Een miljoen gnoes. Of toch niet?
Kenia | Anno 2009
Woensdag 15 juli | Lake Nakuru – Masai Mara
Donderdag 16 juli | Masai Mara
Vrijdag 17 juli | Masai Mara – Isebania
Woensdag 15 juli | Lake Nakuru – Masai Mara
Nergens op deze planeet ontplooit het dierenleven zich zo massaal, zo spectaculair, zo open en bloot als in de Masai Mara en de Serengeti, het open savanneland op de grens tussen Kenia en Tanzania. Het horen van die iconische namen alleen al volstaat bij de natuurliefhebber om beelden op te roepen van eindeloze grasvlaktes, ongenaakbare olifanten, zelfbewuste leeuwen, ranke giraffen, sluipende cheeta’s, migrerende gnoes, schichtige impala’s. Vorige zaterdag, bij ons vertrek uit Nairobi, wist onze begeleider Newton ons nog glunderend te melden dat de migratie van de gnoes op gang gekomen was. Uitstekend nieuws was dat, want het betekent dat we in Masai Mara heelder kuddes te zien zullen krijgen – één tot anderhalf miljoen gnoes, zo werd ons verteld.
Onze verwachtingen zijn dan ook hooggespannen wanneer we Lake Nakuru National Park via Nderit Gate verlaten. Twee minuten, langer duurt het niet voor de wildernis waar dieren zich thuis voelen, plaatsgemaakt heeft voor bewoonde hutten en bebouwde velden. Dat zegt iets over het groeiende spanningsveld tussen demografische ontwikkeling en natuurbehoud.
Twee minuten, langer duurt het niet voor de wildernis plaatsgemaakt heeft voor hutten en velden
|
Via een smalle, onverharde weg klimmen we met Daniël en Peter aan het stuur van onze safari-jeeps uit de Grote Riftvallei weg. Overal lachen vrolijke gezichten hun hagelwitte tanden bloot als ze ons in de gaten krijgen. Kinderen op weg naar school, kleuters voor de hutjes, allemaal wuiven ze gretig naar de bleke toeristen. Mannen met ezelskarren zijn op weg om ergens ver weg water te gaan halen. Op de vruchtbare heuvels zijn alle percelen die daarvoor in aanmerking komen, bebouwd. Te midden van de maïsvelden houden we even halt.
|
|
Olore Gift Shop – Houtsnijwerk |
Even doet een strook verharde weg ter hoogte van Mau Narok ons gemoed opklaren, maar die vreugde is van korte duur. Twintig na negen is het wanneer we Sansora Ridge kruisen, met 2 743 m het hoogste punt van onze reis. Over golvende heuvels gaat het nu naar beneden tussen velden en dorpjes vol opgewekte gezichten. Na een half uurtje gaat de weg zowaar in een brede asfaltstrook over. Vijftien kilometer lang vallen er zelfs geen gaten te bespeuren in het onberispelijke wegdek van de C57.
Boerderijen, maïsvelden
Met nog ruim tachtig kilometer voor de boeg zetten we na een korte tankbeurt in Narok onze weg via de C12 verder naar Ewaso Ng'iro, een stadje op de oever van de Zuidelijke Ewaso Ng’iro-rivier. Van het weelderige groen op de hellingen van Mount Kenya valt hier niets meer te bespeuren, er verschijnen zelfs cactussen langs de weg. Even voor elven krijgt Olore Gift Shop onze stramme leden eventjes over de vloer.
Steeds droger wordt het landschap, soms reiken de struiken niet meer dan kniehoog. Ruim veertig kilometer van Masai Mara wordt het verharde wegdek definitief verleden tijd. Alle voertuigen worden herleid tot anonieme donkere stippen in de gigantische stofwolken die ze met zich meeslepen.
Masai Mara National Reserve
Even na twaalf staan we te popelen van ongeduld voor Sekenani Gate, één van de oostelijke toegangspoorten tot Masai Mara National Reserve. Gevlekt land is de naam die de plaatselijke Masai dit gebied gegeven hebben, want het bleke grasland is doorspekt met donkere vlekken van bomen en struiken. Eén van de drukst bezochte parken van Kenia is dit, zonder overdrijven een van de archetypische safariparken. En dan is het nog maar een uitlopertje van de befaamde Serengeti in Tanzania.
Nergens op deze planeet ontplooit het dierenleven zich zo massaal, zo spectaculair, zo open en bloot als in de Masai Mara en de Serengeti
Thomsongazellen
Met zijn oppervlakte van 1 510 km² is het park ongeveer half zo groot als de provincie Oost-Vlaanderen. De fameuze Mararivier loopt er dwars doorheen. Elk jaar in juli en augustus vindt hier de massale trek van de gnoes plaats. De reusachtige kuddes verlaten dan de droge Serengeti en trekken naar het noorden, op zoek naar sappiger grasvlakten. Honderdduizenden, misschien wel een miljoen gnoes zullen we hier te zien krijgen.
