Wij zijn de indringers
Botswana | Anno 2014
Maandag 14 juli | Hwange – Kasane
Maandag 14 juli | Hwange – Kasane
Ontiegelijk vroeg – kwart over vijf – hijsen we de benen naast het bed. Met driehonderdvijftig kilometer voor de boeg wil Robert er al vroeg de beuk in zetten. Robert is niet alleen onze chauffeur, maar ook onze gids. Veertien dagen lang loodst deze Zimbabwaan ons vakkundig door het grensgebied rond het vierlandenpunt tussen Zambia, Zimbabwe, Botswana en Namibië.
Het heeft wat voeten in de aarde vooraleer de bagage, de koelboxen, de ontbijtpakketten en de passagiers hun plaats gevonden hebben in de twee jeeps. Met vijf laagjes textiel om het lijf, een deken over de schouders, een hete waterkruik in de schoot en een portie havermoutpap in de maag kan de ochtendlijke winterkou op de open jeep ons niet deren. Hopen we. Dat een zeil achter de stuurcabine de ijzige wind een beetje afblokt, is ook mooi meegenomen.
Kwart voor zeven is het als Alec eindelijk het gaspedaal intrapt en Bomani Tented Lodge achter zich laat. Over de zanderige pistes gaat het noordwaarts op zoek naar de asfaltweg waar we onze Toyota Coaster XJ drie dagen geleden ter hoogte van Halfway House achtergelaten hebben. Zestig ijskoude kilometers zijn dat. Veel te langzaam rijst de zon boven de oostelijke horizon, maar haar warme stralen maken stukje bij beetje het verschil.
Anderhalf uur later bereiken we Halfway House. Vlotjes gaat de bagage de aanhangwagen van de Coaster in. Om twintig voor negen vat Robert de rit van bijna driehonderd kilometer aan. De uitstekend geasfalteerde A8 voert ons westwaarts door deze verre uithoek van Zimbabwe op zoek naar de grens.
Oorlogen zijn er in Botswana nooit geweest, wat fauna en flora ten goede kwam – in tegenstelling tot bijvoorbeeld Namibië
Ondertussen laat Robert zijn licht op onze volgende bestemming schijnen – Botswana en het nationaal park van Chobe. Dat park beslaat een oppervlakte van 10 590 km² in de noordoosthoek van Botswana, wat overeenkomt met een derde van België. Oorlogen zijn er in Botswana nooit geweest, wat fauna en flora ten goede kwam – in tegenstelling tot bijvoorbeeld Namibië. Nog steeds doet het land er alles aan om zijn natuurlijke rijkdom te beschermen.
In 1966 werd Botswana onafhankelijk. Het land van de Tswana is nog maar aan zijn tweede president toe, een zoon van de eerste president. Een erfelijke dynastie lijkt dus in de maak. Kort na de onafhankelijkheid werden er diamanten gevonden, tot grote droefenis van de Britten, de voormalige koloniale heersers.
De kleurrijke vorkstaartscharrelaar die we zo vaak in het nationaal park van Hwange bewonderden, is Botswana’s nationale vogel, de zebra het nationale dier. Een horizontale zwarte streep omgeven door twee dunne witte strepen op een blauwe achtergrond, dat is de vlag van Botswana. Die kleuren staan respectievelijk symbool voor de bevolking, de vrede en de regen. Zo belangrijk is regen voor Botswana, dat ze er hun munt, de pula, naar vernoemd hebben. Eén pula telt 100 thebe, wat dan weer druppel betekent. Dat een pula ongeveer 8 eurocent waard is, is weinig relevant voor ons. We zullen immers steeds in Amerikaanse dollar betalen.
Engels is hier de voertaal, maar ook Tswana is algemeen gangbaar. Willen we een goede beurt maken, dan begroeten we een man met turmerra ra en een vrouw met turmerra ma – wat telkens goedendag wil zeggen.
Met een oppervlakte van 581 730 km² is Botswana een beetje groter dan Frankrijk. Een toegang tot zee heeft het land niet. Toch mag het zich rijk noemen. Zijn inkomsten haalt het uit diamanten, veeteelt en toerisme. Robert vertraagt even voor een controlepost van de politie, maar ze laten ons ongemoeid.
Zo belangrijk is regen voor Botswana, dat ze er hun munt, de pula, naar vernoemd hebben
Zoals in de buurlanden is polygamie in Botswana toegestaan. In hun drang om hun macht te etaleren, nemen sommige mannen vijf tot zes vrouwen. Dat de overheid dit haantjesgedrag probeert te ontmoedigen, heeft alles met de verspreiding van hiv te maken. Een kwart van de bevolking tussen 15 en 49 jaar is drager van het virus, alleen in Lesotho en Swaziland is de toestand nog erger.
Mannen willen wel veel vriendinnen binnen handbereik hebben, maar trouwen, hola, dat is andere koffie. Botswaanse vrouwen zijn immers sterke vrouwen, weet Robert. Mannen huiveren bij het idee een pantoffelheld te worden. Zelf is Robert voor de methodische kerk van Zimbabwe getrouwd. Met één vrouw, haast hij zich er aan toe te voegen. Drie kinderen heeft hij.
Bij de volgende politiecontrolepost hebben ze het niet meteen op ons begrepen. De bus moet aan de kant, we moeten met zijn allen uitstappen, de aanhangwagen moet open. De inhoud van de koffers willen ze inspecteren. Waar ze naar op zoek zijn, wordt maar geleidelijk duidelijk – wapens. Na veel palaveren halen ze bakzeil. Alle koffers blijven dicht.
In het mijnstadje Hwange tanken we. Ondertussen zijn de meeste textiellaagjes afgepeld, het wordt weer warm in de bus. Net voor Victoria Falls slaan we links af. Dwars door Zambezi National Park gaat het nu westwaarts. Ook al loopt de weg er doorheen, het park behoort aan de dieren, beklemtoont Robert. Als om ons daar aan te herinneren, maken een twaalftal giraffen hun opwachting langs de weg.
Zambezi National Park – Giraffen
In de verte tekent zich tegen de blauwe lucht de reusachtige rookpluim van een bushbrand in Zambia af. We naderen het grensstadje Kazungula, waar de Chobe in de Zambezi stroomt. Vier landsgrenzen komen hier samen – Zambia, Zimbabwe, Namibië en Botswana.
