Alleen wat vogels en wat apen
Tanzania | Anno 2009
Dinsdag 21 juli | Lake Manyara
Woensdag 22 juli | Lake Manyara – Namanga
Dinsdag 21 juli | Lake Manyara
Groot is het niet, het nationaal park dat zich rond Lake Manyara uitstrekt. Met zijn oppervlakte van 330 km² – tweemaal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – valt het in het niet vergeleken met de enorme Serengeti. Hadden we verwacht hier veel dieren aan te treffen, dan zetten we dat beter meteen uit ons hoofd, aldus chauffeur-gids Pedro. Meer dan wat vogels en wat apen zullen we hier beslist niet te zien krijgen. Als smaakmaker kan dat tellen. Maar goed, het kan niet alle dagen feest zijn.
Terwijl we in de Grote Riftvallei afdalen verschijnen de eerste baobabs aan het raam
Terwijl we in de Grote Riftvallei afdalen verschijnen de eerste baobabs aan het raam. Soms lijkt het wel alsof deze vreemde bomen ondersteboven in de grond geplant zijn, met hun wortels naar boven. Ondertussen zijn fietsers met hun koopwaar naar de markt in Mto Wa Mbu op weg. Met duizelingwekkende snelheid steken ze ons op de steile afdaling langs rechts voorbij. Eentje weet in een bocht amper de confrontatie met een gemotoriseerde tegenligger te vermijden.
Even voor acht rijden we Lake Manyara National Park binnen. Vrij spoedig houdt Pedro halt bij een kigelia africana, een worstenboom, zo genoemd vanwege zijn zware, worstvormige vruchten. Pedro’s pretoogjes verraden dat hij weer eens een sappig verhaal uit zijn mouw gaat schudden. Dat van de vruchten van deze boom bier gemaakt wordt, wisten we al. In Kenia heet dat bier moratina, hier noemen ze het kangara. Maar wie geregeld van dat bier drinkt, wordt nooit ouder dan veertig, voegt Pedro er als vaststaand feit aan toe.
Hij wipt even uit de jeep en komt dan met een afgebroken stuk worst aandragen. Het ding heeft een diameter van 12 tot 15 cm en moet oorspronkelijk meer dan een halve meter lang geweest zijn – geen onbelangrijke details in Pedro’s verhaal. Olifanten gebruiken de vrucht graag als digestief, want een olifantenmaag die dagelijks driehonderd kilogram vegetatie te verwerken krijgt, wil weleens opspelen. Bavianen gebruiken de vrucht als voedsel.
Maar voor de Meru – Pedro’s stam – is de worstenboom niet minder dan de boom der liefde. De vrucht van de kigelia africana is zowel een afrodisiacum, als de ideale maatstaf voor de omvang van het mannelijk lid. Een jongeman zal zich daarom graag een jonge vrucht aan een boom uitkiezen en deze als de zijne markeren. Naarmate de vrucht tot behoorlijke proporties zal uitgroeien, zal ze model staan voor zijn lid. Is de vrucht groot genoeg, dan zal hij ze afsnijden om de groei te stoppen. Want met een instrument dat veel te groot is, kan je niet uit de voeten als het erop aankomt. Daarom dragen de Meru traditioneel geen broeken, gniffelt Pedro.
DNA-analyse heeft uitgewezen dat savanneolifanten en bosolifanten wel degelijk twee genetisch verschillende soorten zijn
Bosolifanten
Een onverharde piste voert ons zuidwaarts door het woud aan de voet van de rotswand van de Grote Riftvallei. Vrij snel ontwaren we een olifantenwijfje tussen het dichte gebladerte. Met haar jong staat ze van het gebladerte te eten. Dit zijn geen savanneolifanten, dit zijn bosolifanten, beklemtoont Pedro. Vroeger dacht men dat bosolifanten een ondersoort waren van de savanneolifanten. DNA-analyse heeft ondertussen uitgewezen dat het wel degelijk om twee genetisch verschillende soorten gaat.
Bosolifanten
Maar er zijn ook zichtbare verschillen. Zo is de bosolifant beduidend kleiner en heeft hij vrij rechte slagtanden die naar beneden wijzen. Dat is handig als je je voortdurend een weg moet banen door het kreupelhout. Savanneolifanten daarentegen hebben slagtanden die naar voren gebogen zijn.