Van de netgiraffe onderscheidt de masaigiraffe zich vooral door de kartelige randen van de bruine vlekken en door zijn grootte
Masaigiraffe
Net voorbij de poort bevindt zich Sekenani Health Centre. Hoe een hedendaags dispensarium het er in deze onherbergzame streek van afbrengt, interesseert ons wel. Niet zonder trots tonen Jeremy, de public health officer, Robert, de verpleegkundige, en Betty, de laborante, ons de voorzieningen. Twee Nederlanders, Hans Snijders en Paul Van Aubel, hebben voor de financiering ervan ingestaan, zo meldt het plakkaat naast de deur.
Olifanten
Kleine, zindelijke kamertjes vervullen de functie van consultatiekamer, injectiekamer, apotheek, arbeidskamer, verloskamer. Ernstige gevallen worden in een afzonderlijke ziekenkamer behandeld, in afwachting van transport naar Narok, 87 km hier vandaan langs de stoffige C12. Het laboratorium is behoorlijk uitgerust, met onder meer een weegschaal, een professionele microscoop, een centrifuge en een frigo op butaan om vaccins te bewaren. Tegen de muren trachten tweetalige posters de bezoekers van de noodzaak van preventieve attitudes te overtuigen – het veilig voeden van de jonge baby, het drinkbaar maken van water, het desinfecteren van de aarden muur van een hutje, het behandelen van HIV bij zwangere vrouwen.
Doorheen het zachtjes golvende, bleekgele grasland zetten we onze rit verder. Je kan er niet naast kijken, dit park barst van het leven – thomsongazellen, olifanten, giraffen, gnoes... Stipt om één uur houden we halt voor Keekorok Lodge en nemen meteen onze kamers in. Ons terras geeft uit op de wildernis, in het hoge savannegras schrijdt een handvol olifanten statig door het eindeloze decor.
Nijlpaardenpoel
Dominant mannetje
De nijlpaardenpoel net achter de lodge is de vaste stek van zo’n vijfendertig nijlpaarden. De meerderheid daarvan ligt naast de poel te zonnen, sommige zoeken verkoeling in het water. Een dominant mannetje met een slecht karakter bedreigt elkeen die in het water te dicht in zijn buurt komt. Een moeder met aan weerskanten een kleintje blijft er heel rustig bij en vermijdt elke confrontatie. Enkele Afrikaanse nimmerzatten kijken onverstoorbaar toe.
Gnoes
Zestien uur – safaritijd. Als nijdige horzels staan een twintigtal busjes en jeeps met draaiende motoren op actie te wachten. Geruime tijd valt er niets te beleven, het abundante dierenleven lijkt in rook opgegaan te zijn. Pas na drie kwartier stuiten we op gnoes. Voorlopig zijn het er nog geen honderdduizenden, maar toch alvast drie – een voorschot op het miljoen van morgen.
Blauwbuikgranaatastrild |
|
Driekleurige glansspreeuw |
Blauwe langstaartglansspreeuw |
|
Zwavelkanarie |
Dan meldt zich onze allereerste masaigiraffe. Van de netgiraffe onderscheidt hij zich vooral door de kartelige randen van de bruine vlekken en door zijn grootte – mannetjes kunnen meer dan zes meter worden. Wat later merken we olifanten op, drie groepjes van telkens vijf tot tien individuen.
Nimmerzatten, bisschopsooievaar
Maar een krakende stem uit de CB signaleert de nabijheid van leeuwen en daar gaat Daniël cito presto achteraan. Zeven leeuwen zitten onder de struiken of liggen op hun luie rug in het hoge gras. Vijf busjes staan er rond, de dieren zijn amper zichtbaar. Daniël krijgt het op zijn heupen en keert naar de olifanten terug, niet zonder eerst nog een Japanner die op eigen houtje met een 4WD door het park toert, op zijn donder te geven wanneer die in zijn onervarenheid luid claxonneert – een doodzonde in deze omgeving.
Thomsongazelle (m)
De olifanten banen zich nog steeds een weg door de struiken naast een watergat. Cheeta’s, meldt de CB nu weer. Over de glooiende savanne kunnen we in de verte vaststellen dat reeds tien busjes zich rond die plek ophouden. Ook dat wordt dus niks. Daniël besluit deze optie voor straks achter de hand te houden. De ene safari is de andere niet, flitst het ons door het hoofd wanneer we aan de relatieve rust van Samburu terugdenken.
Secretarisvogels
Secretarisvogel
We rijden helemaal de andere kant uit en stuiten vrij snel op een koppel secretarisvogels. Parmantig schrijden de grote roofvogels door de savanne. Tot 1,2 m groot kunnen ze worden. Slangen, reptielen, vogels en zelfs kleine zoogdieren zullen zich niet veilig voelen met deze kleppers in de buurt. De pluimen op hun hoofd lijken wel balpennen die ze achter hun oren gestoken hebben – vandaar hun naam.
Cheeta
Leeuwin
Even zorgen een zadeljakhals en een groepje thomsongazellen voor wat vertier, maar het zijn natuurlijk de cheeta’s van daarstraks die ons bezighouden. Daniël besluit dan toch maar een kijkje te gaan nemen, maar al snel blijkt dat de jachtluipaarden amper zichtbaar in de schaduw van een struik liggen, een eind van de weg.
