Veilig onderweg
Jemen | Anno 2006 – 2007
Met een snelle, horizontale beweging van zijn wijsvinger over zijn keel geeft een opgewonden man aan de kant van de weg ostentatief te kennen wat ons lot zou zijn, mocht hij het voor het zeggen hebben. Kennelijk houdt hij ons voor Amerikanen. Vannacht is in Bagdad immers Saddam Hoessein opgehangen. In volle hadj, op de dag van het Offerfeest, godbetert. Dat bericht is als een schokgolf door het Midden-Oosten gegaan. De plaatselijke muezzin gaat zelfs zo ver aan zijn namiddaggebed enkele verzen toe te voegen, speciaal voor het zielenheil van de Iraakse dictator, vernemen we van onze reisgids Salem.
Vannacht is in Bagdad immers Saddam Hoessein opgehangen. In volle hadj, op de dag van het Offerfeest, godbetert
Hamid aan het stuur |
|
Jibla |
De spanning is te snijden. Even uitstappen en aan die man rustig uitleggen dat we maar Belgen zijn, lijkt niet echt een goed idee. Onze chauffeur Hamid houdt er dan ook stevig de vaart in. Ritten met de jeep zijn voor hem sowieso in de allereerste plaats pittig. Stuurbewegingen zijn hoekig en bruusk, bochten worden steevast langs de binnenkant genomen, snelheidsveranderingen gebeuren kort en krachtig. Ooit beschikte zijn jeep over veiligheidsgordels op de achterbank, maar van dat overtollig gewicht is hij gelukkig reeds lang verlost.
Graag pakt Hamid tijdens het rijden met de woordenschat uit die hij aan vorige contacten met Nederlandstalige toeristen overgehouden heeft. De belangrijkste vier woorden uit de taal van Vondel beheerst hij vlekkeloos. Instappen is een marsbevel voor toeristen. Eten is de fase die het kauwen van qat voorafgaat. Een ezel is elk levend wezen dat zich buiten zijn jeep bevindt. En stof is een vorm van luchtbezoedeling veroorzaakt door ezels. Vruchteloos proberen we aan dat rijke vocabularium een vijfde concept toe te voegen – stuur vasthouden. Voorlopig wil dat niet zo goed lukken. Communiceren zonder je handen te gebruiken, voor Hamid is dat gewoon ondenkbaar.
Kleine, okerbruine wolkenkrabbertjes zijn het, de traditionele woningen van de Jemenieten
Jibla
Wolken strelen de toppen van de omringende bergen, maar in de vallei strooit de zon grootmoedig haar licht en haar warmte. Al gauw duikt van achter een scherpe bocht het zoveelste spectaculaire uitzicht op waarvoor Jemen zo befaamd is. Aan de overkant van de vallei strekt zich het pittoreske stadje Jibla breed over de berghelling uit. Kleine, okerbruine wolkenkrabbertjes zijn het, de traditionele woningen van de Jemenieten. Onderaan opgetrokken uit natuursteen, hogerop uit baksteen. Zelfs van op deze afstand zijn we onder de indruk van de rijkversierde gevels en de ramen met filigraanwerk in plaaster die zich in onze verrekijkers openbaren.
Klaar voor het Offerfeest |
|
|
|
|
Via hobbelige straatjes klimmen we te voet in het stadje omhoog. Houten balkonnetjes op de gevels van sommige huizen herinneren ons er aan dat de Turken hier ooit de scepter zwaaiden. Het waren overigens diezelfde Turken die in Noord-Jemen de sharshaf invoerden, het zwarte, alles verhullende gewaad dat het vrouwenlichaam aan de geile blikken van mannen hoort te onttrekken. Enkel de ogen zijn nog via een smalle spleet zichtbaar. Na de fusie in 1990 heeft het conservatieve noorden die vestimentaire verplichting aan het seculiere zuiden opgedrongen.
|
|
Sommige jongetjes dragen aan hun heup zelfs hun allereerste jambiya, de traditionele Jemenitische dolk
Zoals het tijdens het Offerfeest past, paraderen kinderen fier in hun paasbeste kleren. Jongetjes lopen onwennig in een heus grotemensenkostuum, inclusief das. Sommigen dragen vandaag aan hun heup zelfs hun allereerste jambiya, de traditionele Jemenitische dolk. Meisjes zijn dan weer in kleurrijke kleedjes met bijbehorend handtasje getooid. Bloemen en strikjes smukken het haar op, armen en handen zijn vaak met tekeningen in henna versierd. Zolang de meisjes de puberteit niet bereikt hebben, kunnen ze zich zulke frivoliteiten veroorloven. Ten laatste als ze veertien zijn, wordt de sharshaf hun dwangbuis. Levenslang.
