Doe eens een vulkaan cadeau
Kenia | Anno 2009
Maandag 13 juli | Samburu – Mount Kenya
Dinsdag 14 juli | Mount Kenya – Lake Nakuru
Maandag 13 juli | Samburu – Mount Kenya
Half acht is het als de laatste koffers in het bagageruim geperst zijn en we de Ewaso Ng’iro-rivier oversteken op weg naar het zuiden. Een kudde olifanten schrijdt langs de weg, een koppel zadeljakhalzen en enkele netgiraffen wuiven ons uit. Volkomen terecht komt een gerenoek de eer toe ons het finale saluut te geven.
Zadeljakhals
Waar Daniël en Peter, onze chauffeurs-gidsen, ons vandaag naartoe brengen, dat weten we eigenlijk niet zo goed. De flanken van Mount Kenya, met zijn 5 199 m de hoogste berg van Kenia, hebben ze ons gezegd. Maar wat daar precies te beleven valt, daar hebben we voorlopig nog geen kijk op. Geeft niet, we hebben er alle vertrouwen in dat dit land ons positief blijft verrassen.
Nanyuki Mountain View Curio Shop – Houtsnijwerk |
|
|
Via Chokaa Gate laten we Samburu National Reserve achter ons. Het fonkelnieuwe wegdek van de A2 lijkt gebruiksklaar te zijn, maar blijft voorlopig verboden voor alle verkeer. Door het stoffige grind zoeken Daniël en Peter zich dan maar een weg naar het zuiden, aangemoedigd door het bleke silhouet van Mount Kenya dat in de verte tegen de blauwe horizon afsteekt.
Mount Kenya Ring Road voert ons in een wijde cirkel rond de vulkaan alsof het de périphérique van een grootstad zou zijn
Zowat een uur na ons vertrek doorkruisen we Isiolo. Dwangarbeiders, mompelt Daniël, als hij ons naast de weg de bedrijvigheid op een bouwwerf aanwijst. Slalommend over het wegdek in aanbouw voert de grindweg ons naar Mount Kenya Ring Road, de weg die ons in een wijde cirkel met een straal van een twintigtal kilometer rond de vulkaan voert alsof het de périphérique van een grootstad zou zijn. Een tiental kilometer voor Timau gunt chauffeur Daniël ons een fotostop met uitzicht op Mount Kenya, maar de berg houdt zich met de allures van een vedette netjes achter de wolken verscholen. Heel toepasselijk houden we halt bij een plaswinkel met de naam Mountain View Curio Shop, op een boogscheut van Nanyuki.
Terwijl steeds meer wolken zich rond Mount Kenya verzamelen, blijven we onverdroten zuidwaarts vorderen. Even na elven, wanneer we de bocht rond de berg voor een kwart voltooid hebben, komt daar plots een einde aan. Ter hoogte van Naro Moru slaan we links af. Langzaam kronkelt de smalle asfaltweg over de weelderig groene flanken van de enorme vulkaan naar boven.
Op de flank van Mount Kenya |
|
Candle bush (senna alata) |
Een half uurtje later staan we voor Kihari Gate, de toegangspoort tot Mount Kenya National Reserve. Samen met Mount Kenya National Park – de kern van het park – is het gebied met zijn 2 800 km² ongeveer zo groot als de provincie Antwerpen. Weelderige struiken vol kanariegele bloemen, afgetopt met donkerbruine peulvruchten, verwelkomen ons – senna alata zijn dit, of candle bush zoals ze ter plaatste genoemd worden.
Even voor twaalf bereiken we Serena Mountain Lodge, zo’n 2 195 m boven de zeespiegel en niet meer dan negentien boogminuten ten zuiden van de evenaar. Het vier verdiepingen hoge hotel, volledig in hout, waaiert in V-vorm open naar een natuurlijk watergat dat populair blijkt te zijn bij de vele zoogdieren die in het park leven. Elke kamer is van een overdekt balkonnetje voorzien vanwaar je rustig kan neerkijken op wat zich rond het watergat afspeelt. Helemaal beneden voert een ondergrondse gang eventuele gegadigden naar een observatiebunkertje op luttele meters van het watergat.
Mount Kenya National Park – Watergat met buffels en olifanten
Veel valt er na het eten niet te beleven, het watergat ligt er verlaten bij. Maar daar komt snel verandering in. Alsof het op bestelling is, komt een lange rij buffels één voor één uit het regenwoud te voorschijn, even later gevolgd door een kudde olifanten. Plechtig schrijden de dieren naar het watergat, alsof ze, aangezet door een vooraf afgesproken signaal, het podium van een theaterzaal betreden. Uiteindelijk tellen we 44 buffels, 24 olifanten en vermoedelijk één waterbok. Zeker zijn we niet van dat laatste, want het dier ziet er anders uit dan de waterbokken van Samburu.
Buffels
Terwijl de buffels enkel hun dorst komen lessen, hebben de olifanten meer kapsones. Rustig nemen ze hun tijd voor een stofbad, een modderbad of een douche van de eigen slurf – handig als je steeds je eigen doucheslang mee hebt. Met de vier poten in spreidstand, schuren de allergrootsten met zichtbaar genoegen hun dikke buiken heen en weer over een groot rotsblok.