Cheeta
Dan heeft de CB twee leeuwen in het aanbod. Weer flitst Daniël uit de startblokken. Slechts vier busjes staan er. Eén van de leeuwen komt achter de struik vandaan en strekt zich fotogeniek op een heuveltje uit, alsof hij speciaal voor ons wil poseren. Geboeid slaan we het tafereel gade, weliswaar van veel dichterbij dan de parkregels toelaten.
Leeuwin
Nogmaals maal keert Daniël naar de cheeta’s terug. Derde keer, goede keer. Nog steeds liggen beide cheeta’s ongegeneerd lui achter de struik, maar het afkoelen van de lucht maakt hen bereid zich even boven het savannegras te verheffen en zich op een iets zonniger plek opnieuw neer te vlijen. Daar stoeien ze wat met de koppen tegen elkaar. Achter een avondmaal aanrennen, dat zien ze voorlopig nog niet zitten.
Stoeiende cheeta’s
De safari is ten einde. Althans, dat denken we, want Daniël maakt nog een ommetje. Een grote gier zit op een acacia de omgeving af te spieden. Trefzeker weet Daniël precies op het juiste ogenblik precies de juiste plek te vinden voor een van die archetypische beelden van Afrika – de geelwitte zonneschijf tegen de oranjegele vuurgloed van de avondlucht, compleet met zwart acaciasilhouet in de voorgrond.
Kapgier op acacia
Omheiningen kent Keekorok Lodge niet – dicht bij de natuur is hier het devies. Dat er bij onze terugkeer zebra’s tussen de vrijstaande lodges staan te grazen, hoeft dan ook niet te verbazen. Ook andere viervoeters durven weleens tussen de lodges op te duiken. Veiligheidshalve krijgt dan ook elkeen die na het avondmaal in de duisternis zijn kamer opzoekt, een nachtwaker mee ter begeleiding. Even na half elf staat een nijlpaard het terras achter onze kamer af te grazen.
Donderdag 16 juli | Masai Mara
Vandaag zal die mythische kudde van één miljoen gnoes ons niet meer ontsnappen. Geen betere manier om die beesten op te sporen dan met een heteluchtballon. Áls die beesten er zijn, dan zullen we ze van uit de lucht beslist te zien krijgen. Ontiegelijk vroeg schuiven we daarom het muskietennet aan de kant. Even voor vijf klimmen we in volle duisternis aan boord van Nicolas’ jeep. Een gewapende parkwachter vat vooraan post op de zetel. Waartegen hij ons zal beschermen, is voorlopig niet duidelijk.
Een nijlpaard maakt zich schichtig uit de voeten als het in het licht van de koplampen gevat wordt
Hoog in het zenit werpt de maan vanuit haar laatste kwartier een flauw schijnsel over de savanne. Een nijlpaard maakt zich schichtig uit de voeten als het in het licht van de koplampen gevat wordt. Een trio hyena’s stoort zich daar niet aan en blijft parmantig op de weg naar de naderende jeep staan staren. Ook een handvol impala’s laat zich amper opjagen.
Fig Tree Camp, onze bestemming, ligt een twintigtal kilometer naar het noorden aan de oever van de Talekrivier. Eén van de drie operatoren van ballonvaarten in de Masai Mara heeft er zijn basiskamp. Koffie en cake krijgen we er onder de neus geschoven, evenals een gespierde exoneratieverklaring die ons zelf aansprakelijk stelt voor ongeveer alles wat ons voor, tijdens en na de vlucht kan overkomen.
|
Tot een half uur geleden overwoog Mike nog om de ballonvlucht af te gelasten, omdat er een te sterke wind stond
Nog steeds in volle duisternis wandelen we naar de plek waar de ballonnen startklaar gemaakt worden. Zonder gewapende begeleiding ditmaal, want ondertussen hebben we betaald voor de ballonvlucht.
Twee ballons liggen er op de grond uitgespreid. Eentje is half opgeblazen met koude lucht, de andere ligt nog plat. In het oosten gloort het heel lichtjes. Ballonvaarder Mike stelt zich voor. Wat we niet weten is dat hij tot een half uur geleden nog overwoog om de ballonvlucht af te gelasten, omdat er een te sterke wind stond.
Nu de wind is gaan liggen, gaat Mike er voluit voor. Toch brengt hij veiligheidshalve wat ballast – met name zes passagiers met voldoende hoge BMI – aan boord, vooraleer de vier propaanbranders te ontsteken. Mocht er een felle wind opsteken terwijl de ballon zich opricht, dan verkleint de ballast het risico dat de ballon door een windstoot gegrepen wordt. Hoezo, het risico verkleint? Bestaat er een kans dat we straks zonder Mike in de lucht hangen?
Rustig zweven we westwaarts in de richting van de Mara
Even voor half zeven ontsteekt Mike één van de vier branders. Met oorverdovend lawaai dringt de steekvlam via de trechtervormige opening de ballon binnen en warmt er de lucht snel op. Luttele minuten later reeds staat het gevaarte overeind, gelukkig zonder meteen het zwerk te kiezen. Snel klimmen Mike en de overige passagiers aan boord. Precies zes minuten na de ontsteking van de eerste brander komt de mand van de grond los.