Vrij vlot verschijnen de exitstempels bij de Zimbabwaanse immigratie in onze reispassen. Meer rompslomp wacht ons in Botswana. Want hier nemen ze een aantal zaken bijzonder ernstig. De verspreiding van mond- en klauwzeer bijvoorbeeld. Zowel de bus als de passagiers moeten gedesinfecteerd worden.
Gewapend met een plastic zak met een tweede paar schoenen schuiven we aan voor het immigratieloket
Gewapend met een plastic zak met een tweede paar schoenen schuiven we aan voor het immigratieloket. Sorry for the inconvenience, the computer is out of order, is het eerste wat we daar lezen. Gelukkig hebben niet alle computers de geest gegeven. Na amper tien minuten zijn we in het bezit van de vereiste stempels.
Buiten heeft Robert ondertussen de bus door het desinfectiebad gereden dat in het wegdek ingebouwd is. Ons wacht een vergelijkbaar lot. Dat komt er op neer dat we met onze schoenen op een natte dweil in een metalen bak stappen en vervolgens ook het tweede paar schoenen in het naar bleekwater ruikend goedje soppen.
Langs de Chobe zetten we onze rit verder. Een kilometerlange colonne vrachtwagens staat aan te schuiven om in Kazungula de Zambezi over te steken naar Zambia. Een brug is er niet, enkel een ferry. En die neemt per overtocht slechts één vrachtwagen mee. Dagen kan het duren voor je aan de beurt bent, soms zelfs een week, aldus Robert. Zelfs op de satellietbeelden van Google Maps is die colonne waarneembaar.
Maar de toekomst ziet er rooskleurig uit. De plannen voor een brug die Botswana met Zambia verbindt liggen klaar. Ze zal 923 m lang zijn en met een mooie boog de grenzen van Namibië en Zimbabwe ontwijken. In oktober 2014 zullen de werkzaamheden van start gaan. Naar verwachting zal de brug van Kazungula in 2021 in gebruik genomen kunnen worden.
We bollen de helling af naar Kasane, aan de oever van de Chobe. Aan de overkant van de rivier ligt Namibië, meer bepaald de fameuze Caprivistrook. Een lange, smalle landstrook is dat – 450 km lang en vaak niet meer dan 40 km breed – die als een priemende vinger van het hoofdland van Namibië naar de Zambezi wijst. Haar naam dankt ze aan Georg Leo Graf von Caprivi de Caprara de Montecuccoli, die in 1890 Otto von Bismarck als Duitse rijkskanselier opvolgde.
Pas achttien jaar later zou de plaatselijke bevolking vernemen dat ze niet meer tot het Britse maar tot het Duitse rijk behoorden
Oorspronkelijk waren het de Britten die over de Caprivistrook de plak zwaaiden. Maar de Duitsers waren uit op een verbinding tussen hun kolonies in Zuidwest-Afrika en in Oost-Afrika. In 1890 kwam het tot een ruil. De Caprivistrook ging over in Duitse handen, in ruil voor Zanzibar dat Brits werd. Pas achttien jaar later, toen de eerste Duitse ambtenaar naar het gebied afzakte, zou de plaatselijke bevolking vernemen dat ze niet meer tot het Britse maar tot het Duitse rijk behoorden.
Een parking vol voertuigen, dat is even wennen voor ons als we aan onze lodge arriveren op de oever van de Chobe. De lodge blijkt een hectische bedoening te zijn, barstensvol toeristen – eerder een hotel dan een lodge. Weg is het broussegevoel van Bomani. Leeuwen of olifanten hoeven we hier tussen de kamers niet te duchten.
Chobe National Park – Choberivier
Voor zoveel drukte kan er maar één verklaring zijn – de natuur heeft hier heel wat te bieden. Dat zal onze boottocht op de Chobe meteen uitwijzen. Even na drie uur varen we af.
Voor zoveel drukte kan er maar één verklaring zijn – de natuur heeft hier heel wat te bieden
Choberivier – Eiland Sedudu
De Chobe is een machtige zijrivier van de Zambezi, legt natuurgids Kawana aan boord uit. Ter hoogte van Kasane splitst ze zich in twee armen, de zuidelijke arm met een diepte van 4 tot 6 m en de noordelijke arm met een diepte van 14 tot 20 m. Zo ontstaat het eiland Sedudu, wat school van nijlpaarden betekent. Dat de Namibiërs het eiland Kasikili noemen en dat zowel Botswana als Namibië er aanspraak op maakten, laat Kawana onvermeld. Pas in 1999 besliste het Internationaal Gerechtshof in Den Haag dat het eiland tot Botswana behoort.
Wat Sedudu zo speciaal maakt, is het feit dat het amper boven het wateroppervlak uitsteekt
Wat Sedudu zo speciaal maakt, is het feit dat het amper boven het wateroppervlak uitsteekt. Het is volledig met water doordrenkt, deels moerassig zelfs. Heel het jaar door is het gras er groen. Een paradijs voor de dieren, althans voor zover ze willen en kunnen zwemmen. Leeuwen zien zo’n zwempartij niet zitten. Dat maakt het eiland op de koop toe veilig voor de andere dieren. Heel anders is het op de vaste rivieroever. Daar gutst regenwater snel over de steile hellingen de rivier in, waardoor een droge, zanderige bodem ontstaat. En leeuwen liggen er constant op de loer.
De krokodil lijkt wel van plastic, op de oever neergelegd om argeloze toeristen in het ootje te nemen
Amper zijn we bij de parkwachters geregistreerd, of Kawana wijst een krokodil op de vaste oever aan. Een wat vreemde, olijfgroene kleur met zwarte strepen heeft ze. Ze lijkt wel van plastic, op de oever neergelegd om argeloze toeristen in het ootje te nemen. Maar er blijkt toch leven te zitten in het reptiel. Het is een jonge nijlkrokodil. Met haar bek wijd open ligt ze wat af te koelen.
Op een tak die boven het water uitsteekt, liggen twee nijlvaranen te zonnebaden. Ze zijn herkenbaar aan de typische gele ringen dwars over hun grijze lijven. Tot twee meter kunnen ze worden, het zijn de grootste hagedissen die in Afrika voorkomen. Met hun blauwzwarte tong kunnen ze geuren detecteren. Doordat die tong gespleten is, ruiken ze als het ware in stereo. Handig om te bepalen waar de prooi zich bevindt.
