de evenaar, zelfs daar vind je dus kennelijk pinguïns.
Op het ijs zal je magelhaenpinguïns nooit aantreffen, wel in een halfwoestijn zoals op de kusten van Patagonië. Daar kan je ze tot op een kilometer van de kust ontmoeten. Bijna zoals schapen, vat Leoni het concept grappig samen.
’s Winters houden magelhaenpinguïns zich in warmere wateren op om zich te voeden. ’s Zomers komen ze dan aan land om zich voort te planten – pakweg van september tot april. Maar het blijven pinguïns. Al te warm mag het dus niet worden. Momenteel is het ongeveer 15 °C. Dat komt door de felle wind die koude lucht uit de Andes aanvoert. Maar in deze tijd van het jaar kan de temperatuur evengoed 28 °C bedragen. Daar heeft zelfs een spheniscus niet van terug. Dus bouwen ze hun nesten onder de struiken of zelfs in tunneltjes. Dat biedt meteen wat bescherming tegen roofdieren.
Zestig kilometer hebben we ondertussen afgelegd sedert ons vertrek in Puerto Madryn. Maar nog steeds is het kleurloze saaiheid troef, buiten in die eindeloze, vlakke halfwoestijn. Gras en lage struiken is letterlijk het enige wat je te zien krijgt.
Daar komt nu verandering in. Heel eventjes maar. Want de bus heeft de afdaling naar de vallei van de Río Chubut ingezet. Die ontspringt in de verre Andes en doorkruist Argentinië over een afstand van 800 km vooraleer zich in de Atlantische Oceaan te storten.
Op de oever van die rivier hebben zich in 1865 enkele honderden kolonisten gevestigd. Voor een keer waren dat geen Italianen of Spanjaarden, maar Welshmen. Trelew, zo noemden ze hun nederzetting – Stad van Lewis, naar hun voorman Lewis Jones. Voordien zwierven hier enkel nomadische Tehuelche rond die van de jacht leefden.
Dankzij de rivier doet Trelew het niet slecht. Dankzij Trelew doet de rivier het niet meer zo goed
Dankzij de rivier doet Trelew het niet slecht. Meer dan honderdduizend inwoners telt de stad nu. Er is wat landbouw en wat fruitteelt – wortelen, sla, kersen, appelen, peren, rode bessen. Maar omgekeerd is het dankzij Trelew dat de rivier het niet zo goed meer doet. Haar naam Chubut, helder water, maakt ze al lang niet meer waar.
Hoe schraal de steppe ook mag zijn, geregeld duiken er schapen op die zich aan het weinige gras te goed doen. Het hele jaar door leven ze in open lucht en eten wat de natuur hun biedt. Water, daarvoor kunnen ze bij kleine windmolens terecht waar grondwater opgepompt wordt.
|
Merinosschapen zijn dit, ze worden tot de beste schapenrassen ter wereld gerekend. Want de wol van hun dichte vacht is van uitstekende kwaliteit, fijn en zacht. Het scheren gebeurt elk jaar in november. Niet alleen de schapenfokker vraagt daarom, maar ook de schapen zelf. Want hun wol stopt nooit met groeien. Dat is het resultaat van eeuwenlange veredeling. Worden de schapen niet geschoren, dan kunnen ze niet meer lopen op hun poten en dreigt oververhitting en zelfs blindheid.
Kwart na vijf is het reeds als we de onverharde weg naar Punta Tombo inslaan. Strikt genomen is dit privéterrein, want deze gronden maken deel uit van Estancia La Perla. Ook het schiereiland waar de pinguïns zich ophouden, behoorde oorspronkelijk tot de schapenfarm. Maar dat heeft de eigenaar ondertussen aan de overheid afgestaan.
Zevenduizend schapen telt deze boerderij. Als elk schaap inderdaad anderhalve tot twee hectare nodig heeft, dan moet dit landgoed bijna zo groot zijn als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Een beetje heuvelachtig wordt het nu, af en toe vangen we in de verte een glimp van de Atlantische Oceaan op. Geregeld komen ons auto’s tegemoet die het park al verlaten.
Terug naar de pinguïns. Zodra de winter er in april zit aan te komen, schudden ze hun veren af en duiken het water in. Met de koude zeestroom van de Islas Malvinas – Leoni bedoelt uiteraard de Falklandeilanden – zwemmen ze tot ze de zuidkust van Brazilië bereiken. Daar worden ze zelfs ter hoogte van Rio de Janeiro opgemerkt – zo maar even drieduizend kilometer hiervandaan.
Al die maanden blijven ze in zee, waar hun voedsel zit. Pijlinktvissen staan op het menu, octopussen, krill en kleine kreeftachtigen. Aan land komen ze niet, want daar hebben ze voorlopig niets te zoeken. Tot het voortplantingsseizoen weer aanbreekt.
Magelhaenpinguïns zijn monogaam, ook over de seizoenen heen. Soms houdt een relatie zelfs een leven lang stand. Veel verschil is er overigens niet tussen een mannetje en een wijfje. Met vijf kilogram zijn mannetjes doorgaans iets zwaarder dan wijfjes die gemiddeld vier kilogram wegen. Voorts hebben mannetjes een iets bredere bek en een meer geprononceerd voorhoofd, maar je moet al een kenner zijn om dat onderscheid te zien.
