Bijenkorven in de bush
Australië | Anno 2008
Donderdag 7 augustus | Kununurra
Vrijdag 8 augustus | Kununurra – Purnululu
Zaterdag 9 augustus | Purnululu
Zondag 10 augustus | Purnululu – Fitzroy Crossing
Maandag 11 augustus | Fitzroy Crossing – Broome
Donderdag 7 augustus | Kununurra
Onze tocht door de Kimberley is op een keerpunt gekomen. De afgelopen week hebben we deze fascinerende wildernis via Gibb River Road van west naar oost doorkruist en het noordelijk deel ervan verkend. Morgen vatten we de terugweg aan en richten onze aandacht vooral naar het zuiden, want het absolute hoogtepunt van de tour ligt nog in het verschiet.
Strohalsibissen |
|
|
Maar vandaag is het rustdag. Chauffeur en reisbegeleider John heeft een dagje vrij. Tijd zat dus voor ons om met Kununurra kennis te maken. Al ligt dat niet voor de hand. Voor je er erg in hebt, ben je kilometers aan het stappen. Het was dan ook een zeer aangename verrassing gisteravond, toen reisgenoten Ernie en Margaret ons voorstelden om samen een korte trip langs de belangrijkste bezienswaardigheden te maken. Aan dat aanbod konden wij niet weerstaan. Want zij beschikken over een 4wd.
Ord River
Grey nomads pur sang, zo mag je Ernie en Margaret wel noemen. Achttien maanden reeds omarmen ze het nomadische leven en toeren ze met hun caravan door dit enorme land. Voor veel gepensioneerde aussies is dat een droom die in vervulling gaat. Ernie en Margaret doen daar enthousiast aan mee, ook al hebben ze hun Brits paspoort nog altijd niet voor een Australisch exemplaar ingeruild. Hun caravan staat op een holiday park aan de rand van de stad. Voor hen eindigt hier de tour door de Kimberley.
Ord River – Ivanhoe Crossing
Met een comfortabele 29 °C in het vooruitzicht ziet onze dag er dus rooskleurig uit. Stipt om 9 u. verschijnt Ernie met zijn Nissan Patrol op de afspraak. Prompt zoeken we een van de iconische plekjes van West-Australië op, de spectaculaire Ivanhoe Crossing. Eigenlijk is dat niet meer dan een betonnen dam, enkele meters hoog en bijna tweehonderd meter lang, waar het water van de machtige Ord River overheen stroomt. Niets bijzonders dus, ware het niet dat de dam deel uitmaakt van de oude weg van Kununurra naar Wyndham. Voertuigen die hier de rivier willen oversteken, moeten door het snelstromende water laveren. Dat is enkel tijdens het droge seizoen mogelijk. Kleine, betonnen paaltjes bakenen het traject aan weerszijden af. Beslist niet voor watjes. Tijdens het regenseizoen of met een gewone personenwagen moet je er niet eens aan beginnen. Zwemmen is hier evenmin aan de orde en ook vissers kijken best goed uit hun doppen waar ze hun angel uitwerpen, want in dit zoute water worden geregeld zoutwaterkrokodillen gesignaleerd.
Ord River – Ivanhoe Crossing
Op de geïrrigeerde velden zijn het vooral uitgestrekte aanplantingen van mangobomen of sandelhout die je aantreft. Het heerlijk geurende sandelhout dat zijn aroma’s tientallen jaren kan vasthouden, is eigenlijk een parasiet, weet Ernie. Net zoals maretakken heeft het een gastboom nodig om aan water en mineralen te geraken.
Het heerlijk geurende sandelhout is eigenlijk een parasiet. Net zoals maretakken heeft het een gastboom nodig om aan water en mineralen te geraken
Sandelhoutplantage
Op een meloenenveld zijn ze net de oogst aan het binnenhalen. Een rijdend afdakje beschut de plukkers tegen de brandende zon. Vers van het veld vinden al die producten in de eigen winkel van de farm snel hun weg naar de klanten. Ernie prijst onder meer het lekkere en voedzame vruchtvlees van de kleine muskaatpompoen aan. De boternootpompoen is daar een variant van.
Maar onze aandacht gaat al snel naar Catherine uit, de jonge winkelhulp uit het Duitse Flensburg dicht bij de Deense grens. Een verblijf van één jaar, dat is wat ze oorspronkelijk voor ogen had toen ze naar Australië trok, vertelt ze ons spontaan. Ondertussen staat haar besluit vast – ze blijft hier definitief. Van opleiding is ze Küchenchef, in Duitsland is ze nog in enkele restaurants aan de slag geweest. Maar hier vindt ze het werk een stuk aangenamer – veel minder stress, altijd verse producten beschikbaar.
Enkele baobabs torsen hun typische vruchten als kerstbollen aan hun kale takken
Baobabs |
|
Vruchten van baobab |
Celebrity Tree Park is de plek waar elke beroemdheid die Kununurra bezoekt een boom mag planten. Het is geen verrassing dat vooralsnog weinig beroemdheden de kans gezien hebben deze afgelegen plek met hun aanwezigheid te vereren. Enkele baobabs torsen hun typische vruchten als kerstbollen aan hun kale takken. Lily Creek Lagoon is dan weer een paradijs voor de vogels. Tussen de waterlelies scharrelen enkele jacana’s met een opvallende rode kam over het wateroppervlak. Het zijn Australische jacana’s, ze komen in het noorden van Australië voor, maar ook in Indonesië en de Filipijnen. Jesus birds noemt men ze weleens, aldus Ernie, maar waarom dat zo is, weet hij niet. Wat er ooit op het meer van Galilea gebeurd zou zijn, is hem niet bekend.
Half twaalf is het als Jeff met zijn bus voor ons hotel opdaagt. Want deze namiddag hebben we een bustrip naar Lake Argyle op het oog, gevolgd door een boottocht op Ord River. Triple J-Tours, zo lezen op de flank van zijn bus. Dat Jeff één van die drie J’s is, zullen we spoedig vernemen.
Ver is het niet, in vogelvlucht amper 35 km. Maar de ruige natuur dwingt ons tot een ommetje van 70 km. Verveling hoeven we onderweg niet te duchten, Jeff zal de ganse rit volpraten, zo ziet het er naar uit.
Het had heel wat voeten in de aarde vooraleer ze in Kununurra wisten wat voor landbouw ze gingen bedrijven
Het had heel wat voeten in de aarde vooraleer ze in Kununurra wisten wat voor landbouw ze gingen bedrijven, eens ze het kurkdroge land vruchtbaar gemaakt hadden. Katoen was de eerste optie. Maar dat bleek al gauw een te grote belasting op het water te leggen. Rijst dan maar. Want met Indonesië in je achtertuin heb je een gigantische afzetmarkt bij de hand. Maar van rijstteelt bleken blanke boeren te weinig kaas gegeten te hebben. Suikerriet dan maar. Wat ze in Queensland kunnen, kunnen we in Kununurra ook, moeten ze gedacht hebben. Tot de prijzen van suikerriet in elkaar stortten. Uiteindelijk zijn ze dan bij de fruitteelt uitgekomen, besluit Jeff – meloenen, mango’s, en dergelijke.
Sedert in 1963 het irrigatieproject met water van Ord River op gang kwam – overigens in aanwezigheid van koningin Elisabeth II en prins Philip – is in de omgeving van Kununurra reeds 160 km² landbouwgrond geïrrigeerd. Dat zijn de groene en gele rechthoeken die we gisteravond zagen, flitst het ons door het hoofd. Daarnaast ligt er nog 360 km² klaar voor irrigatie.
Duur is irrigatiewater hier allerminst. Voor één megaliter – één miljoen liter dus – betaal je net geen twee euro. Per hectare heb je jaarlijks 6 tot 8 megaliter nodig, met inbegrip van de uitrusting kost je dat 86 euro per ha per jaar. Jeff is een man van de cijfers, zoveel is duidelijk.