Met hun gespleten tong kunnen nijlvaranen als het ware in stereo ruiken
Nijlvaraan |
|
Steltkluut |
Maar het is Sedudu waar het leven pas echt zijn gang gaat. Een tiental olifanten staan op het eiland te grazen, tot aan hun buik in het water. Deze vrijgezellengroep is vanmorgen naar het eiland gezwommen en zal vanavond naar de vaste oever terugkeren. Op het eiland overnachten is hun ding niet. Kieskeurig als ze zijn, rukken ze met hun slurf het gras los en zwiepen het kordaat heen en weer om er het vuil van af te slaan vooraleer het naar binnen te spelen.
Nijlpaard
Nauwelijks zichtbaar tussen het gras, bijna volledig in het water ondergedompeld, zit een nijlpaard van het gras te schrokken. Deze adolescent moet krachten opbouwen, eerst om een wijfje te versieren, vervolgens om een gezinnetje te stichten. Een steltkluut scharrelt rond de kolos in de hoop wat insecten mee te pikken tijdens diens gewroet.
Al zijn nijlpaarden geen roofdieren, toch maken ze in zuidelijk Afrika na de malariamug bij de mens de meeste dodelijke slachtoffers, aldus Kawana. Want ze voelen zich bijzonder snel bedreigd en vallen dan zonder enige verwittiging aan. Op hun korte pootjes zijn ze zeer wendbaar en halen ze moeiteloos 30 kilometer per uur. Hun prooi doden ze niet met het oog op consumptie, maar om ze te neutraliseren. Een volwassen mannetje bijt moeiteloos een krokodil van drie meter in twee.
Van een halve kilometer ver kan een zeearend een vis 40 tot 50 cm onder het wateroppervlak waarnemen
Hoog in een boom heeft een zeearend zijn nest gebouwd. Vaak noemt men hem ten onrechte een visarend. Een foute vertaling van fish eagle is dat, want visarend is eigenlijk de vertaling van osprey.
De zeearend laat al die taxonomische heisa niet aan zijn hart komen en blijft rustig zitten broeden op zijn nest, zoals het broedseizoen hem dat voorschrijft. In een dode boom iets verderop zit zijn partner. Levenslang zullen ze een koppeltje vormen. Van een halve kilometer ver kan een zeearend een vis 40 tot 50 cm onder het wateroppervlak waarnemen, aldus Kawana.
Veiligheidshalve hebben de bonte ijsvogels hun holletjes zowat anderhalve meter boven het wateroppervlak uitgegraven
Bonte ijsvogels vliegen af en aan voor hun holletjes in de steile rivierwand. Veiligheidshalve hebben ze die holletjes zowat anderhalve meter boven het wateroppervlak uitgegraven. De tunneltjes van ruim een meter lang geven uit op een kamertje.
Bonte ijsvogel
Met hun zwart-wit verenkleed doen de bonte ijsvogels hun naam allerminst eer aan. Mannetjes herkennen we aan de dubbele zwarte band op de borst. Vrouwtjes moeten het met een enkele, onderbroken band stellen.
Om het even waar we onze ogen laten rusten, er valt leven te bespeuren
Nijlgans |
|
Knobbeleend |
Om het even waar we onze ogen laten rusten, er valt leven te bespeuren. Een volwassen krokodil en een volwassen varaan liggen languit te zonnen – de een op de oever, de ander op een boomwortel. Een koppel fraaie nijlganzen scharrelt aan de waterlijn. Twee nijlpaarden liggen vredig te dutten in de modder. Een lelieloper tippelt lichtvoetig over het water. In de verte houdt zich een grote groep knobbeleenden op. Opvallend zijn de spuuglelijke zwarte knobbels op de snavel van de mannetjes.
Witwangfluiteenden
Verschrikt vliegt een groep witwangfluiteenden op. Die naam is grotendeels correct – ze hebben witte wangen en een witte kruin, en ze maken een fluitend geluid. Maar eenden zijn het niet, deze kastanjebruine vogels.
Kaapse buffel
Ook Kaapse buffels weten het zachte gras van het eiland te smaken. In tegenstelling tot olifanten brengen ze vijf maanden aan een stuk op het eiland door. Een mannetje kan tot 850 kg wegen. Zoals nijlpaarden zijn ze onvoorspelbaar en gevaarlijk voor mensen die te dichtbij komen. Graag wentelen ze zich in modderpoelen, omdat een modderlaagje hen dan beschermt, zowel tegen lastige teken als tegen de warme zonnestralen.
Wijfjesolifant met jongen
Met slagtanden en slurven in elkaar verstrengeld staan de olifantenmannetjes kop tegen kop elkaars kracht te meten
Op de vaste oever hebben twee olifantenmannetjes het ondertussen met elkaar aan de stok gekregen. Met slagtanden en slurven in elkaar verstrengeld staan ze kop tegen kop elkaars kracht te meten. Een moeder met adolescent en babyolifant negeert de kemphanen volkomen. Hogerop reiken de ranke nekken van enkele giraffen boven de bomen uit.
Buffels, olifanten
Steeds meer olifanten zakken de helling af naar de zanderige rivieroever. Kennelijk zijn ze voornemens de rivier over te zwemmen naar het eiland. Verscheidene boten hebben dat in de gaten en leggen zich in positie om het tafereel te observeren. Al dat lawaai zint de dieren niet. Het feest gaat niet door. Kawana schat het totaal aantal olifanten in het park op 120 000 – ongeveer twaalf per vierkante kilometer.
Witwangfluiteend |
|
Krokodil |
Olifant en nijlpaarden met jong
Heel even verschijnen in de verte enkele zwarte stippen op de oever. Een blik met de verrekijker leert ons dat het sabelantilopen zijn. Die prachtige antilopen kregen we nog niet te zien, maar ze zijn verdwenen voor we met de ogen kunnen knipperen.
In zuidelijk Afrika maken nijlpaarden na de malariamug bij de mens de meeste dodelijke slachtoffers
Nijlpaarden, smidsplevier
Steltkluut |
|
Puku |
Sedudu blijft boeien. Vogels zijn er in alle soorten en in schier onuitputtelijke aantallen. Vijf nijlpaarden liggen luilekker te slapen in de modder. Dan duiken er zelfs twee puku’s op. Die middelgrote antilopen met hun goudbruine vacht zijn vrij zeldzaam in Botswana.