Eind augustus komen de eerste mannetjes aan land. Meteen zoeken ze het oude nest op en sloven zich uit om het te herstellen en te verfraaien. Een tiental dagen later dagen de wijfjes op. Kieskeurig als ze zijn, inspecteren ze vooraf het nest grondig. Pas als dat helemaal snor zit, kan er aan voortplanting gedacht worden en aan alles wat daarbij hoort.
|
Hoed af voor pinguïns die er in slagen beide jongen groot te brengen
|
In de eerste week van oktober komen daar eieren van – twee per koppel. Meteen neemt het broeden een aanvang. Eerst het wijfje, na enkele dagen neemt het mannetje over. Zo gaat dat in een beurtrol voort, 44 dagen lang. Terwijl de ene partner broedt, gaat de andere voedsel zoeken op zee.
Eens de eieren uitgekomen zijn, worden de kuikens in het nest gevoed. Dat gebeurt met vis die al half verteerd is tot een soort pasta. Amper drie maanden later zijn de kuikens zo groot als hun ouders. Begin februari werpen ze hun donzige babyveren af en laten Hotel Mama voorgoed achter zich.
Toch zullen ook zij elk jaar naar Punta Tombo terugkeren. De eerste jaren enkel om hun veren te verliezen. Pas als ze vier zijn, zullen ze aan hun nageslacht beginnen te werken.
Als het wat meezit, kunnen pinguïns 30 tot 35 jaar oud worden. Maar dat is lang niet vanzelfsprekend. Want vijanden hebben ze bij de vleet – vossen, gordeldieren, wilde katten, caracara’s, roodrugbuizerds, roofmeeuwen, kelpmeeuwen, … Hoed af dus voor pinguïns die er in slagen beide jongen groot te brengen.
Het loopt al tegen zessen als we eindelijk onze wandeling door de Área Natural Protegida Punta Tombo aanvatten. Het is vrij koel, er staat een stevige wind.
Pichi of dwerggordeldier |
|
Guanaco |
Prompt maken enkele pichi’s of dwerggordeldieren zich pijlsnel uit de voeten. Verbazend hoe snel ze op hun korte pootjes tussen de struiken verdwijnen. Met kevers, mieren en schorpioenen voeden ze zich doorgaans, maar een kleine babypinguïn versmaden ze evenmin.
Gaandeweg duiken onder de struiken naast het pad de eerste nesten op. Telkens zit er een pinguïn te broeden op witte eieren iets groter dan een kippenei. Maar onze nabijheid laat hen ijskoud.
Eigenlijk lopen pinguïns dus gehurkt
Zo ver je kijken kan, zie je de zwart-witte lijfjes tussen de struiken waggelen. Dat waggelen komt uit hun lichaamsbouw voort. Staat een pinguïn rechtop, dan bevindt zijn heupgewricht zich lager dan zijn kniegewricht. Eigenlijk lopen pinguïns dus gehurkt.
Minstens zo indrukwekkend als het visuele schouwspel is het allesoverheersende krijsen dat aanzwelt naarmate we naderen. Het geluid van pinguïns is dat, die met wijd opengesperde bek op hun partner roepen. Pal omhoog wijst die bek, terwijl ze heftig met hun vleugels tegen hun lijf staan te flapperen. Zo stuwen ze lucht vanuit hun longen door hun keelgat om hun kreten te produceren.
Op het strand is het een komen en gaan van pinguïns die het water induiken of met hun buit terugkeren. Vaak liggen hun nesten vele honderden meters landinwaarts, soms zelfs meer dan een kilometer. Maar dat lijkt hun niet te deren, rustig waggelen ze naar hun bestemming.
Europese haas
Een schriele Europese haas zit schichtig tussen de pinguïns te knabbelen. Hij is er niet gerust in, geen enkele beweging in zijn omgeving ontgaat hem. In het water rond de rotskust steken enkele zeeleeuwen de kop op.
Ook enkele guanaco’s laten zich opmerken. De wilde variant van de lama is dat. Onbezorgd staan ze te grazen, vijanden hebben ze hier niet te duchten.
Chimango (v)
Vanop een struik bespiedt een chimango haar omgeving. Een mannetje strijkt op haar rug neer. Maar van diens avances moet ze niets weten, hij kan meteen ophoepelen.
Chimango’s zullen voor ons een vertrouwd beeld worden de komende weken. Want deze kleine caracara is de meest verspreide roofvogel in Patagonië. Insecten, kleine gewervelde dieren en aas staan op zijn menu, maar hij durft ook al eens een levende vis van net onder het wateroppervlak te scheppen.
Chimango (m en v)
Aan alles komt een einde. Dat vindt althans de ranger die ons even voor zeven vriendelijk, maar met zachte aandrang naar de ingang begint terug te drijven.
Zeeleeuwen
Lunchen, daar is vandaag niets van in huis gekomen. Half acht is het als Jorge in de bus onze lunchboxen opdiept. Terwijl hij de lange rit aanvat, buigen we ons over een dikke boterham en een klad koude, slappe frieten.
Even voor tien bereiken we het hotel in het kuststadje Puerto Madryn. Het is ondertussen gaan motregenen. Met onze lunch amper verteerd zijgen we in het restaurant neer. Tafelen om elf uur ’s avonds, daar kijkt geen Argentijn van op.
Woensdag 1 november | Península Valdés
De hele nacht door giert de wind fluitend langs de voorgevel. ’s Ochtends hangt een dichte bewolking boven de stad. Zachtjes zwiepen de palmbomen voor het hotel heen en weer in de wind. Het is vrij koud op straat.
Honderdduizend inwoners telt Puerto Madryn tegenwoordig. Dat is niet altijd zo geweest. Een halve eeuw geleden waren er dat nog maar zesduizend. Die steile opgang moet je op de rekening van een groot aluminiumbedrijf schrijven dat zich hier in 1970 vestigde, herinnert Leoni zich.
Sedertdien is aluminiumverwerking de belangrijkste bedrijvigheid in de regio en komt visserij op de tweede plaats. Vis wordt meteen ingevroren en geëxporteerd. Want Patagoniërs hebben het niet op vis begrepen. Rundsvlees is hun ding.