Op een zucht van de grens met Northern Territory neemt Jeff de afslag naar het meer. Wil je deze binnenlandse grens oversteken, dan ben je aan strenge quarantaineregels onderworpen. Zo mag je voertuig geen aarde, zaden of plantaardig materiaal aan boord hebben – ook niet op de banden of het koetswerk. In de kale bomen aan het kruispunt prijken opvallende maretakken.
Sedert in 1963 het irrigatieproject op gang kwam is in de omgeving van Kununurra reeds 160 km² landbouwgrond geïrrigeerd
Gaandeweg naderen we Lake Argyle, de kroon op het werk voor de irrigatieprojecten in de wijde omgeving, met een oppervlakte van bijna duizend vierkante kilometer. Indrukwekkend, dat wel, maar wat ons echt verrast is de toevloed aan water tijdens het regenseizoen. Soms stijgt het waterpeil van het meer dan met één meter per dag. Stel je dat voor, op amper één dag staat het water in een gebied van meer dan een derde van de provincie Antwerpen een meter hoog. Daarmee kan je de stad Perth met haar anderhalf miljoen inwoners vijf jaar lang van water voorzien, beklemtoont Jeff. En dan hebben wij de Kimberley tot nu toe als kurkdroog ervaren.
Normaal wordt er elke seconde 70 000 liter water uit het meer getapt. Het waterpeil daalt daardoor met iets meer dan 2,2 m – per jaar, welteverstaan. Door verdamping komt daar nog eens 2,5 m bovenop. Jeff is een man van de cijfers, zoveel is duidelijk.
En hij komt nu echt op dreef. De voorraad water in het meer schommelt sterk naargelang van het seizoen, gaat hij onverstoorbaar verder. Momenteel bevat het slechts 22 Sydney Harbours, maar het record staat op 37 Sydney Harbours. Een overstroming hebben we niet te duchten, stelt hij ons meteen gerust, want het bekken kan zo maar even 68 Sydney Harbours aan.
Hebben we dat goed gehoord? Wordt hier echt in Sydney Harbours gerekend? Ja hoor, de sydharb is een populaire Australische volume-eenheid. Ze stemt overeen met de totale hoeveelheid water die in Sydney Harbour aanwezig wordt geacht. Zoals elke aussie hoort te weten is dat 500 gigaliter of 500 miljard liter. We voelen ons als een mier die zich de afmetingen van een voetbalveld probeert voor te stellen.
Maar Jeff is niet te stoppen. De actuele voorraad van 11 000 miljard liter water stemt dus overeen met 2 000 liter water per hoofd van de wereldbevolking. Jeff is een man van de cijfers, zoveel is duidelijk, maar wat de wereldbevolking betreft hinkt hij toch enkele jaren achterop.
Drie jaar deed de karavaan van 7 250 koeien en 200 paarden er over om de odyssee van 4 800 kilometer te voltooien
Dat heeft ons niet belet ondertussen de homestead van de Duracks te bereiken, de plek van waaruit deze roemruchte pioniersfamilie haar landgoed beheerde. Al klopt dat niet helemaal. In feite bevond de oorspronkelijke woning van de Duracks zich een vijfentwintigtal kilometer naar het zuiden. Maar dat gebied is ondertussen door het meer overspoeld. Kennelijk werd het houten gebouw waardevol genoeg geacht om het te demonteren en op deze plek minutieus te reconstrueren. Dat plaatst de Duracks op hetzelfde niveau als de Egyptische farao Ramses II – ook hij zag zijn stulpje in Aboe Simbel wegens te verwachten wateroverlast naar een hoger en droger plekje overgeheveld.
Enkele authentiek ingerichte kamers roepen de sfeer van weleer op. Dat de Duracks de belangrijkste pioniersfamilie van de Kimberley waren, staat buiten kijf. Stamvader Michael migreerde in 1853 uit Ierland. Maar het was zijn zoon Patrick – of Patsy, zoals hij hier minzaam genoemd wordt – die de familie op de kaart zou zetten. Hoe hij dat deed, spreekt nog steeds tot de verbeelding. Vanuit het niets stampte hij in de zuidwestelijke outback van Queensland een farm uit de grond, Thylungra Station. Dat avontuur zou hij met zijn leven bekocht hebben, hadden Aboriginals hem niet weten te redden tijdens een periode van extreme droogte. Maar Patrick zette door. Tien jaar later telde zijn veestapel 30 000 runderen.
Toch volstond dat niet voor hem. Pioniers hadden ondertussen de afgelegen Kimberley verkend, hun rapporten klonken veelbelovend. Patrick was niet meer te houden. Samen met zijn broer Michael en zijn zwager John trok hij in 1879 op pad met 7 250 koeien en 200 paarden. Drie jaar deed de meute er over om de odyssee van 4 800 kilometer te voltooien. Toen ze in 1882 in Kununurra arriveerden, hadden ze de helft van hun kudde verloren. Ook enkele mannen hadden het leven gelaten. Maar opnieuw stampte Patrick een succesvolle veehouderij uit de grond. Hun heroïsche tocht is zelden geëvenaard.
Voor mannetjes die een wijfje willen versieren komt het er op aan het leukste prieeltje te bouwen
Durack Homestead – Graven |
|
Nest van prieelvogel |
In de tuin van de homestead zijn enkele grafzerken gereconstrueerd. Daar hebben onze Australische reisgenoten een vette kluif aan. Ze proberen de familiebanden van hun beroemde landgenoten te reconstrueren.
Voor ons daarentegen zijn het enkele bizarre vogelnesten die de aandacht trekken. Hier zijn prieelvogels aan het werk geweest, een vogelsoort die je enkel in Australië en Nieuw-Guinea aantreft. Wat hen vooral uniek maakt, is hun baltsgedrag. Voor mannetjes die een wijfje willen versieren komt het er immers op aan het leukste prieeltje te bouwen. Daartoe plaatsen ze kale takjes op de grond tegen elkaar tot die een soort wigwam vormen, compleet met opening om naar binnen te gaan. De kers op de taart is de collectie objecten van de meest uiteenlopende aard waarmee ze de toegang tot hun liefdestempel plaveien. Dat reikt van bessen en bloemen, schelpen en veren, steentjes en bladeren tot huisafval, glasscherven en plastic prullaria. Het komt er niet op aan wat het is, zolang alle objecten maar dezelfde felle kleur hebben, bijvoorbeeld helwit, lichtgroen of azuurblauw. Hoe meer objecten je weet te verzamelen en hoe groter de kleurenharmonie is, des te meer kans je maakt om een wijfje in je tentje te krijgen. Al schromen de mannetjes er zich niet voor om het prieeltje van een rivaal te vandaliseren of er bouwmaterialen te gaan stelen.
Jeff voert ons met zijn bus naar boven tot op een punt vanwaar we een blik op het meer kunnen werpen. De enorme watermassa strekt zich tot aan de horizon uit. Toch onttrekt 99,5 % van het wateroppervlak zich aan onze blik. Ach, cijfers, Jeff kan het niet laten.
Ord River Dam, Lake Argyle
Ord River Dam verrast dan weer door de goed doordachte eenvoud van haar architectuur. Een ondoordringbare kleilaag, met rotsblokken afgedekt, 68 m lang en 335 m breed aan de basis volstaat om al dat water af te blokken. Het resultaat is een bouwwerk dat amper tegen de kale bergen afsteekt. Een knap staaltje van ingenieurskunst dus. En dat voor slechts 14 miljoen euro, voegt Jeff eraan toe.
Ord River Dam – Waterkrachtcentrale
Maar er is meer aan de hand. Twee kokers met een diameter van telkens vier meter voeren het water af en drijven de turbines aan. In totaal wordt hier maar liefst 32 MW gegenereerd. Dat zelfs een bescheiden waterkrachtcentrale zoals die van het Belgische Coo meer dan dertig keer zoveel elektrisch vermogen levert, durven we getallenvreter Jeff niet te vertellen.
