Rennen voor je leven volstaat niet
Kenia | Anno 2009
Woensdag 22 juli | Namanga – Amboseli
Vrijdag 24 juli | Amboseli – Nairobi
Woensdag 22 juli | Namanga – Amboseli
Wil je in Kenia olifanten zien, dan strijk je best in Amboseli neer. De omvangrijke olifantenpopulatie is de op één na belangrijkste troef van dit nationaal park. Nog indrukwekkender is de nabijheid van de Kilimanjaro. Waar je ook bent in het park, steeds domineert deze majestatische vulkaan jouw horizon – voor zover hij zich niet achter de wolken verschuilt, natuurlijk. Zie je een foto van olifanten in de savanne met de Kilimanjaro op de achtergrond, dan is die geheid in Amboseli genomen.
De omvangrijke olifantenpopulatie is de op één na belangrijkste troef van Amboseli
Onze verwachtingen zijn dan ook hooggespannen wanneer we de grenspost van Namanga achter ons laten. Maar Amboseli is niet de bestemming die onze chauffeurs-gidsen Robert en Felix in gedachte hebben. De afslag naar de C103 laten ze links liggen, stug volgen ze de A104 noordwaarts in de richting van Nairobi. Komt er voortijdig een einde aan onze rondreis? Neen hoor, de verklaring laat niet lang op zich wachten. Ze droppen ons op de stoep van Namanga Curio Shop, onze zoveelste souvenirwinkel.
Namanga Curio Shop – Houtsnijwerk |
|
|
Afrikaanse massage, zo typeert Robert onze ervaring zodra we de rit over de bar slechte C103 ingezet hebben. De charmante kerel met de guitige pretoogjes behoort tot de Kamba, Felix daarentegen is Masai. Bijna een uur lang drijven ze hun Toyota Landcruisers met 70 kilometer per uur over de meedogenloze dwarse ribbels in het onverharde wegdek. Al die tijd is het lawaai in de cabine oorverdovend. Soms is de weg zo slecht, dat links en rechts nieuwe pistes ontstaan zijn.
Buiten valt er voorlopig weinig te beleven. Welgeteld één dikdik, één masaigiraffe, één struisvogel en één impala laten zich in het troosteloze landschap betrappen. Even na half vijf bereiken we Meshanani Gate, de noordelijke toegangspoort tot Amboseli National Park. Met een oppervlakte van 392 km² is dat een vrij klein park – iets groter dan het eiland Malta. Toch is het sedert zijn stichting in 1974 vrij populair bij de safaritoeristen. Dat het park vanuit de hoofdstad Nairobi vrij vlot te bereiken is, zal daar wel voor iets tussen zitten.
Terwijl hij zijn paperassen bij elkaar scharrelt, schudt Robert losjes nog wat cijfermateriaal over het park uit zijn mouw – gemiddelde hoogte 1 200 m, 56 zoogdiersoorten, 378 vogelsoorten. Ondertussen verdringen enkele Masaivrouwen zich aan de ramen van de jeeps om hun spulletjes aan te prijzen. Een gebrek aan gedrevenheid kan je hen niet aanwrijven. Zolang we stilstaan, willen ze van geen wijken weten.
Grantgazellen
Hyena
Vier grantgazellen heten ons welkom zodra we onze weg voortzetten. De grote broers van de thomsongazellen zijn dat. En dat verklaart meteen hun naam. Want grant is niet de naam van de persoon waarnaar ze vernoemd zijn – zoals bijvoorbeeld bij de grévyzebra of de thomsongazelle – maar wel een verbastering van grand gazelle, volgens Robert. Waar we dan de grantzebra moeten situeren, is ons niet meteen duidelijk, want de grantzebra is precies één van de kleinere zebrasoorten.
Hij staat van de hoogste blaadjes van een struik te smullen op een manier zoals alleen gerenoeks dat kunnen
Gerenoek in karakteristieke houding
Van de ene verrassing vallen we in de andere. Drie gerenoeks duiken tussen de struiken op. Eentje staat van de hoogste blaadjes van een struik te smullen op een manier zoals alleen gerenoeks dat kunnen – rechtstaand op de achterpoten, met de voorpoten steunend op de takken van de struik. Behoren deze gerenoeks niet tot de zogenaamde Samburu Five, de vijf diersoorten die je in Kenia enkel in Samburu National Reserve kan waarnemen?
