Om nooit te vergeten
Rwanda | Anno 2016
Vrijdag 22 juli | Kinigi – Kigali
Vrijdag 22 juli | Kinigi – Kigali
Burgeroorlogen. Kindsoldaten. Honderdduizenden doden. Onnoemelijke wreedheden. Nog steeds is dat het imago waarmee Oeganda en Rwanda in het westen te boek staan. Maar ondertussen liggen die gebeurtenissen al meer dan twintig jaar achter ons. Niet één keer zijn we de afgelopen weken met een verwijzing naar dat afschuwelijk verleden geconfronteerd. Daar zal vandaag op dramatische wijze verandering in komen. Eén van de belangrijkste gedenkplaatsen van de Rwandese genocide staat straks op het programma. Het is dan ook met gemengde gevoelens dat we even voor zeven onze laatste rit inzetten.
Daar zal vandaag op dramatische wijze verandering in komen
De duizend meter lager gelegen Rwandese hoofdstad Kigali is onze bestemming, zo’n 120 km hier vandaan. Het getande silhouet van de Sabyinyo zit achter de grijze wolken verscholen, alsof de vulkaan zich schaamt voor wat komen gaat.
Via de RN4 gaat het zuidoostwaarts. Voetgangers en fietsers, het wemelt er van langs de weg, maar gemotoriseerd verkeer valt er amper te bespeuren. Langzaam haasten kinderen in schooluniform zich naar hun school. Met sierlijke elegantie torsen vrouwen in kleurrijke kleding de meest uiteenlopende vrachten op hun hoofd – manden boordevol tomaten, bundels sprokkelhout, lange stokken suikerriet, bladeren van aardappelplanten. Die bladeren vormen in feite het plantgoed, legt Richard uit. Bij zoete aardappelen plant je immers de bladeren, pootaardappelen heb je niet nodig.
Moeiteloos manoeuvreert een fietser met twee kanjers van houten zitbanken op het bagagerekje door het drukke verkeer. Op een vélo-taxi heeft een vrouw in amazonezit plaatsgenomen – haar bagage op de schoot, haar kind op de rug. Sommige fietsen lijken het bijna te begeven onder de groene matoke – vaak drie tot vier trossen in één keer.
Half acht is het als de uitstekende geasfalteerde weg ons door Rusenge voert. Stroomopwaarts gaat het nu, door een vruchtbare vallei, met akkertjes en terrasjes die zich moeiteloos aan de steilste hellingen hechten. Steeds hoger klimmen we uit de vallei weg, hoger nog dan alle nevelige heuvels in de verre omgeving. Helemaal boven op de pas is Gakenke Genocide Memorial opgericht. Eén van de honderden, zo niet duizenden grote en kleine gedenkplaatsen is dat, verspreid over het ganse land, waar de gedachtenis aan die honderd infame dagen in de lente van 1994 levendig gehouden wordt.
Nyabarongovallei
Weer neemt de drukte op de weg hand over hand toe. In Gakenke is er immers een markt. Van heinde en verre komen ze er aan, marktgangers beladen met alle denkbare vrachten. Kilometers ver reikt de gestage mensenstroom, drentelend langs de boorden van de weg.
Maar dat raakt de koude kleren van de chauffeurs van Kigali Coach niet. Als gekken racen ze naar beneden, hun busjes afgeladen vol met schoolkinderen, voortdurend auto’s inhalend, zelfs in de scherpste, meest onoverzichtelijke bochten.
Nyabarongovallei
Heuvel op, heuvel af bollen we door dit land der duizend heuvels. Een beetje trager dan voorheen weliswaar, want sneller dan 50 kilometer per uur gaat het niet meer met Davids jeep – een defect onderdeel, zo luidt het.
Beneden meandert de chocomelkbruine Nyabarongo traag door de brede vallei. Een idyllisch tafereel, ware het niet dat de naam van de rivier onlosmakelijk verbonden is met de vele lijken die er tijdens de genocide in dreven. Van die slachtoffers konden er 755 geïdentificeerd worden. Hun namen prijken op het gedenkteken dat enkele maanden geleden in Kigali ingehuldigd werd, op de oever van de Nyabarongo.