Zelfs de plaatselijke fauna en flora varen er wel bij. Waar vroeger de rivierbedding het grootste deel van het jaar droog lag, op tien tot twaalf permanente watergaten na, is nu een statige rivier met een constant debiet in het landschap verschenen. Drie schildpadsoorten en 26 vissoorten hebben er ondertussen hun habitat van gemaakt.
Overigens is het idee om een grote dam te bouwen oorspronkelijk van Kimberley Durack afkomstig, een kleinzoon van Patsy. Dank zij dit gigantische meer kunnen de boeren van Kununurra op een constante watertoevoer rekenen.
Ord River
Aan de voet van de dam ligt de Osprey op ons te wachten. Met Jeff als kapitein zullen we Ord River afvaren, 55 km lang, helemaal tot in Kununurra. Onderweg zal zich een weelde aan dieren‑ en plantenleven onder onze ogen ontvouwen.
Zoetwaterkrokodil |
|
Bonte aalscholvers |
Te beginnen met de zoetwaterkrokodillen. Naar schatting vijf- tot zesduizend exemplaren houden zich in dit deel van de rivier op. Daar zullen we er beslist enkele van te zien krijgen, weet Jeff met zekerheid. Ook Lake Argyle zelf kan prat gaan op een flinke populatie zoetwaterkrokodillen – zo’n 25 000 exemplaren. Zoutwaterkrokodillen daarentegen worden er door de overheid niet geduld. Tot nu toe hebben ze er al acht uit het meer geplukt.
Ord River
Voorlopig zijn het alleen bonte aalscholvers die we te zien krijgen, goed herkenbaar aan de oranjegele vlek tussen hun oog en snavel. Aan de voet van de rotswand merken we twee rotskangoeroes op. Maar die maken zich ijlings uit de voeten zodra we naderen.
De vleerhonden zijn met honderden, ze wanen zich veilig in de takken van de bomen die laag boven het water hangen
Vleerhonden |
|
|
Vleerhonden daarentegen storen zich in het geheel niet aan onze nabijheid. Met honderden zijn ze, ze wanen zich veilig in de takken van de bomen die laag boven het water hangen. Jeff manoeuvreert de boot tot net onder het gebladerte, zodat we ze goed kunnen waarnemen.
Ord River
Dat vleerhonden zich uitsluitend met bloesems en zacht fruit voeden, wisten we al van John. Echolocatie hebben ze dus niet nodig om aan voedsel te geraken. Wel beschikken ze over grote aangepaste ogen om ‘s nachts vlot te navigeren. Van het fruit slikken ze overigens alleen het sap en de kleine zaadjes door, de vezels spuwen ze terug uit, grinnikt Jeff, terwijl hij in volle vaart van onder de bomen vandaan stuift.
Zilverreiger |
|
|
De bruinrode, sterk gelaagde rotsmassieven rondom ons dalen steil naar de rivier af. In het rimpelloze water van Cooliman Creek weerspiegelt zich het weelderige tropische groen. Talloze vogels hebben op boomstronken en rotsblokken postgevat – zilverreigers, koereigers, bonte aalscholvers, slangenhalsvogels, pelikanen. En ook zoetwaterkrokodillen laten zich weleens betrappen bij het zonnebaden.
Cooliman Creek |
|
|
Op een boomstam laag boven de rivier heeft een slangenhalsvogel zijn nest gebouwd. Toeval is dat niet, want als het zeven dagen oude kuiken straks voor het eerst zijn vleugeltjes zal uitslaan, zal dat niet meteen lukken en zal het ongedeerd in het water vallen. Zwemmend zal het aan land kruipen en terug zijn nest in de boom opzoeken.
Ord River
Voor het vieruurtje gaan we even aan land. Te midden van de wildernis heeft Triple J-tours zowaar een open plek van permanente tafels en banken voorzien. Koffie, thee, muffins en scones vormen ons vieruurtje.
Talloze vogels hebben op boomstronken en rotsblokken postgevat – zilverreigers, koereigers, bonte aalscholvers, slangenhalsvogels, pelikanen
Slangenhalsvogel |
|
Zilverreiger |
Terwijl in het westen de vurige zonneschijf langzaam in de gouden rivier zakt, legt Jeff midden op de rivier de boot stil. Genieten van deze zonsondergang boven Ord River lijkt het orgelpunt te worden van onze riviertocht.
Zilverreiger |
|
|
Maar dat is buiten de waard gerekend. Jeff heeft nog een verrassing voor ons in petto. In het schemerlicht worden plots vleermuizen actief. Niet zomaar enkele vleermuizen, want hier huist een kolonie van naar schatting vier miljoen individuen. Met zijn allen hebben ze quasi tegelijkertijd het zwerk gekozen, minutenlang ziet de rosse avondlucht in een cirkel van 360° rond ons letterlijk zwart van de vleermuizen. Luid krijsend vliegen ze in het rond, soms rakelings langs ons hoofd scherend, soms laag over het water om wat water te happen. Daar liggen dan weer verscheidene krokodillen op de loer, de kaken wijd opengesperd, in de hoop dat de echolocatie van de vleermuizen het af en toe laat afweten.
Terwijl in het westen de vurige zonneschijf langzaam in de gouden rivier zakt, legt Jeff midden op de rivier de boot stil
Vrijdag 8 augustus | Kununurra – Purnululu
Even voor zeven laten we Kununurra achter ons. Een half uurtje later reeds hebben we het gladde asfalt van de Great Northern Highway onder de wielen. Een hemelsbreed verschil met de onverharde Gibb River Road is dat. Even verpozen we bij het roadhouse van Doon Doon, ruim een uur later stoppen we noodgedwongen bij het roadhouse van Turkey Creek. John moet immers naar een vervangstuk op zoek voor een van de lampen van onze bushbus.
Dat we zolang in de nabijgelegen Warmun Art Gallery terecht kunnen blijkt een onverwachte meevaller. Want ze beschikken er over een voortreffelijke collectie hedendaagse werken van Aboriginals. Verhalen uit de Ngarrangkarni, de plaatselijke versie van de Droomtijd, zijn er afgebeeld, maar ook gebeurtenissen uit het dagelijks leven. Beslist de moeite, al blijft Our Land Gallery in Kununurra voor ons onklopbaar.
Corrugations in Spring Creek Track |
|
Mabel Downs Station |
Half twaalf is het wanneer we de afslag naar het nationaal park van Purnululu bereiken. Het comfort van de highway maakt prompt plaats voor het kuilenparcours van Spring Creek Track. Eerst gaat het vrij vlotjes over het privéterrein van Mabel Downs Station. In recordtempo lunchen we en zetten dan onze tocht verder. De weg wordt er niet beter op. In grillige bochten slingert hij zich over steile heuvelruggen of door kreken waar meer dan een halve meter water in staat.
Even worden we zelfs opgehouden door een jeep die in de modder van Frank River vast is komen te zitten, maar zich uiteindelijk toch op eigen kracht weet vrij te maken. Precies deze rivier vormt de overgang van Mabel Downs Station naar Purnululu National Park. Met zijn 2 397 km² is het qua grootte perfect vergelijkbaar met de provincie Limburg.
Als reusachtige bijenkorven rijzen honderden zandsteenformaties uit de bush op – de hoogste tot 587 m boven zeeniveau
Purnululu National Park – Bungle Bungle Range
Jaarlijks vinden amper twintigduizend bezoekers tijdens het droge seizoen hun weg naar dit nationaal park. Dat zijn er iets meer dan honderd per dag. Niet dat dit voor ons een probleem vormt – zo hebben we het enorme park vrijwel voor ons alleen. Toch is dat hoogst verbazend, want Purnululu kan prat gaan op één van de meest fascinerende geologische formaties van West-Australië – Bungle Bungle Range. Als reusachtige bijenkorven rijzen honderden zandsteenformaties er uit de bush op – de hoogste tot 587 m boven zeeniveau.
|
Waar de zandsteen ijzer bevat, ontstaan de tinten van geel, rood en bruin die de kloof een adembenemende weelde aan kleuren geven
Ook de ecologische variëteit van het gebied is groot. Dat precies hier het droge woestijnklimaat van het zuiden overgaat in het vochtige moessonklimaat van het noorden is daar natuurlijk niet vreemd aan. Voor Aboriginals heeft dit fascinerende gebied dan weer een grote culturele betekenis. Voor hen is het een zeer heilige plaats, waar zich nogal wat begraafplaatsen bevinden. Sedert 2003 is Purnululu opgenomen in het werelderfgoed.
