Op de bodem van de vulkaan
Tanzania | Anno 2009
Zondag 19 juli | Naabi Hill – Ngorongoro
Maandag 20 juli | Ngorongoro – Lake Manyara
Zondag 19 juli | Naabi Hill – Ngorongoro
Het was even oefenen, maar zoetjesaan krijgen we de naam van onze volgende bestemming vlot over de lippen – de Ngorongoro. Een wereld op zich is het, dit overblijfsel van een ontplofte vulkaan. Met zijn doormeter van bijna twintig kilometer is het ’s werelds grootste intacte caldeira, ongeveer anderhalve keer de oppervlakte van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Dat de Ngorongoro één van Tanzania’s grote trekpleisters is, hoeft niet te verbazen
Meer dan zeshonderd meter hoog rijst de immense kraterwand steil boven de bodem van de caldeira uit, vergelijkbaar met de hoogste toppen van de Ardennen dus. Naar gelang van de hoogte hebben zich op die flank zelfs verschillende klimaatzones gevormd. Zo steil is de wand, dat je met een voertuig op slechts drie plaatsen in de kern kan afdalen. Dieren hebben daar geen moeite mee, ze migreren de caldeira vlotjes in en uit, aangetrokken door het vele gras en de permanente watervoorraad van het Magadimeer. Zelfs zwarte neushoorns kan je er spotten. Dat de Ngorongoro één van Tanzania’s grote trekpleisters is, hoeft dan ook niet te verbazen.
Op weg naar Ngorongoro |
|
|
Toch is de Ngorongoro niet meer dan de meest opvallende in een keten van vulkanen die hier in de loop van miljoenen jaren ontstaan zijn. Ze herinneren er ons permanent aan dat de immer voortschrijdende vorming van de Grote Riftvallei geen akkefietje is. Sommige van die vulkanen zijn net zoals de Ngorongoro allang ingestort. Andere zijn intact, maar uitgedoofd. Eentje – Ol Doinyo Lengai, de Berg van God – is zelfs nog actief. Al deze vulkanen maken deel uit van de Ngorongoro Conservation Area, een gebied van 8 300 km², ongeveer zo groot als de provincies Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg samen.
Een keten van vulkanen herinnert er ons permanent aan dat de immer voortschrijdende vorming van de Grote Riftvallei geen akkefietje is
Dat we vanmorgen de Serengeti achter ons hebben moeten laten, wordt dus ruimschoots goedgemaakt door wat ons te wachten staat. Maar voorlopig verandert er weinig aan het decor. Het landschap blijft even desolaat als daarstraks, de onverharde weg blijft een marteling voor voertuig en passagiers.
Shifting Sands
Op zoek naar de fameuze Shifting Sands slaan we een stoffig zijwegje in. Dansend wroet de jeep zich een weg door het mulle zand. Een solitaire duin van fijn zwart zand blijkt zich onder invloed van de nooit aflatende oostenwind heel langzaam westwaarts te verplaatsen. En dan valt het vandaag nog mee met de wind, aldus Koi, want normaal is het hier veel stoffiger. Paaltjes markeren de vorige posities van de duin – 2003, 2000, 1995, 1990, 1985, 1980, 1976, 1969. Ongeveer vijf jaar doet de duin er over om honderd meter op te schuiven, zo lijkt het ons.
Door het mulle zand gaat het verder naar de Oldupaikloof. De wieg van de mensheid wordt ze weleens genoemd, gezien de vele vondsten van fossiele resten van hominiden of verre voorouders van de mens. Een steile rotsachtige weg leidt ons dwars door de kloof naar de overkant, waar we meteen aan het Olduvaimuseum belanden, ongeveer 1 400 m boven de zeespiegel.
Inselberg
Vooraleer het museum in te duiken worden we in de geologie van de streek ingewijd. Maar eerst ruimt onze gids een hardnekkig misverstand uit de weg. Aan de wilde sisal die hier zo weelderig groeit – oldupai – ontleende de kloof oorspronkelijk haar naam. Toen in 1911 een Britse botanicus hier vlinders achternazat, verbasterde hij die naam echter tot olduvai. Dat zou ook de naam worden waaronder de kloof wereldberoemd werd – Olduvai Gorge. En tot spijt van wie het benijdt, is Olduvai ook de naam die systematisch in het museum van Oldupai gehanteerd wordt.