Jibla |
|
|
Ooit was dit kleine Jibla de hoofdstad van wat later Noord-Jemen zou worden. Een samenloop van omstandigheden bracht er in 1086 koningin Arwa aan de macht. Daar wist ze zich tot aan haar dood in 1138 te handhaven, 92 jaar oud. Dat maakt haar samen met Zenobia van Palmyra en Bilqis van Seba één van de weinige sterke vrouwen die het in het Midden-Oosten tot koningin schopten. Toen Arwa de oude hoofdstad Sana’a de rug toekeerde en van Jibla haar residentie maakte, vond ze dat die nieuwe hoofdstad best een facelift kon gebruiken. De bouw van een paleis en een grote moskee was daar het gevolg van.
Samen met Zenobia van Palmyra en Bilqis van Seba was Arwa één van de weinige sterke vrouwen die het in het Midden-Oosten tot koningin schopten
Jibla – Moskee |
|
Jibla – Graf van koningin Arwa |
Echt vanzelfsprekend is ons bezoek aan die moskee niet. Wazige argumenten worden opgedist om ons als niet-islamieten te weren. Dat slaat nergens op, aldus Salem. Geduldig soebatten brengt ons stukje bij beetje tot op de binnenkoer aan de deur van de gebedshal. Enkele moslims zitten er te bidden. Meer dan een blik werpen door de deuropening wordt ons niet gegund.
In de moskee |
|
|
Jammer, want in de noordwestelijke hoek, verscholen achter de pilaren, bevindt zich het schitterende graf van koningin Arwa. Bereidwillig biedt een jonge moslim zich aan om, beladen met onze fototoestellen, de nodige opnames te gaan maken. Van die taak kwijt hij zich voortreffelijk.
|
|
Paleis van koningin Arwa |
Door de soek kuieren we naar beneden. Op straat is iedereen in Offerfeeststemming. Hartelijke begroetingen worden uitgewisseld, inclusief innige omhelzingen en welgemeende kussen – uitsluitend tussen volwassen mannen, uiteraard. Langs de ruïnes van het oude paleis van koningin Arwa, volgens de legende 360 kamers groot, dalen we naar de jeeps af.
* * * * *
Zolang Hamids dagelijkse portie qat niet in het gedrang komt, is zijn goed humeur onverwoestbaar. Voorlopig hebben we dan ook niets te duchten, want in het hoogland staat niets een stipte bevoorrading in de weg. Straks, in de kuststreek en de Hadramaut, zou het er weleens om kunnen spannen. Qat groeit immers uitsluitend op een hoogte van meer dan 2 000 m boven zeeniveau en moet dagvers zijn. Bewaren of stockeren is niet mogelijk.
Naar Djibouti wordt zelfs dagelijks een speciale vlucht ingelegd, volledig met qat volgestouwd – paradijsvogel is de koosnaam voor die vlucht
Qatplantage
Ooit was Jemen wereldwijd de enige leverancier van koffie. De naam van de havenstad al-Mokha werd zelfs een soortnaam voor koffie. Britten en Nederlanders wisten echter de koffieplant uit Jemen te smokkelen en in Indonesië en Brazilië aan de praat te krijgen. Jemens monopolie lag aan diggelen. Toen pas brak in Jemen het gebruik van qat door. Tegenwoordig mag Jemen zich zonder blikken of blozen de wereldhoofdstad van de qat noemen. Zelfs in Somalië, Eritrea, Djibouti en delen van Kenia zien ze verlangend uit naar de leveringen uit Jemen. Naar Djibouti wordt zelfs dagelijks een speciale vlucht ingelegd, volledig met qat volgestouwd – paradijsvogel is de warmhartige koosnaam voor die vlucht.