Organiseert een Patagoniër een asado, een barbecue, dan zal hij per persoon minstens een halve kilogram vlees laten aanrukken. Echt vlees, beklemtoont Leoni. Want daarnaast wordt nog eens in stevige porties worstjes, salami, ham en dergelijke voorzien – wat men bezwaarlijk echt vlees kan noemen, nietwaar.
Naast het ‘echte’ vlees wordt nog eens in stevige porties worstjes, salami, ham en dergelijke voorzien
Doorgaans vangt zo’n barbecue omstreeks elf uur in de voormiddag aan, al is dat een rekbaar begrip. Want de rechtgeaarde Argentijn ziet het als zijn burgerplicht om te laat te komen op afspraken.
Vooreerst komen de borrelhapjes aan bod, zoals kaas, ham en salami. Daarna pas worden de vleesmassa’s aangesproken. De hele dag zal dat duren, rijkelijk met wijn overgoten.
Ook toerisme is een belangrijke pijler van de plaatselijke welvaart. En dat is vrijwel uitsluitend aan de nabijheid van Península Valdés te danken, een schiereiland met een spectaculaire dierenwereld – zeeleeuwen, zeeolifanten, pinguïns, orka’s, zuidkapers, …
In 1999 is dat schiereiland als werelderfgoed erkend. Maar dat ging niet zonder slag of stoot. Want het gebied telde een vijftigtal schapenboerderijen en die wilden van geen wijken weten. Vier jaar hebben de palavers met Unesco geduurd. Maar uiteindelijk haalden de koppige Patagoniërs hun slag thuis. De boerderijen bleven waar ze waren, onder strenge voorwaarden weliswaar. Ook een kleine vissersgemeenschap mocht zich handhaven. Zo werd een situatie gecreëerd die uniek is in de wereld – een stukje werelderfgoed waar commerciële activiteiten ontplooid worden. Of een plek waar je schapen tussen pinguïns kan aantreffen.
Een smalle landengte klinkt het schiereiland aan het continent vast – op de kaart lijkt het wel een paddenstoel die als een dikke puist op de kust van Zuid-Amerika groeit. Met een oppervlakte van 3 625 km² is het net iets groter dan de provincie West-Vlaanderen. Maar dan wel met een kustlijn van 400 km in plaats van 65 km.
Punta Pirámides – Zuidkapers
Hoe goed zeehonden, zeeleeuwen en zeeolifanten ook hun best doen, het zijn de zuidkapers die hier de show stelen. Want voor deze walvissen zijn de warme wateren van de baaien aan weerszijden van de steel van de paddenstoel een ideale broedplaats. Elk jaar dagen ze op, helemaal uit de verre Antarctische wateren, om hier tussen juni en december hun jongen te werpen en groot te brengen.
Hoe goed zeehonden, zeeleeuwen en zeeolifanten ook hun best doen, het zijn de zuidkapers die hier de show stelen
Daar komen massa’s toeristen op af, maar van massatoerisme willen ze hier niet weten. Ecotoerisme is de norm. Enkel in Puerto Pirámides bieden ze boottochten aan voor het observeren van walvissen. Slechts zes maatschappijen hebben een vergunning, elk van hen mag slecht één boot tegelijkertijd op het water hebben.
Holenuil
Plots hebben Leoni’s arendsogen een holenuil gedetecteerd. Bijna onzichtbaar tussen de struiken langs de weg zit hij. Graag verschuilt hij zich in het hol van een grondeekhoorn – daar komt zijn naam vandaan. Ratelslangen willen zich daar weleens nestelen. Als er gevaar dreigt, zal de uil daarom vanuit zijn hol ratelgeluiden produceren, alsof er een ratelslang huist. Slim bekeken, want weinig belagers durven de confrontatie met een ratelslang aan.
Terug naar de zuidkapers. Zoals alle walvissen zijn het zoogdieren, warmbloedig en levendbarend dus. Een rugvin hebben ze niet, wel borstvinnen en uiteraard een staartvin. Mannetjes zijn al gauw 14 tot 16 m lang en wegen 60 ton.
Hun familienaam doet wat vreemd aan – right whales of echte walvissen. Alsof er foute walvissen zouden bestaan. Maar dat is ook zo, als je het aan walvisjagers vraagt. Want zuidkapers zwemmen vrij traag en blijven drijven nadat ze gedood zijn. Voeg daar aan toe dat ze meer olie en baleinen bevatten dan andere walvissen, en een walvisjager zal niet meer twijfelen – right whales zijn de juiste walvissen om op te jagen.
Zuidkaper
In tegenstelling tot tandwalvissen zoals orka’s en dolfijnen behoren zuidkapers tot de baleinwalvissen. Ze hebben baleinen aan hun bovenkaak hangen, een beetje zoals gordijnen, liefst 220 aan beide zijden. Daarmee filteren ze het plankton uit het zeewater. Geen plantaardig materiaal zoals algen of blauwwieren, maar zoöplankton – vooral kreeftachtigen.
De grootste baleinen zijn negentig centimeter lang. De versie die Leoni voor ons mee heeft, is wat kleiner. We laten onze vingers over de plaat van keratine glijden en over het baleinhaar aan de zijkant ervan.
We laten onze vingers over de plaat van keratine glijden en over het baleinhaar aan de zijkant ervan
Al die baleinen, daar heb je flink wat plaats voor nodig in je onderkaak. Alleen al de kop van een zuidkaper maakt dan ook ongeveer één vierde van zijn reusachtige lichaam uit.