Nogal wat jonge olifanten maken deel uit van de kudde, waaronder een viertal piepkleine die nog net onder de buik van de moeder door kunnen stappen. Ook hier is het leven van deze reuzen niet zonder gevaren. Ditmaal is het geen slang, maar een stropersval die een olifantje te grazen gehad heeft. Hij is een deel van zijn poot kwijtgespeeld, maar de goede verzorging moet hem in staat stellen over een paar jaar weer op vier poten te lopen. Een groot wijfje is dan weer één van haar slagtanden kwijtgespeeld.
Een tiental bavianen verschijnen op het toneel, maar wij moeten ons naar het startpunt van de natuurwandeling reppen. Onder de hoede van natuurgids William zullen we een deel van het regenwoud verkennen.
Olifanten met baby’s
Voor gevaar dat op vier poten door het regenwoud sluipt, hoeven we geen schrik te hebben. Helemaal vooraan loopt immers Daniël. Als soldaat wordt hij geacht goed overweg te kunnen met het geweer dat hij voor onze bescherming met zich meedraagt. En dan is er nog Hiram om de rij af te sluiten, zodat we achteraan niemand kwijtspelen.
Meer dan vijfhonderd soorten planten komen hier voor, waarvan tachtig uitsluitend in dit park, zo steekt William van wal. Maar niet al die planten hebben het goed voor met ons. Zo zijn er de brandnetels die bij aanraking een minder aangenaam gevoel nalaten. Dat kennen we van thuis, maar hier maken deze meer dan manshoge joekels met hun dikke stengels toch meer indruk. Al pleegt de plaatselijke bevolking ze voorzichtig te plukken om ze met maïs, bonen en aardappelen te mengen en er een netelsoepje van te koken, wij lopen er best in een boogje omheen.
De Big Five zijn niet de grootste dieren, wel de dieren die voor jagers op groot wild het moeilijkst te voet te bejagen zijn
Afrikaanse trekmieren, dat is andere koffie. In lange colonnes trekken ze over de grond. Trap je op zo’n colonne, dan klimmen ze net iets te enthousiast langs je benen omhoog. Bijten doen ze pas boven de knie. Niet geheel ten onrechte gaan ze ervan uit dat een beet daar meer indruk maakt dan eronder. Overigens past daar slechts één remedie tegen, aldus William. Hij noemt de mieren dan ook graag de pants-down-ants.
Dit regenwoud bevindt zich op de equator, maar een equatoriaal regenwoud is het niet, zo beklemtoont hij. Want dan zou het bladerdek helemaal dichtgegroeid zijn en zou het woud bijna ondoordringbaar zijn. Gezien de hoogte waarop we ons bevinden, moet je dit een tropisch bergwoud noemen, waar de zonnestralen tot op de begane grond doordringen en je vrij gemakkelijk kan rondlopen.
Om zich in zulk bos overeind te houden, hanteren bomen twee verschillende strategieën. Sommige laten hun lange wortels zeer diep in de grond doordringen, andere vormen plankwortels die onderaan de boom stervormig uitgroeien en deze als een soort steunberen meer stevigheid geven.
Rustig nemen ze hun tijd voor een stofbad, …
…een modderbad, …
…een buikmassage, …
…of een douche uit eigen slurf
Zorgvuldig de colonnes trekmieren vermijdend huppelen we William achterna. Naast het pad heeft hij kennelijk een handvol olifantenbeenderen klaarliggen als didactisch materiaal. De Afrikaanse savanneolifant kan tot 6,5 ton wegen, met een schouderhoogte tot vier meter. Zijn slurf kan tot zes liter water bevatten. Die gebruikt hij overigens niet alleen om te drinken en te douchen – dat was ons niet ontgaan – maar ook als een soort blindenstok om de grond te verkennen terwijl hij stapt, want zien kan hij daar niet.
De olifant speelt een zeer belangrijke rol in de verspreiding van bomen en planten
Zijn slagtanden zijn eigenlijk verlengde snijtanden. Bij een volwassen olifant zijn ze zelden even lang, omdat een olifant steeds met dezelfde tand in de grond woelt, waardoor deze sneller afslijt. Zo zie je meteen of een olifant rechtstandig of linkstandig is.
Dit regenwoud bevindt zich op de equator, maar een equatoriaal regenwoud is het niet
Voor het overige heeft de olifant alleen maaltanden, want vlees aan stukken rijten hoeft hij niet te doen. Van de 24 maaltanden – zes in elke kaakhelft – zijn enkel de voorste acht in gebruik. Zijn de voorste vier van die tanden versleten, dan vallen deze uit. De rest schuift dan wat naar voren en een nieuw stel van vier tanden komt in gebruik. Zo beschikt hij eigenlijk over zes setjes van telkens acht tanden.
Sommige olifanten doen er 55 tot 60 jaar over om al die maaltanden te verslijten, andere komen er 80 jaar mee rond. Is de voorraad maaltanden opgebruikt, dan zit de olifant met een probleem – hij kan alleen nog op heel mals voedsel overleven. Daarom zal hij de omgeving van een moeras opzoeken. Maar ook daar zal hij uiteindelijk bij gebrek aan voedsel het loodje leggen. Vandaar de mythe van het olifantenkerkhof in het moeras – de olifant trekt niet naar het moeras om er te sterven, integendeel, hij gaat ernaartoe om wat langer te leven.