Nog steeds vinden elk jaar in juli en augustus opgravingen plaats. In de wanden van de kloof kan je duidelijk vijf geologische lagen onderscheiden, en met liefst vier daarvan kan een voorloper van de mens geassocieerd worden.
Voor Mary Leakey moet het een spectaculaire verrassing geweest zijn om na 28 jaar het allereerste betekenisvolle bot van een mensachtige op te graven
Te beginnen met een laag van lava en basalt, helemaal onderaan. Twee miljoen jaar oud is deze laag, Australopithecus boisei voelde zich er thuis. Tegenwoordig wordt deze uitgestorven mensachtige echter niet meer tot de rechtstreekse voorouders van Homo sapiens gerekend. Toch moet het voor Mary Leakey een spectaculaire verrassing geweest zijn om op 17 juli 1959, na achtentwintig jaar onderzoek in deze verzengende kloof, het allereerste betekenisvolle bot van een mensachtige op te graven. En dan nog per toeval, op een ogenblik dat ze eigenlijk niet aan het graven was.
Inselberg
Hogerop treffen we een laag vulkanisch as aan van 1,5 miljoen jaar oud. Dit was het milieu van Homo habilis, de eerste mensachtige die stenen werktuigen ging maken en gebruiken. De middelste laag heeft dan weer geen antropologische vondsten opgeleverd – waarschijnlijk was het hier toen te heet en te droog voor de voorlopers van de mens.
Homo erectus is de eerste mensachtige waarin we onszelf – een beetje dan toch – herkennen
De vierde laag ontstond 800 000 jaar geleden uit vulkanische as, toen Homo erectus hier de dienst uitmaakte. Dat is de eerste mensachtige waarin we onszelf – een beetje dan toch – herkennen, met zijn vlak gezicht, zijn uitstekende neus en zijn schaarse beharing. Homo erectus wist hoe je vuur gebruikt, hoe je in groep jaagt, hoe je gewonde of zieke soortgenoten verzorgt. En wat belangrijk is, Homo erectus was de allereerste mensachtige die Afrika verliet en Azië en Europa ging verkennen.
De vijfde laag ten slotte is amper 100 000 jaar oud en zag Homo sapiens evolueren tot Homo sapiens sapiens – onze soort dus.
Het spectaculairst zijn natuurlijk de vondsten van Mary Leakey in Laetoli, hier zo’n 45 km vandaan. In 1978 legde ze er voetafdrukken bloot in een laag tufsteen van liefst 3,6 miljoen jaar oud. Die bleken van drie verre voorouders van de mens afkomstig te zijn. Een mannetje en een wijfje liepen er naast elkaar, en om het wat ingewikkelder te maken, liep een tweede mannetje in de voetsporen van het eerste – wellicht omdat de bodem hem anders te heet was onder de voeten. Het trio behoorde tot Homo afarensis, waarvan ook de beroemde, 400 000 jaar jongere Lucy van Afar in Ethiopië deel uitmaakte. We hoeven de naam maar te horen of Lucy in the Sky with Diamonds installeert zich als een oorworm in ons brein.
Kolonistenagame |
|
Zwavelkanaries |
Ze waren slechts 110 tot 120 cm groot, deze mensachtigen. Ze moeten door een verse laag vulkanische as gelopen hebben, afkomstig van de twintig kilometer zuidelijker gelegen Sadimanvulkaan. In die vochtige aslaag bleven hun voetafdrukken uitstekend bewaard. De aanwezigheid van natriumcarbonaat droeg er toe bij dat de as tot een cementachtige laag opdroogde, zodat het zevenentwintig meter lange voetspoor vereeuwigd werd.
Ook van andere dieren werden afdrukken teruggevonden – olifanten, witte en zwarte neushoorns, dikdiks, parelhoenen. Zelfs een merrie en haar veulen die uit de andere richting kwamen aangelopen, lieten aanwijsbare sporen na.