Schoonheidsprijzen zullen zuidkapers nooit in de wacht slepen, met die spuuglelijke huidwoekeringen op hun kop. Dat unieke patroon is al bij de foetus aanwezig. Met een beetje ervaring kan je er elke individuele walvis aan herkennen. Uiteindelijk zal zich op die eeltbobbels een halve dierentuin installeren – walvisluizen, zeepokken, parasitaire wormen. Fraai is het resultaat allerminst.
Toch blijven het erg makke beesten. Zelfs als tien mannetjes zich met z’n allen rond één wijfje verdringen, zal dat niet tot agressie leiden. Integendeel, ze zullen elkaar helpen om te paren. Want bij zulke kolossen is dat niet zo evident, monkelt Leoni. We proberen het ons voor te stellen.
Wijfjes zijn niet monogaam, ze paren met al wie dat wil. De natuurlijke selectie werkt dus pas op het niveau van de baarmoeder. Voor een mannetje komt het er op aan om zoveel mogelijk van zijn genetisch materiaal te injecteren, kwestie van de zaadcellen van de andere mannetjes in aantal te overtroeven. Dan helpt het als je zaadcellen op grote schaal aanmaakt. Dat de teelballen van een volwassen mannetje samen een ton wegen, is dus geen toeval.
Dat de teelballen van een volwassen mannetje samen een ton wegen, is dus geen toeval
Baren en hun jongen grootbrengen doen de zuidkaperwijfjes in de beschutte baaien van Península Valdés. Dat is de enige reden waarom ze naar hier komen. Want voor het voedsel moeten ze het niet doen. Maandenlang leven de wijfjes uitsluitend op hun blubber, de dikke vetlaag net onder hun huid.
Als de baby dan geboren wordt, is hij meteen vijf meter lang. En elke dag komt daar twee tot vier centimeter bij. Tepels hebben de wijfjes niet, wel een spleet waarlangs ze de moedermelk rechtstreeks in de mond van de baby spuiten. Uiteraard wil dat weleens fout gaan. Geen nood, als de melk onverhoeds in het water belandt, vormt ze een witte brij, vergelijkbaar met yoghurt. De baby plukt zijn wolkje melk dan gewoon uit het water.
Orka’s zijn de enige vijanden van de zuidkapers. Niet dat orka’s een volwassen dier zullen aanvallen, maar baby’s lopen wel degelijk gevaar. Komen ze heelhuids door die fase, dan kunnen zuidkapers tot 70 jaar worden. Al zou recent een skelet gevonden zijn dat 200 jaar oud bleek te zijn.
Ondertussen naderen we de ingang van de Reserva Faunística Península Valdés. Al de hele ochtend doet de zon verwoede pogingen om door het wolkendek te breken, maar dat wil maar niet lukken. Een lichte motregen krijgen we in de plaats.
Vrij recent hebben de walvissen er een onvermoede vijand bij gekregen, gaat Leoni verder, met name de kelpmeeuwen. Vooral in de zuidelijke baai, de Golfo Nuevo, zijn die in groten getale aanwezig. Daar zijn er nu zoveel van, dat ze op zoek moeten naar alternatief voedsel.
Brutaal strijken ze op de rug van walvissen neer als deze aan de oppervlakte zwemmen. Met hun krachtige bek pikken ze door de huid heen en doen zich aan de voedzame blubber te goed. Sommige walvissen vertonen wonden van een halve meter. Dat leidt tot infecties en veel stress.
Met hun krachtige bek pikken ze door de huid heen en doen zich aan de voedzame blubber te goed
Maar er is meer. Terwijl de moeder druk in de weer is om deze pijnlijke aanvallen te ontwijken, krijgt het jong minder borstvoeding. Het fenomeen is voor het eerst in 1996 waargenomen. Sedertdien is het sterftecijfer bij de jonge walvissen gestegen.
Even stoppen we bij het bezoekerscentrum Istmo Carlos Ameghino. Je kan er de schedel van een orka bewonderen, met zijn indrukwekkend gebit, of het geraamte van een babywalvis – slechts elf meter lang.
Maar het zijn de toiletten die we beslist gezien – niet noodzakelijk gebruikt – moeten hebben, beklemtoont Leoni. Want nergens ter wereld vind je toiletten met zulk uitzicht, voegt ze er in lyrische bewoordingen aan toe. En gelijk heeft ze.
De vorm van Isla de los Pájaros zou Antoine de Saint-Exupéry geïnspireerd hebben tot de beroemde tekening van een boa die een olifant verslonden had
Al valt het weidse uitzicht van op de uitkijktoren evenmin te versmaden. In de verte zien we Isla de los Pájaros. De merkwaardige vorm van dat eiland zou Antoine de Saint-Exupéry geïnspireerd hebben tot de beroemde tekening van een boa die een olifant verslonden had – al zagen volwassenen er steevast een hoed in. In zijn woelige loopbaan was de Saint-Exupéry enige tijd directeur van Aeroposta Argentina.
In de baai is het een komen en gaan van walvissen, zet Leoni haar verhaal verder, terwijl Jorge ons via de landengte dieper het park in voert. Dat begint in juni en eindigt in december. 2017 is overigens een recordjaar geworden – in september draaiden hier liefst 788 walvissen hun rondjes. Nu zijn er dat nog 249, waarvan 120 baby’s.
Voor een walvismoeder zit er niets anders op dan te wachten tot haar baby voldoende sterk is, vier maanden lang. Al die tijd heeft ze bijna niets te eten
Met hun kleine longen kunnen baby’s hooguit twintig minuten onder water blijven. Wil je migreren, dan volstaat dat niet, want dan moet je lange tijd onder water kunnen zwemmen om snelheid te halen. Dus zit er voor een walvismoeder niets anders op dan te wachten tot haar baby voldoende sterk is, vier maanden lang. Al die tijd heeft ze bijna niets te eten. Is de baby voldoende aangesterkt, dan begint de lange tocht naar de koude wateren van Antarctica, hier zo’n drieduizend kilometer vandaan – een knap staaltje navigatie. Daar danken ze hun naam zuidkapers aan. Eens ter plekke, zullen ze zich met krill voeden en zal ook de moeder weer aansterken.