Qat kauwen, dat doe je uitsluitend in de namiddag, van net na het middagmaal tot net voor zonsondergang. En het zijn uitsluitend mannen die het doen. Zodra Hamid zijn dagportie bemachtigd heeft en het plastic zakje met de kostbare inhoud aan het lichtpookje van zijn stuur heeft hangen, evolueert zijn gemoedsstemming van andante naar vivace. Liefdevol laat hij geregeld zijn vingertoppen over het zakje glijden. Zo’n dagportie kost hem 500 tot 800 riyal – ruim twee tot drie euro. Dag na dag, zeven dagen per week. Wil je dagelijks scoren, dan mag je niet te dun in de slappe was zitten. Toch ontkent Salem stellig dat er verwervingscriminaliteit zou zijn.
Het laden van de qat duurt meestal een uur. Eén voor één steek je de blaadjes in de mond, vermeng je ze met speeksel en kneed je ze tot een bol. Vervolgens koester je deze bol urenlang in de holte van één van beide wangen – sommige mannen zijn linksdragend, sommige rechtsdragend. In de loop van dit proces sluit Hamid gaandeweg alle communicatiekanalen af. We krijgen beeld zonder klank. De blik wordt glazig, het oogwit wordt groter en lichtjes bloeddoorlopen, de alertheid verglijdt naar beate gelatenheid – de automatische piloot neemt over. Dat belet hem niet om midden op een drukke rotonde zijn gsm te beantwoorden en intussen alle andere chauffeurs voor ezels uit te schelden.
* * * * *
Van Aden gaat het oostwaarts door het bergachtige, deels vulkanische binnenland van Zuid-Jemen. Militaire escortes zullen ons de komende zes dagen permanent begeleiden, want in deze regio hebben ondernemende Jemenieten ontdekt hoe lucratief het ontvoeren van toeristen wel kan zijn. Waar, wanneer en hoe we geëscorteerd zullen worden, weet zelfs Salem niet op voorhand.
In deze regio hebben ondernemende Jemenieten ontdekt hoe lucratief het ontvoeren van toeristen wel kan zijn
Binnenland van Zuid-Jemen |
|
|
Voorlopig wil het met die escortes niet meezitten. Dat heeft minder met het geringe risico te maken, dan wel met het feit dat vandaag reeds zeven jeeps met westerse toeristen vertrokken zijn en dat zelfs aan de escortecapaciteit van de corrupte overheid grenzen zijn. Dus zoeven we zonder escorte oostwaarts. Gaandeweg verdwijnt de vegetatie en ontvouwt zich een Sahel-landschap. De Arabische zee is nog steeds binnen handbereik.
Na ruim honderd kilometer keren we die zee de rug toe en trekken het ruige bergland in. Niet geheel toevallig staat de militaire overheid net hier wel met een escorte paraat. Yohamsalm heet de brave soldaat van dienst. Samen met zijn kalasjnikov wordt hij netjes in het bagageruim van de eerste jeep opgeborgen, waar hij urenlang van het zicht op onze Samsonitekoffers kan genieten. Om onduidelijke redenen ruilen we zo’n vijftig kilometer verder Yohamsalm in voor Abdallah, een iets ouder exemplaar. Ter hoogte van de controlepost in Al Ain, zo’n dertig kilometer verder, houdt Abdallah het voor bekeken en poetst de plaat. Maar zijn chefs zien dat anders. Met een weerzin van hier tot Tokyo klimt Abdallah netjes terug in het bagageruim van de eerste jeep.
Grillige rotsbergen met een delicate vegetatie van acaciabomen, aloë en doornige struiken nopen ons tot een fotostop in the middle of nowhere. Uit de stoffige verte nadert een haveloze Somalische waterverkoper te voet, beladen met volle waterkannen. In zijn koopwaar is niemand geïnteresseerd. Even raadselachtig als hij gekomen is, verdwijnt hij opnieuw de stoffige verte in.
Ondertussen heeft Abdallah het korte oponthoud naar zijn hand weten te zetten. Hij maant een naderende jeep van de veiligheidspolitie aan te stoppen. Vervolgens houdt hij samen met deze agenten twee burgerauto’s aan waarin – oh, verrassing – qatverkopers met hun waar naar de markt op weg zijn. Geheel spontaan staan de qatverkopers enkele dagporties aan de militairen af. Niet zonder afgunst observeert Hamid het gemak waarmee de qat van eigenaar verandert.