Homo erectus was de allereerste mensachtige die Afrika verliet en Azië en Europa ging verkennen
Wat deze vondst zo bijzonder maakt, is het feit dat ze niet alleen aanwijzingen geeft over het gebeente van deze mensachtigen, maar ook over hun zachte, lang vergane huid. In de afdrukken is de boog van de voet immers duidelijk zichtbaar. Ook blijkt de grote teen in het verlengde van de voet te liggen. Dat zijn twee adaptaties die het rechtop lopen vergemakkelijken. Bij andere primaten roteert de grote teen immers tegenover de andere tenen, wat wel het grijpen ten goede komt, maar niet het lopen. Kortom, uit dit voetspoor blijkt onomstotelijk dat deze hominiden 3,6 miljoen jaar geleden reeds op twee benen liepen. Zijn naam ten spijt was Homo erectus dus niet de eerste van onze voorouders die op twee benen liep.
Uitlopers van de vulkanen
Over de uitlopers van de vulkanen klimmen we uit de vlakte weg. Onder een boom voor een kraal zitten Masaivrouwen te palaveren. Dit is Loongoku, een Cultural Village, hier worden we verwacht. Een twintigtal hutjes zijn door een ring van stekelige acaciastruiken van de omgeving afgeschermd. Sindato, de zoon van de chef, verwelkomt ons. Ovalen huidverminkingen op zijn wangen wijzen er op dat hij tijdens de nacht geboren is.
Loongoku – Welkomstdans
Eerst worden we op welkomstdansen onthaald. Nu eens in twee rijen, dan weer in twee concentrische cirkels dansen de Masaimannen in het rond terwijl ze luidkeels ritmische kreten uitstoten. Het lijkt bijna alsof we niet welkom zijn, zo heftig gaat het eraan toe. Creatieve improvisatie lijkt te primeren op synchroniciteit. Vaak dragen de dansers schoenen die uit autobanden gesneden zijn. Op de achtergrond dragen zingende vrouwen hun steentje bij. Voor zover er sprake is van samenhang tussen zang en dans lijkt dat eerder op toeval te berusten.
|
|
|
Het ritueel is voltooid, we zijn welkom en mogen de kraal betreden. Daar zullen de mannen een adumu opvoeren, de traditionele springdans van jonge krijgers bij speciale gelegenheden zoals inwijdingen, overgangsrituelen en bruiloften, legt Sindato uit. Ondertussen zullen de vrouwen een besnijdeniszang brengen.
Ze springen puur op de kracht van hun voet‑ en kuitspieren, hun hielen raken de grond niet, hun knieën buigen niet door
Adumu, traditionele springdans van jonge krijgers
De mannen stellen zich in een halve cirkel op. Beurtelings komen ze naar voren, soms individueel, soms in groepjes van twee of drie, om het befaamde springritueel te beoefenen. Stokstijf, met de armen strak naast het lichaam, springen ze vijftig tot zestig centimeter hoog, soms een dozijn keer na elkaar zonder onderbreking. Dat lijkt zeer banaal, maar dat is het niet. Want. Alsof ze op een trampoline springen, maar dan op een trampoline van beton. Voor jonge morani of krijgers komt het er bij deze wedstrijd op aan het hoogst te springen, een vertoon van mannelijkheid en kracht dus. Oorspronkelijk werd de dans ’s nachts uitgevoerd, onder een van die prachtige open sterrenhemels waar de savanne een patent op lijkt te hebben, zodat het leek alsof de danser naar de sterren sprong.
|
Oorspronkelijk werd de dans ’s nachts uitgevoerd, zodat het leek alsof de danser naar de sterren sprong
Het bezoek aan de hutjes zit er aan te komen. Per twee krijgen we een begeleider toegewezen. Jackson zal ons zijn hutje tonen – en meteen ook enkele spulletjes die geheel toevallig voor zijn hutje uitgestald zijn en voor een zacht prijsje van eigenaar kunnen veranderen. Twintig jaar is hij, en nog niet getrouwd. Het bezoek aan het hutje hoeft niet te lang te duren, legt hij ons uit, zodat er voldoende tijd rest voor het bezoek aan het marktje.
De hutjes zijn opgetrokken uit takken die met gedroogde koeiendrek bekleed zijn. Hutten bouwen is vrouwenwerk bij deze nomaden. Een Masaiman mag er maximum tien vrouwen op na houden, maar dan moet hij ook wel tien hutjes bouwen, aldus Jackson. Laten bouwen, voegen we er met een lichte frons aan toe.