Bijten doen Afrikaanse trekmieren pas boven de knie. Niet geheel ten onrechte gaan ze ervan uit dat een beet daar meer indruk maakt dan eronder
Achter Williams rug klimt een franjeaap pijlsnel een boom in. In tegenstelling tot mensen en andere apen heeft deze aap slechts vier vingers. Zijn lange witte staart gebruikt hij graag als parachute om van de ene boom naar de andere te zweven. Naast de franjeapen kan je in dit park ook groene bavianen aantreffen en witkeelmeerkatten of Sykes’ apen – dat zijn de apen die toeristen helpen bij het uitpakken van hun koffers als ze de deur of het raam van hun kamer laten openstaan.
William wijst een salvadora persica aan, doorgaans tandenborstelboom genoemd. Zijn lange groene scheuten worden al eeuwenlang als tandenborstel gebruikt. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het sap wel degelijk diverse eigenschappen bezit die de tanden beschermen.
De wetten van de jungle zijn keihard, aldus William, en ze horen strikt nageleefd te worden. Roofdieren horen alleen prooidieren aan te vallen die kleiner zijn dan hen, of net even groot. Daarom maken leeuwen alleen als ze in groep jagen kans om een buffel te verschalken. Een prooidier hoort zich tegen roofdieren te beschermen door zich in groep op te houden. Alleen als ze in groep blijven, kunnen buffels zich met succes tegen leeuwen verweren.
Weer heeft William een collectie didactisch materiaal langs het pad klaarliggen – buffelschedels ditmaal. Zowel mannetjes als wijfjes hebben hoorns, maar die van het wijfje zijn meer naar binnen gekruld dan die van het mannetje. Bij het mannetje groeien de twee delen van de hoornplaat naar elkaar toe. Bij een zeer oude buffel groeit die spleet zelfs compleet dicht.
Vroeger maakte men van de enorme kaken van trekmieren gebruik om diepe wonden te hechten
Samen met de leeuw, de luipaard, de olifant en de neushoorn maakt de buffel deel uit van de Big Five. Dat zijn niet de vijf grootste dieren in de savanne, zoals men weleens denkt, want dan zou het nijlpaard ontbreken. Wel zijn het de vijf dieren die voor jagers op groot wild het moeilijkst te voet te bejagen zijn. Tegenwoordig zijn het vooral safaritoeristen die de Big Five bejagen. Maar dan in jeeps en met camera’s, niet te voet en met het geweer.
Het gevaarlijkst van dit kwintet is de buffel, alhoewel nijlpaarden meer doden veroorzaken. Vooral de eenzame buffel die uit de groep gestoten is, valt te duchten. Een groep buffels kan je bij manier van spreken verjagen door in je handen te klappen, aldus William. Voor een eenzame buffel daarentegen maakt dat niets uit. Hij zal je spontaan aanvallen met de intentie je voorgoed uit te schakelen.
Jonge mannetjesbuffels worden na verloop van tijd uit de groep gestoten. Zo wordt inteelt voorkomen. Zij vormen losse vrijgezellengroepen. Het dominante mannetje herken je doorgaans aan de modder rond zijn hoorns. Dat komt ervan als je aan het watergat steeds de concurrentie verdringt om zelf het beste plaatsje te verwerven.
Schichtig vlucht een roodbruine bosbok van ons weg, nog voor we hem goed en wel gezien hebben.
Een aardvarken is een nachtdier dat zowel met de olifant als met de klipdas verwant is
Weer kruist een colonne trekmieren ons pad. Alsof het een begeerd snoepje is, plukt William er eentje uit de rij. Terwijl het bijtgrage beestje wanhopig tussen zijn duim en wijsvinger spartelt, kunnen we de twee gigantische kaken goed observeren. Ze maken zowat één derde van de totale lichaamslengte van het beestje uit. Vroeger maakte men daar weleens gebruik van om diepe wonden te hechten. Beide delen van de gescheurde huid werden dan tegen elkaar gedrukt, en men liet mieren ze met één beet aan elkaar hechten. Vervolgens werd de mierenlijven weggerukt zodat enkel de kopjes als hechting bleven zitten – een ritssluiting van mierenkopjes.
William toont ons het gat dat een aardvarken gegraven heeft, een nachtdier dat zowel met de olifant als met de klipdas verwant is. Eens zo’n gat gegraven, zullen ook hyena’s en wrattenzwijnen er graag gebruik van maken. Een wrattenzwijn zal er echter altijd achterwaarts in afdalen, zodat het zich hopelijk nog tijdig uit de voeten kan maken, mocht een hyena er zich al gevestigd hebben.
Hyena’s zijn niet de lieverds van de savanne
Hyena’s jagen niet op snelheid, maar op uitputting. Urenlang kunnen ze achter hun prooi aanzitten. Steeds vallen ze langs achter aan. In tegenstelling tot andere roofdieren doden ze hun prooi niet, maar beginnen ze deze meteen levend op te eten. Dat alles maakt ze niet meteen tot de lieverds van de savanne. Toch zijn ze onontbeerlijk, want ze doen veel opruimwerk. In één nacht kan een hyena gemakkelijk veertig kilogram vlees verwerken. Ook kadavers van olifanten of buffels die van uitputting gestorven zijn, nemen ze voor hun rekening.
De koddige wrattenzwijnen lijken dan weer de clowns van de savanne. Ze leven samen in rotten – een mannetje en een wijfje met een aantal jongen. Een worp telt één tot zes jongen, maar doorgaans kan de moeder er daar maar twee of drie van grootbrengen. Vaak tippelen ze nerveus achter elkaar door de savanne met hun staart omhoog. Bij het grazen knielen ze geregeld op hun voorpoten. Kort van geheugen zijn ze ook al. Zit een roofdier achter ze aan, dan rennen ze schichtig weg. Zodra het roofdier de jacht opgeeft, zijn ze de hele opwinding weer vergeten en knielen ze onbekommerd neer in het gras.