Gaandeweg doemen in de verte de kale bruine wanden van Bungle Bungle Range op. Voorlopig is er niets wat hen van de vele andere bergruggen onderscheidt die we al ontmoet hebben. Wel is de omgeving gaandeweg in grasland met spinifex overgegaan, met hier en daar wat bomen. Witte bloemen langs de weg ogen vrij onschuldig, maar zijn in werkelijkheid erg giftig, geeft John ons als waarschuwing mee. Treft een deeltje van die bloemen je oog, dan kan je daar blindheid aan overhouden.
Echidna Chasm |
|
|
Uiteindelijk bereiken we Echidna Chasm, een lange nauwe kloof in het noordelijk deel van Bungle Bungle Range. Door een droge rivierbedding vol keien wandelen we de kloof in. Aan weerszijden rijzen de rotswanden tweehonderd meter hoog boven ons uit. Die blijken hoofdzakelijk uit samengekoekte rotsblokken en zandsteen samengesteld te zijn. Een akelige vaststelling, want dat maakt hen erg vatbaar voor afbrokkeling en erosie. Waar de zandsteen ijzer bevat, ontstaan de tinten van geel, rood en bruin die de kloof een adembenemende weelde aan kleuren geven. Hoe smal de kloof ook is, toch weten vele livistonapalmen er zich te handhaven.
Fascinerend toch, hoe deze vogel een kunstzinnige oplossing voor zijn probleem gevonden heeft
Nest van prieelvogel |
|
|
Heel even trekt de baltsplek van een prieelvogel onze aandacht. Waar we normaal een kleurrijke verzameling van pakweg groene of blauwe loksteentjes zouden verwachten, blijkt dit mannetje een hoogst eigenzinnige collectie aangelegd te hebben. Hij heeft de toegang tot zijn prieeltje met een evenwichtige mix van witte en blauwgrijze keitjes geplaveid. Nood breekt wet, moet hij gedacht hebben, want kleurrijke objecten ga je in deze woestijnachtige omgeving niet zo gauw vinden. Fascinerend toch, hoe deze vogel een kunstzinnige oplossing voor zijn probleem gevonden heeft.
Naarmate we dieper in de kloof doordringen, lijken hoog boven ons hoofd de wanden zich langzamerhand te sluiten. Uiteindelijk ontnemen ze ons het zicht op de blauwe lucht. Zo smal is de kloof intussen dat we beide wanden tegelijkertijd kunnen aanraken. In een ver verleden moeten grote rotsblokken door de kloof naar beneden getuimeld zijn. Die zitten nu hoog boven onze hoofden geblokkeerd. Althans, dat hopen we. Enkele finale klauterpartijen over ladders en rotsblokken brengen ons bij het eindpunt, waar we aan drie zijden door steile rotsen omringd zijn.
We laten de kloof achter ons en klimmen nog even naar Osmand Range Lookout. Aan onze voeten strekt zich nu een vallei vol spinifex uit, met aan de overkant de onopvallende heuvels van Osmand Range.
Tentenkamp van Bellburn Creek
Vijf uur is het wanneer we de lodge bereiken. Op de oever van de uitgedroogde Bellburn Creek staan comfortabele tenten ons op te wachten, inclusief ensuites met douche, lavabo en wc.
Lang duurt het niet vooraleer de Hollandse tongval van één van de leden van het stafpersoneel ons opvalt. Mieke heet ze, ze is inderdaad uit Nederland afkomstig. In Nepal leerde ze een Australiër kennen waarmee ze ondertussen getrouwd is en al twee jaar in Tasmanië woont. Nu zijn ze hier samen voor de touroperator aan de slag.
Zoetjesaan neemt de nacht het over van de dag. Dat het hier wat kouder zal zijn dan de vorige nachten, valt niet uit te sluiten. Per slot van rekening bevinden we ons hier ongeveer 250 m boven de zeespiegel.
Zaterdag 9 augustus | Purnululu
A three dogs night, zo noemen onze Australische reisgenoten een nacht als deze. Daarmee verwijzen ze naar de schaapherders die ‘s nachts buiten moesten slapen. Kondigde zich een koude nacht aan, dan lieten ze de hond op hun benen slapen om het warm te krijgen. Soms waren de nachten zo koud dat zelfs drie honden niet volstonden om het voldoende warmte te hebben.
A three dogs night, zo noemen onze Australische reisgenoten een nacht als deze
Dat in de loop van de nacht de temperatuur tot 3 °C zakte, weerhoudt vogels er niet van om vanaf halfzes hun vertrouwde serenades in te zetten. Maar het gaat snel hier. Twee uur later bij het ontbijt blijkt de zon de koude al volledig teruggedrongen te hebben. Een warme, zonnige dag zit er aan te komen.
Torens van zandsteen in de vorm van gigantische bijenkorven, met mysterieuze horizontale bruinrode en lichtgrijze banden
Dat is niet zonder gevaar. Borden naast de weg hebben ons eerder al gewaarschuwd. Het risico op brand wordt hier extreme high genoemd. Ten oosten van ons kamp hebben ze de bush zelfs al preventief afgebrand. Alleen bomen staan er nog overeind, het kurkdroge gras ligt er zwartgeblakerd bij. Dat onze touroperator zijn investeringen in de kampinfrastructuur wil beschermen, ligt voor de hand.
Vandaag wordt Piccaninny Creek onze eerste bestemming. Maar eerst houden we even halt bij Elephant Rock, een verzameling rotsformaties waarin je met veel goede wil en van op de juiste plek een olifant met een slurf kan herkennen. Rechts in de verte rijst Mount Buchanan op, enigszins geïsoleerd van de rest, maar met zijn 417 m toch nog altijd één van de hogere rotsmassa’s in het park. Toch gaat al onze belangstelling naar links uit. Want daar in de verte zien we ze eindelijk, onze eerste bijenkorven – torens van zandsteen in de vorm van gigantische bijenkorven, met mysterieuze horizontale bruinrode en lichtgrijze banden. Alsof de plaatselijke architect een fascinatie voor bouwen in speklagen had.
Het moet ongeveer 360 miljoen jaar geleden zijn dat deze zandsteenlagen hier afgezet zijn. Pas in de loop van de laatste 20 miljoen jaar zijn daar de spectaculaire koepels, spleten en kloven uit voortgekomen die we nu kunnen waarnemen. Dat is helemaal aan de niet aflatende erosie door water, weer en wind toe te schrijven.
Piccaninny Creek
Wat de vreemde horizontale banden betreft, daarvoor moeten we cyanobacteriën met de vinger wijzen. Want waar de zandsteen voldoende vocht kan accumuleren, gedijen deze micro-organismen uitstekend. Daar ontstaan de grijze banden. Na regenval worden die zelfs mooi glanzend zwart. Op plekken waar de zandsteen teveel ijzeroxide bevat, droogt hij te snel uit, zodat cyanobacteriën er geen schijn van kans hebben. Deze lagen behouden hun typisch bruinrode kleur.
Voor de vreemde horizontale banden moeten we cyano-
bacteriën met de vinger wijzen
Piccaninny Creek |
|
|
Door het sterk geërodeerde rivierbed van Piccaninny Creek klimmen we in Johns spoor hogerop. Tijdens het regenseizoen is dit het belangrijkste afwateringskanaal van Bungle Bungle Range, maar nu staat de bedding droog. Diepe gleuven en onregelmatige hobbels en bobbels maken er een verraderlijk traject van. Het zegt wat over het geweld waarmee het water hier tijdens het regenseizoen te keer kan gaan. Van op Piccaninny Lookout krijgen we een goed beeld van de omgeving.