In het oosten laat de zon zich nog steeds niet zien. Toch is er al voldoende licht om de savanne ver te kunnen overschouwen. Zeven ballonnen blijken in de lucht te hangen – twee van Fig Tree Camp, twee van Serena Hill in het westen en drie van een meer zuidelijk gelegen basiskamp.
Zonsopgang boven de Mara
Rustig zweven we westwaarts in de richting van de Mara, de rivier die wereldberoemd werd door beelden van BBC en National Geographic van gnoes die hun leven wagen terwijl ze tussen vervaarlijke krokodillen de woest kolkende rivier oversteken.
Gnoes en zebra’s
Kruissnelheid 27 kilometer per uur, maximale hoogte zevenhonderd meter, meldt Mike. Maar doorgaans hangen we wat lager, zodat we de dieren beter kunnen zien. Voor zover die er zijn. Want ruim een half uur duurt het vooraleer we de eerste zoogdieren ontwaren. Honderden zijn het er – gnoes, zebra’s, topi’s.
Zowel gnoes als zebra’s doorkruisen de savanne graag in lange rijen. Een instinctieve verdedigingsstrategie is dat
Zelfs een solitaire hyena kunnen we ontwaren. Die kan zijn appetijt voor de gnoes amper onderdrukken, maar als verweer stelt de kudde zich collectief met de neuzen in zijn richting op. Dat signaal is niet mis te verstaan, de gnoes zijn bereid tot confrontatie. Daar past de hyena voor. Hij gaat naar makkelijker prooien op zoek.
Zowel gnoes als zebra’s doorkruisen de savanne graag in lange rijen. Een instinctieve verdedigingsstrategie is dat, want als ze zich in een compacte groep zouden verplaatsen, zou een roofdier maar in de massa hoeven te springen om toch altijd een individu te pakken te hebben. Als de prooien daarentegen netjes achter elkaar lopen en het roofdier misrekent zich bij zijn sprong, belandt het naast de rij in het savannegras.
Topi’s
Zebra’s
Gnoes
Topi’s zijn dan weer een volkomen nieuwe verschijning voor ons. Grote, stevige antilopen zijn dat, ook wel lierantilopen genoemd, een naam die naar de vorm van de hoorns verwijst. Vaak zie je topi’s op de grond rusten met de neus in het zand. Dat doen ze om te beletten dat vliegen hun neus binnendringen om er eieren te leggen. Als daar larven zouden uitkomen, zouden die zich een weg banen naar de hersenen van de topi om die lekker op te peuzelen. Daarom steken topi’s hun neus in het zand, aldus Mike.
Natuurlijk is dat wat kort door de bocht. Geen enkele topi zal bij het zicht van een vlieg de bedenking maken “Oeps, een vlieg. Gauw mijn neus in het zand steken, want anders gaan mijn hersenen eraan”. Natuurlijke selectie heeft tot gevolg gehad dat topi’s die hun neus in het zand staken, onwillekeurig vermeden dat ze gevaarlijke vliegen op bezoek kregen. Hersenschade bleef hun dan bespaard, zodat ze hun genen wél aan het nageslacht konden doorgeven. Topi’s daarentegen die onbekommerd hun neus bleven in het rond steken, zijn al lang uitgestorven.
Honderden zijn het er – gnoes, zebra’s, topi’s
De schaduwen van onze ballonnen glijden geruisloos over de savanne. Toch laat onze aanwezigheid de dieren beneden niet onberoerd, want telkens de branders ontstoken worden, schrikken ze op.
Exact één uur na het opstijgen landen we. Midden in de savanne, maar dat belet niet dat vanuit het niets twee trucks opdagen met elk acht man aan boord. Eén ploeg begint de ballonnen op te vouwen, de andere begint onder de enige acacia die mijlenver in de omtrek te bespeuren valt, een ontbijtbuffet te installeren. In afwachting daarvan neemt chauffeur Sammy de 26 passagiers van beide ballonnen aan boord van zijn truck voor een kort safariritje door de savanne.
Tot in de puntjes verzorgd is het ontbijtbuffet dat zich achter een windscherm ontvouwt – eieren, toast, pannenkoeken, spek, worstjes, aardappelen, boontjes in tomatensaus, ontbijtgranen, vers fruit... In het lage savannegras staan drie lange tafels gedekt, compleet met tafellinnen. Personeel in uniform – wit hemd, rode jas, zwarte broek – rept zich om ons ter wille te zijn. Champagne vloeit naar believen, als digestief is er gin tonic in het verschiet. Na de vlucht zou er een ontbijt aangeboden worden, hadden we begrepen, maar hier hadden we niet op gerekend.
Learning only ends when you’re dead, besluit Ken filosofisch
Ken |
|
Waterbok |
Zo gul is kelner Ken met de champagne, dat we straks enkel nog roze olifantjes zullen zien – en dubbel zoveel dieren als de anderen. Van beroep is Ken leraar, Engels en wiskunde waren zijn vakken. Maar de overheid betaalde de salarissen drie tot vier maanden te laat uit. Daarom gaf hij er de brui aan. In een rood jasje bij het krieken van de dag onder een acacia in de savanne champagne schenken aan bleke toeristen, dat betaalt inderdaad veel beter, bevestigt hij schuddebollend. Ooit was het zijn droom rechten te studeren, maar zijn ouders konden dat niet betalen. Vijfendertig is hij nu, maar de hoop heeft hij nog niet opgegeven. Learning only ends when you’re dead, besluit hij filosofisch. Zijn verhaal vormt een gepast antidotum tegen het decadente theater waarin we een onverwachte hoofdrol spelen.