Puerto Pirámides
Aan het vlakke pannenkoekenlandschap is een einde gekomen, de weg daalt af naar het kuststadje Puerto Pirámides. Pas in 1900 is het gesticht, toen een industrieel op het idee gekomen was om uit de twee zoutpannen op het schiereiland zout te winnen.
Dat is al lang verleden tijd, tegenwoordig staat het dorpje van iets meer dan 400 inwoners volledig in het teken van de jacht op walvissen – met fototoestellen, wel te verstaan. Dat gebeurt op open boten, blootgesteld aan zon, regen en wind. Maar de zon is vandaag niet van de partij. Dus laten we ons met cape en zwemvest induffelen.
Ecologische haven zonder pier |
|
|
Vermomd als michelinmannetjes trekken we het strand op. Het concept van ecotoerisme indachtig, willen ze hier van een haventje of zelfs van aanlegsteigers niet weten. Enkele boten, een handvol maar, staan op het strand, vertrekkensklaar op trailers. We klimmen aan boord van een boot van Tito Bottazzi en laten ons door een zware tractor het water in duwen.
Zuidkaperwijfje met jong
Amper acht minuten later hebben we prijs. Een zuidkaperwijfje met kalf zwemt dicht bij de boot langs. Met gekromde ruggen komen ze telkens opnieuw aan het oppervlak en verdwijnen dan weer.
Zuidkaper met huidwoekeringen op zijn kop |
|
|
Maar wat we precies te zien krijgen, is aanvankelijk niet goed uit te maken. De pokdalige eeltbobbels op de beide kaken verstoren het plaatje grondig. En de ogen blijven onder water, dat herkenningspunt missen we. Alleen de lange, gesloten spleet van de mond helpt ons om de anatomie te herkennen. Af en toe zijn ook de twee neusgaten zichtbaar, waaruit geregeld een fontein van gecondenseerde waterdamp spuit.
Zuidkaper met neusgaten en huidwoekeringen op de kaken
Speels zijn ze niet. De staartvin krijgen we niet te zien, op een breach is het vergeefs wachten. Dat hoeft niet te verbazen, want ze zijn wellicht gestresseerd. Geregeld probeert een kelpmeeuw op de glimmende ruggen te landen en hakt dan met zijn scherpe bek op hun gevoelige huid in.
Agressieve kelpmeeuw belaagt zuidkapers
Gaandeweg begint het te regenen, daar zijn wij dan weer gevoelig voor. Geen motregen ditmaal, maar dikke regendruppels van het koude, natte type.
Punta Pirámides - Zeeleeuwen
De boot zet koers naar Punta Pirámides, de piramidevormige klippen waaraan het kustdorpje zijn naam dankt. Veel lijkt daar zo op het oog niet te beleven. Tot we de silhouetten van zeeleeuwen ontwaren. Ze liggen er te soezen zoals alleen zeeleeuwen dat kunnen, in een bont kluwen van koppen, vinnen en lijven.
Zeeleeuwen – Dominant mannetje met harem
Een imposant mannetje waakt over zijn harem, de massieve kop steil in de lucht. Zijn weelderige manen doen aan die van een leeuw denken, wellicht dankt hij er zijn naam aan. Tot 350 kg kan een mannetje wegen, meer dan het dubbel van zijn wijfjes.
Zeeleeuw (m)
Zeeleeuwen
Heek, ansjovis, pijlinktvissen en octopussen zijn hun favoriete kostje, maar ze durven weleens achter een pelikaan, een pinguïn of een pelsrob aanzitten. Ook aan land kunnen ze zich dus vrij vlot voortbewegen. Een groot verschil is dat met zeehonden, die er aan land amper iets van bakken.
Zeeleeuwen – Moeder met jong
Jonge zeeleeuw
Zuid-Amerikaanse zwarte scholekster |
|
Zuidpoolkip |
Even na twaalf klimmen we met de bus uit Puerto Pirámides weg. Over een onverharde weg gaat het nu naar Punta Delgada. Daar is het ons om de zeeolifanten te doen. Die zijn er nog, weet Leoni met zekerheid, al loopt het broedseizoen van september tot november en is het dus over zijn hoogtepunt heen.
Punta Delgada
Met zeeleeuwen hebben zeeolifanten geen verwantschap. Met zeehonden des te meer, want zeeolifanten zijn eigenlijk zeehonden in XXL-formaat. Enorme kolossen zijn het, hun naam doen ze alle eer aan. Mannetjes kunnen vier tot zes meter lang worden en drie ton of meer wegen. Wijfjes zijn dan wel drie tot zeven keer kleiner, maar bereiken gemiddeld toch nog altijd een respectabele 750 kg.