In de natuur zijn alle objecten niet zomaar ergens neergezet, maar staan ze met een bepaalde bedoeling op een bepaalde plaats. Dat althans is de visie van de Aboriginals zoals die uit de verhalen van de Droomtijd naar voren komt, aldus John. Neem je in de natuur iets weg, een steen of zo, dan neem je een geest weg. Een goede reden dus om natuurgebieden zoals dit niet te verstoren. Te meer daar je vanuit ecologisch perspectief tot precies dezelfde conclusie komt.
Naar Piccaninny Lookout |
|
|
John voegt de daad bij het woord en raapt een stuk zandsteen op. Moeiteloos verpulvert hij het met zijn blote hand. Zo fragiel zijn in feite ook de enorme zandsteenformaties die we rondom ons zien. Dat vermoedden we overigens gisteravond al tijdens onze tocht door Echidna Chasm.
Cathedral Gorge is onze volgende bestemming. Net zoals Echidna Chasm is dat een tweehonderd meter diepe kloof in Bungle Bungle Range, maar dan heel wat langer. Maar liefst anderhalve kilometer ver kunnen we de rivierbedding tussen de zandsteenformaties volgen. Onderweg wijst John enkele afbeeldingen van boemerangs op de rotswand aan.
Termietenheuvels zijn in dit landschap een vertrouwd beeld, zelfs hoog tegen de hellingen. Het best gedijen deze sociale insecten bij een temperatuur van 24 °C. Hun heuvels bouwen ze met zandkorrels die ze met hun excrementen aan elkaar plakken. Hun voedsel is spinifexgras, ze zijn de enige wezens op deze planeet die dat goedje kunnen verteren.
Driewerf helaas, dat spinifexgras groeit steeds op de bodem van de vallei, want het heeft water nodig. Termieten daarentegen bouwen hun burchten hoog tegen de hellingen, precies om dat water te ontwijken. Hoe komen de termieten dan aan hun spinifex? Geen termiet zal het in haar hoofd halen om in volle zon, bij middagtemperaturen die kunnen oplopen tot 50 °C, heen en weer te spurten om spinifex te verzamelen en in de voorraadkamer op te slaan.
Termietenheuvels |
|
|
Via tientallen minuscule tunneltjes in een dikke buis halen de termieten beneden het levensnoodzakelijke spinifexgras op
Termietenheuvels met tunnelsysteem |
|
|
Kennelijk hebben sommige termieten een ingenieursdiploma op zak, want ze hebben de perfecte oplossing voor hun probleem uitgewerkt. Bij elke hoger gelegen termietenhoop zien we immers een behoorlijk dikke buis vertrekken die langs de helling naar beneden leidt. Zou je zo’n buis dwars doorsnijden, aldus John, dan zou je enkele tientallen minuscule tunneltjes blootleggen, waarlangs de termieten in relatieve koelte naar beneden en naar boven rennen. Een doorsnede van zo’n buis heeft dan ook veel weg van een vergiet.
Steeds smaller wordt Cathedral Gorge nu, om uiteindelijk in een reusachtige cilindervormige ruimte uit te monden, circa 25 m hoog en 80 m in diameter. Enkele brede geulen in de rotswand en een klein meertje in het mulle zand zijn de stille getuigen van de jaarlijkse waterval die deze immense ruimte tijdens het regenseizoen nog wat meer glans geeft. De akoestiek is onovertroffen, zo blijkt wanneer enkele aanwezigen spontaan de evergreen Amazing Grace inzetten.
Een meertje in het mulle zand is de stille getuige van de waterval die deze immense ruimte tijdens het regenseizoen nog wat meer glans geeft
Cathedral Gorge |
|
|
Rustig kuieren we langs de immense bijenkorven van Domes Walk. De tropische zon brandt op onze hoofden. Even zoeken we de schaduw van een kloof op. Enkele tientallen kikkertjes niet groter dan een muntstuk van twee euro hebben van een plasje water hun leefwereld gemaakt. Een uitstekend decor voor onze picknick lijkt ons dat.
Purnululu National Park
Horseshoe Valley
Even na één zijn we naar Bellburn Airstrip op weg, een onverharde landingsbaan voor lichte vliegtuigen. Maar het is ook de thuisbasis van een handvol Robinson R44-helikopters waarmee je Purnululu kan overvliegen. En dat is precies wat we gaan doen – per helikopter dit enorme park vanuit de lucht verkennen.
Het wordt een vlucht over een landschap dat zijn weerga niet kent. Aan de spectaculaire zandsteenmassieven lijkt geen einde te komen
Dat over enkele weken, op 14 september om precies te zijn, één van deze helikopters boven Piccaninny Creek zal neerstorten, kunnen we natuurlijk niet bevroeden. De piloot zal daarbij om het leven komen, samen met zijn passagiers, drie jonge vrouwen uit Kununurra, amper 19 à 20 jaar oud. Van één van de drie zal de pers de naam wegens culturele redenen niet publiceren. Dat wijst erop dat ze tot de Aboriginals behoorde, want in hun cultuur is het noemen van namen of het tonen van foto’s van overledenen taboe.
Maar dat alles weten we nog niet. Dus klimmen we onbekommerd aan boord van één van de helikopters. Het wordt een vlucht over een landschap dat zijn weerga niet kent. Aan de spectaculaire zandsteenmassieven lijkt geen einde te komen. Zo ver je kijken kan, rijzen de karakteristieke bijenkorven in al hun verscheidenheid op, met hun uiteenlopende vormen en afmetingen, maar toch telkens opnieuw met diezelfde gemene deler – elegante, afgeronde vormen en kleurrijke speklagen van roodbruin en grijs.
Voor de plaatselijke Aboriginals, de Kija, is Horseshoe Valley één van de heiligste plekken uit de omgeving, legt piloot Joe uit. Wegen zijn er niet in deze vallei, graven des te meer. Respectvol vliegt hij er in een brede bocht omheen. Zelfs het overvliegen van de vallei zou als een ontheiliging ervaren worden.
|
In de groene heuveltjes herken je reeds de aanzet voor wat in een verre toekomst wellicht bijenkorven zullen worden
|
Onder ons strekt zich nu een zandstenen plateau van groene heuveltjes uit, bedekt met gras en hier en daar wat bomen. Hier heeft de erosie nog niet zo sterk toegeslagen. Maar je herkent in die heuveltjes wel reeds de aanzet voor wat in een verre toekomst wellicht bijenkorven zullen worden. Want van hieruit zoekt regenwater zich al duizenden jaren een weg naar de rand van het plateau. Zo is een visgraatpatroon ontstaan van ondiepe valleien waarlangs het water zich tijdens het regenseizoen in kleine beekjes naar beneden spoedt. Dichter naar de rand groeien die bescheiden valleien tot heuse kloven uit waar de erosie vrij spel in heeft. Wind, zon en water brengen dan die fascinerende vormen tot stand. Cyanobacteriën doen de rest.
|
Joe wijst Piccaninny Circular Structure aan, een cirkelvormige verhevenheid die helemaal in het plateau ingebed lijkt. Met haar diameter van een kilometer of zeven doet ze een beetje aan een enorme caldeira denken. Geologen vermoeden dat het een relict is van een meteorietinslag van meer dan 300 miljoen jaar geleden.
In de vooravond schudt John nog gauwgauw een verrassing uit zijn mouw. Op een boogscheut van het kamp ontvouwt hij tafel en stoelen en vergast ons zowaar op een prachtige zonsondergang. Echt moeilijk is dat overigens niet, gezien de wolkeloze hemels waar we nu al dagenlang van genieten. Om de bijzondere avond extra glans bij te zetten, komt hij niet zoals gebruikelijk met koffie en thee op de proppen, maar met kaashapjes, rode en witte wijn en – godbetert – een cd van André Rieu.