Leeuwen, luipaarden en cheeta’s halen doorgaans hun neus op voor waterbokken. En dat mag je letterlijk nemen
Met onverholen genoegen buigt William zich over een olifantendrol naast het pad. Geen detail laat hem onberoerd. Dagelijks is een olifant gauw vijftien uur zoet met schranzen. Dat levert hem zo’n 250 kg vegetatie op – gras, takken, bladeren, schors. Ongeveer veertig procent daarvan vindt via de ontlasting alras de weg naar buiten – veertien keer per dag, beklemtoont William. De olifant speelt dan ook een zeer belangrijke rol in de verspreiding van bomen en planten.
Weer zien we een bosbok schichtig wegvluchten. Verrassend is het niet te vernemen dat bosbokken enkel in het bos voorkomen. In de savanne nemen impala’s hun niche in. De wijfjes zijn rood, de mannetjes zwart met hoorns, beide vertonen ze witte strepen en vlekken op de flanken.
Ook waterbokken leven hier, gaat William verder, maar in tegenstelling tot die van Samburu – die eigenlijk voluit ellipswaterbokken heten – hebben de plaatselijke defassawaterbokken een ronde witte vlek op hun achterste in plaats van een witte ring rond de staart. Vandaar dat we vanmorgen twijfelden over de identificatie van die ene waterbok. Leeuwen, luipaarden en cheeta’s halen doorgaans hun neus op voor waterbokken. En dat mag je letterlijk nemen. Want onder hun huid scheiden waterbokken een olieachtige substantie af die hen tegen het water beschermt, maar tegelijkertijd hun vlees een bedenkelijk geurtje geeft. Nodeloos te zeggen dat hyena’s zich daar niet aan storen.
Waar ooit de gastboom stond, zal dan enkel een holle ficus overblijven
William houdt halt bij een boom die in de greep gekomen is van een ficus thonningii, beter bekend als een killer ficus. Hier zijn we getuige van een wurgmoord. Waarschijnlijk heeft een vogel die op gang gebracht, bijvoorbeeld door een zaadje dat aan zijn bek kleefde, op de boomstam af te wrijven. Het ficuszaadje is daar als een epifyt beginnen te groeien in beide richtingen – zijn takken zoeken zich hun weg naar boven naar de blauwe lucht, zijn wortels kronkelen zich langs de stam van de gastboom naar beneden. Eens de wortels de grond bereiken, zal de ficus een zelfstandige boom worden en zal hij zijn gastheer langzaam versmachten. Waar ooit de gastboom stond, zal dan enkel een holle ficus overblijven.
Ook een liaan heeft steun gezocht bij de gastboom. Daar dacht ze goed aan te doen, want zelf heeft ze onvoldoende mechanische sterkte om te groeien. Toch zal dat initiatief haar fataal worden, want ze is ook al in de wurggreep van de ficus gekomen en zal dat met haar leven bekopen.
Voor de plaatselijke bevolking is de ficus met zijn bizarre groeipatroon heilig. In de holte dragen ze offers op, de rook stijgt dan via de koker ten hemel.
In 1886 schonk koningin Victoria de Kilimanjaro in een genereus gebaar aan het Duitse Oost-Afrika, officieel omdat haar man Albert van Duitse komaf was
Totaal onverwacht stoten we midden in het woud op enkele parkwachters die thermoskannen met koffie en stukjes cake hebben klaarstaan. Gul voegen ze aan de koffie bruine melk toe voor wie dat wenst – een lokale brandy is dat, die onze belangstelling voor de koffie alleen maar doet toenemen.
Terwijl we ons op boomstammen neervlijen, gaat William onstuitbaar met zijn verhaal verder. Met zijn 5 199 m is Mount Kenya de tweede hoogste berg van Afrika – na de Tanzaniaanse Kilimanjaro. Beide zijn van vulkanische oorsprong.
De Kikuyu die aan de westkant van de berg leven, noemen hem Kereniya, de Kamba in het oosten noemen hem Kiinyaa. Toch betekent dit hetzelfde, met name “waar de struisvogel is”. Die cryptische omschrijving verwijst naar de combinatie van zwart en wit op de flanken van de vulkaan – het zwart van de rotsen, het wit van de eeuwige sneeuw. Overigens is Mount Kenya de enige plek in Kenia waar sneeuw voorkomt en zelfs de enige besneeuwde plek op de evenaar.
De Britten verbasterden Kiinyaa tot Kenya, en toen in 1920 een naam gekozen moest worden voor dit land konden de 42 stammen het over geen enkele andere naam eens worden.
Overigens zou ook de Kilimanjaro deel uitmaken van Kenia, ware het niet dat koningin Victoria de vulkaan in 1886 in een genereus gebaar aan het Duitse Oost-Afrika schonk, officieel omdat haar man Albert van Duitse komaf was. Een vulkaan als cadeau, het is eens wat anders. Toch is dit een mythe, aldus William, en kennelijk is ze onuitroeibaar. Maar voor de Britten is dit apocrief verhaal alleszins aantrekkelijker dan de ware toedracht. Want het waren de Duitsers die de Chaga op de hellingen van de Kilimanjaro ervan wisten te overtuigen met hen een alliantie tegen de Britten aan te gaan. Helemaal vrijwillig was het dus niet dat de Britten de Kilimanjaro afstonden.