Voor de Centraal-Afrikaanse bossen zijn bosolifanten van kapitaal belang
Je ziet ze niet vaak, deze bosolifanten, want ze leiden een verdoken leventje in het bos. Toch zijn ze voor de Centraal-Afrikaanse bossen van kapitaal belang. Meer dan een dozijn boomsoorten kunnen zonder deze grote loebassen simpelweg niet overleven. Terwijl ze door de wouden struinen op zoek naar hun favoriete fruitbomen, drinkplaatsen en likstenen verspreiden deze grote loebassen via hun ontlasting de zaadjes van die bomen. Maar ze zijn bedreigd. In 2013 zal een telling uitwijzen dat er wereldwijd nog hooguit dertigduizend zijn.
Diadeemmeerkat |
|
|
In een boompje naast de weg reikt een aap naar lekkere groene blaadjes. Het bos is zijn favoriete biotoop, daar voedt hij zich met bladeren, vruchten en bloemen. Zijn vacht is blauwzwart, over zijn wenkbrauwen loopt een band van stijf, lichtgrijs haar. Net alsof hij een diadeem draagt. De naam diadeemaap ligt dus voor de hand, maar zo heet dit dier niet. Het dier dat we observeren is een diadeemmeerkat.
Merkwaardig toch, apen die meerkatten genoemd worden. En dat geldt niet alleen voor de diadeemmeerkat, in totaal zijn er 36 soorten meerkatachtigen. Vast staat dat het woord meer in deze context naar de zee verwijst, meer bepaald naar de Middellandse Zee. Toen men eeuwen geleden in de Lage Landen kennismaakte met een katachtig wezen dat vanuit Afrika aangevoerd werd – van over de Middellandse Zee dus – ging men dat een meerkat noemen. In het Nederlands heeft die naam zich als soortnaam gehandhaafd. In het Afrikaans daarentegen zijn ze de naam meerkat voor stokstaartjes gaan gebruiken. Dat moeten de Britten dan weer een leuke naam gevonden hebben, want ze hebben hem letterlijk overgenomen. Kortom, Timon the meerkat uit The Lion King is dus Timon het stokstaartje uit De Leeuwenkoning.
Bavianen
In de verte zit een groep groene bavianen op de weg, maar zodra we aanstalten maken om te naderen, duiken ze het gebladerte in. Bavianen behoren tot de hondsapen en zijn dus ook meerkatachtigen. Toch is de verstandhouding tussen beide soorten volkomen zoek. Vallen bavianen aan, dan maken echte meerkatten zich best uit de voeten, zo niet moeten ze voor hun leven vrezen.
Rustig kauwend priemt de kop van een masaigiraffe boven de struiken uit, de blauwe tong duidelijk zichtbaar
Rustig kauwend priemt de kop van een masaigiraffe boven de struiken uit, de blauwe tong duidelijk zichtbaar. Een olifantenwijfje staat met twee kleintjes te drinken in het heldere water van een beekje dat langs de helling naar beneden klatert.
Zilveroorneushoornvogel |
|
Vervetaap (m) |
Onverstoorbaar overschouwt een zilveroorneushoornvogel vanaf een hoge tak zijn omgeving. Zoals het een neushoornvogel betaamt, gaat hij met een joekel van een bek door het leven. Maar zijn handelsmerk is de crèmekleurige helm die deze bek afdekt. Wie naar een zilverkleurig oor op zoek gaat, is eraan voor de moeite – op zijn kop kunnen we weinig meer dan een vage vergrijzing van het gevederte waarnemen.
Impala’s |
|
Zebra’s |
Tussen de bomen en de struiken zijn enkele wijfjesolifanten met piepkleine olifantjes op pad – ze kunnen nog net onder de buik van de moeder door stappen. Wat verder merken we een grazende zebra op. En nog een. En nog een. Gaandeweg zijn we omringd door een twintigtal zebra’s.
Vervetaap (m) met azuurblauw scrotum
Een zestal vervetaapjes of groene meerkatten haasten zich een boom in wanneer wij naderen. Hun zwarte handen, voeten en gezicht steken fel af tegen hun bleke, grijsgroene vacht. Maar het meest opvallend zijn natuurlijk de scharlakenrode penis en het azuurblauwe scrotum van de mannetjes. Kennelijk vinden de wijfjes dat heel erg sexy.