Gerenoek
Dat we over de oever van het meer van Amboseli rijden, daar merken we niets van. In de jaren tachtig is het meer immers uitgedroogd, tegenwoordig tref je hier alleen tijdens de lange regens water aan. Steeds kaler wordt de vlakte, steeds desolater het landschap. Begroeiing is er nauwelijks. Zelfs de vulkanische omgeving van Ngorongoro zag er zo schraal niet uit. Elke beweging van jeeps gaat met grote stofwolken gepaard – niet voor niets betekent Amboseli stoffige plaats. Aan de zuidelijke horizon is het blauwgrijze silhouet van de meest westelijke uitlopers van de Kilimanjaro waarneembaar. Maar zijn top, daar zien we niets van.
Dat we over de oever van het meer van Amboseli rijden, daar merken we niets van
Wrattenzwijnengezinnetje
Grijze kroonkraanvogels
Een koppeltje wrattenzwijnen tippelt met zijn drie kleintjes door de kale vlakte. De vreemde geuren en geluiden van de jeep maken hen zenuwachtig, ze zijn er niet gerust in. Enkele prachtige kroonkraanvogels laten het niet aan hun hart komen en blijven onverdroten in de grond pikken. Kennelijk valt daar toch nog iets eetbaars te rapen.
De rug gekromd, neerhurkend op zijn achterpoten zit een hyena roerloos zijn gevoeg te doen. Ze hebben de sterkste kaken van alle carnivoren, aldus Robert, impliciet onze aandacht naar het andere uiteinde van het roofdier verplaatsend. De hyenamaatschappij is op matriarchale leest geschoeid, met wijfjes aan het hoofd van de roedels.
Buffels
Een leeuwin ligt languit in het zand, een eind van de weg. Ostentatief posteert een pick-up zich net naast het beest en gunt de vips aan boord schitterende close-ups. Dat we weerom in Kenia zijn, dat is duidelijk. In Tanzania zou zulke scène niet mogelijk zijn.
Het moeras van Enkongo Narok wordt gevoed door ondergronds water dat afkomstig is van de Kilimanjaro
Het meer van Amboseli mag dan al kurkdroog staan, Enkongo Narok is nog steeds in goede doen. Dit moeras wordt immers gevoed door ondergronds water dat afkomstig is van de Kilimanjaro. En dat is maar goed ook, want zonder zulke watervoorraden zouden grote zoogdieren zich hier niet kunnen handhaven. Tot aan zijn slagtanden zit een olifant in het water ondergedompeld, terwijl hij zich met zijn slurf aan de waterplanten te goed doet. Verderop volgt een nijlpaard zijn voorbeeld – maar dan zonder slurf. De grond is hier rijk aan calcium, waardoor het beendergestel van de olifanten steviger is en de tanden langer dan bij soortgenoten elders.
Nijlpaard, gnoe
Tussen grazende zebra’s doolt een hyena, maar schrik van het solitaire roofdier hebben ze niet. Geleidelijk slaagt de zon erin de wolken uiteen te drijven. Heel even zelfs komt de vlakke witte top van de Kilimanjaro vaag uit de wolken te voorschijn.
Hyena
Half zeven is het wanneer we Amboseli Serena Safari Lodge bereiken, 1 120 m boven de zeespiegel.
Donderdag 23 juli | Amboseli
Sterren fonkelen aan het open firmament als we naar het ontbijt stappen. Dat voedt onze hoop dat straks de Kilimanjaro de blauwe horizon zal domineren.