Via een laag gangetje in U-vorm – om wilde dieren buiten te houden – wringen we onze XXL-lijven het piepkleine hutje binnen
|
Via een laag gangetje in U-vorm – om wilde dieren buiten te houden – wringen we onze XXL-lijven het piepkleine hutje binnen. Voor we er erg in hebben staan we met onze grote voeten midden in de gedoofde vuurhaard, want het is er aardedonker. Zelfs na enige minuten went het niet.
Interieur van hut met bed |
|
Echtpaar bij ingang van hut |
Twee bedden zijn er – het kleinste is voor de man, het grootste voor vrouw en kinderen. Boven het bed van de vrouw is er een raam, zegt Jackson, terwijl hij in de wand een onooglijk gat van nog geen tien centimeter doormeter aanwijst. Boven het bed van de man is er geen raam. Een gat van dezelfde afmetingen aan de andere zijde van de hut is bedoeld om tijdens het koken de rook af te voeren. Water halen ze met ezels. Een volle dag duurt dat, maar ze brengen dan wel een voorraadje voor vier dagen mee.
Openluchtschooltje
Niet zonder moeite weten we ons uit Jacksons mercantiele tentakels los te rukken. Buiten de kraal zitten 23 kinderen ons op bankjes onder een boom op te wachten. Een tabel met de eerste vijftig natuurlijke getallen prijkt op een bord. Rekenen leren ze hier, maar ook Kiswahili en Engels. De kinderen zitten nogal apathisch te wachten tot we ophoepelen, de leraar ook. Eén kleuter is zo moe dat hij met het hoofd op de bank ligt te slapen. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat dit tableau vivant gauwgauw opgezet is om de bezoekers te behagen. Wat prompt door Jackson heftig ontkend wordt.
Tegen de steile flanken van de caldeira klimmen we uit de vlakte weg. Ter hoogte van Windy Gate gunt Pedro ons even een blik in het inwendige van Ngorongoro. Heel even maar, net genoeg om gefascineerd te zijn door dat vreemde beeld van die ogenschijnlijk desolate kuip met die enorme zoutpan. Dan spoedt hij zich naar Ngorongoro Serena Safari Lodge. De rest is voor morgen, grijnst hij. Onze verwachtingen zijn hooggespannen.
Magadimeer in de Ngorongorokrater
Net voor zessen arriveren we er, 2 300 m hoog. Dit wordt de hoogst gelegen overnachtingsplaats van deze reis. En wellicht ook de koudste. In de ontvangsthal brandt de open haard, op de kamer is de centrale verwarming ingeschakeld, in bed treffen we warmwaterkruiken aan.
Maandag 20 juli | Ngorongoro – Lake Manyara
Via de kraterrand keren we naar Windy Gate terug. Mist is ‘s ochtends vaste prik op deze hoogte, aldus Koi. Kijk maar naar de bomen, waar mos welig tiert op de stammen. Zonder een dagelijkse portie luchtvochtigheid zou dat in deze kurkdroge omgeving niet mogelijk zijn. Al valt het vandaag met die mist erg goed mee. Soms zie je hier amper een hand voor de ogen. Beneden in de caldeira hangt nooit mist, op zeer heldere dagen kan je er zelfs de Kilimanjaro zien. Vandaag zal dat niet lukken, maar dat geeft niet, want over enkele dagen zullen we in Amboseli de vulkaan heel de dag door in al zijn grootsheid kunnen bewonderen.
Mist is ‘s ochtends vaste prik op deze hoogte. Kijk maar naar de bomen, waar mos welig tiert op de stammen
Afdaling in de Ngorongorokrater
Acht uur is het wanneer we in de caldeira afdalen via Seneto Road, een van de weinige wegen die naar de kraterbodem leiden. Kennelijk zijn de toegangsregels vrij strikt – de grote populariteit van de site zal daar wel niet vreemd aan zijn. Na 16 u. mag je er niet meer in, na 18 u. mag je er zelfs niet meer uit. Wat we ons bij dat laatste moeten voorstellen, weten we eigenlijk niet zo goed.
Gnoes
Beneden worden we prompt door een handvol zebra’s en twee leeuwen begroet. Ngorongoro telt ongeveer honderd leeuwen, weet Koi, maar reken je de Serengeti en de Masai Mara mee, dan kom je op vierduizend leeuwen in totaal.