Zodra we verder rijden, blijkt Hadar, één van de agenten in het blauwe uniform van de veiligheidspolitie, de plaats van Abdallah ingenomen te hebben. In al-Amrah wordt Hadar zonder veel plichtplegingen door Mehsim in beige camouflagepak vervangen. Een militair dus. Mehsim ziet deze job evenmin zitten als zijn voorgangers, want zodra hij daar de kans toe ziet, wipt hij amper twintig kilometer verder ter hoogte van een controlepost uit de jeep. Prompt stoot hij op een officier. Van de conversatie die zich vervolgens ontwikkelt, verstaan we geen jota. Maar de gebaren en de lichaamstaal spreken boekdelen. Zitten blijven, Mehsim, is de boodschap. Nukkig nestelt ie zich opnieuw in het bagageruim van de jeep.
De vaudeville der escortes belet ons niet van het fascinerende landschap te genieten. De brede vallei met lage bomen maakt geleidelijk plaats voor gebergte met sterk geplooide gesteentelagen, dat op zijn beurt in een uitgestrekte zanderige vlakte met acaciabegroeiing overgaat.
Vijftig kilometer verder, bij de volgende controlepost, heeft Mehsim zijn zaakjes beter voor elkaar. Amper staat de jeep stil, of hij kiest het hazenpad in een zorgvuldig gekozen richting – een richting waar geen enkele officier te bekennen valt. Even zijn we zonder escorte, maar lang zal dat niet duren. Het middaguur nadert immers met rasse schreden. De volgende escorte zal dus op onze kosten mogen lunchen, een traktaat dat geen enkele soldaat wil missen. Dat er plots een Toyota-pick-up met zo maar even vier soldaten in kaki opdaagt om ons te beschermen, is dan ook geen echte verrassing.
|
|
Gewapende politie-escorte |
Een eind verder kruisen we een witte pick-up van de politie. Met hun koplampen wisselen onze kaki’s signalen van verstandhouding uit met de witte pick-up. De kaki’s maken rechtsomkeer, de witte pick-up neemt de escorte over. We zijn dus belazerd. De kaki’s hebben immers hun vergoeding voor benzine, begeleiding en lunch al op zak en zijn nu de pijp uit. Straks zullen die van de witte pick-up schaamteloos dezelfde vergoeding opeisen.
Niet zonder afgunst observeert Hamid het gemak waarmee de qat van eigenaar verandert
Bescherming tijdens de lunch |
|
Qat na de lunch |
Maar dat is buiten Salem gerekend. Voor trucs van de foor past hij. Druk gesticulerend ventileert hij bij de eerstvolgende stop zijn ongenoegen. Terwijl wij ons vergapen aan de gigantische landschappen, de gelaagde rotsformaties en de zandvlaktes met hun frêle begroeiing, slaagt hij er in de politieagenten met een lunch tevreden te stellen. Niets minder, niets meer.
Jemen is fabelachtig mooi, met stip één van de mooiste landen ter wereld
Habban
Bijna had de escortevaudeville het ons doen vergeten, maar het schilderachtige stadje Habban drukt ons terug met de neus op de feiten – Jemen is fabelachtig mooi, met stip één van de mooiste landen ter wereld. Niet zonder succes steekt het fascinerende landschap zowel de Amerikaanse Monument Valley als de Jordaanse Wadi Rum naar de kroon.
Habban
In de verte, te midden van dat grandioze decor, ligt het tweeduizend jaar oude Habban. De huizen hebben er dezelfde structuur als in de hoofdstad Sana’a, legt Salem uit. Zulke huizen zijn in principe de stek van de uitgebreide familie. De familievader woont er met zijn vrouw, zijn ongehuwde dochters, zijn zonen en hun vrouwen en kinderen.
Lamaten |
|
|
|
Om al dat volk te huisvesten is veel ruimte nodig. De leemstenen huizen zijn dan ook vijf tot zes verdiepingen hoog. De benedenverdieping wordt steeds als opslagplaats en als stal voor het vee en de huisdieren gebruikt. Hogerop bevinden zich de privévertrekken van de familieleden, met helemaal bovenaan de mafradj. De mooiste kamer van het huis is dat, speciaal ingericht om gasten te ontvangen en te onderhouden. Rond een centrale steunpilaar wentelt de trap naar boven, zodat bezoekers de mafradj kunnen bereiken zonder de privéruimten te betreden waar de vrouwen zich ophouden.
|
|
Gehoornde spookkrab |
Arabische Zee nabij al-Mukalla |
|
Gebed op het strand |
* * * * *
Zonder escorte vatten we vanuit de havenstad al-Mukalla aan de Arabische Zee de beklimming aan van het twee– tot driehonderd meter hoge plateau dat een groot deel van Zuid-Jemen bedekt.