Met zeeleeuwen hebben zeeolifanten geen verwantschap. Met zeehonden des te meer
Punta Delgada – Zeeolifanten
Oorschelpen hebben ze niet, achterpoten evenmin, enkel een staartvin. Hun lichaam is vooral op het leven in het water afgestemd, daar voelen ze zich in hun sas. Willen ze zich op het land verplaatsen, dan zit er niets anders op dan moeizaam op hun borstvinnen voort te waggelen. Voor de belangrijkste bezigheden op korte afstand volstaat dat – naar het water terugkeren, een indringer verjagen, achter een wijfje aan zitten. Maar grote verplaatsingen moet je van hen niet verwachten.
|
Nog zo’n typisch kenmerk van zeeolifanten is de slurf, althans bij de mannetjes. Nu moeten we ons daar geen orgaan van een meter of zo bij voorstellen, eerder een dikke bubbel op de snuit. Die fungeert als resonantiekast en levert flink wat extra decibels als ze brullen. Vooral in de paartijd komt dat goed van pas. Met hun machtig gebrul schrikken zwaardere mannetjes eventuele concurrenten bij voorbaat af, zonder het gevecht te moeten aangaan. Maar dat lukt niet altijd. Nogal wat mannetjes houden aan die schermutselingen zware littekens in de halsstreek over.
Zeeolifanten – Mannetje met harem
Eens de strijd gewonnen, gaat het mannetje een harem rond zich verzamelen. Sommige alfamannetjes slagen er in tot 50 wijfjes in één seizoen te bevruchten. De keerzijde van die medaille is dat hij al die tijd op het strand moet blijven om over zijn wijfjes te waken – zonder voedsel, terend op zijn vet. Want er zijn voortdurend kapers op de kust.
Nogal wat mannetjes houden aan die schermutselingen zware littekens in de halsstreek over
Elf maanden duurt de dracht. Eens geboren zal het jong in drie weken tijd tot 160 kg aangroeien. Maar tegen die tijd is zijn moeder alweer bronstig en binnen de kortste keren zwanger. Het vorig jong moet het dan maar zelf uitzoeken. Geslachtsrijpe wijfjes zijn om de twaalf maanden zwanger.
Eenmaal per jaar werpen zeeolifanten hun vacht af. Dat gebeurt in grote stukken. Leoni geeft een stukje vel rond.
Ondertussen is de Salina Grande aan het raam verschenen. Hier was het dat ruim een eeuw geleden de zoutwinning de regio een eerste boost gaf. Het zoutmeer ligt 42 m onder de zeespiegel. Samen met de wat kleinere Salina Chica vormt het de enige oneffenheid in dit eindeloze vlakke landschap.
Bijna ongemerkt is het landschap rondom ons veranderd. Struikgewas zie je niet meer, alleen gras weet zich in deze arme zandgrond nog te handhaven. In de verte duiken de silhouetten van klippen langs de kust op.
Zeeolifant (v) |
|
Zeeolifant (m) met ‘slurf’ |
Zelfs in deze tijden van gps-navigatie zijn die zeventig meter hoge klippen nog steeds te duchten. In die mate dat de handbediende vuurtoren van Punta Delgada dag en nacht operationeel is. Aan de voet van de vuurtoren biedt restaurant De Campo verkleumde bezoekers gezellige warmte, voedsel en drank. Lamsvlees is hun specialiteit. Boven het open vuur hangen twee lammetjes aan het spit te garen. We laten ons het Patagonisch stoofpotje smaken – lamsvlees, wortelen, chips.
Dan gaat het met de bus langs de klippenkust zuidwaarts op zoek naar de zeeolifanten. Een grandioos uitzicht vanaf de hoge klippen over de kustwateren wacht ons daar, met zeewater dat hoog tegen zwarte rotsen opschuimt. Bij het lage tij liggen die deels bloot.
Een steil zigzagpad voert ons door het duinenzand een eind naar beneden. Verscheidene harems hebben op het strand hun stek gevonden. Tien tot twaalf wijfjes zijn dat meestal, die zich telkens rond één mannetje geschaard hebben. In september was er nog een alfamannetje dat zijn aanspraken over een honderdtal wijfjes deed gelden, herinnert Leoni zich. Nu zijn er dat beduidend minder, want zodra een wijfje bezwangerd is, verlaat ze de harem.
Je zou het hun niet geven, die loebassen die daar op het strand liggen te suffen, maar ze kunnen tot twee kilometer diep duiken
Je zou het hun niet geven, die loebassen die daar op het strand liggen te suffen. Maar als ze naar voedsel op zoek zijn, kunnen ze meer dan honderd minuten onder water blijven en tot twee kilometer diep duiken. Alleen walvissen doen hun dat na.
Drie puppy’s zitten wezenloos voor zich uit te staren. Hun moeders hebben hen op het strand achtergelaten. Ze moeten het nu zelf zien te redden. Zo te zien zijn ze van die onaangename vaststelling nog niet helemaal bekomen.
Zeeolifant – Moeder met jong
Onderzoek wijst uit dat de meerderheid van de mannetjes in de loop van zijn leven nooit aan paren toekomt
In het water voor de kust steekt een eenzaam mannetje de kop op. Voorlopig komt hij niet aan land. Ook op het strand liggen enkele eenzaten. Marginale mannetjes noemt Leoni dat. Een vluggertje aan de rand van een harem, als het alfamannetje even niet oplet, dat is alles waar ze op kunnen hopen. Onderzoek wijst uit dat de meerderheid van de mannetjes in de loop van zijn leven nooit aan paren toekomt.
Majestueus zweeft een reuzenstormvogel op lage hoogte voorbij. Met zijn krachtige snavel kan hij zelfs de huid van het kadaver van een walvis openscheuren. Ook enkele kelpmeeuwen laten zich boven het strand opmerken met hun fraaie gele bek met rode stip.
Kelpmeeuwen |
|
Magelhaenscholekster op nest |
Dichterbij zit een magelhaenscholekster op haar nest te broeden. Een prachtige vogel is het, met blauwzwarte kop, gele ogen en een lange, oranjerode snavel – altijd handig om regenwormen en larven uit de modder te pulken.