Nyabarongo
Even voor half tien rijden we het hectische Kigali binnen. De zon heeft er vrij spel, enkele hoge cirruswolkjes vormen geen belemmering voor haar gulle stralen. Als een lappendeken van rode daken en bleke muren dijen de wijken van de hoofdstad in alle richtingen over de heuvels uit.
Van voetgangers is er amper nog sprake. Druk gemotoriseerd verkeer heeft de straten volledig in zijn greep – auto’s, jeeps, taxi’s, vrachtwagentjes. En motorfietsen, heel veel driftig manoeuvrerende motorfietsen. Vanop de straathoeken kijken twee tot drie gewapende militairen op al die drukte toe.
Maar Kigali is nu even onze bestemming niet. Richard zoekt meteen de RN15 op, die ons verder zuidwaarts voert. We klimmen uit de stad weg en passeren de site van het Memorial Genocide Nyanza. Ongeveer vijfduizend vermoorde Tutsi liggen daar, ondergebracht in vier massagraven. In de technische school van Don Bosco hadden ze hun toevlucht gezocht, maar de Belgische soldaten die hen zouden beschermen, werden teruggetrokken na de brutale moord op tien Belgische para’s.
Vooral Tutsi leven hier, legt Richard uit, terwijl we de gruwelijk vredige Nyabarongo kruisen. We naderen Nyamata, een druk, levendig stadje. Richard slaat rechts een aarden weg in. Kwart na twaalf is het als we halt houden voor de kerk van Nyamata – tegenwoordig de Nyamata Genocide Memorial Site.
Nyamata Genocide Memorial Site (voormalige kerk van Nyamata)
Rachel zal ons rondleiden. Van welk land we zijn, wil ze eerst weten. België dus. Schijnbaar onbewogen incasseert ze dat antwoord. Maar haar lichaamstaal kan het niet verhullen – België heeft hier nog veel goed te maken.
Schijnbaar onbewogen incasseert ze dat antwoord
Een genocide als die van 1994 komt niet uit de lucht vallen. Rachel begint haar verhaal dus in 1885, op de Conferentie van Berlijn, waar Westerse mogendheden naar eigen goeddunken Centraal-Afrika opdeelden. Met de volkeren die er woonden, werd geen rekening gehouden – die zouden achteraf wel vernemen wiens kolonie ze voortaan waren. Duitsland kreeg onder meer Rwanda in de schoot geworpen, maar moest dit na de eerste wereldoorlog aan België afstaan.
Duitsland had het gebied als een protectoraat bestuurd. België maakte er meteen een kolonie van en paste de politiek van verdeel-en-heers toe. De Tutsi-minderheid werd gefavoriseerd, de Hutu-meerderheid werd onderdrukt.
In 1936 voerden de Belgen de Rwandese identiteitskaart in. Als allereerste item stond daar je etnische herkomst op vermeld – Hutu, Tutsi, Twa. Een eenvoudige administratieve maatregel, waarvan de verschrikkelijke gevolgen pas dertig jaar later tot uiting zouden komen.
Vanaf de jaren vijftig kreeg het onafhankelijkheidsstreven wind in de zeilen, zoals elders in Afrika. In Rwanda leidde dat in 1962 tot de onafhankelijkheid. De Hutu kwamen aan de macht, het koningschap werd opgedoekt, de Tutsi-elite maakte zich pijlsnel uit de voeten.
Een anti-Tutsi-sfeer daalde over het land neer. Tutsi werden systematisch gediscrimineerd. Jobs bij het leger of bij de overheidsadministratie werden hun onthouden. Voor het hoger onderwijs werd een verdeelsleutel van 95/5 in het voordeel van de Hutu gehanteerd.