Een onbewoonbare rotswoestijn lijkt het, maar schijn bedriegt. Hier en daar trekken brede ravijnen of wadi’s diepe littekens door dit landschap. Zo steil zijn de wanden, dat je een kloof pas opmerkt als je er bij manier van spreken op de rand staat. Dan kijk je op idyllisch groene oases neer, waar eeuwenoude dorpjes gedijen.
Kronkelend en slingerend voert de weg ons doorheen het boomloze stenenlandschap – niet meer dan wat schaarse struiken weten zich hier te handhaven. Heel af en toe laten enkele wilde kamelen zich opmerken. Een stijve bries giert over het plateau – prompt trekt Salem een extra wolletje aan. Een roedel wilde honden teert op het afval van een winderig relais.
Ras Howaira |
|
|
In een bescheiden bedoeïenennederzetting schenken ze thee voor reizigers. Op een barbecue liggen gebraden kippenboutjes woestijnzand te verzamelen. In de laadbak van een Toyota-pick-up wacht een kameel lui op zijn baas. Speelse jongeren hebben een volwassen gier te pakken gekregen. Het dier is gewond aan zijn linkerpoot, maar wordt meedogenloos vastgebonden aan een waterkraan om tot een pijnlijke attractie uit te groeien.
Zo steil zijn de wanden van de kloven, dat je ze pas opmerkt als je er bij manier van spreken op de rand staat
Afdaling naar Wadi Duw'an
De troosteloze steenwoestijn lijkt zich eindeloos ver uit te strekken. Tot de weg volkomen onverwacht een kloof induikt en ons een verbluffend panorama over de vruchtbare Wadi Duw’an biedt.
Afdaling naar Wadi Duw'an
Honderden dadelpalmen en cederboompjes creëren een behaaglijke oase van groen in de woestijn. Onder de indruk van het decor kuieren we naar beneden. Kennelijk is de vallei in goeden doen – met dank aan financiële injecties uit Saoedi-Arabië.
Wadi Duw’an
|
De statige, grote huizen zijn meestal goed onderhouden of van recente datum. Vooral de kleurrijke, rijk versierde houten deuren trekken steeds opnieuw onze aandacht. Ook al zijn de huizen hermetisch dicht en de straten leeg en verlaten, overal horen we stemmen, vooral van kinderen. Alleen idiote toeristen wagen zich op dit bloedhete middaguur buiten op straat.
|
|
Vooral de kleurrijke, rijk versierde houten deuren trekken steeds opnieuw onze aandacht
Slechts een vijftigtal kilometer zuidwaarts in deze kloof liggen de roots van de familie bin Laden. Nog voor de eerste wereldoorlog emigreerde een lid van die clan, Mohammed bin Laden, naar Saoedi-Arabië om er sjeik en stinkend rijk te worden. Over zijn echtelijke verbintenissen verschillen de bronnen nogal van mening. Het moeten er tussen de tien en de tweeëntwintig geweest zijn, het aantal vrouwen waarmee de man getrouwd was. Maar nooit met meer dan vier tegelijkertijd – volkomen in overeenstemming met de sharia dus. Daar kwamen meer dan vijftig kinderen uit voort. Nummer 17 in die lange rij was Osama bin Laden.
|
|
Geitenhoedster met zwarte sharshaf en typische punthoed |
In volle duisternis bereiken we de vruchtbare Wadi Hadramaut – een twee kilometer brede, driehonderd meter diepe snede van meer dan 160 km lang in het woestijnplateau. Ruim een half miljoen inwoners telt de vallei nu. Haar welvaart dankt ze aan haar positie op de wierookroute. Het wegdek is in uitstekende staat, reflectoren markeren de rijstroken, er duiken zowaar verkeerslichten op.
Hajjarein |
|
|
Maar Jemen blijft Jemen. De bewaker van het hotel begroet ons met de kalasjnikov in de hand. Een ezel balkt ons de nacht in.