Magelhaenscholekster
Veel stelt het niet voor, dat nest van de scholekster. Een kleine inzinking in de kiezelgrond, zonder enige opsmuk, met drie eieren daarin. En ze lijkt het nog in de steek te laten ook. Maar dat is maar schijn, want het is haar instinct dat haar dat ingeeft. Onze aanwezigheid, hoe discreet ook, maakt haar zenuwachtig. Door weg te tippelen hoopt ze onze aandacht van haar nest af te leiden.
Merinosschapen
De regen wordt wat feller nu. Dat maakt het ons wat makkelijker om deze unieke plek de rug toe te keren. Over de winderige klippen klimmen we naar de bus terug. Enkele merinosschapen kijken onverschillig toe hoe we de terugreis inzetten.
Merinosschapen |
|
Een twintigtal nandoes staan naast de weg te grazen, enkele honderden meters van ons vandaan. Vliegen kunnen ze niet, deze verre verwanten van de Afrikaanse struisvogel. Lopen kunnen ze des te beter, zo nodig halen ze zestig kilometer per uur.
Nandoes
In feite is dit de kleinere versie van de nandoe, ook wel Darwins nandoe genoemd. Je ontmoet ze vooral in Patagonië. Ze voeden zich met gras, melde en cactusvruchten, al maken hagedissen, kevers en sprinkhanen zich best uit de voeten waar nandoes grazen.
Voor een trio guanaco’s is het even schrikken als de bus nadert, eentje springt zonder aarzelen over de omheining. Guanaco’s laten zich immers niet temmen, evenmin als vicuña’s. Lama’s en alpaca’s daarentegen zijn al meer dan duizend jaar gedomesticeerd.
Een merkwaardige evolutie hebben ze doorlopen, deze kameelachtigen. Ongeveer 45 miljoen jaar geleden zijn ze in Noord-Amerika ontstaan. Pas twee tot drie miljoen jaar geleden arriveerden ze in Azië, waar we hen nu als kamelen en dromedarissen kennen. En nadat de landengte van Panama zich gevormd had, gingen ze ook Zuid-Amerika opzoeken. Daar kennen we ze als guanaco’s, vicuña’s, lama’s en alpaca’s. Maar in Noord-Amerika, hun gebied van herkomst, zal je ze tegenwoordig vergeefs zoeken.
In Noord-Amerika, hun gebied van herkomst, zal je kameelachtigen tegenwoordig vergeefs zoeken
Komt het op voedsel aan, dan zijn guanaco’s de grootste concurrent van schapen. Want ze eten net hetzelfde, maar dan wel drie tot vier keer zoveel. Schapenfokkers zien hen daarom liever gaan dan komen. Bovendien zijn guanaco’s wettelijk beschermd. Ze afschieten mag niet, op een beperkt aantal na, maar dan enkel om de soort in evenwicht te houden. Het vlees van de afgeschoten dieren wordt aan herdershonden gegeven. Ook de boeren eten ervan. Maar vlees of huid van guanaco’s in de handel brengen is strikt verboden.
Toch blijft het een probleem. Ooit zal er iets gedaan moeten worden om de populatie op Península Valdés onder controle te houden. Want de guanaco’s doen het gewoonweg te goed op het schiereiland, mijmert Leoni, terwijl ze haar thermoskan opdiept – theetijd op z’n Argentijns is immers aangebroken.
Thee kennen de Argentijnen amper, mate kennen ze des te meer. De nationale drank is het geworden, deze bittere infusie op basis van yerba mate. Dat kruid wordt in de noordelijke provincie Misiones geteeld. Daar is het klimaat vergelijkbaar met dat van Paraguay waar het goedje vandaan komt. Heelder plantages staan er vol van.
Eerst worden de blaadjes gedroogd en fijngehakt. Dan gaan ze een bekertje in tot dat voor driekwart gevuld is. Daar giet je heet water uit je thermoskan over. Heet water, benadrukt Leoni, geen kokend water, want dan krijg je een erg bittere mate.
Mate drink je niet, je zuigt het op met een bombilla. Een metalen strootje is dat, met een ingebouwd filtertje dat blaadjes en takjes tegenhoudt.
Tussendoor los je alle wereldproblemen op. Want mate drinken is in de eerste plaats een sociale gebeurtenis
Mate drink je niet in je eentje, je drinkt het in gezelschap. Je neemt een slok, je voegt heet water toe en je geeft het bekertje door aan je buurman. En tussendoor los je alle wereldproblemen op. Want mate drinken is in de eerste plaats een sociale gebeurtenis.
Donderdag 2 november | Puerto Madryn – Ushuaia
Voor het hotel staan de palmbomen er op deze windstille ochtend roerloos bij. Langzaam rijst de zon boven de quasi rimpelloze oceaan. Gul strooit ze haar stralen over de fonkelende wateren. In de verte vervagen de silhouetten van twee schepen stukje bij beetje in de laatste ochtendnevels. Vrij dicht onder de kust draait een zuidkaperwijfje geduldig haar rondjes met haar jong, in afwachting van de grote migratie. Hun gladde, gekromde ruggen glimmen in het water.
Puerto Madryn – Golfo Nuevo – Zuidkaper
Een prachtige, zonnige dag onder een open, blauwe hemel zit er aan te komen, daar valt niet aan te twijfelen. De hoogste tijd dus voor ons om naar koudere oorden te vertrekken. Meer bepaald naar Ushuaia, de meest zuidelijke stad van Argentinië.
Puerto Madryn – Golfo Nuevo
Een complexe geologische voorgeschiedenis verwacht je niet meteen van een eindeloze vlakte zoals Patagonië. Toch is dat wel degelijk het geval, legt Leoni uit, terwijl we over mariene sedimentlagen uit Puerto Madryn wegklimmen.