Waterbok, impalamannetje met harem
Bijna twee uur na de landing laten we het surrealistische tafereel achter ons. Sammy voert ons terug naar Fig Tree Camp. Van daar zetten we met Peter en Daniël onze speurtocht naar de mythische kudde van één miljoen gnoes onverdroten verder.
Wrattenzwijnen grazen op hun knieën
Aanvankelijk moeten we het met wat impala’s en wrattenzwijnen stellen, maar dan verschijnt een vechtarend op het toneel. De grootste arend van Afrika is dat, de vleugelspanwijdte van een volwassen dier kan 2,5 m bedragen. Fotogeniek blijft hij binnen het bereik van onze lenzen zitten vooraleer in een brede bocht over onze hoofden weg te vliegen.
De vechtarend is de grootste arend van Afrika, zijn vleugelspanwijdte kan 2,5 m bedragen
Vechtarend
Nijlpaarden
Even stappen we uit op de hoge oever van de Talek, om beneden in het water een handvol nijlpaarden te observeren. Meer dan zes paar ogen, oren en neusgaten geeft het water niet prijs.
Masaigiraffen
Twaalf masaigiraffen tonen ons onbewust dat gracieus en groot elkaar niet hoeven uit te sluiten. Een struisvogelkoppel – mannetje zwart, wijfje grijs – keert ons de rug toe. Hun bolle lijven lijken over het hoge gras te glijden.
Struisvogels
Met grote sprongen gaan we er nu op vooruit. Eerst stuiten we op liefst tienmaal zoveel gnoes als gisteren – een dertigtal dus – en dan merken we beneden tussen de glooiingen een kudde van wellicht een honderdtal gnoes. Het miljoen is nu beslist niet ver meer af.
Gnoes in de open savanne
Steenarend
Terwijl onze jeeps moeizaam door een rivier vol gevaarlijke rotsblokken hobbelen, kijkt een steenarend vanuit een boom toe hoe goed we het ervan afbrengen. Een koppel nijlganzen weet zich veilig op de rotsblokken. Een kolonistenagame koestert zich in de zonnestralen. Eén van de meest kleurrijke hagedissen is dit, met zijn opvallende oranje kop, zijn prachtig blauw lichaam met lichte vlekjes en zijn lange geringde staart – beurtelings donkerblauw en lichtblauw. Een cheeta staart ons rustig aan van onder een struik.
Nijlganzen
Cheeta
River crossings |
|
|
Geregeld zien we groepjes van enkele tientallen gnoes grazen in het glooiende landschap, soms in het gezelschap van zebra’s. De hoop om echt grote kuddes te zien, hebben we echter opgegeven. Waarschijnlijk is de migratie nog niet lang genoeg op gang en zit de meerderheid der gnoes nog steeds aan de overkant van de grens in de Serengeti. Dat zullen we wellicht vanaf morgen kunnen vaststellen.
Vaak zie je topi’s op de grond rusten met de neus in het zand. Dat doen ze om te beletten dat vliegen hun neus binnendringen om er eieren te leggen
Topi’s |
|
Topi’s met de neus in het zand |
Net naast de weg houden zich veertien topi’s op. Het biedt ons de gelegenheid de merkwaardige dieren die we daarstraks uit de lucht zagen, wat beter te observeren. Hun kleurenpalet verrast, maar is niet onaardig – okergele kuiten, blauwzwarte heupen, mahoniebruine vacht, lange blauwzwarte snoet. De topi’s die op de grond rusten, zitten effectief met de neus in het zand zoals Mike vanmorgen beschreef.
Half een is het als we ons met onze rijk gevulde lunchpakketten onder een eenzame acacia terugtrekken. Peter laat niet na eerst een toertje door de omgeving te maken om zich ervan te vergewissen dat er geen hongerige vleeseters rondlopen die ons op hùn menu zouden durven zetten.
Door het uitgestrekte glooiende grasland zetten we onze tocht noordwaarts verder. Daar zijn ze dan, eindelijk, in de buurt van het Musiaramoeras – de gnoes. Met duizenden zijn ze, wellicht met tienduizenden. Zo ver we kijken kunnen, staan ze in een cirkel van 360° rondom ons te grazen. Ook zebra’s zijn er bij de vleet, naast topi’s, thomsongazellen, elanden en het obligate wrattenzwijn. Een hyena kuiert tussen de gnoes, maar geen enkele grazer gunt het solitaire roofdier enige aandacht.
Daar zijn ze dan, eindelijk, in de buurt van het Musiaramoeras – de gnoes. Met duizenden zijn ze, wellicht met tienduizenden
Her en der staan topimannetjes stokstijf op een verhevenheid de omgeving nauwlettend te observeren
Dat even later de enige grijze wolk die aan de blauwe hemel te bespeuren valt, uitgerekend boven onze jeep een deel van haar vracht loost, kan ons enthousiasme niet eens temperen.