In de vooravond schudt John nog gauwgauw een verrassing uit zijn mouw
De plek is voortreffelijk gekozen. Met de blik op het oosten genieten we van het heerlijke schouwspel. Want het is niet de ondergaande zon die hier de show steelt, wel het subtiele kleurenspel van de rosse gloed die langzaam over het gebergte glijdt en de bijenkorven in vuur en vlam zet.
Zondag 10 augustus | Purnululu – Fitzroy Crossing
Voor het eerst slagen we er in de vogels op hun eigen terrein te kloppen. Terwijl zij zich nog de oogjes uitwrijven en de vleugeltjes rekken, bruist ons kamp ruim voor half zes al van de bedrijvigheid. Met een rit van bijna vijfhonderd kilometer voor de boeg is dat ook wel nodig.
Een hoge, ijle bewolking heeft zich vannacht boven Purnululu geïnstalleerd, maar dat heeft niet kunnen verhinderen dat de nacht eens te meer bitter koud was. Buiten de tent althans, want onder onze heerlijke wollen dekentjes kan de kou ons geenszins deren. Gelukkig stijgt de temperatuur pijlsnel – tijdens het ontbijt is het al 5 °C.
Het verlaten kerkhofje van Old Halls Creek herinnert ons aan een van die grote epische verhalen van de Australische outback
Bijna twee uur en een half vergt het ons om het kuilenparcours van Spring Creek Track te doorploegen en de verharde Great Northern Highway te bereiken. Maar eens we zover zijn gaat het heel wat sneller. Terwijl hoog boven onze hoofden de bewolking stukje bij beetje uiteenrafelt, malen we vlotjes de kilometers af die ons van Halls Creek scheiden.
Met zijn twaalfhonderd inwoners vormt Halls Creek over een afstand van zeshonderd kilometer de enige nederzetting van betekenis langs deze highway. Dat zich op deze godvergeten plek toch zoveel mensen vestigden, heeft net zoals in Broome een heel specifieke reden. Hier zijn het niet de parelvissers die het stadje op de kaart zetten, maar wel de goudzoekers. Want in 1885 dolf een zekere Charlie Hall hier goud op. Meer dan vijftienduizend gelukzoekers streken van heinde en verre neer in wat tegenwoordig Old Halls Creek heet. Goud was er echter nauwelijks te vinden en de leefomstandigheden waren moordend. Drie maanden later was iedereen met de noorderzon verdwenen.
Tijd om Old Halls Creek te bezoeken hebben we niet. Dat geeft niet, er is weinig te zien dat de moeite waard is, het verlaten kerkhofje niet te na gesproken. Want dat herinnert ons aan een van die grote epische verhalen van de Australische outback. Het is de plek waar James Darcy begraven ligt, een veeboer die met zijn paard zwaar ten val kwam. Uren duurde het vooraleer zijn makkers hem vonden. Dan was het nog eens een halve dag afzien op de houten kar die hem over deze verschrikkelijke wegen naar Halls Creek bracht. Niet dat daar een hospitaal ter beschikking was, of zelfs maar een dokter. Wel een postmeester, en die had een beperkte medische kennis. En een telegraaftoestel. Ten einde raad nam hij contact op met zijn mentor, dokter Holland in het verre Perth. Een gescheurde blaas, operatie dringend noodzakelijk – zo luidde de diagnose per telegraaf. De postmeester toog aan de slag met wat hij ter beschikking had – morfine, een zakmes en een scheermes. Toch leek de operatie te lukken.
Het tragische verhaal gaf een beslissende boost aan de realisatie van een concept dat al langer aan het sluimeren was – de Royal Flying Doctor Service
Tot er complicaties optraden. Dokter Holland aarzelde niet en scheepte prompt in op een veetransport van Perth naar Derby. Vandaar ging het met een Ford Model T verder, vervolgens noodgedwongen met kar en paard, uiteindelijk te voet. Twee weken had hij nodig voor zijn queeste van 3 700 km. Jammer maar helaas, Jim Darcy was een dag voor zijn aankomst overleden. Toch haalde het lot van de onfortuinlijke veeboer in volle oorlogstijd – we schrijven 1917 – de voorpagina’s van alle nationale kranten. Het tragische verhaal gaf een beslissende boost aan de realisatie van een concept dat al langer aan het sluimeren was – de Royal Flying Doctor Service.
|
|
Halls Creek – ‘Chinese muur’ |
Tegenwoordig is toerisme een belangrijke troef voor Halls Creek. De kans om met een uniek natuurfenomeen uit te pakken heeft het dorpje niet laten liggen. Concreet gaat het om een ader van wit kwarts die zich hier ooit in het zachte gesteente gevormd heeft. In de loop der tijden is dat zachte gesteente door erosie helemaal verdwenen, zodat nu alleen nog het harde kwartsgesteente overblijft. Het resultaat, tot zes meter hoog op sommige plekken, heeft veel weg van een muur die door mensenhand te midden van de bush neergezet is. China Wall noemen ze dat hier. Dat lijkt een beetje te veel van het goede, maar vergezocht is de vergelijking niet. Zoals de witbruine structuur kilometers ver over de heuvels golft doet ze, alle verhoudingen in acht genomen, toch wel een beetje aan haar illustere Chinese voorbeeld denken.
Zoals de witbruine structuur kilometers ver over de heuvels golft, doet ze toch wel een beetje aan een miniversie van de Chinese muur denken
Al komt ze in heel Australië voor, toch hebben we haar nog nooit gezien. En hier staat ze pal voor onze neus te bloeien, één van de bekendste wilde planten van het continent – de fameuze swainsona formosa, in de omgang doorgaans Sturt's desert pea genoemd. Een woestijnerwt dus, want ze behoort tot de familie van de peulvruchten. Met haar bloedrode bloembladen is het een opvallende verschijning, nog geaccentueerd door het glanzende zwarte knobbeltje dat elk blad in het centrum draagt.
Sturts woestijnerwt |
|
|
Haar naam getrouw zal je deze endemische woestijnplant enkel in de droge gebieden van Australië aantreffen. Aan dat barre leven is ze overigens uitstekend aangepast. Haar zaadjes behouden hun kiemkracht vele jaren lang, met dank aan de dikke schil die hen van de kurkdroge omgeving afschermt. Barsten straks de tropische regens los, dan zal dat meteen de ontkieming van de zaden triggeren.
Een eind voorbij Halls Creek laten we de afslag naar de Canning Stock Route links liggen. Weinig trajecten in de outback spreken meer tot de verbeelding dan deze legendarische route van 1 850 km dwars door West-Australië, van Wiluna in het zuiden naar Halls Creek hier in het noorden.
Een evidente route is het niet, want je doorkruist meedogenloze woestijnen zoals Great Sandy Desert en Gibson Desert. Het schijnbaar absurde idee voor een dergelijke route kreeg vorm toen boeren in het begin van de 20e eeuw voor hun vee een nieuwe doortocht naar de havens aan de westkust zochten. Door de Kimberley trekken mochten ze niet meer, omdat hun dieren door tekenkoorts aangetast waren. Een alternatieve route door de woestijn drong zich op. Daar zouden de teken immers afsterven, zo redeneerden de veeboeren. Wat achteraf nog bleek te kloppen ook.
Niet alleen moest er een alternatieve route gezocht worden, bovendien moest die route gebruiksklaar gemaakt worden voor veetransporten. Alfred Canning was de ambtenaar die deze klus zou klaren. In 1906 verkende hij het traject, in 1907 bracht hij de nodige voorzieningen aan. Aboriginals hielpen hem 51 waterbronnen te lokaliseren en er drinkvoorzieningen voor kuddes uit te bouwen. Tot op de dag van vandaag vormen deze genummerde waterbronnen op de landkaarten de enige referentiepunten langs deze mythische route.