Dat Patagonië ooit van Antarctica losgekomen is en zich aan de rest van Zuid-Amerika vastgeklonken heeft, lijkt wel vast te staan
De Patagonische landmassa is geologisch immers van een heel andere aard dan de rest van Zuid-Amerika. De breuklijn tussen beide situeert zich iets ten zuiden van Río Colorado. Dat Patagonië ooit van Antarctica losgekomen is en zich aan de rest van Zuid-Amerika vastgeklonken heeft, lijkt wel vast te staan. Maar hoe dat precies in zijn werk gegaan is, daar zijn de geologen nog niet uit. Vast staat dat ongeveer 25 miljoen jaar geleden de scheiding met Antarctica definitief was.
Driemaal is Patagonië in recentere tijden door oceanen overspoeld, weet Leoni. Eenmaal door de wateren van wat wij nu de Stille Oceaan noemen, tweemaal door de Atlantische Oceaan. De laatste keer gebeurde dat 7 tot 10 miljoen jaar geleden. Een ondiepe, warme zee was het toen, waar schildpadden, haaien, slakken en schelpdieren zich thuis voelden. Met een tikkeltje weemoed legt Leoni de link met haar recente vakantie in Thailand. Daar zag ze in de tropische wateren de dieren die ze hier enkel als fossiele vondsten kent.
Kapelletjes van Gauchito Gil
Ondertussen voert Jorge ons naar de luchthaven in Trelew, zo’n zestig kilometer bezuiden Puerto Madryn. Amper hebben we de RN 3 vervoegd, of een amalgaam van rode kapelletjes duikt naast de weg op. Binnenin wemelt het van de votiefbeeldjes. Ze zijn daar geplaatst uit dankbaarheid voor genezing of voor een smeekbede die verhoord is.
Een straatarme gaucho die het op het einde van de 19e eeuw tot volksheilige schopte – zeer tot ongenoegen van de gevestigde kerk
Dergelijke heiligdommetjes tref je in Argentinië overal langs drukke wegen aan, legt Leoni uit. Ze zijn aan Gauchito Gil gewijd, een straatarme gaucho die het op het einde van de 19e eeuw tot volksheilige schopte – zeer tot ongenoegen van de gevestigde kerk.
Zijn carrière begon vrij onopvallend, als gaucho op een estancia. Maar hij werkte zich in nesten door iets te dicht rond de rokken van de vrouw des huizes te fladderen. Hij kon net op tijd de benen nemen en zocht dan maar zijn heil bij het Argentijnse leger. Maar dat zinde hem uiteindelijk niet en weer muisde hij ervanonder.
Rijken beroven en armen helpen en beschermen werd zijn nieuwe dada. Als vogelvrijverklaarde bouwde hij zich gaandeweg een Robin Hood-reputatie op. Er werden hem zelfs wonderbaarlijke genezende krachten toegeschreven.
Desertie, daar kon de Argentijnse overheid niet mee lachen. Op 8 januari 1878 kregen ze de wilde weldoener te pakken, hingen hem ondersteboven in een boom en sneden hem brutaal de keel over. Het bloed dat toen rijkelijk vloeide, zou de inspiratiebron worden voor de rode kleur van de kapelletjes.
Kapelletjes van Gauchito Gil |
|
Maar het volk bleef Gauchito Gil vereren. Nog steeds is zijn graf een populair bedevaartsoord. Elk jaar dagen er op 8 januari meer dan honderdduizend gelovigen op. Overal in het land ontstonden kleine heiligdommen langs belangrijke verkeersaders. Truckers claxonneren even als ze zo’n kapelletje passeren. Zo verzekeren ze zich van een veilige reis.
Zonder te claxonneren zet Jorge de reis door het vlakke landschap verder. Een landschap dat overigens een van de belangrijkste vindplaatsen ter wereld is van fossielen van dinosauriërs.
Zeven wetenschappelijke expedities later stond het vast dat men zes skeletten van de grootste dinosauriër ooit te pakken had
Niet zo lang geleden, in 2008, stootte een zekere Aurelio Hernández per toeval op een bot van een dinosauriër. Dat gebeurde in de buurt van La Flecha, ongeveer 250 km ten westen van Trelew. Prompt riep hij er een stel paleontologen bij, want de man was voldoende bij de pinken om het belang van zijn vondst meteen in te zien. Zeven wetenschappelijke expedities later stond het vast dat men zes skeletten van de grootste dinosauriër ooit te pakken had – 37 m lang, 18 m hoog, 70 ton zwaar.
Trelew – Patagotitan Mayorum
Pas in 2017 kreeg de kolos zijn naam – Patagotitan Mayorum. Die verwijst naar Patagonië en naar de titanische afmetingen van het dier, maar ook naar de vindplaats op het landgoed van de familie Mayo. De gigant moet 101 miljoen jaar geleden geleefd hebben en wordt tot de sauropoden gerekend, de plantenetende dinosauriërs met hun lange nek. Qua afmetingen verhoudt hij zich tot de welbekende tyrannosaurus rex zoals een olifant tot een leeuw – vele malen groter dus.
Een levensgrote replica aan de kant van de weg moet dat alles een beetje in de verf zetten. Ernaast kijken is schier onmogelijk. Een immens beest moet het geweest zijn, die Patagotitan Mayorum. Moeiteloos kan een volwassene onder zijn buik gaan staan zonder die aan te raken. Om van die eindeloze nek nog maar te zwijgen.
In de luchthaven nemen we afscheid van de rustige Jorge en de immer enthousiaste Leoni. Niet veel later hijst de Boeing 737 van Aerolíneas Argentinas zich de lucht in op weg naar het diepe zuiden.
Jaak Palmans
© 2018 | Versie 2021-11-08 11:48
Lees het vervolg in (3/7)