Rood rijst de zonneschijf boven tientallen grazende zebra’s en gnoes uit
Gezapig trekt de safari zich vanaf half zeven op gang. Veel valt er aanvankelijk niet te beleven in de desolate vlakte. In het halfduister kunnen we enkele hyena’s ontwaren. Rood rijst de zonneschijf boven tientallen grazende zebra’s en gnoes uit. Zoetjesaan wordt blauwe lucht een feit – behalve in het zuiden, waar lage wolken hun hardnekkige greep rond de Kilimanjaro weigeren te lossen.
|
Waarschijnlijk is de zebra pas deze nacht van honger gestorven, aldus Felix, want het kadaver is ongeschonden
Geregeld herinnert een afgevreten karkas ons aan de dagelijkse strijd op leven en dood die in deze barre natuur zo mogelijk nog meedogenlozer is dan in de Serengeti – een dode gnoe, een dode buffel, een dode zebra. Het zijn geen roofdieren die hen fataal geworden zijn, het zijn honger en uitputting, aldus Felix.
Masaigiraffe, kudde gnoes
Een eenzame masaigiraffe stapt door de vlakte. Zes olifanten kruisen ons pad. Eén van de wijfjes is een slagtand kwijtgespeeld. Een jong van ongeveer zes jaar vergezelt haar. Het heeft al kleine slagtandjes. Die zijn beginnen te groeien toen het jong vier jaar oud was. Twee oudere zonen lopen helemaal achteraan – Felix schat hun leeftijd op 14 à 20 jaar. Lang zal het niet meer duren vooraleer hun moeder hen verjaagt. Zo krijgen oedipustoestanden geen kans. Pas als ze 35 zijn, zullen ze aan hun eigen voortplanting beginnen te denken en zich een wijfje zoeken.
Nooit zal je een smidsplevier op meer dan vliegafstand van water aantreffen
Smidsplevier
Blauwe reiger
In het enorme moeras van Olokenya voelen nijlpaarden zich thuis. Aan de overkant ligt het karkas van een dode olifant. Drie smidsplevieren scharrelen in het gras. Nooit zal je die vogels op meer dan vliegafstand van water aantreffen.
Moeras van Olokenya – Olifanten en koereigers
Dicht bij de weg ligt een dode zebra. Waarschijnlijk is het dier pas deze nacht van honger gestorven, aldus Felix, want het kadaver is ongeschonden. In de loop van de dag zal daar snel verandering in komen. Zodra het wat warmer wordt, zullen gieren van de stijgende warme lucht profiteren en op grote hoogte de omgeving verkennen. Spoedig zullen ze het verse kadaver in de gaten krijgen en er zich op storten. Dat zal dan weer de hyena’s niet ontgaan. Die zullen bij het karkas opdagen en de gieren verjagen. Tijd om te rotten zal dit kadaver niet krijgen.
Maraboe |
|
Zebrakadaver |
In een plas aan de rand van het moeras scharrelen een blauwe reiger, een heilige ibis en een grote zilverreiger. Verderop hebben twee rietbokken zich in het gras neergevlijd. Verbazend is het niet hier rietbokken aan te treffen, gezien hun voorkeur voor drassige grasvlakten. Weer eens ligt er een zebrakadaver langs de weg. Al is het volledig afgekloven, toch is Felix ervan overtuigd dat het om een recente kill gaat.
De jachtluipaard of cheeta is het snelste landdier ter wereld – een spurt met 110 kilometer per uur is een kolfje naar zijn hand
Cheeta
Zelfbewust stapt een jachtluipaard of cheeta door de open vlakte, op zoek naar ontbijt. Het snelste landdier ter wereld is dit – een spurt met 110 kilometer per uur is een kolfje naar zijn hand. Maar die snelheid kan hij hooguit tweehonderd meter volhouden zonder oververhit te geraken. Binnen pakweg tien seconden moet hij zijn prooi dus beet hebben. Pas als hij zeker is van zijn zaak, gaat hij ervoor. Met andere woorden, pas als hij zijn prooi ongemerkt tot 30 à 40 meter kan benaderen.
Cheeta
Onervaren als ze zijn, staan de piepjonge grantgazellen met hun rug naar de cheeta
Begroeiing die potentiële prooien aan het spiedend oog van de cheeta zou kunnen onttrekken, is er bijna niet. Twee gnoes genieten zijn bijzondere aandacht, maar die hebben dat snel in de gaten. Meteen maken ze zich uit de voeten, ook al hebben deze grote antilopen van de veel kleinere cheeta niets te duchten. Vervolgens verschijnt een kleine grantgazelle in het vizier. Dat is wel een haalbare kaart, maar de hyperalerte gazelle heeft zich uit de voeten gemaakt nog voor de cheeta met zijn ogen kan knipperen.