Een grijskopijsvogel speurt van op een tak zijn omgeving af, op zoek naar insecten of hagedissen. Beboste streken met water in de buurt, daar houdt hij van. Zoals elke ijsvogel is hij in prachtige kleuren uitgedost – helrode snavel, witte borst, kastanjebruine buik, blauwe vleugels.
Grijskopijsvogel
Door het korte gras scharrelt een sporenkieviet. Wat kleuren betreft, moet hij het tegen de ijsvogel afleggen. Zijn gevederte oogt voornaam, maar sober – egaal bruin op de rug, diepzwart op de buik, helwit aan de hals. Alleszins betekent zijn aanwezigheid dat we de nijlpaardenpoel naderen, want deze waadvogel houdt zich uitsluitend in de buurt van water op.
Wat kleurenpracht betreft, moet de sporenkieviet het tegen de grijskopijsvogel afleggen
Sporenkieviet |
|
Grijskopijsvogel |
Maar het zijn niet de grijze ruggen van nijlpaarden die daar onze aandacht trekken. Het is het drukke fladderen van ontelbare vogels – nimmerzatten, lepelaars, pelikanen, nijlganzen. Helemaal in de verte staat een grote kudde gnoes te grazen. Een handvol thomsongazellen vertoeft in hun gezelschap. Heel even laten de gnoes zich opschrikken en zetten ze een kleine stampede in, maar die komt gauw weer tot stilstand.
Het drukke fladderen van ontelbare vogels – nimmerzatten, lepelaars, pelikanen, nijlganzen – trekt de aandacht
In het koele water is er ruimte zat voor de nijlpaarden, ruzies blijven dus achterwege. Toch zetten ze zo nu en dan hun muil wijd open, teneinde iedereen eraan te herinneren hoe belangrijk ze zichzelf wel vinden. Een stapje in de wereld zetten, dat doen ze ook. Met hun logge lijven hijsen ze zich dan uit het water en gaan wat staan grazen in de vlakte.
Nijlpaardenpoel, watervogels, gnoes
Twee nijlpaarden leggen zich netjes naast elkaar in het gras te rusten, een Afrikaanse nimmerzat installeert zich op hun rug. Een prachtige waadvogel is dat, met zijn wit gevederte en vooral dat rode masker aan het begin van die lange gele bek. Vaak staat hij met open snavel in het water te wachten tot een prooi voorbijzwemt. Dan reageert hij bliksemsnel, geen enkele prooi zal hem ontsnappen. Daardoor komt hij nogal schrokkerig over. Indertijd is men in de Lage Landen deze uitheemse vogel daarom nimmerzat gaan noemen, nooit verzadigd dus.
Nijlpaarden, Afrikaanse nimmerzat, blauwe reigers
Wrattenzwijnengezinnetje
Drie buffels groeten ons terwijl we onze weg rond het meer voortzetten. Tegen de achtergrond van de steil oprijzende valleiwand staan giraffen en zebra’s in de vlakte te grazen. Diadeemmeerkatten en groene meerkatten bevolken de bomen, bavianen en impala’s rennen voor ons uit over de weg. Wrattenzwijnen tippelen door de vlakte. Een hamerkop staat op een rotsblok te spieden naar kikkers en ander lekkers. Wie zei ook alweer dat in dit park bijna geen dieren te zien zijn?
Wie zei ook alweer dat in dit park bijna geen dieren te zien zijn?
Diadeemmeerkat |
|
Hamerkop |
Hogerop tegen de helling biedt het uitzichtpunt van Msasa ons een weids uitzicht over het meer. Dan keren we naar de vlakte terug. Roerloos zitten enkele giraffen er in het gras te slapen.
Slapende masaigiraffen
Helemaal in de verte ontwaren we nog net een roze schijn boven het water. Tienduizenden kleine flamingo’s zijn dat, hun roze lichamen vloeien optisch samen in een flinterdunne lijn. Net zoals in Lake Nakuru neemt de watervoorraad van Lake Manyara door de aanhoudende droogte steeds verder af en vinden steeds minder flamingo’s er hun gading.