Als bewijs voor het vorstelijk gebaar toont William ons op de kaart de knik die de kaarsrechte grens tussen beide landen ter hoogte van de Kilimanjaro maakt. Maar hij kan leven met het verlies, grijnst hij, want wolken verhinderen bijna doorlopend dat de berg vanuit het zuiden zichtbaar is – vanuit Tanzania dus. Terwijl hij vanuit het noorden altijd zichtbaar is – vanuit Kenia dus. Voor ons is dat alvast goed nieuws, eind volgende week zullen we daar in Amboseli beslist ons profijt van halen.
Tot nu toe gingen we ervan uit dat Daniëls opdracht erin bestond om wilde beesten van ons weg te jagen
Weer houdt een bosbok zich in de struiken op. In een poging te vermijden dat het dier eens te meer schichtig van ons wegloopt, zet soldaat Daniël stilletjes een brede omsingelende beweging in, in de hoop het dier in onze richting te drijven, zodat we het beter te zien krijgen. Een verrassende wending in het scenario is dat. Tot nu toe gingen we er immers van uit dat Daniëls opdracht erin bestond om wilde beesten van ons weg te jagen. Op de bosbok maakt de heisa alvast weinig indruk. Krakend kreupelhout is het enige signaal dat ons van het vluchtend dier bereikt.
Zoveel colonnes trekmieren kruisen ons pad dat we soms lijken te hink-stap-springen in plaats van te wandelen. William pakt uit met een plant waarvan de geur trekmieren afstoot. Dorpelingen leggen de bladeren van deze plant dan ook graag rond hun hutten. Ook bavianen weten de kwaliteiten van de plant te waarderen. Als ze zich neervlijen, gebruiken ze de bladeren weleens als kussentje om hun bloot achterwerk tegen bijtgrage mieren te beschermen.
Bosbokken (m en v)
Bij onze terugkeer in de lodge blijken de olifanten en het gros van de buffels het watergat verlaten te hebben. Een handvol wrattenzwijnen heeft hun plaats ingenomen. Wat ons tijdens de wandeling niet gegund werd, wordt ons hier in de schoot geworpen – heel voorzichtig komen enkele bosbokken uit de struiken te voorschijn. Uiteindelijk hebben zes wijfjes en twee mannetjes het watergat voor zich alleen. Heel af en toe gunnen de wolken ons een blik op het gekartelde profiel van Mount Kenya met zijn twee toppen – Mount Batian en Mount Nelion, respectievelijk 5 199 m en 5 188 m hoog.
Mount Kenya
Zelfs ‘s nachts valt de dienstverlening van de lodge niet stil. Wie dat wil, kan zich laten wekken zodra aan het watergat een bepaalde diersoort opdaagt. Een buitenkans is dat om sommige nachtdieren te spotten. Enthousiast vinken we luipaard, hyena en Afrikaanse hond aan op ons wenslijstje. Eenmaal in bed slaat de twijfel toe. Is dat niet teveel van het goede? Zullen we om de haverklap gewekt worden? Zullen we nog wel een oog dicht doen vannacht?
Dinsdag 14 juli | Mount Kenya – Lake Nakuru
Het is geen discrete klop op de deur in het holst van de nacht die ons wekt, het is het licht van de rijzende zon en het geroezemoes bij de buren. Kennelijk hebben de luipaarden, de hyena’s en de Afrikaanse honden vannacht hun kat gestuurd. Of is de dienstdoende parkwachter in slaap gevallen, dat kan ook natuurlijk. Zelfs tijdens het ontbijt valt aan het watergat weinig te beleven. Welgeteld één defassawaterbok daagt op.
Kennelijk hebben de luipaarden, de hyena’s en de Afrikaanse honden vannacht hun kat gestuurd
Wie niet opdaagt, zijn onze chauffeurs-gidsen Peter en Daniël. En daar hebben ze een goede reden voor. Bij één van de jeeps is een defect vastgesteld, ze zijn ermee naar het dorp. Hoe lang de herstelling zal duren, is voorlopig koffiedik kijken. Geeft niet, het watergat biedt ondertussen voldoende afleiding. Twee bosbokken zitten er, even later schrijden 26 buffels statig het podium op. Minder pompeus is de wijze waarop 16 hyperkinetische bavianen het terrein bestormen, sommige met een kleintje om de hals.
Even na acht arriveren de jeeps, net voor half negen zakken we de berg af. Onderweg ontmoeten we herders die met hun koeien helemaal van Samburu naar hier getrokken zijn om aan de immense droogte te ontsnappen. Ongeveer een maand hebben ze erover gedaan om dat traject van bijna tweehonderd kilometer af te leggen. De volwassen koeien en de kalfjes hebben ze in afzonderlijke kuddes ondergebracht, zodat ze de melk van de koeien kunnen verkopen.
Ongeveer een maand hebben ze erover gedaan om dat traject van bijna tweehonderd kilometer met hun koeien af te leggen
Even voor negen bereiken we in Naro Moru de A2. Heel even volgen we die comfortabele asfaltweg noordwaarts, maar slaan dan links af. Een onverharde weg voert ons nu in de richting van de Aberdarebergen, een bergketen een honderdtal kilometer lang. Niet meer dan wat ronde heuvels op een rijtje, zo lijkt het. Maar schijn bedriegt, want sommige toppen rijzen tot 3 350 m boven de zeespiegel.