Aan de overkant van de weg zijn twee piepjonge grantgazellen zich van geen kwaad bewust. Onervaren als ze zijn, staan ze met hun rug naar de cheeta. Met de kop hoog in de nek, net boven het gras, fixeert de cheeta zijn prooi. Zelfverzekerd maar uiterst behoedzaam besluipt hij de argeloze prooien, zijn hoofd lijkt te zweven boven de grashalmen. Steeds dichter nadert hij. Steeds sneller is zijn tred. Nog steeds hebben de gazellen niets in de gaten.
Behoedzaam besluipt de cheeta zijn prooi
Als een pijl uit een boog schiet plots het soepele lijf van de cheeta uit het gras tevoorschijn. Verschrikt stuiven de gazellen uit elkaar. Kennelijk heeft de cheeta van meet af aan de linkse gazelle gefixeerd. In een wijde boog tracht ze aan de cheeta te ontkomen. Die fout zal haar fataal worden, want zo kan de cheeta moeiteloos zijn topsnelheid handhaven. Kennelijk heeft de gazelle nooit geleerd – en ze zal daar ook de kans niet meer toe krijgen – dat ze alleen met plotse haakse bochten aan een cheeta kan ontkomen. Ze rent voor haar leven, maar dat volstaat niet.
Binnen pakweg tien seconden moet de cheeta zijn prooi beet hebben
Seconde na seconde na seconde dicht de cheeta de kloof. Dan maakt hij zijn beslissende sprong, na een spurt van zowat honderdtwintig meter. Beide dieren verdwijnen in een grote stofwolk. Het pleit is beslecht, maar pas als de stofwolk gaat liggen, zijn we zeker van het resultaat – de levenloze poten van de gazelle steken boven het gras uit. Een jakhals haast zich naar de plaats delict. Wie weet, vallen er voor hem enkele restjes van de tafel.
Moeras van Olokenya – Buffels en koereigers
Nijlganzen |
|
Afrikaanse lelieloper |
Buffel, koereiger
Op de oever van het Enkongo Narok-moeras gaat het er wat vrediger aan toe. Olifanten en buffels waden grazend door het moerasgras. Een Afrikaanse lelieloper lijkt over het water te tippelen – daar dankt hij zijn bijnaam jezusvogel aan. Nijlganzen danken hun naam dan weer aan hun ogen die opgemaakt lijken als die van vrouwen in het oude Egypte. Ook rietbokken zijn weer van de partij. Zelfs een mooie zadelbekooievaar laat zich opmerken.
Olifanten, koereigers
Gieren doen zich aan een rist kadavers te goed – twee gnoes, twee zebra’s. Meer nog dan elders in Kenia is de dood dagelijkse kost in Amboseli, zo lijkt het.
Gieren bij karkas van gnoe |
|
Gieren bij karkas van zebra |
Drie volwassen gevlekte hyena’s en een zwart jong houden zich op in de buurt van hun nest. Twee tot drie maanden oud schat Felix het jong. Als een soort begroeting likken de volwassen dieren één voor één het jong. Dat zal bij zijn moeder blijven tot het achttien maanden oud is, zodat het met de moedermelk veel kalk meekrijgt. Dat komt goed van pas als je beenderen moet breken en oppeuzelen – één van de favoriete bezigheden van een volwassen hyena.
Een piepjong nijlpaard, minder dan een week oud, staat samen met zijn moeder aan de oever van het water grazen
Waterbokken (m) |
|
Waterbokken (v) |
Piepjong is het nijlpaard dat samen met zijn moeder aan de oever van het water staat te grazen. Minder dan een week oud, denkt Felix. Heel even weten kroonkraanvogels en waterbokken onze aandacht nog te vatten, maar dan gaat het pijlsnel naar de lodge. Welgeteld vijf minuten voor het afsluiten van het ontbijt verschijnen we in de eetzaal.