Lake Manyara
Even na één laten we het park achter ons. We slenteren nog wat over het marktje van Mto Wa Mbu, maar het aanbod – wat groenten en fruit, veel toeristenprullaria – kan ons amper bekoren.
Mto Wa Mbu betekent eigenlijk Rivier der Muggen, niet meteen een naam waarmee je toeristen aantrekt
Markt van Mto Wa Mbu
Dan spreekt een Nature Walk door de vruchtbare velden veel meer tot onze verbeelding. Aloïs van Green Footprint Adventures zal ons in een boeiende wandeling op sleeptouw nemen, twee uur lang, en ons van tekst en uitleg voorzien.
Dat de streek haar vruchtbaarheid aan het overvloedige regenwater uit het vulkanische hoogland dankt, wisten we al. Maar datzelfde water trekt ook ongedierte aan – Mto Wa Mbu betekent eigenlijk Rivier der Muggen, niet meteen een naam waarmee je toeristen aantrekt. Malaria en runderpest dwongen de nomadische Masai in 1961 de streek te verlaten en zich deels verderop in de vlakte, deels hogerop rond de vulkanen te vestigen. Dat is ook waar wij overnacht hebben, gelukkig maar.
|
Sedertdien hebben sedentaire bevolkingsgroepen hun plaats ingenomen. Meer dan honderdtwintig stammen telt Tanzania tegenwoordig, zelfs in Mto Wa Mbu zal je er daar meer dan honderd van aantreffen. Een heuse smeltkroes van talen en culturen is deze kleine plek dus, maar ons ongeoefend oog valt dat niet eens op.
Op een oppervlakte van slechts 100 km² wonen hier maar liefst achtduizend mensen samen, aldus Aloïs. Daar zijn we niet echt van onder de indruk – op zulke oppervlakte moet de doorsnee Belg ruim 34 000 landgenoten tolereren. Tot we ons realiseren dat ook de subsistentielandbouw beslag legt op een aanzienlijk deel van deze oppervlakte.
De beschikbare grond wordt dan ook intensief in gemengde culturen aangewend – aan de rand van een grote bananenplantage wijst Aloïs een mangoboom aan, een sinaasappelboom, suikerriet, wilde spinazie. Dat suikerriet wordt overigens uitsluitend gebruikt om er op te kauwen, verder doen ze er niets mee – Tanzania is Cuba niet.
In de moestuin van een kleine woning zien we vooral Europese groenten, maar ook wilde marihuana groeit er. Daar maken ze dan weer een insecticide van.
Bananenplantage
Als door een groene tunnel leidt het pad ons tussen de bananenplanten door. De lange bladeren sluiten zich als een dak boven onze hoofden. Grote purperrode vruchten prijken onder weelderige bananentrossen.
De bananen worden steeds geoogst nog voor ze geel zijn, zo niet helpen apen met de oogst
Vrucht van bananenboom |
|
Bananentros met vrucht |
Zaden hebben de bananen niet, je moet scheuten uitzetten. Daartoe plant je een verse scheut naast de stam van een oude bananenplant en zaagt die ongeveer 60 à 70 cm boven de grond af. Water zal uit de vochtige stam naar beneden sijpelen en de jonge plant permanent bevloeien. Ook in tijden van grote droogte zal de grond rond de stam steeds vochtig zijn.
Zestien soorten bananen kent Tanzania, slechts vijf daarvan worden rond Mto Wa Mbu geteeld. Daaronder de kleine zoete bananen en de intrigerende rode bananen.
De bananen worden overigens steeds geoogst nog voor ze geel zijn, zo niet helpen apen met de oogst. Niets gaat verloren. De stam van de plant wordt als veevoeder gebruikt, de gedroogde bladeren vinden een bestemming als verpakkingsmateriaal, dakbedekking, omheining... of als geïmproviseerde paraplu voor wie door een tropische stortbui verrast wordt.