Een kwartiertje later bereiken we ter hoogte van Mweiga de B5 naar Nyahururu. Wat we nu voor de boeg hebben is negentig kilometer asfalt met gaten, monkelt Peter. Maar hij doet zijn stinkende best en weet ongeveer de helft van de gaten te vermijden.
Een derde keer kruisen we de evenaar, maar dat gaat ditmaal niet onopgemerkt voorbij. Precies hier heeft Mrefu Art Gallery & Curios immers zijn stek gekozen. Want uit deze unieke locatie valt munt te slaan. Zo kunnen we er – tegen een verwaarloosbare vergoeding – een persoonlijk attest verwerven dat het onbetwistbaar bewijs vormt dat we de evenaar hebben overgestoken.
Geheel gratis, maar ook geheel onverwacht, worden we op een heuse wetenschappelijke demonstratie vergast. Het was een zekere Gustave-Gaspard Coriolis die de mensheid in 1835 leerde dat een voorwerp dat een rechte baan volgt, in een roterend referentiestelsel een kromme baan lijkt te volgen. Vermits de aarde rond haar as draait, laat dat effect zich op alle verplaatsingen in de atmosfeer gelden. Op het noordelijk halfrond stroomt lucht daarom in tegenwijzerzin naar het centrum van een lagedrukgebied, terwijl ze er in hogedrukgebieden in wijzerzin van wegstroomt. In het zuidelijk halfrond gebeurt dat net omgekeerd. Voor wetenschappers zijn dat vertrouwde concepten. Maar dat ze ook op het Keniaanse platteland gemeengoed lijken te zijn, verrast ons. En nog geen klein beetje.
Sommigen gaan zelfs zover dit Corioliseffect op leeglopende badkuipen toe te passen. In het noordelijk halfrond zou het water zich dan in wijzerzin een weg naar de afvoerpijp zoeken, terwijl dat in het zuidelijk halfrond in tegenwijzerzin zou geschieden. Onzin natuurlijk, het Corioliseffect is veel te zwak daarvoor, andere factoren spelen een veel grotere rol.
Heerlijk toch, die zoete wraak van deze jonge zwarte bolleboos op blanken die zich soms een beetje superieur wanen
Wat een jongeman ons nu met het nodige aplomb zal tonen, blijkt een variant op het badkuipfenomeen te zijn. Eerst diept hij een gps-toestelletje op waarmee hij tot op de meter nauwkeurig de positie van de evenaar bepaalt. Vervolgens begeven we ons met z’n allen tien meter noordwaarts. Een rood kannetje met een klein gaatje in het midden van de bodem zal als minibadkuip dienstdoen. Zijdelings mikt onze bolleboos een straaltje water schuin in het kannetje, zodat het zich wervelend een weg zoekt naar het gaatje en een minidraaikolkje ontstaat. Door een lucifertje op het woelige wateroppervlak te werpen, neemt hij elke twijfel weg: het lucifertje roteert in wijzerzin. Vervolgens begeven we ons in stoet naar een plek tien meter ten zuiden van de evenaar waar de hilarische vertoning hernomen wordt. Wat blijkt? Het draaikolkje wentelt netjes in tegenwijzerzin rond het gaatje. Coriolis mag zich op de borst kloppen.
Buitengewoon handig hoef je nochtans niet te zijn om dit boerenbedrog te realiseren. Een eenvoudige test leert ons dat de vlijtige gieter zijn waterstraaltje amper een millimeter ten noorden of ten zuiden van het gaatje in de bodem van het kannetje hoeft te mikken om de gewenste rotatiezin te realiseren. Heerlijk toch, die zoete wraak van deze jonge zwarte bolleboos op blanken die zich soms een beetje superieur wanen. Mundus vult decipi, ergo decipiatur – De wereld wil bedrogen worden, dat hij dan ook maar bedrogen wordt.
Markt in Nyahururu |
|
Thomsonwatervallen |
Amper tien minuten later bereiken we Nyahururu, een forse stad van driehonderdduizend inwoners, 2 360 m hoog in de westelijke uitlopers van het Aberdaregebergte. Net buiten de stad stort de Ewaso Narokrivier zich over een rotswand 72 meter naar beneden. De topattractie van de stad worden deze Thomsonwatervallen genoemd, ook al heeft de aanhoudende droogte hun debiet aanzienlijk gereduceerd. In betere tijden krijgen ze hier flink wat volk over de vloer, te oordelen naar de vele kraampjes in de omgeving. Vandaag is het vrij rustig.
Subukia – Grote Riftvallei of Grote Afrikaanse Slenk
Even voor twaalf ligt de Grote Riftvallei of de Grote Afrikaanse Slenk aan onze voeten. Vanaf een hoogte van 2 550 m kijken we in Subukia op een litteken in de aardkorst neer dat zich helemaal van Syrië in het noorden tot Mozambique in het zuiden uitstrekt, over een afstand van 9 600 km. Dat is althans wat het schreeuwerige plakkaat vermeldt. Een lengte van zesduizend kilometer ligt iets dichter bij de waarheid. In breedte varieert de slenk van 30 tot 100 km, in diepte van enkele honderden tot enkele duizenden meters.