* * * * *
Het Manhattan van de woestijn, zo noemen ze Shibam. Volkomen terecht overigens
Het Manhattan van de woestijn, zo noemen ze Shibam. Volkomen terecht overigens. In tegenstelling tot vele andere Jemenitische arendsnesten kleeft dit woestijnjuweel niet tegen een of andere bergkam, maar staat het midden in de vlakte op een rotsplateautje dat nauwelijks boven de droge rivierbedding uitrijst.
Shibam
Ongeveer vijfhonderd wolkenkrabbertjes staan er schouder aan schouder, vijf tot acht verdiepingen hoog. In leemsteen, nota bene. Alle daken reiken tot vrijwel identiek dezelfde hoogte, ongeveer dertig meter boven het straatniveau, wat van het stadje een compacte blokkendoos maakt.
Shibam |
|
|
Als een egel sluit de stad zich voor de omgeving af, volledig door een stadsmuur omgeven. Eén poort slechts geeft toegang tot de oude stad. Elk van de zowat 7 600 inwoners moet langs deze poort passeren. Vijandelijke troepen die indertijd het plan opvatten om met olifanten de stadspoort in te beuken, dachten wel twee keer na zodra ze de scherpe metalen pinnen zagen waarmee de monumentale deuren uitgerust zijn.
Kinderhoofdjes beloeren ons van achter ramen of spleten, soms van op zeer grote hoogte
|
Ook wij stappen door deze poort de begeesterende geur van wierook op het Sahat al-Husn-plein tegemoet. De muezzins zetten net de oproep voor het namiddaggebed in. Rechts rijst het oude paleis van de sultan op. Met het hoofd in de nek wandelen we naar de al-Jami-moskee, ons vergapend aan al die architectonische wonderen.
Eindeloos is de variëteit aan versieringen rond de venstertjes en op de ietwat naar achter hellende gevels. De houten deuren met hun grote oeils-de-boeuf zijn vaak rijkelijk uitgesneden. Op de hogere verdiepingen steken wc-kamertjes ongegeneerd als blinde erkertjes uit de gevels. Menselijke ontlasting viel van daaruit in een vergaarbak op straat, klaar om op de velden uitgestrooid te worden.
|
Dozijnen geiten vinden in de smalle steegjes zelfstandig hun weg naar de eigen stal. Kinderhoofdjes beloeren ons van achter ramen of spleten, soms van op zeer grote hoogte. Souvenirwinkels proberen munt te slaan uit de sporadische aanwezigheid van toeristen. Bij valavond strijken oudere mannen op het Sahat al-Husn-plein neer. Bedachtzaam aan hun waterpijp lebberend spelen ze met de dominoblokjes en laten zich de behaaglijke avondkoelte welgevallen.
Shibam
* * * * *
Terug naar de hoofdstad Sana’a. Die tocht zal ons dwars door de Ramlat al-Sabatein voeren, de woestijn in het hart van Jemen. Het territorium van enkele bedoeïenenstammen is dat, een zootje ongeregeld waarop zelfs de Jemenitische overheid geen vat krijgt. Escortes van militairen of politieagenten worden hier niet geduld. Als toeristen tegen gevaarlijke stammen beschermd moeten worden, dan zullen die gevaarlijke stammen dat zelf wel doen. In een vaste beurtrol begeleiden ze de toeristen naar hun bestemming en strijken daar een bescheiden vergoeding voor op.
Als toeristen tegen gevaarlijke stammen beschermd moeten worden, dan zullen die gevaarlijke stammen dat zelf wel doen
|
Dat zo’n beschermheer na een zware escorte ’s avonds op een christelijk uur terug bij moeder de vrouw wil zijn, dat spreekt voor zich. Een goede balans werk-privé is ook in Jemen belangrijk. Voor ons betekent dat vroeg opstaan en vroeg vertrekken. Om half vier in de ochtend tillen we de voeten naast het bed. Buiten is het nog wat kil. Hamid heeft zich ingeduffeld alsof hij op het punt staat naar Antarctica te vertrekken. In de verte zet de muezzin het ochtendgebed in.
Even na zes bereiken we de plek waar onze beschermheren Nadzji en Ali ons in hun Toyota Landcruiser opwachten. Nadzji – de man waarvoor wij zo vroeg moesten opstaan – ligt op de achterbank onder een deken te slapen, terwijl zijn zoon Ali achter het stuur plaatsneemt. Op de passagierszetel liggen twee kalasjnikovs binnen handbereik. Je weet maar nooit.