Het huisje mag dan fragiel lijken, toch gaat het gemakkelijk tien jaar mee, zelfs onder de tropische regens
Te midden van de bananenplanten wijst Aloïs een eenvoudig huisje aan. De muren zijn opgetrokken uit adobestenen – in de zon gedroogde aarde – die aan elkaar geklit zijn met een mengsel van modder, as en koeiendrek. Bananenbladeren zijn als dakbedekking gebruikt, maar ook voor de tuinomheining en zelfs voor de wanden van de toiletten achter het huis. Goedkopere bouwmaterialen bestaan er niet, alles tref je vrij in de natuur aan. Het huisje mag dan fragiel lijken, toch gaat het gemakkelijk tien jaar mee, zelfs onder de tropische regens. Enkel overstromingen zijn fataal, want die spoelen de gedroogde modderstenen in amper vierentwintig uur weg.
Scheuten van de tandenborstelboom worden als tandenstoker gebruikt. Dat had William ons op de uitlopers van Mount Kenya ook al diets gemaakt, maar nieuw voor ons is dat je de bladeren kan verbranden om insecten te verdrijven en dat ze zelfs malaria helpen bestrijden.
Bananenplantage |
|
Houtsnijwerk door Makonde |
Onder een schamel afdak zijn een stel mannen aan de slag – letterlijk, met hamer en beitel. Het zijn Makonde die traditioneel zeer bedreven zijn in houtsnijwerk. Eigenlijk zijn ze uit Mozambique afkomstig, maar tussen 1964 en 1975 zijn ze de bevrijdingsoorlog tegen de Portugezen ontvlucht die toen in hun geboorteland woedde. Nu proberen ze zich hier op de grond tussen de bananenplanten uit stukken hout een broodwinning te snijden.
Een van hen is Fred, hij verstrekt ons een woordje uitleg bij hun werkzaamheden. Liefst van al bewerken ze ebbenhout. Een zware, maar vrij kostbare hardhoutsoort is dat. Ebbenbomen zijn immers vrij zeldzaam. In Mto Wa Mbu komen ze niet eens voor, wel veertig kilometer hier vandaan. Bovendien duurt het 70 tot 100 jaar vooraleer het hout van een ebbenboom voldoende vorm gekregen heeft om bewerkt te worden. En dan nog is het kappen van ebbenbomen volkomen uitgesloten.
Bananenbier is voedzamer en wordt daarom aan zwangere vrouwen aanbevolen
Bananen koken voor het brouwen van bier |
|
Ingrediënten voor bananenbier |
Bananenverkopers
Noodgedwongen beperken Fred en de zijnen zich tot het verzamelen van afgebroken takken, waarvoor ze bij de overheid of bij de Masai de rechten kopen. Grote ebbenhouten werkstukken zoals we gisteren nog in de plaswinkel zagen, zullen ze nooit kunnen realiseren.
Naast ebbenhout bewerken ze ook lichtere houtsoorten, zoals mahoniehout en rozenhout, die hier wel in de buurt groeien. Heel merkwaardig vinden we de typische torentjes van menselijke figuren die de ujamaa voorstellen – de Tanzaniaanse variant van het socialisme die door Julius Nyerere in 1967 naar voren geschoven werd.
Aan de rand van de bananenplantage zetten we onze weg langs een rivier verder. Daar stuiten we op enkele schoolgebouwen. Het schoolpleintje ligt er wat doods bij, de kinderen zijn naar huis. In Tanzania volg je lager onderwijs van 7 tot 14 jaar. Wie dan slaagt in het nationaal examen, mag naar het gewoon secundair onderwijs overgaan. Vier jaar later volgt er weer een nationaal examen – wie slaagt, studeert voort in het gevorderd secundair onderwijs. Na nog eens twee jaar volgt een nationaal examen dat toegang verschaft tot de universiteit. Een studiebeurs helpt de minder begoeden de kosten hiervan te dragen. Een lening is dat in feite, want zodra ze afgestudeerd zijn, horen ze dit bedrag aan de overheid terug te betalen.
Op elk niveau moet je voor de studiebeurs afdokken. Het paradoxale gevolg is dat alleen rijke kinderen gratis kunnen studeren
Straks zal chauffeur-gids Koi dit iets te rooskleurig verhaal doorprikken. Want om een studiebeurs te pakken te krijgen, moet je met je aanvraag bij een stoet van hoogwaardigheidsbekleders langs – het hoofd van tien huizen, het wijkhoofd, het dorpshoofd, het districtshoofd... Op elk niveau moet je voor het visum afdokken – voor wat hoort wat. Het paradoxale gevolg is dat alleen rijke kinderen gratis kunnen studeren.