Nijlkrokodil |
|
Buffel met koereigers |
De avond valt over de rivier. De boot zet koers naar het hotel, niet zonder zich nog even dwars op de stroming te leggen. In stilte genieten we van de zon die achter de wolkeloze horizon verdwijnt.
Van uit onze kamers kijken we ‘s avonds uit over de statige Chobe. Een koppel wrattenzwijnen staat rustig te grazen op het gazon. Het muskietennet is al over de bedden gespannen.
Dinsdag 15 juli | Kasane
Vandaag gooien we het over een andere boeg. Niet van op het water, maar van op het land zullen we de bedoening op en rond de Chobe observeren. Kennelijk hebben alle andere hotelgasten zich precies hetzelfde voorgenomen, want om kwart voor zes is het over de koppen lopen voor het hotel.
Een tiental halfopen tribunejeeps staan vertrekkensklaar. We klimmen aan boord van een Toyota Landcruiser van Bushtracks. Zonder veel franjes stelt natuurgids Motaa zich voor. Met de palm van zijn hand klopt hij op de motorkap en zegt moto. Dan klopt hij zich op de borst en zegt Motaa. Het verschil moge duidelijk zijn.
Het blijkt kouder te zijn dan we vermoedden, we zitten nog steeds zo’n 930 m boven de zeespiegel. Motaa stopt ons zelfs dekens toe.
Onder een boom zitten drie beerbavianen kouwelijk bij elkaar
In het schemerduister kunnen we op Sedudu voorlopig weinig onderscheiden. De vele olifanten hebben het eiland alleszins verlaten. Wel staan op de oever een tiental maraboes. Op de rug bekeken hebben ze wat weg van een groepje begrafenisondernemers. Beroepsmisvorming wellicht, want als aaseters hebben ze veel met kadavers te doen. Zoals bij gieren zijn hun kop en nek kaal. We herinneren ons dat Sibs hen tot de Ugly Five rekende.
Een Afrikaanse nimmerzat staat rustig in het water. Dat is zijn modus operandi – wachten tot er iets lekkers voorbij zwemt. Opvallend is zijn lange, gele bek en de vuurrode band die als een masker over zijn gezicht loopt.
Onder een boom zitten drie beerbavianen kouwelijk bij elkaar. Ze hebben hun slaapstek in de boom verlaten, maar vinden het nog te koud om al aan de slag te gaan.
Impala’s
Aan de waterlijn loopt een Afrikaanse lepelaar te scharrelen. Het ondiepe water is bij uitstek zijn jachtterrein. Vlot schrijdt hij door het water, terwijl zijn lange, lepelvormige bek door het water heen en weer zwiept. Belandt een prooi tussen de snavelhelften, dan klappen die razendsnel dicht. Een vis kan dat zijn, een weekdier, een amfibie, een schelpdier, een insect, een larve...
Het betere werk zit er aan te komen – Motaa krijgt een bericht binnen dat er leeuwen gespot zijn. Prompt zet hij een rush in, maar net als we arriveren, verdwijnen de leeuwen tussen de struiken. We moeten het stellen met enkele verse afdrukken van leeuwenpoten in het zand.
Impala’s in gevaar?
|
Ettelijke mannetjes hebben rond de kudde impala’s postgevat. Stokstijf staan ze de wacht te houden
Iets verderop staat een zeer grote kudde impala’s achteloos te grazen. Een tweehonderdtal wellicht. Zijn ze zich dan van geen gevaar bewust? Schijn bedriegt. Motaa maakt er ons attent op dat ettelijke mannetjes rond de kudde postgevat hebben. Stokstijf staan ze de wacht te houden, elk een andere richting uit kijkend. Een leeuw moet het niet van zijn snelheid hebben, zoals een jachtluipaard. Om succes te hebben, moet hij zijn prooi voldoende dicht kunnen benaderen. Maar deze kudde zal hij niet kunnen verschalken. De uitkijkposten zullen hem meteen in de smiezen hebben. Overigens worden impala’s, zelfs als ze niet door een leeuw gegrepen worden, hooguit 14 jaar.
Mannetjesleeuw ligt op de loer
Weer worden de leeuwen gespot, weer zet Motaa een spurtje in. Heel even is een mannetjesleeuw tussen de struiken te zien, maar dan verdwijnt ie weer. Een tiental jeeps dansen rond elkaar om de beste positie in te nemen.
Mannetjesleeuw
Maar Motaa weet beter. Hij zet koers naar de plek waar hij vermoedt dat de leeuwen weer te voorschijn zullen komen. Gelijk heeft hij. Eén van de leeuwen paradeert parmantig de weg over, onverschillig voor alle drukte en opwinding.
Savannearenden |
|
Verontruste helmparelhoen |
We klimmen een eindje van de rivier weg. Hoog in een dode boom zit het wijfje van een savannearend. In principe is dat een aaseter – voor zover het om verse kadavers gaat, want hij is een beetje kieskeurig. Maar hij wil ook weleens achter kleine zoogdieren, reptielen en vogels aanzitten. Dat verklaart waarom de helmparelhoenen op de grond zoveel kabaal maken. De savannearend kan het op hun jongen gemunt hebben. Dat even later het mannetje komt aangevlogen en het wijfje op de boom vervoegt, maakt er de helmparelhoenen niet rustiger op.
Gieren |
|
Zebramangoest |
Zebramangoesten
Een twintigtal zebramangoesten zijn hun ontbijt bij elkaar aan het sprokkelen. Hun naam danken ze aan de dwarse strepen op hun lijf. Onstuimig rennen ze door elkaar, soms struikelen ze bijna over elkaar, hier en daar wroeten ze met hun scherpe klauwen in de grond op zoek naar voedsel. Termieten, keverlarven, duizendpoten, hagedissen, kikkers, zelfs slangen en muizen krijgen het knap lastig als zo’n groep in de buurt neerstrijkt. Heel af en toe gaat er eentje op zijn achterste poten staan om de omgeving te verkennen.
De piste voert ons terug in de richting van de rivier. Op de oever liggen enkele tientallen nijlpaarden te zonnen. Vooral ‘s nachts zijn ze actief, want overdag duchten ze de hitte. De zonnestraling kan hun gevoelige huid schaden. Olifanten daarentegen vinden het water op dit vroege uur nog te koud. Pas na de middag zullen ze opdagen en naar het eiland oversteken.
Giraffe met blauwe tong
Een twaalftal giraffen staan van de bomen te smullen. Hun zicht is uiterst scherp. Handig is dat, om over de bomen heen potentiële vijanden in de gaten te houden.