Magadimeer, zebra’s
En dan is er nog die enorme witte vlek. Dat is het Magadimeer, een deels uitgedroogd zoutmeer met een doormeter van een paar kilometer
Magadimeer, gnoes
Een wezenlijk verschil met de savanne buiten de caldeira is er niet. Ook hier treffen we een boomloze wereld aan van kniehoog gras waaraan grazers zich tegoed terwijl roofdieren hen in de gaten houden. Alleen de verre horizon ontbreekt. In welke richting je ook kijkt, steeds stuit je blik op de groene kraterwand.
En dan is er nog die enorme witte vlek. Dat is het Magadimeer, een deels uitgedroogd zoutmeer met een doormeter van een paar kilometer. Slechts 100 tot 110 mm regen valt hier per jaar volgens Koi – in België is dat acht keer zo veel. Maar als het regent, zal het gras zeer snel groeien en nog boven het water uitkomen. Masai hebben overigens graasrechten in de krater, maar ze mogen er zich niet meer vestigen.
Grijze kroonkraanvogels
Aan de oever van het meer scharrelen twee kroonkraanvogels in het gras. Ze vormen een koppel voor het leven. Wat deze grote waadvogels markant maakt zijn de stijve, goudkleurige veren op hun kop en de vuurrode keelzak.
Grijze kroonkraanvogels, zebra’s
In de achtergrond dagen zebra’s op, terwijl de zon werk maakt van haar eerste optreden. Honderden gnoes staan in de vlakte te grazen. Deze grazers hebben hun eigen paden waarlangs ze tijdens het regenseizoen de caldeira verlaten. De helft van de zebra’s en een vijfde van de gnoes doen dat. Impala’s, topi’s of giraffen daarentegen zullen zich nooit binnen de krater wagen.
Gnoes, flamingo’s
Netjes op een rij trekken een tiental gnoes over de grijze oever van het witte meer. De gevlekte hyena aan de waterkant negeren ze compleet.
Maraboe
Een dicht wolkendek hangt over de caldeira, heel af en toe priemt de zon door de wolken, maar het blijft erg kil. De dieren malen daar niet om en laten zich leiden door hun gewone besognes. Flamingo’s buigen zich over het ondiepe water. Zebra’s lessen hun dorst. Twee gnoes vechten een robbertje uit. Een maraboe scharrelt over de slijkerige oever. Twee nijlganzen pikken in het gras. De hyena blijft koppig langs de waterkant rondsnuffelen. Een thomsongazelle kuiert door het gras. Enkele wrattenzwijnen zitten op hun knieën te grazen.
Grazend wrattenzwijn
Dan maakt onze allereerste grantgazelle haar opwachting. De rug is lichtbruin tot bruingeel, de buik en de borst zijn wit, zowel de mannetjes als de wijfjes dragen hoorns. Kortom, we zien geen haar verschil tussen deze grantgazelle en een thomsongazelle. Maar Koi houdt de lippen stijf op elkaar. We laten ons niet pramen en nemen de grazende viervoeter wat grondiger onder de loep. Met succes, want deze gazelle heeft op haar flank geen donkere streep tussen haar witte buik en haar bruine rug. Een thomsongazelle heeft dat wél, ziedaar het verschil.
Kortom, we zien geen haar verschil tussen een grantgazelle en een thomsongazelle
Grantgazelles
Zadeljakhals
Fout, glundert Koi net iets te triomfantelijk naar onze mening, sommige grantgazellen hebben wel degelijk zo’n streep. Grantgazellen zijn iets groter en iets bleker dan thomsongazellen, gaat hij verder, maar het onderscheid zit hem vooral aan de achterkant. Bij de grantgazelle zijn zowel de poep als de staart wit – op de zwarte franjes aan het uiteinde na – terwijl thomsongazellen met een volledig zwarte staart uitgerust zijn.
Een koritrap kan tot 19 kg wegen, wat hem de zwaarste vogel maakt die nog kan vliegen
Koritrap
Bedachtzaam stapt een grote grijze vogel door het gras. Hij is naar insecten en ander lekkers op zoek. Een koritrap zoals deze kan tot 19 kg wegen, wat hem de zwaarste vogel maakt die nog kan vliegen. In grasland op een hoogte tussen 700 en 2 000 m voelt hij zich uitstekend thuis, het hoeft dus niet te verbazen dat we hem hier aantreffen. Hij leeft alleen of in groep en steekt graag staart en nekharen omhoog om indruk te maken op wijfjes.