Vanuit het buitenland bleven Tutsi-guerrillagroepen ondertussen het land bestoken. Represailles op Tutsi in het binnenland waren het voorspelbare gevolg. Tien‑ tot vijftienduizend Tutsi lieten het leven. Een meerderheid van de Tutsi die wisten te ontkomen, vluchtte naar het buitenland.
De plaatselijke volkeren zouden achteraf wel vernemen wiens kolonie ze voortaan waren
Toen Tutsi in het begin van de jaren negentig uit Oeganda naar hun land begonnen terug te keren, zagen de Hutu dat niet zitten. Ze wierpen wegversperringen op en controleerden de identiteitskaarten. Hutu lieten ze ongemoeid, Tutsi werden omgebracht, aldus Rachel. Waarmee ze een beetje voorbijgaat aan het feit dat ondertussen ook het RPF van Paul Kagame, Tutsi en huidig president van Rwanda, gewapenderhand de grens overgestoken was.
Beetje bij beetje werd de genocide door de Hutu voorbereid. Milities zoals de Interahamwe werden door de overheid getraind en bewapend. Vrije radio’s zoals RTLM gingen een sinistere rol spelen en tot haat en geweld oproepen.
Toen op 6 april 1994 het vliegtuig van Hutu-president Habyarimana neergeschoten werd, was het hek dan ook van de dam. Een genadeloze volkerenmoord barste los, binnen honderd dagen zouden naar schatting 800 000 Tutsi en gematigde Hutu gedood worden.
Amper één dag later reeds hadden tienduizend Tutsi hier in Nyamata hun toevlucht gezocht. Aanvankelijk in het kerkgebouw, waarvan ze dachten dat het onschendbaar was. Later ook op het terrein rondom, toen de kerk vol zat.
Op 13 april verschenen militairen op het toneel. Eerst gingen ze met hun machetes de vluchtelingen op het terrein buiten de kerk te lijf. Dan wendden ze zich tot de kerk zelf. De toegang was met het stevige, zwartmetalen hek afgesloten waar we nu voor staan. De aanvallers wierpen granaten naar binnen, forceerden het hek en doodden iedereen die nog leefde met hun machetes. Als bij wonder zouden acht personen de slachting overleven.
Drie maanden lang zouden de stoffelijke resten daar blijven liggen. Vandaag staat de kerk nog steeds overeind, maar zijn de lichamen in een massagraf achter de kerk geborgen. Binnen zowel als buiten zijn op de muren nog steeds honderden kogelgaten zichtbaar. Op het plafond zijn de sporen van granaatscherven bewaard gebleven.
Bedeesd schuifelen we de kerk binnen. Altaar, tabernakel en doopvont zijn zwaar beschadigd. Het altaarkleed vertoont nog de sporen van bloed. Vale kleren van slachtoffers liggen in trieste hoopjes op de houten zitbanken gestapeld. Onwillekeurig komen ons gelijkaardige beelden uit Auschwitz voor ogen.
Na de genocide is aan de kerk een crypte toegevoegd. Een honderdtal schedels liggen er onder een glazen schrijn opgebaard, de sporen van machetes prominent aanwezig. Onwillekeurig komen ons gelijkaardige beelden uit het Cambodjaanse Tuol Sleng voor ogen.
Die waren speciaal voor deze klus uit Kigali naar hier afgezakt
Een eenvoudige doodskist staat er ook, afgedekt met een wit laken en een sober houten kruis. Daar rusten de stoffelijke resten van één van de vrouwen die slachtoffer waren van die andere oorlogsmisdaad – veelvuldige verkrachting door de soldaten. Alsof dat niet volstond, werd ze gespietst. Via haar vagina werd een houten stok tot aan haar schouders haar lichaam in gedreven. Hier vertegenwoordigt ze de vele, vele vrouwen die slachtoffer werden van gelijkaardige wreedheden.