Een biertje in de plaatselijke pub – het ritueel bij uitstek om een natuurwandeling af te ronden, zo lijkt het. Toch zijn onze verwachtingen niet echt hooggespannen. De pub is niet meer dan een halfopen hut, het biertje is gebrouwen op basis van... bananen.
Waarom bananen? Omdat die hier rijkelijk voorhanden zijn, aldus Aloïs. Anderen werken met kokos of met suikerriet, hier doen ze het met bananen. De Chaga op de hellingen van de Kilimanjaro zouden de eersten geweest zijn om bananenbier te brouwen.
Vergeleken met bier dat op flessen getrokken is – Tusker, Serengeti, Kilimanjaro, Safari, de namen komen ons ondertussen vertrouwd voor – is bananenbier heel wat goedkoper. Bovendien is het minder sterk, maar wel voedzamer dan commerciële bieren. Het wordt dan ook aan zwangere vrouwen aanbevolen. Zelfs ruzies en echtelijke geschillen lost het op, aldus Aloïs. Bananenbier is dan ook een vast ingrediënt van elk geslaagd huwelijksfeest.
Mochten we thuis zelf aan de slag willen als bananenbierbrouwer, dan horen we als volgt te werk te gaan. Eerst plet je vingergierst – zo genoemd omdat het vijf pluisjes draagt. Vervolgens voeg je bloem aan de gierst toe en laat dit uitlopen, zodat een natuurlijke gist ontstaat.
In de polenta mag je beslist niet roeren, want dan verdwijnt de alcohol en dat kan onmogelijk de bedoeling zijn
Ondertussen kook je de bananen zes tot zeven uur, zodat ze hun suiker en dus hun zoete smaak verliezen. Het resultaat daarvan laat je enige tijd in de fermentatiekamer rusten – vijf dagen bij warm weer, zeven dagen bij koud weer. Roeren, pureren en mengen met alweer een wit poeder leveren een meelbrij op die Aloïs polenta noemt.
Deze polenta meng je voorzichtig met je natuurlijke gist. Beslist niet roeren, vermaant hij ons streng, want dan verdwijnt de alcohol en dat kan onmogelijk de bedoeling zijn. De doffe blik in de ogen van de enige stamgast in de pub bevestigt ons vermoeden dat de baas van deze pub nooit roert in zijn polenta.
Lake Manyara
Ondertussen is op tafel een grote blauwe beker verschenen, met daarin ruim een liter van het lugubere brouwsel. Onder een schuimlaagje van gierst gaat een lichtbruine vloeistof schuil. Ruiken aan de plastic beker mag, er van drinken ook, maar dan moeten we eerst het schuim wegblazen. Het goedje blijkt zuur te smaken, van de smaak van bananen is er geen spoor, van enige verwantschap met traditionele bieren op basis van graan evenmin. Bananenbier kan niet gebotteld worden, want het blijft gisten – ook in onze maag, terwijl we in Pedro’s jeep naar de lodge terugkeren.
Woensdag 22 juli | Lake Manyara – Namanga
Twee oogsten per jaar – rijst in het natte seizoen, maïs of rijst in het droge seizoen. Dat is wat deze streek zo uitzonderlijk maakt, legt Koi uit, terwijl we even na acht oostwaarts bollen langs de B144 die al sedert vrijdagnamiddag ons richtsnoer doorheen de savanne vormt. Uit het noorden komt een handvol olifanten aanzetten, op weg naar het zuidelijker gelegen meer van Tarangire.
Arusha is vooral bekend van de Arusha-akkoorden en het Rwandatribunaal, in mindere mate als de stad waar Julius Nyerere in 1967 de ujamaa voorstelde
Makuyuni heet de plek waar we aansluiting vinden met de A104. Een korte tankbeurt later zetten we onze weg noordwaarts verder naar Arusha – in Europa vooral bekend van de Arusha-akkoorden en het Rwandatribunaal, in mindere mate als de stad waar mwalimu Julius Nyerere in 1967 voor het eerst met de ujamaa uitpakte, de Afrikaanse versie van het socialisme.