In het water van een kleine poel ligt een vreemde verzameling grijze rotsblokken. Bij nader toezien blijken dat de roerloze ruggen van nijlpaarden te zijn
Mandusipoel - Nijlpaarden
In het water van een kleine poel ligt een vreemde verzameling grijze rotsblokken. Bij nader toezien blijken dat de volkomen roerloze ruggen te zijn van een vijftigtal nijlpaarden die dicht bij elkaar in het water liggen. Zo kennen we ze niet, deze ruziezoekers. Blijkbaar is het zelfs voor hen te koud om te kibbelen.
Een eind van de weg zitten twee leeuwen met bloedrode muil de vleesrijke dijen van een gnoe te verorberen. Van op een respectvolle afstand kijkt een eenzame hyena jaloers op het tafereel toe. Hoopt hij dat er straks voor hem nog iets van tafel valt? Of rekent hij er stilletjes op dat er versterking zal opdagen?
Een kleine kudde gnoes heeft zich comfortabel in het gras neergevlijd. Vier koritrappen scharrelen onbevreesd rond hen. Iets verderop, aan de oever van het Magadimeer, stoort een kudde grazende gnoes zich niet aan de hyena die hen door het gras nadert.
Dichtbij een watergat likt een leeuwin de vacht van haar twee welpen. Verscholen in het hoge gras liggen nog een leeuw en een leeuwin te slapen. Geïrriteerd door de drukte tillen ze heel af en toe het hoofd op en kijken in onze richting om poolshoogte te nemen.
Ngoitokitokmoeras
Geleidelijk lijkt de zon er in te slagen de wolken te verdrijven. Even trekken we naar Ngoitokitok, het weelderig groene moeras dat door een waterbron aan de voet van de oostelijke kraterwand van water voorzien wordt. Nog steeds jaagt een kille wind over de plek.
In de caldeira houden zich hooguit dertig zwarte neushoorns op
Resoluut gaan we nu naar neushoorns op zoek. Meer bepaald de zeer zeldzame zwarte neushoorn, want de witte neushoorn komt in de caldeira niet voor. Makkelijk zal dat niet zijn, want in de caldeira houden zich hooguit dertig exemplaren op. Bovendien hebben ze een gloeiende hekel aan kille wind – waarschijnlijk houden ze zich daarom in de bosjes schuil.
Gnoes |
|
|
Een lange colonne gnoes is naar een drinkplaats onderweg, wellicht gaat het om enkele honderden individuen. Bij het kadaver van de gnoe zijn ondertussen de kansen gekeerd. De solitaire hyena had gelijk, er was versterking op komst, ze zijn met dertig nu. Tegen zulk een clan maken de leeuwen geen schijn van kans. Van op een respectvolle afstand kijken ze toe hoe een tiental hyena’s zich aan hun kadaver te goed doet, terwijl de rest van de hyena’s door het gras struint.
Gnoes
Stroomopwaarts volgen we de rechteroever van het Mungeriviertje dat de meer noordelijk gelegen Olmotikrater afwatert en zo de belangrijkste waterbron van het Magadimeer vormt. Van op een heuvel kijken we op de Ndiyaduin neer. Verderop liggen de schamele resten van een Duitse boerderij – vóór de eerste wereldoorlog was Tanganyika een Duitse kolonie.
Zodra we de Mungerivier kruisen, geeft Koi ons niet veel hoop meer neushoorns te spotten. Een koritrap komt heel dicht langs de jeep trippelen als was het om ons te troosten. Twee mannetjesleeuwen – ongetwijfeld broers – liggen in het hoge gras te slapen. Heel af en toe richten ze zich op en krijgen we hun manen en krachtige hoofden te zien.
Clan gevlekte hyena’s
Omstreeks één uur keren we naar Ngoitokitok terug om er te picknicken. Een vijftigtal jeeps en busjes staan er met gelijkaardige intenties. Tientallen zwarte wouwen zitten op de loer – ze weten wat er zich hier elke dag rond deze tijd afspeelt. Zo vrijpostig zijn ze, dat Koi ons aanraadt in de jeeps te eten.
Ondertussen zijn de wolken grotendeels verdwenen en koestert de kraterbodem zich in de zon. Toch zit nog zowat de helft van de kraterrand in de wolken verscholen.