Ramlat al-Sabatein |
|
|
Probleemloos passeren we een drietal militaire controleposten. Sommige rotsformaties lijken zo uit Monument Valley weggeslopen te zijn. Gaandeweg gaat het landschap in een vlakke woestijn over, aan weerszijden begrensd door rotswanden die de randen van de wadi vormen. Controleposten blijven elkaar om de 10 tot 15 km opvolgen en leggen ons geen strobreed in de weg.
Vanaf Kushum al-Ainam wachten ons de zandpistes van de woestijn. Lucht wordt uit de banden van de jeeps gelaten om het draagvlak te verbreden. Met het echte werk voor de boeg neemt Nadzji het stuur van Ali over. Met honderdtwintig per uur – beduidend sneller dan daarstraks op de asfaltweg – racen we door een woestijn zo plat als een pannenkoek.
Ramlat al-Sabatein
Bij wijze van afwisseling hebben Nadzji en Ali wat spektakel in petto. Ik krijg een kalasjnikov in de handen geduwd, om eens te proberen. Veiligheidshalve heeft Nadzji de automaat uitgeschakeld – in automatische stand spuwt dit aanvalswapen 600 kogels per minuut. Een lege petfles op respectabele afstand fungeert als doelwit. In de juiste handen is de AK-47 nauwkeurig genoeg om op een afstand van 1 500 m doel te treffen. In mijn handen lukt dat zelfs niet op een afstand van enkele tientallen meters. Maar de loodzware terugslag van het wapen verrast. Hallucinant, als je bedenkt dat de kogels met dezelfde impact het lichaam van het slachtoffer binnendringen – zo nodig tien per seconde. Officiële schattingen maken gewag van 50 tot 60 miljoen vuurwapens in Jemen. Dat zijn er drie tot vier per hoofd van de bevolking, vrouwen en kinderen inbegrepen.
Officiële schattingen maken gewag van 50 tot 60 miljoen vuurwapens in Jemen. Dat zijn er drie tot vier per hoofd van de bevolking, vrouwen en kinderen inbegrepen
Door een licht golvend duinenlandschap zoeven we verder zuidwestwaarts en kruisen de ene duin na de andere. Toch slaagt de Ramlat al-Sabatein er niet in ons echt te bekoren. Hoe indrukwekkend dit uitgestrekte, desolate woestijnlandschap ook mag zijn, de pure, immer verrassende schoonheid van pakweg de Libische Acacusbergen zoek je hier vergeefs. Enkele droge zoutafzettingen van een bassin dat uitzonderlijk wat regenwater vangt, vormen de spreekwoordelijke uitzondering.
|
Een eenzame getatoeëerde kameel staat haar jong te zogen. Haar voorpoten zijn aan elkaar vastgebonden, bedoeïenen kunnen dus niet veraf zijn. Verraderlijk fijn woestijnzand verrast Hamid nog even, maar hij weet op eigen kracht los te komen. Even later stoppen we in een tentenkamp te midden van een luidruchtige kudde kamelen. Netjes zetten we onze schoenen aan de kant, zijgen neer op het tapijt en nippen aan ons theetje. Handgemaakte sieraden doen de ronde, maar veranderen niet van eigenaar.
Mannen in traditionele thobe, met de kalasjnikov achteloos over de schouder en de jambiya achter de riem, verdringen zich rond een qatshop
|
Ter hoogte van een militaire controlepost bereiken we even voor twaalven het inktzwarte asfalt. Daarmee zit onze woestijntocht van 160 km er op. De chauffeurs prepareren hun banden voor de harde ondergrond. Mannen in traditionele thobe, met de kalasjnikov achteloos over de schouder en de jambiya achter de riem, verdringen zich rond een qatshop. Voorlopig blijft het landschap wat het was – een quasi vlakke zandwoestijn.
Qatshop |
|
Controlepost van het leger |
Plots dwingt een klapband Nadzji slingerend de rand van de weg op te zoeken. Verbazen hoeft dat niet echt – het profiel van de banden van zijn jeep onderscheidt zich nauwelijks van dat van een biljartbal. Maar het reservewiel geeft geen kik. De verroeste schroeven houden het wiel onwrikbaar op zijn plaats. Genereus stelt onze chauffeur Whaled dan maar zijn reservewiel ter beschikking.