Graf van zuster Tonia Locatelli
Daarmee is ons gruwelparcours niet ten einde. Rachel troont ons mee naar de achterkant van de kerk. We passeren het graf van zuster Tonia Locatelli. Twee jaar voordien reeds had zij de tragedie zien aankomen. Het was haar immers niet ontgaan dat in de omgeving van Nyamata steeds meer Tutsi vermoord werden. Dat ze daar de internationale pers over informeerde, werd niet door iedereen geapprecieerd. Op 9 maart 1992 werd ze door leden van de Interahamwe vermoord. Die waren speciaal voor deze klus uit Kigali afgezakt.
Crypte met massagraf voor bijna 50 000 slachtoffers van de genocide
Rachel opent één van de luiken van een ondergrondse kelderruimte. Een trap leidt naar een schaars verluchte en verlichte ruimte. Niet iedereen heeft de moed nog om er in af te dalen. Langs de smalle gang staan kisten hoog opgestapeld, sommige schedels en botten liggen er open en bloot. Elke kist bevat de stoffelijke resten van een twintigtal slachtoffers. In totaal zijn in deze massagraven 45 308 slachtoffers geborgen – in Nyamata of elders in de wijde omgeving brutaal afgemaakt.
Nog steeds leven in dit land moordenaars en familieleden van hun slachtoffers naast elkaar
Nog steeds leven in dit land de moordenaars en de familieleden van hun slachtoffers samen in dezelfde dorpen, in dezelfde wijken, in dezelfde straten, bevestigt Rachel.
Terug in de kerk dringt ze er op aan in het gedenkboek een notitie achter te laten. Een verzoek waar we onmogelijk aan kunnen voorbijgaan. We are deeply impressed by this site. We sincerely hope the remembrance of these events and the conservation of this site will contribute to a world where this won’t happen again. Uiterst naïef, uiteraard. Maar toch.
Twaalf uur is het als we Hôtel des Mille Collines in Kigali bereiken – het hotel van de film, het hotel waar indertijd 1 268 begoede Tutsi een veilig onderkomen vonden. Het oude, iconische hotel is er niet meer. De plek is gerenoveerd, en kennelijk een super-de-luxe pleisterplek geworden voor expats.
Veiligheid wordt hier bloedernstig genomen. Een spiegel wordt onder de jeeps gerold om het chassis grondig te inspecteren. Zowel de bezoekers als hun bagage moeten de röntgencontrole ondergaan vooraleer het hotel te betreden.
Het ogenblik van afscheid zit er aan te komen. Dat Oeganda en Rwanda fantastische bestemmingen zijn, dat het veilige landen zijn, dat toeristen er meer dan welkom zijn en dat we straks in België deze boodschap luid moeten verkondigen aan al wie het horen wil – Richard en David kunnen het niet krachtig genoeg bepleiten. Hun bewogen oproep klinkt als een verre echo van Stephens pleidooi in Bwindi. Bij wijze van souvenir hebben ze voor elk van ons een gorillaatje mee.
Hôtel des Mille Collines kijkt uit over Kigali
Even voor twee zetten we onze laatste rit in, naar de luchthaven ditmaal. Twee van de drie toegangswegen zijn er afgesloten, kennelijk om veiligheidsredenen. Alle voertuigen worden naar één toegangsweg verwezen, waar een grondige controle plaatsvindt. Een hond snuffelt rond de jeep, militairen in kogelvrije vesten controleren de documenten, gluren langs de ramen binnen, openen de koffers van de auto’s.
Half drie is het als we voor het luchthavengebouw definitief afscheid nemen van Richard en David, professionals in woord en daad. Morgen zullen ze naar Kampala terugkeren, een rit van 600 km over een comfortabele asfaltweg.
Reispassen en vluchtdocumenten worden tot tweemaal toe gecontroleerd, vooraleer we zelfs maar het luchthavengebouw kunnen betreden. En dan loopt het mis. Bij de incheckbalie blijken onze namen niet eens op de passagierslijst voor te komen. Flink wat palaver vergt het – en lichte druk naar verluidt – maar anderhalf uur later zitten we goed en wel in de inscheepzone en even na vijf stijgen we op.
Jaak Palmans
© 2016, 2017 | Versie 2022-02-25 15:00