Grijze kroonkraanvogel
Aansluitend maken we onder Simeons leiding een natuurwandeling van ruim twee uur langs het moeras. Mpake, een Masaikrijger, zal ons beschermen tegen allerhande roofdieren die ons zouden kunnen belagen. Daartoe heeft hij het gepaste gerief mee – een speer, een stok, een flesje mineraalwater.
Ondergronds water afkomstig van de hellingen van de Kilimanjaro vormt de bron van dit moeras, zo weten we. Maar steeds minder sneeuw op de Kilimanjaro leidt tot steeds minder smeltwater. De opwarming van de aarde vormt ook hier een grote bekommernis. Iedereen hoort zijn verantwoordelijkheid te nemen, aldus Simeon. Zo wordt het afvalwater van onze lodge minutieus gezuiverd en geregeld chemisch geanalyseerd, vooraleer het in het ecosysteem geïntroduceerd wordt.
Schrikbarend is het tempo waartegen in Amboseli de bomen verdwijnen. Dat komt deels door de verzilting van de grond, die op haar beurt door de uitdroging veroorzaakt wordt. Maar ook de 1 400 olifanten die het park bevolken, zitten daar voor iets tussen. Want een beetje olifant beschouwt het als zijn verdomde plicht om geregeld een boom te ontmantelen. Eigenlijk telt dit kleine park veel te veel olifanten, verzucht Simeon.
Zo zijn gele koortsbomen erg populair bij de dikhuiden. Die ontdoen de boom van zijn schors om er op te kauwen – kennelijk is de medicinale werking van de schors hen niet ontgaan. Maar na afloop staat die boom daar wel in zijn blootje. Zonder schors kan hij veel minder weerstand bieden aan de insecten die hem belagen. En dan bestaan diezelfde olifanten het nog om eens lekker met hun rug tegen de weerloze boom te schuren.
Zadelbekooievaar |
|
Giftige datura (nachtschadefamilie) |
Hoe dor het gebied ook is, aan de rand van het moeras weten allerhande bloemen zich een vaste stek te veroveren. Simeon wijst grote, witte bloemen met paarse kern uit de windefamilie aan. Of de uiterste giftige datura uit de nachtschadefamilie, die ervoor bekend staat in de buurt van menselijke bewoning voor te komen – de lodge ligt amper een steenworp hier vandaan. Afrikaanse tulp noemen ze hier de boom met de grote oranjerode bloemen uit de trompetboomfamilie.
Met genoegen buigen we ons op verzoek van Simeon over een olifantendrol ter grootte van een voetbal. De kleuren die je in de drol kan onderscheiden, verraden waar de olifant zich de laatste tijd opgehouden heeft, legt hij uit terwijl hij naarstig met een stokje in de drol pookt. Een olifant neemt immers ongewild altijd wat aarde aan boord terwijl hij graast. In dit geval blijkt dat roodbruine aarde te zijn. We hebben dus te maken met een individu dat zich recent in de bergen opgehouden heeft, want in de vlakte is de aarde wit. Overigens brokkelt dat witte gesteente heel gemakkelijk af, waardoor het stof ontstaat dat zo verwoed rond onze jeeps dwarrelt.
Een olifant als ambulante apotheek, daar hadden wij nog nooit van gehoord
Ook Masai plegen meer dan gewone belangstelling voor olifantendrollen op te brengen. Want zo’n drol bevat weleens resten van planten die medicinaal van pas kunnen komen, maar die hier niet voorkomen. Een olifant als ambulante apotheek, daar hadden wij nog nooit van gehoord.
Masaiherders met koeien
Masaikoeien grazen langs het water, enkele herders houden een oogje in het zeil. Vogeltjes huppelen ongeduldig rond de grazende hoofden. Met elke graasbeweging wordt de grond immers wat omgewoeld en dan pikken de vogeltjes graag een insectje mee.
Masaiherder met geiten
Voor de Masai is dit moeras van kolossaal belang, want het is de enige plek waar hun vee kan grazen en drinken. Dat koeien, geiten, ezels en mensen hun leefwereld met wilde dieren delen, is allerminst evident. Vooral niet als je ervan uit moet gaan dat het niet de mensen, maar de wilde dieren zijn die bescherming behoeven.