Gaandeweg zal deze slenk tot een oceaan uitgroeien en zo de afscheiding van Oost-Afrika tot gevolg hebben, zoals ook Madagaskar ooit van Afrika afgescheiden werd
De verklaring is niet ver te zoeken. Diep in de aardkorst schuiven twee tektonische platen – de Nubische en de Somalische – hier uit elkaar, waardoor het aardoppervlak beetje bij beetje wegzakt. Gaandeweg zal deze slenk tot een oceaan uitgroeien en zo de afscheiding van Oost-Afrika tot gevolg hebben, zoals ook Madagaskar ooit van Afrika afgescheiden werd. Naar verwachting zal dat over tien miljoen jaar een feit zijn. De klipdas die zich onder een plank tussen de struiken schuilhoudt, heeft er alle vertrouwen in dat hij dit niet meer zal meemaken.
Boerderij
Tussen theeplantages en maïsvelden door dalen we in de vruchtbare vallei af. Thee is het belangrijkste product van Kenia volgens Peter, belangrijker dan toerisme of tuincultuur. Vroeger speelde ook koffie een grote rol, maar sedert de prijzen ingestort zijn, is dat niet meer zo. Even houden we halt tussen de theevelden.
Theeplantage
Bijna één uur is het als we Nakuru bereiken, een moderne stad met driehonderdduizend inwoners. Over enkele dagen hebben we een schoolbezoek bij de Masai voor de boeg. Daar willen we niet met lege handen in de klasjes verschijnen, dus wippen we even bij de plaatselijke Tuskys binnen om in de afdeling schoolgerief onder te duiken. Een uiterst moderne supermarkt is dit overigens, compleet met laserkassa’s.
Pelikanen, kleine flamingo’s
Met behoorlijk wat vertraging bereiken we om half twee de Main Gate van Lake Nakuru National Park – een vrij klein park, met zijn 188 km² amper groter dan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De trekpleister van het park is natuurlijk het Nakurumeer, één van de alkalische meren waarvoor de Grote Riftvallei bekend staat. Een rivier die het meer afwatert is er niet, enkel door verdamping verdwijnt er water. De aangevoerde mineralen – vooral natriumzouten – hopen zich dan ook in het meer op en geven het een alkalisch karakter. Blauwgroene algen gedijen uitstekend in zulk water.
Maraboe, kleine flamingo’s
Pelikanen
En daar zijn dan weer de kleine flamingo’s verzot op. Meer nog, met hun ontlasting bevorderen ze de algengroei. Iedereen tevreden dus. Vaak staan ze met tienduizenden, wellicht zelfs honderdduizenden in het ondiepe water. Door klimatologische omstandigheden kan het waterpeil sterk evolueren, in die mate zelfs dat in 1962 het meer helemaal droog stond. Flamingo’s houden daar niet van en bleven weg. Even later de toeristen ook. Dat over enkele jaren, in 2012, het water te hoog zal staan, kunnen we nu niet bevroeden. Flamingo’s houden daar evenmin van en zullen weerom wegblijven. Net zoals de toeristen. Pas in 2020 zullen de flamingo’s massaal terugkeren. Maar de toeristen niet, want de wereld zal dan in de ban zijn van een pandemie.
Kleine flamingo’s, pelikanen
Voor een rustige safaririt naar onze lodge, zo’n 18 km zuidwaarts langs de oostelijke oever van het meer, rest er geen tijd meer. Toch gunt Peter ons aan het noordelijke uiteinde van het meer even een blik op het water. Een handvol maraboes of kropooievaars, een honderdtal pelikanen, maar vooral duizenden kleine flamingo’s maken er de dienst uit. Met de kop ondersteboven in het water filteren de roze watervogels de blauwwieren uit het water. Tot vier keer per seconde pompt hun tong het water door dunne plaatjes aan de binnenkant van hun kaken. Haartjes op die plaatjes halen het voedsel uit het water.
Terwijl Peter over de onverharde Simba Road over de oostelijke oever van het meer voortraast, trachten wij ons op onze zetels te handhaven. Defassawaterbokken, impala’s, zebra’s en buffels zoeven pijlsnel langs het raam voorbij. Heel even vangen we zelfs een glimp op van onze allereerste neushoorn.
Grantzebra’s
Kwart over twee is het als we aan Lake Nakuru Lodge arriveren, op een heuvel met een schitterend uitzicht over het meer in de verte, 1 750 m boven de zeespiegel. De thermometer wijst er net geen 30 °C aan. Twintig safaribusjes en ‑jeeps staan op de parking. Het park is dan ook uiterst populair bij safaritoeristen. In het grasveld net achter de lodge staan enkele zebra’s te grazen.
Vrij spoedig na het eten zakken onze jeeps de heuvel af om de verloren tijd in te halen. Flamingo’s staan natuurlijk hoog op ons wenslijstje, maar ook neushoorns staan met stip genoteerd, want Lake Nakuru is de plek bij uitstek om neushoorns te spotten – witte neushoorns zowel als zwarte.
Impala’s met jong
Zadeljakhals
Het verschil tussen witte neushoorns en zwarte neushoorns moet je niet in hun huidskleur gaan zoeken, grijnst Peter, want beide soorten zijn grijs. Witte neushoorns zijn grazers, daarom hebben ze een brede muil – wie het gras van zijn gazon gaat maaien, doet dat ook liever met een brede grasmaaier. Zwarte neushoorns daarentegen voeden zich met de bladeren van struiken en bomen. Daarom hebben ze een spitse muil, zodat ze de bladeren beter kunnen manipuleren.