Twee leeuwinnen hebben twee zebra’s in de gaten, maar die maken zich wijselijk uit de voeten vooraleer de leeuwinnen er achteraan kunnen gaan.
Zebra’s
Het duurt even voor Koi zekerheid heeft, maar dan valt toch het verdict. In de verte hebben we drie grijze stippen aan de voet van de kraterwand opgemerkt en dat blijken inderdaad drie zwarte neushoorns te zijn – ongeveer twee kilometer van ons vandaan. Zelfs met de verrekijker zie je door de dansende hete lucht weinig meer dan vage grijze silhouetten. Dichter naderen is echter uitgesloten, in Tanzania verlaten de jeeps volkomen terecht de wegen niet. In Kenia zou dit wellicht anders aflopen – Daniël zat er beslist al met zijn jeep bovenop.
Een vijftal leeuwinnen liggen lui aan de rand van een afwateringsgeul van het moeras. Iets verder ligt een mannetjesleeuw dood op zijn rug in het gras – zijn rechterachterpoot steekt als een triestig afscheidsgebaar omhoog. Kennelijk hebben de hyena’s nog geen lucht gekregen van het kadaver.
Controleurs van het parkbeheer zijn voor een verrassingsinspectie tussen de jeeps neergestreken
Plots ontstaat er een kleine opstopping op de smalle zandwegjes. Een anoniem voertuig ligt aan de basis van de commotie, maar Koi neemt hun inzittenden zéér ernstig. Controleurs van het parkbeheer zijn dat, ze zijn voor een verrassingsinspectie tussen de jeeps neergestreken. Neen, die leeuw leeft nog, vertrouwt Koi ons en passant toe terwijl hij met enkele documenten in de hand naar de inspecteurs stapt. Maar Koi vergist zich, want de leeuw ligt daar al bijna vijf minuten zonder een spoor van beweging, zijn roerloze ribbenkast ademt zelfs niet.
De banden van de jeep worden geïnspecteerd – wellicht om te checken of Koi de paden verlaten heeft en door gras gereden is – en de documenten worden minutieus nagezien. Om de krater tegen overbegrazing door toeristen te behoeden, zijn er toegangsnormen ingesteld. Welke dat zijn, is ons niet helemaal duidelijk – er is sprake van tweehonderd voertuigen per dag, maar ook van een aanwezigheid van maximaal zes uur.
De leeuw wou alleen maar even checken of de leeuwinnen zijn lunch al gevangen hebben, zo vat Koi het tafereel samen
Dood… |
|
…of toch niet? |
Tot onze stomme verbazing komt de vermeende dode nu tot leven. Heel even geeuwt de luie leeuw en richt het moede hoofd op om over de savanne te turen, maar veel heeft dat niet om het lijf. Prompt draait hij zich op zijn zij om zijn schoonheidsslaapje voort te zetten.
De leeuw wou alleen maar even checken of de leeuwinnen zijn lunch al gevangen hebben, zo vat Koi het tafereel samen, terwijl hij met een nieuw bundeltje documenten naar zijn inspecteurs stapt. Twee leeuwinnen hebben de hint begrepen en komen uit de watergeul tevoorschijn op zoek naar geschikte prooien.
Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar uiteindelijk haalt Koi zijn slag thuis. Waar wij hem ervan verdachten een starre apparatsjik te zijn, blijkt hij zich nu als een sluwe vos te ontpoppen. Onze permit geldt voor vierentwintig uur en verstrijkt om 15.40 u., zo blijkt uit de documenten waarmee hij zwaait. Maar dat tijdstip heeft hij dan wel zelf ingevuld toen we gisteren Ngorongoro Conservation Area binnenreden, nota bene om 13.40 u. Zo heeft hij ongeveer twee uur gewonnen. Officieel heeft ons ommetje langs de Shifting Sands en Olduvai Gorge dus nooit bestaan.
Nu is het 15 u., welgeteld veertig minuten resten ons nog om het park te verlaten. Dat is niet meer haalbaar, Koi zal zijn permit moeten verlengen. Gaarne brengen de controleurs dat voor hem in orde – tegen betaling, uiteraard – maar Koi weet niet in welke zakken zijn shillings dan zullen verdwijnen. Daarom wil hij zijn geld pas straks aan de poort bovenhalen. Maar dan moet hij eerst aantonen dat hij voldoende contant geld mee heeft, vooraleer de controleurs hem met rust laten. De leeuw die er nog altijd voor dood bij ligt, denkt er ongetwijfeld het zijne van.