Musiaramoeras – Gnoes
Zebra’s in waakzame rust
Her en der staan topimannetjes stokstijf op een termietenheuvel of een andere verhevenheid de omgeving nauwlettend te observeren. Zo willen ze hun harem tegen naderend gevaar beschermen.
Bergbongo’s
Zelfs enkele honderden koeien doen zich aan het savannegras te goed. Kennelijk hebben de Masai hier graasrechten. Hun geloof leert hen dat hun god eertijds alle dieren op aarde aan de Masai schonk. Het logisch gevolg daarvan is dat een Masai zich elk dier mag toe-eigenen, ook als niet-Masai dat veediefstal noemen.
Gnoes
Zebrajong |
|
Veeteelt bij de Masai |
Een heuse stortbui dwingt ons de luiken van het dak te sluiten. De safari lijkt ten einde. In de stromende regen bereiken we Fig Tree Camp, maar daar hebben we niets te zoeken.
Talek – Masaivrouwen in bonte klederdracht op de markt
Voorlopig is het dorpje Talek nog van de regen gespaard gebleven. Op het marktje is het dan ook vrij druk. Vooral textiel ligt er op matten op de grond uitgespreid. Slanke, rijzige Masaivrouwen in bonte klederdracht keuren en vergelijken de koopwaar, druk met elkaar overleggend, soms met de gsm in de hand. Met kleurige sieraden, doorgaans van plastic kraaltjes, hebben ze zich opgesmukt – zware oorhangers, lange halskettingen, brede armbanden, soms een buikriem.
|
|
Amper een kwartier doet de regen erover om ons op de markt op te sporen en ons weer de jeeps in te jagen. In het park zijn de onverharde zandwegen ondertussen tot pure slijksporen geëvolueerd. Toch houdt Daniël er een flinke vaart op na. Zijn humeur staat op een laag pitje. Zowat elke bocht gaat met een korte slip gepaard. Geregeld snijdt hij dwars door de savanne stukken weg af. Over de weg zigzaggend slipt hij langs diepe kuilen door.
Twee jonge cheeta’s – broers waarschijnlijk – doen zich te goed aan de resten van een thomsongazelle die ze net verschalkt hebben
Dan duikt hij plots het grasland in. Totaal onverwacht presenteert hij ons een cheetah kill. Twee jonge cheeta’s – broers waarschijnlijk – doen er zich te goed aan de resten van een thomsongazelle die ze net verschalkt hebben. Aan onze nabijheid storen ze zich in het geheel niet. Wie ze wel duchten, zijn leeuwen, luipaarden en hyena’s. Cheeta’s zijn immers helemaal op snelheid gebouwd, niet op kracht. Daagt één van hun sterkere concurrenten op, dan zijn ze niet in staat deze af te weren en moeten ze hun buit prijsgeven. Een beetje opschieten bij het eten is voor cheeta’s daarom de boodschap.
Cheeta’s met kadaver van thomsongazelle
Nu Daniël deze vondst op zijn palmares kan schrijven, lijkt hij gekalmeerd en is zijn humeur weer opperbest. Dat de safari langer geduurd heeft dan aanvankelijk afgesproken, lijkt hem ook niet meer te deren.
Vijf uur is het als we aan Keekorok Lodge arriveren. Het groene, malse gras tussen de lodges blijft dieren aantrekken, vooral vanaf valavond – zebra’s, impala’s, een nijlpaard. Later op de avond worden er zelfs leeuwen in de nabijheid gesignaleerd.
Vrijdag 17 juli | Masai Mara – Isebania
De grens oversteken, daar hebben gnoes, zebra’s en al die andere viervoeters geen probleem mee. Oost-Afrikanen wordt evenmin een strobreed in de weg gelegd. Maar buitenlandse toeristen die van Kenia naar Tanzania willen reizen, hola, dat is andere koffie. Die hebben daar stempels in hun paspoort voor nodig en die zijn enkel in het verre Isebania te verkrijgen.
Een drukke grensovergang in het hart van twee natuurparken zou ecologisch onverantwoord zijn
Dus hebben we een rit van meer dan vierhonderdvijftig kilometer voor de boeg, deels over onverharde weg, helemaal rond de Masai Mara en de Serengeti, om vanavond op een plek te arriveren op een honderdtal kilometer bezuiden ons vertrekpunt. Maar ach, wie maalt daar om als bijna de helft van dat traject dwars door natuurparken loopt? Wat meer is, een drukke grensovergang in het hart van twee natuurparken zou ecologisch onverantwoord zijn, dat beseffen we maar al te goed.
Zebra’s staan rustig tussen de lodges te grazen en bavianen hebben het voetpad ingepalmd wanneer we Keekorok Lodge achter ons laten. Via de E176 zullen we de westelijke helft van de Masai Mara doorkruisen.
In de verte zweeft een eenzame heteluchtballon boven de grasvlakte. Naast de weg staat een gsm-mast, vermomd als boom. Eenzaam in de savanne houdt een gewapende soldaat de wacht. Vier antilopenschedels markeren zijn post. Onze chauffeur-gids Peter heeft wat recente kranten voor hem mee, want in de savanne blijven deze soldaten van alle nieuws verstoken, zegt hij. En het is natuurlijk altijd nuttig als je mannen met een geweer te vriend kan houden.