Het zou nog tot 1911 duren vooraleer de eerste grote kudde langs de route gedreven zou worden. En dat werd een regelrecht fiasco, want de drie veedrijvers die de kudde begeleidden werden ter hoogte van bron 37 door Aboriginals gedood. De tweede wereldoorlog zag een tijdelijke herleving van de belangstelling voor de route. Vee uit de noordelijke gebieden zou hierlangs buiten het bereik van de Japanners gebracht kunnen worden, zo dacht men. Maar vooraleer alle waterbronnen hersteld waren, was de oorlog voorbij.
Tegenwoordig zijn het geen runderen die je langs deze route kan aantreffen, maar wel 4wd-fanaten
Tegenwoordig zijn het geen runderen die je langs deze route kan aantreffen, maar wel 4wd-fanaten. Jaarlijks wagen een vijfhonderdtal voertuigen hun kans. Dat doen ze dan meestal in kleine konvooien en met de nodige voorbereidingen, inclusief het inslaan van een voedselvoorraad voor twee tot drie weken en het (laten) klaarzetten van een benzinevoorraad bij het fuel drop point ter hoogte van bron 23.
Wij houden het bij de comfortabele Great Northern Highway en vorderen nu gezwind doorheen een vlakke, boomrijke savanne. Mary Pool, een schaduwrijke plek tussen eucalyptusbomen, is een typische 24 uursverblijfsparking. Een etmaal mag je er blijven, inclusief overnachting in je mobilhome of je caravan.
Fitzroy River
Even na vier bereiken we onze stek voor de nacht. Geen tentenkamp ditmaal, wel een heuse lodge op de oever van Fitzroy River. Vandaag ligt die rivier er grotendeels droog bij, enkele permanente watergaten niet te na gesproken. Maar telkens het regenseizoen zich aankondigt, komt daar op spectaculaire wijze verandering in. Want dan ontpopt ze zich als een machtige rivier die tot vijftien kilometer breed kan zijn. Zelfs de lodge, op een honderdtal meter van de droge rivierbedding, is dan niet meer veilig voor de zondvloed. Daarom hebben ze het hotel op betonnen palen gebouwd, ongeveer vier meter boven de begane grond. In het droge seizoen fungeert de ruimte onder het hotel als een koele parking voor de gasten.
In de droge rivierbedding scharrelt een koppel brolgakraanvogels op zoek naar voedsel. Verderop ligt een varaan te zonnen. Maar ook een zwarthalsooievaar is van de partij. Australiërs noemen hem doorgaans jabiroe, al is dat strikt genomen een vogel die uitsluitend in de Nieuwe Wereld voorkomt. Het is de enige ooievaarssoort die je in Australië kan aantreffen. Dat typeert hem een beetje. Waar veel vogelsoorten voorkomen, zal je zelden een zwarthalsooievaar aantreffen. Hij voelt zich vooral in moeraslanden thuis, maar ook droge uiterwaarden zoals hier kunnen hem bekoren.
Een ongelooflijke odyssee werd het, dwars door Australië, over een afstand van 5 600 km
Toen de broers Charlie en Willie MacDonald zich op het einde van de 19e eeuw hier in de buurt vestigden, gaven ze hun landgoed de naam Fossil Downs vanwege de vele uitstekend bewaarde fossielen waar de nabijgelegen Gogo Formation in grossiert. Net zoals de veel beroemdere Duracks waren de MacDonalds uit een heel bijzondere houtsoort gesneden. Want in maart 1883 trokken ze met een kudde van zevenhonderd koeien en zestig paarden op pad vanuit Goulburn in het verre New South Wales. Een ongelooflijke odyssee werd het, dwars door Australië, over een afstand van 5 600 km. Ter vergelijking, van Brussel naar Moskou is het 2 650 km stappen – minder dan de helft dus. Toen de MacDonalds in juni 1886 in Fossil Downs opdaagden, bleken driehonderd koeien de helletocht overleefd te hebben. Nergens ter wereld is ooit een grotere afstand met een kudde afgelegd.
Weer maken we in het restaurant kennis met een Europeaan die het hier best naar zijn zin heeft. Ronan is hier pas twee weken werkzaam, erg bedreven in zijn job is hij nog niet. Tot december hoopt hij in Australië te blijven, daarna keert hij naar zijn vaderland Frankrijk terug.
Maandag 11 augustus | Fitzroy Crossing – Broome
Onze allerlaatste dag in de Kimberley wordt dit. Vanavond zal John ons in Broome droppen. Maar voordien hebben we nog een dagtrip naar Geikie Gorge te goed, een imposante kloof een twintigtal kilometer ten noordoosten van Fitzroy Crossing. Die is in de loop der tijden door Fitzroy River in de Napier Range uitgeschuurd, het 350 miljoen jaar oude rif uit het Devoon dat we op de eerste dag reeds leerden kennen.
Met de quarantaine hoopt men de verspreiding van de noogoora burr tegen te gaan, een plant die haar zaadjes in een kastanjeachtige bolster hult
Even voor half negen schepen we in voor een boottocht op de rivier. Bill zal onze gids zijn. Een buitenkansje is dat, want als zoon van een blanke vader en een Aboriginalmoeder is hij bij uitstek de geknipte man om ons de raakpunten en de verschillen tussen beide culturen uit de doeken te doen. We bevinden ons immers in het natuurlijke woongebied van de Bunuba. Al dertig- tot veertigduizend jaar hebben ze hier hun stek. Danggu1), zo noemen ze zelf deze kloof in hun taal.
Zoetwaterkrokodillen |
|
Kleine bonte aalscholver en slangenhalsvogel |
Zoetwaterkrokodil
Van hier tot aan haar monding in zee is de rivier ruim 220 km lang. Toch is over heel dat traject op beide oevers van de rivier een quarantainegebied ingesteld. Niemand mag er komen. Zo hoopt men de verspreiding van de noogoora burr tegen te gaan, een plant die haar zaadjes in een kastanjeachtige bolster hult. Krijgt deze agressieve plant vaste voet aan de grond tussen aanplantingen van katoen, maïs of sojabonen, dan heeft dat grote gevolgen voor de opbrengst. Want dit onkruid kaapt het water en de mineralen weg die cruciaal zijn voor deze cultuurgewassen. Zetten de stekelige bolsters zich vast in de vacht van schapen, dan worden die een stuk minder waard. Zelfs runderen kunnen ze door hun wildgroei de toegang tot waterbronnen belemmeren.
Een reusachtige witte rots in het water domineert de omgeving. Een zeer heilige plek is dit, want tijdens de Droomtijd is hier een oude man verdronken
Danggu Gorge (Geikie Gorge)
|
Helemaal geen glad gepolijste oppervlakken zoals je bij erosie door rivierwater zou verwachten, maar grillig uitgeholde vormen. Alsof we tegen reusachtige popcorn zitten aan te kijken
Zoetwaterkrokodil
Een eind verder rijst East Wall loodrecht uit de rivier op, zo’n dertig meter hoog. Bill stuurt zijn boot naar het diepe water aan de voet van die rotswand. De plek dankt er haar naam aan, want Danggu betekent de plaats waar het water onder de grot diep is. Maar opvallender zijn de bizarre vormen en kleuren van de rotswand. Tot waar het water tijdens het regenseizoen reikt – tien tot vijftien meter boven het huidige waterpeil – is de rots hagelwit. Hogerop is ze vooral bruin en zelfs oranje. Het witte gedeelte onderaan is op wonderlijke wijze uitgesneden. Helemaal geen glad gepolijste oppervlakken zoals je bij erosie door rivierwater zou verwachten, maar grillig uitgeholde vormen. Alsof we tegen reusachtige popcorn zitten aan te kijken.
|
Op een royale zandbank aan de westkant van een weidse rivierbocht schrijden twee brolgakraanvogels statig tussen de struiken door. Even voor negen gaan we op de oostelijke Bunburazandbank aan land. Na het regenseizoen ziet de rivier er elk jaar weer anders uit. Same but different, bromt Bill terwijl hij de omgeving in ogenschouw neemt.