Niet al het water in de caldeira is zo giftig als dat van het Magadimeer. Dat bewijst de groene vlek aan de voet van de zuidelijke kraterwand
Niet al het water in de caldeira is zo giftig als dat van het Magadimeer. Dat bewijst de groene vlek aan de voet van de zuidelijke kraterwand waar de bomen en de struiken van het Leraiwoud uitstekend gedijen. In een delta van piepkleine beekjes voert de gelijknamige rivier het kostbare water langs de kraterwand naar beneden. Hier is het dat onze safari ten einde loopt, de daken van de jeeps gaan onherroepelijk dicht. Via talloze haarspeldbochten slingert de grindweg zich tussen de bomen door tegen de helling omhoog. Ruim een kwartier duurt het voor we de rand van de caldeira bereiken.
Ngoitokitokmoeras
Boven op de rand van de krater bereiken we de vertrouwde B144, de hoofdweg die ons dwars door het park verder oostwaarts voert. Links kijken we op de verdorde caldeira neer, rechts kijken we over een weelderig groen landschap uit dat zich tot aan de oostelijke einder uitstrekt – de tegenstelling is simpelweg verbluffend.
De Grzimeks brachten in 1957 via luchtfotografie de migratie van de gnoes in kaart om zo de grenzen van het park vast te leggen
Waar de B144 zich van de kraterwand afscheidt, is een piramidale tombe in natuursteen opgericht die de monumentale caldeira overschouwt. Een gedenksteen is dit voor Bernard Grzimek en zijn zoon Michael. Hun leven lang waren ze begaan met de uitbouw van de nationale parken in de Serengeti en rond de Ngorongoro. Zij waren het die in 1957 via luchtfotografie de migratie van de gnoes in kaart brachten om zo de grenzen van het park vast te leggen. Met hun natuurdocumentaire Serengeti darf nicht sterben wisten ze in 1959 de noodzaak daarvan tot het grote publiek te laten doordringen. Maar Michael, amper vijfentwintig jaar oud, zou zijn gedrevenheid met zijn leven bekopen toen zijn Dornier in botsing kwam met een vale gier, een van de grootste vogels ter wereld. He gave all he possessed, including his life, for the wild animals of Africa, zo lezen we op de gedenksteen.
Michael Grzimek, amper vijfentwintig jaar oud, zou zijn gedrevenheid met zijn leven bekopen toen zijn Dornier in botsing kwam met een vale gier
Laatste blik in Ngorongorokrater met Magadimeer
Even na vier werpen we een laatste blik in de magische caldeira en zoeken vervolgens Lodoare Gate op. Een nieuwe poort is er in aanbouw. Een brede geasfalteerde baan kondigt de beschaving aan – na drie dagen grindwegen en zandwegeltjes is dat even wennen.
Vruchtbare vlakte ten oosten van Ngorongoro
Dat dit een zeer vruchtbare landbouwstreek is, konden we daarstraks al van op de kraterrand vaststellen – maïs, tarwe, gerst, sorghum, bananen en vele andere gewassen doen het hier uitstekend. De mineralenrijke ondergrond en de overvloedige watertoevoer uit het vulkanische hoogland zijn daar niet vreemd aan.
Zebra Handicrafts – Houtsnijwerk |
|
|
Bijna waren we het vergeten, maar Koi en Pedro weten nog hoe het moet – ze droppen ons voor Zebra Handicrafts, de onvermijdelijke plaswinkel. Niet alleen de enorme omvang van het aanbod valt hier op, maar ook de kwaliteit van het mooie houtsnijwerk, in het bijzonder bij de zogenaamde antiques.
Even voor zessen arriveren we aan Lake Manyara Serena Safari Lodge op de rand van het plateau. Van op een hoogte van 1 240 m boven de zeespiegel kijken we weerom op de Grote Riftvallei neer. Beneden aan de voet van de steile wand strekt zich Lake Manyara National Park uit. Onze bestemming voor morgen is dat, samen met het dorpje Mto Wa Mbu.
Jaak Palmans
© 2009, 2021 | Versie 2022-11-13 13:23
Lees het vervolg in (6/7)