Koedoes (m en v)
Ook enkele koedoes doen zich aan een struik te goed. Prachtige beesten zijn het, vooral de struise mannetjes met hun indrukwekkende schroefhoorns die tot 1,4 m lang kunnen worden.
Jonge wrattenzwijnen |
|
Choberivier, eiland Sedudu |
Hilarisch zijn dan weer de onvolgroeide wrattenzwijnen die door de struiken achter hun ouders aan rennen. Helemaal kaal zijn ze, op de bizarre borstelpluim na die als een foute baard op hun rug groeit.
Kasane – Schoolgaande jeugd |
|
|
|
Omstreeks half tien dropt Motaa ons aan het hotel. Kuierend verkennen we na het ontbijt Kasane. Veel heeft het stadje niet te bieden. Enkele artisanale winkeltjes trachten de aandacht van de toerist te trekken. Het piepkleine lokale marktje geniet op dit uur van de dag weinig belangstelling. Een reuzegrote baobab of apenbroodboom trekt nog de meeste aandacht. Drie- tot vierduizend jaar kunnen ze worden, beweert Robert.
In de gang naar de kamers is ondertussen een Afrikaanse huisslang opgedoken. Ongeveer een meter lang is ze. Volgens het boekje houdt ze zich weleens op in gebouwen, waar ze zich dan voedt met ratten, maar zou ze niet gevaarlijk zijn. We hopen dat ze zich aan het boekje houdt.
Nog steeds zwemmen er olifanten naar de overkant, de kleintjes met hun slurf als een periscoop boven het water
Klokslag drie uur trekken we er weer op uit. Grazende olifanten hebben Sedudu nu ingepalmd. Toch zwemmen er nog steeds olifanten naar de overkant, de kleintjes met hun slurf als een periscoop boven het water. Buffels staan te grazen in het ondiepe water. Oude mannetjes zijn het, die de groep verlaten hebben omdat ze het tempo niet meer aankunnen. Hier komen ze het sappige gras opzoeken.
|
|
Zonnende nijlkrokodillen |
Drie nijlkrokodillen koesteren zich op de modderige oever in de zon. Tot zes meter lang kunnen ze worden. Doorgaans voeden ze zich met vis. Maar ook impala’s, jonge buffels en zelfs babyolifanten weten ze te verschalken.
Langs de oever waden enkele olifanten door het ondiepe water. Steeds meer olifanten zakken van de helling af in de richting van het water. Althans dat proberen ze, want onze jeeps staan er wat onhandig tussen. Eén van de wijfjes is zwanger. Haar dracht zal in totaal ongeveer 22 maanden duren. Mannetjes en wijfjes kan je het best van elkaar onderscheiden door hun voorhoofd in profiel te observeren, aldus Motaa. Bij een mannetje is dat min of meer afgerond, terwijl bij een wijfje het voorhoofd eerder een rechthoekige vorm heeft.
Sabelantilope
Eindelijk, daar is hij dan, de eerste sabelantilope die meer is dan een zwarte stip in de verte. Hij staat te grazen, af en toe tilt hij het hoofd op om zijn omgeving te monsteren. Een prachtdier is het, een mannetje met een glanzende zwarte vacht. Mannetjes wegen 200 tot 300 kg. Wijfjes daarentegen zijn een stuk kleiner en eerder kastanjebruin van kleur.
Puku’s |
|
Vervetapen |
Niet zo ver daar vandaan lopen enkele zeldzame puku’s te grazen, twee wijfjes en twee mannetjes met eerder bescheiden liervormige hoorns.
Hoog in een dode boom prijkt het nest van een zeearend. Het kopje van één van de bewoners steekt net boven de rand van het nest uit. Dat er in het park zoveel dode bomen voorkomen, wijt Motaa aan winters waarin er weinig voedsel te rapen valt. Dieren vreten dan de schors van bomen af, waardoor ze kwetsbaar worden.
Olifant |
|
Oude buffel |
In een bocht stoten we plots op een trio gepensioneerde buffels. Zo dichtbij staan ze, dat we ze kunnen aanraken. Als je niet goed kijkt, zie je ze zelfs niet.
Op een dikke tak in het dichte gebladerte van een boom wijst Motaa de restanten aan van een schranspartij van een luipaard. Veel meer dan de ribbenkast valt er niet meer te onderscheiden van het dier – waarschijnlijk een antilope. Overdag zal een luipaard zelden jagen, omdat hij dan te veel opvalt. Heeft hij ‘s nachts een prooi te pakken gekregen, dan zal hij deze steeds een boom in sleuren om ze daar ongestoord te verorberen. Zelfs een prooi van 70 kg weet hij naar boven te halen.
Weer zit het betere werk er aan te komen. Een eind verderop is zowaar een luipaard in een boom gespot, vernemen we van een andere jeep. Prompt zakt Motaa naar de rivieroever af. In de verte staan een viertal jeeps onder een boom. Over de hobbelige zandpiste racet Motaa er naartoe.
Maar de luipaard zit onzichtbaar verscholen in het dichte bladerdek. Onmogelijk om er ook maar een glimp van op te vangen. Geduldig wachten we, maar niets beweegt. Tenzij af en toe een jeep die meent een betere positie te kunnen innemen. De luipaard laat al die drukte niet aan zijn hart komen. Hij is niet zinnens zijn siësta te onderbreken voor een optreden op de catwalk. Wat hem betreft, kunnen die toeristen de boom in.
Jachttechniek van de bonte ijsvogel |
|
Giraffe |
Maar er valt nog genoeg te beleven. Een bonte ijsvogel showt ons zijn favoriete jachttechniek. Roerloos hangt hij een tiental meter boven het wateroppervlak, terwijl hij het water onder zich afspeurt. Plots laat hij zich met zijn bek naar voren als een baksteen op zijn prooi vallen. Even later verschijnt hij weer boven water... zonder prooi.
Afrikaanse lepelaar |
|
Zadelbekooievaar |
Motaa zet koers naar het hotel, niet zonder de jeep plots met een ruk dwars op de piste te posteren. In stilte genieten we van de zon die in een gouden gloed achter de wolkeloze horizon verdwijnt.