Gele koortsbomen
Het waren Afrikaans sprekende Zuid-Afrikanen die indertijd de grazende neushoorn met de brede muil de wijde neushoorn gingen noemen. Van wijde neushoorn maakten de Britten op hun beurt white rhino. Ironisch genoeg keerde deze term naar het Nederlands terug als witte neushoorn. Dat we hier witte neushoorns zullen aantreffen, staat vrijwel als een paal boven water. Zwarte neushoorns verschalken is echter een ander paar mouwen.
Gele koortsboom
Grote bomen met groengele stam domineren de omgeving van het meer. Het was de eerste kolonisten niet ontgaan dat wie zich in de buurt van dergelijke bomen ophoudt, daar weleens malariakoorts aan overhoudt. Daarom gingen ze die boom gele koortsboom noemen. Dat was wel wat kort door de bocht, want deze bomen groeien vooral in moerassige of vochtige gebieden, waar ook muggen zich graag ophouden. Zoals we weten zijn dat de echte ziekteverwekkers.
Onder een gigantische schermacacia ligt enkele tientallen buffels gezellig te rusten, netjes binnen de schaduwcirkel van de boom
Beschermende modderlaag |
|
|
Onder een gigantische schermacacia ligt enkele tientallen buffels gezellig te rusten, netjes binnen de schaduwcirkel van de boom. Verderop stoten we op een grote kudde, wel tweehonderd buffels aan weerszijden van de weg. Sommige zitten nog onder de verse modder waarmee ze zich tegen teken beschermen, andere hebben een tweede huid van gedroogde modder. Een trio zadeljakhalzen zwerft over de vlakte. Die zijn uit op een prooi, maar voorlopig wil niemand zich aanmelden.
Het verschil tussen witte neushoorns en zwarte neushoorns moet je niet in hun huidskleur zoeken, want beide soorten zijn grijs
Witte neushoorns zijn grazers
Coöperatief is onze allereerste neushoorn allerminst. Minutenlang krijgen we niet meer dan zijn edele achterkant te zien terwijl hij staat te grazen. Verderop krijgen we dan toch een duo en een kwartet in profiel in het vizier. De felle wind jaagt stofwolken over de droge, zanderige vlakte.
Lake Nakuru – Flamingo’s
Ondertussen zijn we vrij dicht tot de zuidelijke oever van het meer genaderd. Tienduizenden flamingo’s staan er in het ondiepe water, hun roze lichamen op het rimpelloze oppervlak weerspiegeld. Twee kleinere groepjes van enkele honderden pelikanen steken wit af in de roze massa. Donkere regenwolken trekken vanuit het noorden de lucht dicht. Flarden zonlicht priemen door de wolken en zetten delen van het zilvergrijze meer in een warme gloed. Met hun blauwgrijze silhouetten versterken de heuvelruggen aan de overkant van het meer het theatrale decor.
Tienduizenden flamingo’s staan er in het ondiepe water, hun roze lichamen op het rimpelloze oppervlak weerspiegeld
Soms doet onze nabijheid de flamingo’s opschrikken. Alsof een onzichtbare dirigent hen aanstuurt zetten ze zich dan allemaal tegelijk in beweging en scheren ze laag over het water op zoek naar een veiliger plekje.
Steeds duisterder wordt de lucht in het noorden. Ver dondergeroffel wordt hoorbaar, een occasionele bliksemflits kondigt onheil aan. Stofwolken maken de flamingo’s af en toe vrijwel onzichtbaar.
Neushoorns met jong
Node keren we de waterkant de rug toe. In het gras ligt het deels aangevreten kadaver van een buffel, waarschijnlijk van honger gestorven op de kale vlakte. Een Kaapse eland of elandantilope – de grote broer van de dikdik – kuiert eenzaam door de vlakte. Twee volwassen neushoorns met een jong grazen tussen de struiken; de hoorn van één van beide is immens. Onverdroten blijft de felle wind het stof opjagen, de lucht wordt asgrauw, regen lijkt onvermijdelijk.
Kaapse eland of elandantilope met ossenpikkers
De safari is ten einde. Althans, dat denken we, want plots krijgt Peter via de CB een bericht binnen dat hem prompt aan het racen zet over de stoffige weggetjes. In een boom net naast de weg zijn twee jonge luipaarden gesignaleerd. Een regelrechte gelukstreffer is dat, want als nachtdier is de luipaard uiterst moeilijk te betrappen. De twee mannetjes verwaardigen het zich zelfs uit de boom af te dalen en doodgemoedereerd tussen de busjes door de savanne in te trekken.
Jonge luipaarden, waarschijnlijk broers
Dat betekent dat we de Big Five op ons palmares kunnen schrijven –de olifant, de buffel, de leeuw, de neushoorn en de luipaard
Dat betekent dat we nu al de volledige Big Five op ons palmares kunnen schrijven – in volgorde van aantreden zijn dat de olifant, de buffel, de leeuw, de neushoorn en de luipaard.
De luipaarden verdwijnen tussen de struiken, wij verdwijnen richting lodge. De regen die niet langer kon uitblijven, valt door de kijkgaten binnen. Binnen in de jeep wordt de paraplu ontvouwd.
Lake Nakuru (in de verte), buffels
Jaak Palmans
© 2009, 2021 | Versie 2022-03-03 15:00
Lees het vervolg in (3/7)
Een miljoen gnoes. Of toch niet?