Oldonyo Orok Arts & Gallery – Maskers |
|
|
Een dichte bewolking hangt over het land, naar het noorden toe wordt het steeds donkerder. Koi houdt er een flinke vaart op na – negentig kilometer per uur soms – in weerwil van het feit dat we een zee van tijd hebben. Gelukkig ligt er nog een plaswinkel in het verschiet om dit prangend probleem op te lossen. Safari-jeeps rijden af en aan voor Oldonyo Orok Arts & Gallery. Het aanbod is er ronduit overweldigend. De ebbenhouten stukken die er staan zijn enorm. Daar kunnen de arme donders tussen de bananenplanten van Mto Wa Mbu alleen maar van dromen.
|
Het is niet eens elf uur als we in Arusha arriveren, een stad met iets minder dan een miljoen inwoners. Een zeer drukke bedoening is het in de straten. Enkele vrouwen lopen in zwarte chador rond. Ongeveer 35 % van de bevolking is christen en 30 % moslim, maar wrijvingen tussen de godsdiensten zijn er niet, aldus Koi. De aanwezigheid van een café met Stella Artois-reclame ontgaat ons allerminst.
Roodbruine koffiebonen prijken overvloedig aan de takken, maar plukrijp zijn ze nog niet
|
Verspreid tussen het weelderige groen van een koffieplantage staan de gastenverblijven van de Coffee Lodge. Roodbruine koffiebonen prijken er overvloedig aan de takken, maar plukrijp zijn ze nog niet. Om half twaalf arriveren we er voor de lunch.
Om het drukke stadscentrum te vermijden zoekt Koi na de lunch de oude weg naar Nairobi op, ten westen van Arusha. Een hobbelige, onverharde dreef leidt tussen sterk beveiligde koffieplantages door – gewapende bewakers en omheiningen onder elektrische spanning zijn er de norm.
In een brede bocht voert de A104 ons rond Arusha National Park. Daar ergens, volkomen onzichtbaar in de dichte bewolking, moet Mount Meru liggen. Jammer dat we zijn quasi perfecte kegelvorm niet kunnen waarnemen. Met ruim 4 566 m is het de tweede hoogste berg van Tanzania. Oorspronkelijk was hij nog hoger, maar zo’n 7 800 jaar geleden is zijn top gedeeltelijk ingestort. Zijn laatste uitbarsting dateert van 1910.
In de verte zou Mount Kilimanjaro zich stilaan moeten manifesteren, maar voorlopig komt daar niets van in huis
Gaandeweg wordt de verharde weg steeds vaker afgewisseld met onverharde rijstroken. Pole pole – langzaam – schreeuwen slordige plakkaten langs de weg ons geregeld toe. Steeds desolater wordt het landschap, met amper wat acaciabomen of struiken. Toch doemt er in het heuvelachtige landschap heel af en toe een dorpje uit het stof op. Rechts in de verte zou Mount Kilimanjaro zich stilaan moeten manifesteren, maar voorlopig komt daar niets van in huis. We troosten ons met de woorden van William een dag of tien geleden – straks, aan de Keniaanse zijde, is de Kilimanjaro altijd zichtbaar.
Even na half drie kruisen we Longido, het laatste dorpje van betekenis voor de grens. Nog steeds is het dichtbewolkt. Een half uur later bereiken we de grens in Namanga, ruim honderd kilometer ten noorden van Arusha. Daar staan onze Keniaanse chauffeurs-gidsen ons al op te wachten. Robert en Felix heten ze, ze hebben Toyota Landcruisers voor ons mee. Terwijl de bagage tussen de jeeps wordt omgeladen, verschijnen de Tanzaniaanse stempels in een vlot tempo in onze reispassen. De opdracht van onze Tanzaniaanse chauffeurs-gidsen Koi en Pedro eindigt hier, we nemen afscheid van onze consciëntieuze leidsman en zijn jongensachtige gezel.
De Keniaanse immigratie legt ons evenmin een strobreed in de weg. Minder dan een half uur na aankomst laten we de grenspost achter ons.
Jaak Palmans
© 2009, 2021 | Versie 2022-11-14 12:02
Lees het vervolg in (7/7)
Rennen voor je leven volstaat niet