Aan de rivier staan enkele giraffen met wijd gespreide voorpoten te drinken. Dat is het ogenblik waarop ze het meest kwetsbaar zijn
Aan de rivier staan enkele giraffen met wijd gespreide voorpoten te drinken – geen eenvoudige klus als je hoofd zich meestal vijf meter boven de begane grond bevindt. Dat is ook het ogenblik waarop ze het meest kwetsbaar zijn, want het kost hun wat moeite om terug overeind te komen.
Maraboes
Op enkele dode bomen maken maraboes zich op voor de nacht. Hoe ze het klaarspelen om op de dunne takken in te dutten zonder hun evenwicht te verliezen, is een raadsel.
Einde van de safari
Het goede nieuws is dat de bruine huisslang verdwenen is. Het slechte nieuws is dat diezelfde gang nu het toneel is van een invasie door bruine mestkevers. Vele honderden moeten het er zijn. Aanvankelijk lijken ze nogal tam. Dat ze gaandeweg met tientallen tegelijk onder de deur door onze kamer binnen rukken en daar hun vliegkunst etaleren, is een brug te ver voor ons.
De diertjes zijn onschadelijk, zo luidt het bij housekeeping, ze komen gewoon op het licht af. Na wat aandringen wordt dan toch een borstel bovengehaald om de gang schoon te vegen. De lamp wordt uit haar houder verwijderd. Wat enkel tot gevolg heeft dat de zwerm zich naar de volgende lamp verplaatst, zo blijkt na het avondmaal.
Woensdag 16 juli | Kasane
Het kabaal boven onze hoofden doet ons het ergste vrezen. Alsof keien over het dak kletteren. Niets om ons zorgen over te maken, zo blijkt. Een handvol hyperkinetische beerbavianen heeft het dak ingepalmd om er van de eerste stralen van de ochtendzon te genieten.
Beerbaviaan met jong |
|
Roodkruinzwaluw |
Zoveel leven er is op het dak, zoveel dood is er op de gang. Kennelijk zijn de mestkevers bij het licht van de lamp neergestreken om er massaal te sterven. De kadavertjes kraken onder onze schoenen als we naar het ontbijt stappen.
De dieren bevinden zich hier in hun territorium, wij zijn de indringers
Dat is nu eenmaal de natuur, repliceert Robert, als we hem het verhaal van de invasie doen. Mestkevers gedragen zich zo, wij moeten dat respecteren. De dieren bevinden zich hier immers in hun territorium, wij zijn de indringers. Dieren zijn hier bij wet beschermd. Daarom werden ze gisteravond niet met insecticide verdelgd, maar met een borstel weggeveegd. En dat laatste is ook al geen diervriendelijke benadering, voegt hij er met priemende blik aan toe. We horen immers de natuur haar gang te laten gaan, klinkt het lichtjes verwijtend.
Zouden we gisteren bijvoorbeeld de bruine huisslang gedood hebben, dan zou dat een strafbaar feit geweest zijn, gaat hij verder. Hij herinnert zich het wedervaren van een man die enkele jaren geleden door een krokodil meegesleurd werd. Een parkwachter met een geladen geweer was in de buurt, maar greep niet in. Terecht, vindt Robert. De man was immers doorgedrongen in het territorium van de krokodil. De krokodil doden omdat ze op haar terrein haar instinct volgt, dat doe je niet. De man is nooit meer teruggezien.
Onthutst vragen we ons af wat dan wel het doel was van de gewapende escorte die ons in Hwange na het vallen van de duisternis tussen de hutten begeleidde. Bij gevaar moest die begeleider drie waarschuwingsschoten lossen, houdt Robert ons mordicus voor.
Hoogst merkwaardig vinden wij dat, in aanmerking genomen dat Sibs slechts drie kogels in zijn geweer had. Sibs liet er alvast geen twijfel over bestaan – bij een aanval zou hij schieten om te doden. Speelt er bovendien geen commercieel motief? Zou het geen fatale klap voor het toerisme in Zimbabwe zijn, als een toerist door een leeuw gedood werd terwijl een parkwachter ernaast dapper in de lucht stond te schieten?
Een krokodil doden omdat ze op haar terrein haar instinct volgt, dat doe je niet
Eigenlijk zal het probleem zich niet stellen, ontwijkt Robert het dilemma. Dieren lopen immers steeds weg van een groepje babbelende toeristen. Bovendien gaan ze meteen op de loop als ze het kruit van het geweer ruiken. Dat heeft hun ervaring met mensen hen geleerd.
Nijlpaard
Met een tweede boottocht op het programma staan onze verwachtingen op een laag pitje. De boot zal hetzelfde traject als eergisteren volgen. Veel zal er dus niet te beleven vallen.
Maar dat blijkt al spoedig een grove misvatting te zijn, want stuurman en natuurgids Isaac zal met zijn klein bootje tot plekken doordringen waar de grote boot niet komen kon. Op de voorplecht van de boot komen alvast twee roodkruinzwaluwen ons gezelschap houden.
Met de buik in het water staat een nijlpaard te schranzen aan het gras. Enkele langteenkievieten zitten rond hem. Met zijn ruwe tafelmanieren jaagt hij veel insecten op en dat is een hapklaar festijn voor hen. Ook een koereiger is van de partij om een graantje mee te pikken.
Bonte ijsvogel
In de verte zit een vlucht spoorwiekganzen. De grootste ganzen ter wereld zijn dit, en tevens de grootste watervogels van Afrika. Hun naam danken ze aan een extra klauw die in hun vleugels verborgen zit. Tijdens het broedseizoen zullen ze niet aarzelen er vervaarlijk mee uit te halen tegen andere vogels.
Bonte ijsvogels geven een visje door |
|
Lelieloper |
Zoals immer zijn de bonte ijsvogels in de buurt van de steile rivieroever druk in de weer. Samenwerking tussen bonte ijsvogels is niet uitzonderlijk. Op een boomstronk geeft een ijsvogel het smakelijk visje dat hij in zijn bek houdt, door aan een wijfje. Gretig schrokt ze het naar binnen.
Witkapbijeneters
Broederlijk naast elkaar zitten twee witkapbijeneters op een boomwortel met hun kleuren te pronken – wit voorhoofd, dieprode keel, zandbruine borst, groene vleugels, blauwachtige staart. Zoals de bonte ijsvogels hebben ook de witkapbijeneters hun holletjes in de steile rivieroever gegraven. Hun naam getrouw, voeden ze zich hoofdzakelijk met bijen. Van die hinderlijke angel ontdoen ze zich door de bij met haar achterlijf langs een tak heen en weer te wrijven. Dienen er zich geen bijen aan, dan onderscheppen ze andere insecten in de vlucht – libellen, sprinkhanen, wespen, hommels, kevers...