Ook de olifanten die tot aan hun slagtanden in het moeraswater staan, hebben het gezelschap van witte vogels. De waterplanten waarmee deze dikhuiden zich staan te voeden, zijn eigenlijk niet voedzaam genoeg voor de kolossen, maar ook zij moeten de tering naar de nering zetten.
Extreme omstandigheden leiden tot extreem gedrag, zoals een olifant die naar wortels graaft
Dat brengt Simeon bij de eeuwige schommelingen in het aantal prooidieren en het aantal roofdieren. Stijgt in een vruchtbare omgeving het aantal prooidieren, dan zal met enige vertraging ook het aantal roofdieren stijgen. Het aantal prooidieren zal daardoor weer dalen. Het aantal roofdieren zal dan nog even stijgen vooraleer op zijn beurt de daling in te zetten. Omgevingsomstandigheden zoals een tekort aan voedsel kunnen deze cycli natuurlijk beïnvloeden. Maar het parkbeheer laat de natuur haar gang gaan en zal beslist geen pogingen ondernemen om dit proces te manipuleren, ook al lijkt het momenteel niet goed te gaan met de populaties.
Extreme omstandigheden leiden tot extreem gedrag. Zo wijst Simeon een onopvallend kuiltje aan, waar een olifant naar wortels gegraven heeft. Met zijn voorpoot houdt hij dan het kuiltje open, terwijl hij met zijn slurf de ondergrond aftast. Dergelijke voedingsstrategie past hij enkel toe als het zeer droog is.
Overigens is een olifant in het geheel niet kieskeurig. Zelfs de stekels van een acaciaboom – waarvan we ondertussen weten dat ze moeiteloos dwars door de dikste schoenzolen priemen – weet hij te appreciëren. Onverstoorbaar maalt hij ze fijn tussen zijn tanden. Giraffen daarentegen moeten van de naalden niets hebben. Met hun lange tong en hun hard gehemelte slagen ze er in de blaadjes te verwerken zonder zich aan de naalden te kwetsen.
Bergbijeneter |
|
Driekleurige glansspreeuw |
Op een verre tak in het dorre gras zit een prachtige bergbijeneter – gele nek, kaneelkleurige borst, groene kop en rug. Zoals zijn naam doet uitschijnen zijn bijen en wespen zijn favoriete kost, maar motten, vlinders of libellen versmaadt hij evenmin. Je vindt hem alleen op relatief grote hoogte, dat blijkt ook al uit zijn naam.
Verreaux’ oehoes zijn de grootste uilen van Afrika en de derde grootste ter wereld
Verreaux’ oehoe
Diep in het gebladerte van een hoge boom heeft Simeon twee reusachtige Verreaux’ oehoes ontdekt. De grootste uilen van Afrika zijn dat, en de derde grootste ter wereld, met een spanwijdte tot twee meter en een lengte tot 75 cm. Met grote ogen zitten ze verbaasd te kijken naar al die drukte onderaan hun boom. Kenmerkend zijn de oranje ogen en de lichtroze oogleden in het grijswitte, ovale gezicht – maar dat is op deze afstand enkel met de verrekijker waarneembaar.
Een kleine zandhoos wervelt in de verte door het stof. Zo’n dust devil beweegt van het moeras weg, legt Simeon uit. De open vlakte en de rotsbodem worden immers sneller opgewarmd dan het water van het moeras. Boven de open vlakte heerst dus een lagere luchtdruk, waardoor een luchtstroom van het moeras naar de vlakte ontstaat. Bovendien zal een zandhoos steeds in tegenwijzerzin wervelen, aldus Simeon, vermits we ons ten zuiden van de evenaar bevinden. Ach, daar heb je het Corioliseffect weer. Al is het maar de vraag of dat ook op deze schaal effect heeft.