Gnoes
Een reusachtige kudde gnoes kruist de weg. Op een verre helling aan de overkant van de rivier ziet het zwart van de gnoes. Peter maakt een klein ommetje door de savanne om een grenspaal aan te wijzen. Zo dicht zitten we bij de grens met Tanzania. En toch zo ver weg.
Nijlpaarden in de Mara nabij de brug van Purungat
Omstreeks acht uur bereiken we de brug van Purungat over de Mara. Drie groepen van telkens een tiental nijlpaarden houden zich gedeisd in het bruine water. Van gnoes die de rivier oversteken is er geen spoor. Overigens staat het water rond deze tijd van het jaar normaal minstens vijf meter hoger. Spectaculaire National Geographic-taferelen van gnoes die spartelend in het hoge water aan krokodillen trachten te ontkomen liggen dus niet in het verschiet. We moeten het stellen met het tevreden geknor van gnoes die heelhuids de rivier overgestoken zijn.
Op de glooiende hellingen van Nolmaiman en Noontenterani houden zich grote kuddes van honderden gnoes op. Soms kruisen ze onze weg
Ten westen van de Mara, op de glooiende hellingen van Nolmaiman en Noontenterani, houden zich grote kuddes van honderden gnoes op. Soms kruisen ze onze weg.
Gevlekte hyena’s
Net naast de weg zit een troep gevlekte hyena’s op zijn leger. Lui koesteren ze zich in de vroege zonnestralen. Dat we de geduchte roofdieren van dichtbij observeren, lijkt hen in het geheel niet te deren. Het tafereeltje straalt een valse lieflijkheid uit, alsof we met een stel onschuldige hondjes te doen hebben.
Gevlekte hyena
Gevlekte hyena op de uitkijk
Jonge gevlekte hyena’s
Bij gevlekte hyena’s zijn het overigens de wijfjes die de lakens uitdelen, aldus Peter. Ze zijn ook iets groter dan de mannetjes. Hun clitoris is tot een pseudopenis uitgegroeid, wat de copulatie bemoeilijkt. Zonder medewerking van het wijfje zal het mannetje niet aan zijn trekken komen. In deze matriarchale maatschappij beslissen de wijfjes wanneer en met wie ze willen paren. Toch werpen ze elk jaar jongen.
Het uitzicht op de glooiende savanne onder de wolkeloze lucht is ronduit schitterend
Even na half negen houden we halt bij Mara Serena Safari Lodge op de Limutuheuvel. De 1 625 m hoge top steekt een honderdtal meter boven de vlakte uit. Het uitzicht op de glooiende savanne onder de wolkeloze lucht is ronduit schitterend.
Masai Mara gezien van op de Limutuheuvel |
|
|
Via een slijkerige piste zetten we onze weg noordwaarts verder. Bij nat weer is deze weg gesloten, zo meldt een bord. Ongetwijfeld is dit de favoriete piste van Daniël, de chauffeur-gids van de andere jeep. Even na negen uur bereiken we Oloololo Gate, helemaal in de noordoosthoek van het park. We laten de Masai Mara National Reserve achter ons en klimmen via een hobbelig, rotsachtig parcours uit de vlakte weg.
Siria Plateau – Enkereri
Op de rand van het Siria Plateau, uitkijkend over de Masai Mara, duikt meteen het lang verbeide schooltje van Enkereri op. Prompt diepen we de schriftjes en de potloden op die we in Nakuru kochten. Het schoolhoofd en zijn vrouw groeten ons in traditionele kledij. Rond het schooltje grazen enkele kuddes onder het toezicht van herders.
Gejoel van opgewonden kinderen komt ons door de open ramen en deuren tegemoet. Drie klasjes hebben we hier, zo legt juf Jacky uit, met name een kleuterklas, een eerste leerjaar en een tweede leerjaar, samen ongeveer 70 kinderen. Door het enthousiast gejoel in de achtergrond is ze nauwelijks te verstaan.
Vijf jaar bestaat het schooltje ondertussen, het bedient twee naburige Masaidorpen. Voorheen waren deze kinderen twee uur onderweg naar de school van Mara Rianda aan de overkant van de Mara. Soms was dat niet eens mogelijk, omdat het water van de rivier zo hoog stond dat de brug overstroomd was. Kinderen zo ver naar school sturen in een gebied waar wilde dieren ronddolen was ook al geen evidentie, net zo min als ouders ervan te overtuigen dat ook hun dochters naar school moesten. Maar tegenwoordig lukt dat steeds beter.
Kinderen ver naar school sturen in een gebied waar wilde dieren ronddolen was geen evidentie
De kleuterklas van juf Jacky
In het kleuterklasje zitten 38 kleuters op ons te wachten, sommigen met z’n zessen op één bankje. Ze blijken zelfs een uniformpje te dragen – een bruinrood pulletje met daaronder een blouse met een rood vichy-ruitje. Het jonge volkje lijkt diep onder de indruk te zijn van het vreemde bezoek. Jacky laat hen een liedje zingen.