Waterbokken |
|
Slangenhalsvogel, dwergaalscholver |
Slangenhalsvogel
Met wijd opengespreide vleugels zitten een slangenhalsvogel en een dwergaalscholver naast elkaar, elk op hun eigen rotsje midden in de rivier. Olie om water af te stoten bevatten hun vleugels niet. Dus moeten ze hun vleugels drogen na een duik in het water, anders zijn ze te zwaar om te vliegen. Onze naderende boot schrikt hen voortijdig op. Moeizaam vliegen ze laag over het water weg. Heel af en toe raken de tippen van hun vleugels zelfs het wateroppervlak.
Waterbok
Op de oever staat een waterbok dicht bij het water. Het is een mannetje, hij voelt zich veilig en vlucht niet. Verderop naderen twee wijfjes met een jong. Waterbokken zal je steeds dicht bij het water aantreffen. Want als dan een leeuw op het toneel verschijnt, vluchten ze het water in. Bovendien scheiden ze een olie af die hun vlees een vieze smaak geeft. Leeuwen lusten dit vlees niet. Mensen overigens ook niet.
Onder een struik op de helling staat een jong nijlpaard te grazen. Een solitair mannetje is het. Het dominante mannetje heeft hem uit de groep gestoten omdat hij concurrentie duchtte. Het jonge mannetje zal nu krachten moeten opbouwen om zich door strijd een eigen territorium en wijfjes te verwerven.
Smidsplevier |
|
Malachietijsvogel |
Langs de waterlijn tippelt een smidsplevier. De zwart-wit-grijze vogel maakt een geluid zoals dat van een hamer op een aambeeld. Daar dankt hij zijn naam aan.
Isaac wijst een malachietijsvogel in het riet aan. Die is een stuk kleiner dan de bonte ijsvogel, maar wat kleuren betreft moet hij er beslist niet voor onderdoen – helblauwe rug, bruinrode tot oranje borst, vuurrode bek en poten.
Afrikaanse nimmerzat
Moeizaam fladdert een slangenhalsvogel weg als we naderen, de vleugels nog een tikkeltje nat. Een Afrikaanse nimmerzat daarentegen schuwt ons niet. Met een brede vleugelslag strijkt hij in onze buurt neer. Enkel zo kunnen we de zwarte vleugelpennen op de onderkant van zijn witte vleugels waarnemen. Als hij op de versiertoer is, worden die veren roze, weet Isaac.
Afrikaanse nimmerzat
Veel dieren zijn er niet te zien op de Namibische oever van de Chobe. Het verschil met de Botswaanse oever is zeer opvallend. Robert wijt dat aan de bevrijdingsoorlog die Namibië geteisterd heeft – legers moeten eten. Maar ook de vele jagers en stropers hebben boter op het hoofd.
Afrikaanse nimmerzat
Toch stoten we er op een nijlkrokodil van zo’n vier meter. Nog niet volgroeid dus, want ze kan zes meter lang worden. Jonge krokodillen hebben natuurlijke vijanden, maar zodra ze pakweg een meter lang zijn, hebben ze geen vijanden meer te duchten en kunnen ze gemakkelijk honderd jaar worden.
Een zwarte waadvogel schrijdt door het water. Zelfs als zijn lange bek helemaal dicht is, zit er in het midden toch nog een kleine opening. Een hinderlijk gebrek lijkt dat, maar dat is het niet. Want de vogel leeft op waterslakken. Zijn bek gebruikt hij als een soort notenkraker om slakkenhuisjes te pletten. Die open bek heeft hem met de naam Afrikaanse gaper opgezadeld.
Afrikaanse gaper |
|
Grote zilverreiger |
Een grote zilverreiger staat in ondiep water te foerageren. Vissen, amfibieën, reptielen, maar ook kleine zoogdieren en vogels zijn z’n kostje. Over zijn Engelse naam bestaat wat verwarring – is het een great egret of een great white heron? Sedert vastgesteld is dat de egret en de heron dezelfde genen hebben, probeert men die namen te standaardiseren, aldus Isaac.
Afrikaanse gaper
In het ondiepe water op de vaste oever staan een honderdtal impala’s en een handvol waterbokken te grazen. Open terrein is dit, hier voelen ze zich veilig. Gevaar zie je immers van ver komen. Een dozijn waterbokken komen van de helling afgezakt en vervoegen de groep.
Olifanten, impala’s, waterbokken
Zelfs drie olifanten dagen op dit vroege uur aan de waterkant op. Mannetjes zijn het, twee volwassen dieren en een puber. Een bizar gezelschap, want volwassen mannetjesolifanten zijn solitaire dieren. Babysitten is beslist hun ding niet. Eéntje lijkt wel vijf poten te hebben, zijn ahum sleept bijna door het zand.
Nijlpaard |
|
Olifant met vijf ‘poten’ |
IJlings glijden twee zonnebadende krokodillen het water in. Met ons in de buurt voelen ze zich daar veiliger. In de zomer zal je niet gauw zoveel krokodillen boven water zien. Maar hartje winter laven ze zich graag aan de warme stralen van de zon.
Watergrielen
Amper te zien zijn ze, tussen de dorre rietstengels en het droge slijk, de watergrielen met hun bruinwitte veren en hun grijze buiken. Zulke camouflage komt goed van pas, want de grond is het exclusieve jachtterrein van deze vogels en dan loop je beter niet in de kijker. Insecten, hagedissen en kleine zoogdieren hebben ze op het menu staan. Terwijl ze ons van op de hoge oever met hun helgele ogen monsteren, maken wij ons vrolijk over hun gekke dikke knieën. Maar in feite zijn dat hun enkels.
Hadada-ibissen
Ondertussen trekt boven onze hoofden een vlucht hadada-ibissen voorbij. Een schier onuitputtelijke plejade van vogels lijkt dit gebied te bevolken. Voldaan keren we naar het hotel terug.
Choberivier
Wat later dan gewoonlijk duiken we ‘s namiddags met chauffeur en natuurgids Diane voor de derde keer de zanderige piste van de River Bank Route in. Rond een grote struik staan een koedoe, een waterbok en een impala wat te smikkelen. De een hoort wat beter, de ander ziet wat beter, de derde ruikt wat beter. Samen zijn ze onklopbaar, geen roofdier kan ongemerkt naderen, want ze verwittigen elkaar.