Brolgakraanvogels |
|
Danggu Gorge (Geikie Gorge) – West Wall |
Wil een Aboriginalfamilie in de woestijn overleven, dan moet ze in haar behoeften voorzien met wat de natuur haar biedt. Vrouwen gaan naar water op zoek, maken vuur en zorgen voor de kinderen, mannen gaan op jacht. Het komt er dus op aan de natuur te kunnen lezen, weet Bill. Zo is de aanwezigheid van een cooba, een acacia-achtige plant, een indicator dat in de ondergrond water te vinden is. Van spinifexgras kan je dan weer naalden maken, want het is zo scherp dat het door drie tot vier lagen kleding kan prikken.
De Bunbarazandbank, de brede rivierbocht en de verre West Wall liggen aan onze voeten
Voor ons is het dus oppassen, terwijl we langs een steil pad over rotsblokken door een kloof naar boven klauteren. Daar worden we met een schitterend uitzicht beloond. De Bunbarazandbank, de brede rivierbocht en de verre West Wall liggen aan onze voeten. Over het plateau strekken zich merkwaardige geërodeerde formaties van kalksteen uit. Ze doen sterk aan de tsingy van Madagaskar denken, of het Stenen Woud van het Chinese Shilin.
De merkwaardige geërodeerde formaties van kalksteen doen sterk aan de tsingy van Madagaskar denken
Langs West Wall zetten we onze boottocht verder. De weldoende stralen van de ochtendzon dringen tot aan de voet van de grillig uitgesneden rotswand door, wat de rotsblokken en de nissen uitgelezen plekjes maakt voor zonnende zoetwaterkrokodillen. Ter hoogte van Larrarawun maken we rechtsomkeer.
In een Aboriginalgemeenschap is het strikt verboden met je schoonouders te praten. Ruziën wordt op die wijze een flink stuk moeilijker. Laat dat nu net de bedoeling zijn
Het sociale en familiale leven in een Aboriginalgemeenschap is behoorlijk complex, met veel regels en taboes, legt Bill uit, terwijl we rustig stroomopwaarts naar ons vertrekpunt terugkeren. Zo is het bijvoorbeeld strikt verboden met je schoonouders te praten. Wil je hen toch iets vragen of meedelen, dan hoor je dat steeds via een tussenpersoon te doen – zelfs al bevinden jij en je schoonouders zich in dezelfde kamer. Ruziën wordt op die wijze een flink stuk moeilijker. Laat dat nu net de bedoeling zijn.
Danggu Gorge (Geikie Gorge) – East Wall
Huwen mag je ook niet zomaar met om het even wie. En dat gaat veel verder dan het klassieke incesttaboe. Als Aboriginal behoor je vanaf je geboorte tot een welbepaalde kinship die jouw verwantschap met alle anderen levenslang verankert. Welke kinship dat is, volgt uit de regels van de overlevering. Het vertrekpunt daarbij is de kinship van de moeder. Per slot van rekening is het vaderschap niet altijd met honderd procent zekerheid vast te stellen.
Bill tekent twee cirkels in het zand en verdeelt ze in vier kwadranten. Elk kwadrant stelt een kinship van de Bunuba voor dat op zijn beurt in een mannelijke en een vrouwelijke kinship uiteenvalt – zestien kinships in totaal dus.
De volgorde van de kinships in de cirkel is niet willekeurig. Je leest ze met de wijzers van de klok mee, te vertrekken vanaf jouw kwadrant. Alle vrouwen van het vorige kwadrant zijn jouw moeders – dus ook je tantes. Alle vrouwen van het volgende kwadrant zijn jouw dochters – dus ook je nichtjes. Complex, but simple, vat Bill de situatie samen.
Alle vrouwen van het vorige kwadrant zijn jouw moeders – dus ook je tantes. Complex, but simple, vat Bill de situatie samen
In feite is dit systeem erop gericht om in de relatief kleine Aboriginalgemeenschappen in de bush inteelt te voorkomen. Trouwen mag je alleen met een partner van een welbepaalde andere kinship. Maar met zijn zestien kinships duizelt ons het concept van de Bunuba een beetje voor de ogen. Heel wat eenvoudiger gaat het er in de Pilbara aan toe, waar ze slechts vier kinships onderscheiden. Trouwt een Karimarra-vrouw er met een Panaka-man, dan is het kind een Pal.yarri. Het zal uitsluitend met een Purungu mogen trouwen. Omgekeerd, trouwt een Panaka-vrouw er met een Karimarra-man, dan is het kind een Purungu. Het zal enkel met een Pal.yarri mogen trouwen.
Zwarte wouw |
|
|
We gunnen de antropologische finesses wat tijd om te bezinken. Ondertussen is de zon hoog genoeg gerezen om haar warme gloed ook tot de oostelijke oever van de kloof te laten doordringen. Talloze zoetwaterkrokodillen liggen er in de zon energie op te laden. Op een kale boomstronk zitten een kleine bonte aalscholver en een slangenhalsvogel van diezelfde zon te genieten.
Een reusachtige witte rots in het water domineert de omgeving. Het is Danggu, de rots die deze kloof haar naam geeft. Een zeer heilige plek is dit, want tijdens de Droomtijd is hier een oude man verdronken. Vooraleer ze deze omgeving mogen betreden, moeten bezoekers van andere stammen zich daarom reinigen door rivierwater over hun hoofd te sprenkelen. Vervolgens moeten ze aan de geesten in en rond de rots toestemming vragen om hier te mogen zijn.
Ruim voor twaalf uur hebben we onze vroege lunch achter de kiezen en vatten we het laatste deel van ons traject aan. Korte pauzes, onder meer bij het ondertussen vertrouwde Willare Bridge Roadhouse breken de rit.
Met nog 166 km te gaan naderen we Willare Bridge, de vierhonderd meter lange brug over Fitzroy River, waar de brede weg tot één rijstrook versmalt. Tegenliggers, hoe zeldzaam ook, kan je er onmogelijk kruisen. Onduidelijk gekraak uit de CB-radio had onze argwaan moeten wekken, maar niemand besteedt er enige aandacht aan. De sfeer is uitgelaten, de lange rit is bijna ten einde, we hebben een schitterende tour achter de rug. Onbekommerd rijden we de brug op.
Remmen, dat staat niet in het woordenboek van bestuurders van een road train. Met die aanhangwagens zou dat onvermijdelijk in een catastrofale carambole eindigen
Dan blijkt aan de overkant een road train in volle snelheid de brug op te rijden. Het gevaarte sleurt drie zware aanhangwagens achter zich aan. Kennelijk onttrok een bocht in de weg het voertuig aan het zicht. Remmen, dat staat niet in het woordenboek van bestuurders van zulk een road train. Met die aanhangwagens zou dat onvermijdelijk in een catastrofale carambole eindigen.
Bliksemsnel gooit John zijn bushbus in de achteruit en racet in een mum van tijd tientallen meters achterwaarts. Net op tijd staan we aan de kant. Terwijl de road train zonder ook maar enigszins te vertragen naast ons door raast, klinkt door de CB-radio, duidelijk verstaanbaar ditmaal, “Told you I was coming, fucking idiot.”
Het belet ons niet om even voor half zes heelhuids Broome te bereiken. Enigszins meewarig denken we aan de waarschuwing terug die ze ons drie weken geleden in Perth gaven toen we ons voornemen kenbaar maakten om naar de Kimberley te trekken. Daar in het noorden, daar is er niets, echt helemaal niets, hadden ze ons gezegd. Ondertussen weten we beter. Véél beter.
Jaak Palmans
© 2008, 2020 | Versie 2024-05-04 14:00
1) Vanaf 2016 wordt de oorspronkelijke Aboriginalnaam Danggu Gorge progressief ingevoerd ter vervanging van Geikie Gorge.