Naarmate we westwaarts vorderen, wordt de militaire overheid moediger en durft ze zich weerom te manifesteren – we ontwaren een verdekt opgesteld legerkamp, een mitrailleur op het dak van een gebouw, een pick-up met bemand geschut in de laadbak.
* * * * *
Ma’reb
Zo belanden we in Ma’reb. Ooit bloeide hier één van de beroemdste, maar ook meest enigmatische beschavingen ooit, met name het rijk van Seba. Op zijn hoogtepunt was Seba machtiger dan om het even welk rijk op het Arabische schiereiland. Die macht had Ma’reb bijna uitsluitend aan zijn positie op de wierookroute te danken. Enkel op de zuidkust van het Arabisch schiereiland groeide immers de boom met het welriekende gomhars dat in het Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied zo gegeerd was.
Enkel op de zuidkust van het Arabisch schiereiland groeide immers de boom met het welriekende gomhars dat zo gegeerd was
Ma’reb |
|
|
Het is echter niet dit verhaal van de macht en de welstand van Seba dat tegenwoordig tot de verbeelding spreekt, wel de iconische uitstraling van één van zijn heersers – Bilqis, de koningin van Seba. Archeologisch bewijs voor haar bestaan is er niet eens. Toch schiet hoofdstuk 10 van het oudtestamentische eerste boek der Koningen woorden te kort om de glans en de glitter te beschrijven van haar staatsbezoek aan Salomo, koning van Israël, in de 10e eeuw v.Chr.
|
De antieke roddelpers smulde ervan en meende zelfs te weten dat uit die hartelijke ontmoeting een mannelijke telg voortsproot. Onder de naam Menelik I zou deze koningstelg de eerste heerser van Ethiopië geworden zijn. Zelfs in de twintigste eeuw liet keizer Haile Selassie zich nog altijd Erfzoon uit het zaad van koning Salomo noemen.
Zelfs in de twintigste eeuw liet keizer Haile Selassie zich nog altijd Erfzoon uit het zaad van koning Salomo noemen
Tempel van Bilqis
Mahram Bilqis en Arsh Bilqis, de Tempel en de Troon van Bilqis, zo noemen de Jemenieten de sites die we bezoeken. Volkomen ten onrechte, want deze sites dateren van omstreeks 400 v.Chr. – honderden jaren nà de era van de legendarische koningin. Dat ze de mythische aantrekkingskracht van de koningin van Seba graag te gelde maken, kunnen we de Jemenieten amper euvel duiden.
Eeuwenlang fungeerden de sites als goedkope steengroeves voor de lokale bevolking. Dat heeft zijn sporen nagelaten. Van achter de draadafsluiting schouwen we wat van de gebouwen overblijft – acht pilaren, een wand van de grote ovale tempel, een monumentale trap met een prachtige beeldenrij van steenbokken. Enkele stenen vertonen sporen van het oorspronkelijke Sabaanse schrift. In een verborgen hoekje treffen we tien recent ontdekte tomben aan. Levensechte beeltenissen geven de hoofden van de overledenen weer.
Levensechte beeltenissen van overledenen
Dat ondertussen twee groepen toeristen aan de hoede van de kaki’s toevertrouwd zijn, blijkt onoverkomelijke problemen te veroorzaken. Vertrekken zonder escorte mag niet, maar iemand om ons te escorteren is er niet.
Vertrekken zonder escorte mag niet, maar iemand om ons te escorteren is er niet
Uiteindelijk wordt dan toch een soldaat gevonden die ons zal vergezellen. Met tachtig kilometer per uur zoeven we door de stad, terwijl de Chinese vrijwilliger zich manmoedig aan de buitenkant van Hamids portier vastklampt, met de tippen van zijn tenen in wankel evenwicht op de treeplank.
|
|
Troon van Bilqis |
Met hun kolderieke strapatsen creëren de militairen onbedoeld een sfeertje van nonchalante zorgeloosheid. Volkomen ten onrechte, zo zal over enkele maanden blijken. Want dan zullen precies op deze plek zeven Spaanse toeristen en twee Jemenieten in hun jeeps om het leven komen bij een zelfmoordaanslag van Al Qaida.
Jaak Palmans
© 2015, 2018 | Versie 2022-03-06 20:11