Buffels
Een troepje buffels staat met de buik in het water te grazen. Mannetjes, weet Diane. Dat ziet hij aan de hoornachtige plaat op hun voorhoofd. Die beschermt hen als ze elkaar weer eens met kopstoten te lijf gaan om een betere plaats in de hiërarchie te verwerven.
Zeearenden zullen zich steeds zeer zichtbaar in een boom posteren om hun heerschappij over dit territorium te beklemtonen
Zeearend |
|
|
Hoog in een dode boom inspecteert een zeearend zelfbewust zijn omgeving. Zeearenden zullen zich steeds zeer zichtbaar in een boom posteren. Niet zozeer om prooien te zoeken, maar vooral om door hun prominente aanwezigheid hun heerschappij over dit territorium te beklemtonen. Met zijn lange vleugels en zijn scherpe klauwen sjouwt hij moeiteloos een vis van 2,5 kg naar zijn nest.
Witkruinkieviet |
|
Afrikaanse gaper |
Waar volwassen olifanten weleens een boompje verorberen, moeten bejaarde olifanten het van zacht gras hebben. Dat heeft met hun maaltanden te maken. Zes sets hebben ze, en die gaan telkens vijf tot tien jaar mee. Zodra de laatste set afgesleten is, gaan ze op dieet – enkel het zachte, maar weinig voedzame gras krijgen ze nog binnen. Zo verzwakken ze stelselmatig en leggen ze het loodje als ze 65 tot 70 jaar oud zijn. Steeds in de buurt van een moeras, waar het zachte gras welig tiert. Zo is de mythe van de olifantenkerkhoven ontstaan, aldus Diane.
Jonge beerbaviaan |
|
Beerbaviaan |
In ondiep water loopt een gaper zijn voedsel bijeen te pikken. Wat zich in het modderige water afspeelt, kan hij niet zien, maar hij voelt het des te beter met zijn bek. Een zeearend vliegt majestueus van zijn nest weg. Op de grond gaat de aandacht van twee beerbavianen naar meer aardse besognes. Consciëntieus zit een wijfje het mannetje te vlooien dat zich wulps op haar schoot uitstrekt.
Consciëntieus zit een wijfje het mannetje te vlooien dat zich wulps op haar schoot uitstrekt
Beerbavianen |
|
|
Aan de waterkant staat een fiere sabelantilope te grazen. Open terrein is dit, terecht voelt hij zich veilig. Toch heeft hij het op onze jeep niet echt begrepen. Stilletjes maakt hij zich uit de voeten. Een mannetjesgiraffe daarentegen laat zich aan onze nabijheid niets gelegen liggen. Zijn donkere huidskleur verraadt dat hij al wat op leeftijd is. Tot 25 jaar kan hij worden. Rustig sabbelt hij aan de hoogste blaadjes van een boom. In zijn eentje, want mannetjes verdragen elkaars aanwezigheid niet. Ze gaan dan al gauw bakkeleien over wie de baas is.
Sabelantilope
Bakkeleien, daar weten impalamannetjes alles van. We zien er eentje met afgebroken hoorn. Het resultaat van krakeel om de macht. Niet dat het pijn doet, zo’n afgebroken hoorn. Maar je staat wel flink voor paal als je een wijfje wil imponeren.
Olifanten zijn zeer sociaal en emotioneel
Heel anders gaat het er aan toe in een familiegroep van olifanten. Met z’n vijftienen zijn ze, de baby’s veilig onder de hoede van de volwassen wijfjes. Met zijn slurf tast een dorstig jong naar de tepels van zijn moeder. Die bevinden zich tussen haar voorpoten.
Over het doen en laten van de familiegroep beslist het alfawijfje. Zij neemt het initiatief voor stappen en stoppen, ze beslist over de strategie in geval van gevaar. Olifanten zijn zeer sociaal en emotioneel. Sterft een moeder, dan zal een ander wijfje het jong begeleiden en zo nodig zogen.
Buffels
Een kudde van wel 150 buffels heeft een deel van Sedudu ingepalmd. Op het open terrein staan ze te grazen, de mannetjes aan de buitenkant van de cirkel, de wijfjes en de kalveren veilig binnenin. Onbezorgd zijn ze, want leeuwen zie je in dit open terrein van ver naderen. Buffels grazen vooral het hoge gras af. Handig is dat voor de impala’s en de waterbokken, want zij prefereren het korte gras.
De voorpoten wijd uiteen gespreid staan twee giraffen te drinken, zo lijkt het. Maar het is geen water dat ze drinken. Uit de vochtige bodem van de oever zuigen ze broodnodige mineralen. Slapen doen ze rechtop zittend, want giraffen zijn herkauwers. Als ze zich languit op hun zij zouden uitstrekken, zou het voedsel terug omhoog komen en zouden ze stikken.
Giraffen zuigen mineralen op uit de vochtige oever |
|
Karkas van buffel |
Twee maanden al ligt het skelet van een buffel net naast de zandpiste. Het kadaver is volledig uitgebeend – eigenlijk zijn het enkel de hoorns, de ribbenkast en de wervelkolom die aan het dier herinneren. Al de rest is verdwenen, poten incluis.
Aan de waterkant staan giraffen te aarzelen om te drinken. Ook al zijn ze met z’n vijven, ze zijn bijzonder op hun hoede. De westelijk horizon kleurt oranjegeel, het wordt al wat killer. Dit is het ogenblik waarop de leeuw op jacht gaat, dat weten ze. Steeds meer giraffen duiken van tussen de struiken op, uiteindelijk moeten het er wel dertig zijn.
Parmantig schrijden de leeuwinnen de weg over, zonder ons een blik waardig te keuren
Diane zet de terugkeer in. Plots duiken drie leeuwinnen op. Parmantig schrijden ze de weg over, zonder ons een blik waardig te keuren. Hun bruine vacht gloeit rossig in de stralen van de ondergaande zon. Door het hoge gras kuieren ze zuidwaarts. Recht naar de grote kudde buffels, merkt Diane op.
Angstvallig houden de giraffen hen in de gaten. Gerust zijn ze pas als de leeuwinnen in de bosjes verdwijnen.
Jaak Palmans
© 2014, 2020 | Versie 2022-02-26 12:16
Lees het vervolg in (3/4)
Het kleine zusje van de Okavango