Zandhoos |
|
Smidsplevier |
Een klimplant heeft steun gezocht en gevonden bij een acacia. Dat versnelt haar groei, maar zal uiteindelijk ten koste gaan van de acacia die het onder haar gewicht zal begeven. Aan haar scherpe doorns dankt de klimplant overigens haar bijnaam wait-a-bit vine – naar het Afrikaanse wag `n bietjie. Geraak je met je kleren in de doorns verstrikt, dan heb je alle redenen om die kreet te slaken.
Metaalachtig hamergeluid weerklinkt uit de richting van het moeras. Het is geen smid die daar aan de slag is, maar een smidsplevier die zich laat horen. Zijn naam dankt hij aan die karakteristieke kreet. Een vijand op het verkeerde been te zetten, daar heeft hij geen moeite mee, aldus Simeon, want daarvoor heeft hij een heleboel trucs in huis. Zo zal hij bijvoorbeeld simuleren dat hij hinkt, om zo de vijand achter zich aan te lokken, weg van zijn nest.
Gnoes, waterbokken, zebra’s
Overdag houden gnoes en zebra’s zich doorgaans aan de overkant van het moeras op. Tegen valavond zetten ze zich echter op weg naar deze zijde van het moeras, omdat ze zich hier ‘s nachts in het open veld veiliger voelen. De Masai hebben tegen die tijd hun vee dat hier overdag graast, binnen de omheining gehaald. Bij dageraad keren gnoes en zebra’s terug naar hun gewone stek. Niet geheel toevallig trekken ze tweemaal daags net achter de lodge door, zeer tot jolijt van de aanwezige gasten.
Gnoe, koereiger, buffels
Steeds zullen Masai hun hutten zoveel mogelijk op één plek concentreren – lintbebouwing of zonevreemde woningen zal je hier vergeefs zoeken. Zo storen ze de migraties van de dieren het minst.
Zebra met jong
Drie tot op het bot afgekloven karkassen liggen in het gras, de behaarde poten zijn her en der over het terrein verspreid. Simeon laat zich verleiden tot een spoedcursus osteologie – ribben, borstbeen, ruggengraat en bekken liggen inderdaad zeer aanschouwelijk uitgestald.
Daarmee komt een einde aan onze wandeling. Net dit decor heeft Geoffrey immers uitgekozen om ons met frisse drank op te wachten, vooraleer ons met zijn jeep naar de lodge terug te brengen.
Zestien uur, safaritijd. Voor de allerlaatste keer trekken we er op uit, rechtstaand in de open jeep, speurend naar alles wat pootjes heeft. Langs en in het moeras bruist het van het leven. Dit is dan ook de enige plek waar nu water te vinden is, aldus Felix. Zebra’s, gnoes en thomsongazellen grazen op de oever, olifanten, nijlpaarden en buffels doen zich aan de planten in het moeras te goed, met het water soms letterlijk tot aan de kin.
Zeearend
Een grote zilverreiger staat op de oever. Majestueus zweeft een zeearend hoog boven het moeras. Zijn vleugelwijdte kan tot 1,8 m bedragen, zijn dieet bestaat voor 99 % uit vis. Aan de rand van het water zit zijn partner toe te kijken. Ze vormen een koppeltje voor het leven.
Zeearend |
|
Spoorwiekganzen |
Ook een tiental spoorwiekganzen zijn van de partij, maar dat hoeft ons niet te verwonderen, want die kan je zowat overal bezuiden de Sahara op vochtige moerasgronden aantreffen. Rustig drijven ze op het water of kuieren wat op de oever. Met hun gewicht tot zeven kilogram en hun lengte tot 115 cm zijn het zelfs de grootste Afrikaanse watervogels. Hun naam danken ze aan de sterke sporen op de rand van hun vleugels. Logischerwijze hebben ze die nodig om zich tegen vijanden te verdedigen, maar dat is niet zo. Mannetjes gebruiken hun sporen om concurrenten uit te schakelen tijdens het paarseizoen.
Aan de overkant van het moeras, volkomen onbereikbaar voor ons, stapt een vrij grote kudde olifanten door het stof.