Doorgaans houden ouders hun slimste zoon thuis – hij weet immers al voldoende en zal later de kudde krijgen
Kleuterklas - Met zes op een bankje
In het tweede leerjaar zwaait juf Leena de scepter over amper twaalf leerlingen. Social studies is het onderwerp van de les, zo lezen we in grote krijtletters op het bord. Meer bepaald de problemen waarmee het onderwijs in Kenia geconfronteerd wordt – (a) lack of money, (b) lack of teachers, (c) lack of classrooms, (d) lack of desks, chairs, books and tables, zo lezen we. Kortom, een gebrek aan zowat alles, dat is de boodschap die ze de toeristen willen brengen.
Kortom, een gebrek aan zowat alles, dat is de boodschap die deze school de toeristen wil brengen
Kleuterklas
ISaAq schrijft zijn naam op het bord (tweede leerjaar)
Maar eerst brengen de leerlingen speciaal voor ons een polyfone versie van – jawel, hoor – If you’re happy and you know it, clap your hands. Dan stelt juf Leena een vraag. David steekt de hand op, gaat naast zijn bankje staan en prevelt het juiste antwoord. Dat vermoeden wij althans, want we verstaan er niets van, maar als beloning mag hij zijn naam op het bord schrijven. Dat wordt dan DAIVID. Het scenario herhaalt zich, andere namen verschijnen op het bord, elk in zijn eigen eclectische tekenset – LOGOTY, ISaAq, YiaMat. Maar schrijven kunnen ze, en daar zijn ze heel fier op.
Tweede leerjaar bij juf Leena
Eigenlijk doet het derde lokaal als secretariaat en leraarskamer dienst. Maar door plaatsgebrek hebben ook de zestien leerlingen van het eerste leerjaar er een onderkomen gevonden. Slogans tegen de klasmuren illustreren waar ze hier graag de mosterd halen – “Yes, we can” en “In God we trust”. Vandaag geeft juf Lea er wiskunde. Meteen kunnen we ons het hoofd breken over een prangende vraag op het bord: What is the next number: 1, 3, 5, ...?
Het schoolhoofd en zijn echtgenote
Even voor tien uur verlaten we het schooltje met zijn gedreven juffen. Al te rooskleurig mogen we de situatie niet inschatten, nuanceert Peter onze feel good-ervaring. In een typisch gezin met bijvoorbeeld drie zonen en drie dochters, zullen wellicht twee jongens en één meisje naar school gestuurd worden. De slimste zoon wordt thuis gehouden – hij weet immers al voldoende en zal later de kudde krijgen. En de twee meisjes moeten in het huishouden helpen. Overigens worden alle jongens en meisjes hier besneden op een leeftijd tussen twaalf en vijftien jaar.
Door een boomrijke, vruchtbare omgeving volgen we de onverharde C13 westwaarts. Op de vele maïsvelden staat het gewas er vaak erg dor bij. Goud wordt hier op industriële schaal gedolven – vandaar dat in dit gebied elektriciteit voorhanden is – maar het zijn geen Kenianen, wel Indiërs die in de mijnen werk vinden, aldus Peter.
Kirangerivier
Zowat een half uur later bereiken we Lolgorian. Hier en daar staan hutjes langs de weg, soms ontmoeten we Masaiherders met hun kuddes – vooral koeien, maar ook geiten. We kruisen de dichtbeboste Kirangerivier. Een vrouw staat er in haar eentje de was te doen, haar twee kindjes kijken vanop een boomstronk toe.
De oversteek van de Kihansiurivier brengt ons in het land van de Kuria, een piepkleine etnische groep. Etnische problemen zijn er niet meer in Kenia, aldus Peter. Dat hij in de jeep steeds een mes met een lemmet van zo’n dertig centimeter binnen handbereik heeft, lijkt die stelling niet te staven.
Omstreeks kwart na elf bollen we Nyanchabo binnen, en meteen ook het land van de Luo, de stam waar Barack Obama’s vader toe behoorde. Luttele minuten later krijgen we de A1 onder de wielen, een juweel van een asfaltweg die ons zuidwaarts voert. Lang kunnen we daar evenwel niet van genieten, want een kwartier later arriveren we in Isebania, de grensovergang tussen Kenia en Tanzania. Corruptie wordt in Kenia krachtdadig aangepakt, zo leren we hier – met affiches en een heuse box voor anticorruptie-ideeën.
Etnische problemen zijn er niet meer in Kenia, aldus Peter. Toch heeft hij in de jeep steeds een mes met een lemmet van zo’n dertig centimeter binnen handbereik
Tegen een vlot tempo worden onze reispassen van de noodzakelijke stempels voorzien. Amper een kwartier later zijn we naar de Tanzaniaanse grenspost op weg. Hier eindigt ons Keniaans avontuur. Voorlopig dan toch, want de komende dagen zullen we het noorden van Tanzania verkennen om dan over een dag of vijf naar Nairobi terug te keren. Van Peter en Daniël nemen we dankbaar afscheid, hun job zit erop.
Jaak Palmans
© 2009, 2021 | Versie 2022-03-05 13:47
Lees het vervolg in (4/7)