Buffels in de kale vlakte
Half zes is het als we de observatieheuvel bereiken die ons een schitterend uitzicht hoort te gunnen op het park en op de Kilimanjaro die daar boven uit torent. Dat laatste kunnen we alvast op onze buik schrijven, want de weerbarstige vulkaankegel blijft zich koppig met wolken omhullen. Een pad leidt ons langs de kale helling omhoog. Noomotio noemt de plaatselijke bevolking deze heuvel – plaats met uitgeholde stenen die water kunnen bevatten.
Watergeulen tonen waar olifanten zich een weg hebben gevreten door de drijvende moerasvegetatie
Moeras van Enkongo Narok
Van op de top van de solitaire heuvel, enkele tientallen meters boven de vlakte, kijken we neer op het weelderig groene Enkongo Narokmoeras. Open watergeulen in de dichte drijvende vegetatie getuigen van de schranspartijen die passerende olifanten op hun kerfstok hebben. Een klein eilandje ziet wit van de pelikanen. Rond het moeras strekt zich de droge vlakte tot aan de einder uit. Stofwolkjes vergezellen de dieren er bij elke beweging. Ook zonder Kilimanjaro is het zicht ronduit spectaculair.
Olifantenkadaver
Op een eiland ligt het olifantenkadaver dat we vanmorgen zagen. Meteen begrijpen we waarom het kadaver nog ongeschonden is – op het eiland is het onbereikbaar voor hyena’s. Maar voor stropers vormt dat geen belemmering. Dat heeft de Kenia Wildlife Service ook begrepen, want ze zijn er met een helikopter geland om de kostbare slagtanden te verwijderen. Al die slagtanden van dode olifanten worden door de overheid in een groot magazijn opgeslagen, aldus Felix.
Omstreeks half zeven arriveren we aan de lodge. Een jonge mannetjesolifant brengt er ons van tussen de struiken een laatste eresaluut. Zo hoort dat.
Olifanten in de kale vlakte
In open lucht wacht ons het laatste avondmaal, net naast de plek waar tweemaal daags de gnoes en de zebra’s tijdens hun minimigratie voorbijkomen. Masaidansen ronden het spektakel af.
Vrijdag 24 juli | Amboseli – Nairobi
Zeer vaag is de top van de Kilimanjaro in de wolken zichtbaar – als je maar lang genoeg in dezelfde richting tuurt, ben je bereid te vermoeden dat je denkt dat je misschien de top ziet. Een blik op zijn conische flank is ons al helemaal niet gegund.
|
Hoe enorm de ravage is die olifanten aan bomen aanrichten, kunnen we met eigen ogen vaststellen
Familiegroep
Even na acht laten we de lodge achter ons. Een kleine kudde olifanten kruist ons pad. Eén van de mannetjes is hitsig, hij lijkt wel vijf poten te hebben. Felix schat hem twintig jaar oud. Hij is nog een vrijgezel en heeft het op het dominante wijfje gemunt. Een oedipusrelatie met haar eigen zoon ziet zij echter niet zitten. Brullend weert ze hem af. Mokkend gaat hij een eind achter de groep lopen – op vier poten ditmaal.
De hitsige olifant heeft het op het dominante wijfje gemunt. Maar die ziet een oedipusrelatie met haar eigen zoon niet zitten
Een korte omweg via Ol Tukaj moet ons sneller op de C103 brengen. Hoe enorm de ravage is die olifanten aan bomen kunnen aanrichten, kunnen we ter hoogte van Ol Tukaj Lodge nog eens met eigen ogen vaststellen. Even voor negen bereiken we Meshanani Gate. De daken van de jeeps gaan nu onherroepelijk dicht. De gerenoek is één van de eerste en tegelijk één van de laatste dieren die we de afgelopen weken gezien hebben.
Masaigiraffe tussen savannevegetatie
Robert en Felix richten nu de neus naar Nairobi. Gedwee ondergaan we de Afrikaanse massage van de C103 en ons allerlaatste bezoek aan een souvenirshop. Maar dat zijn niet de herinneringen die we met ons mee zullen dragen. Het is het abundante dierenleven, zowel in zijn aantallen als in zijn verscheidenheid, dat niet meer uit ons geheugen te wissen is.
Jaak Palmans
© 2009, 2021 | Versie 2022-11-13 15:16