Nomaden, ook na de dood
Kirgizië | Anno 1998
Zondag 2 augustus | Fergana – Toktogul
Maandag 3 augustus | Toktogul – Suusamyr
Dinsdag 4 augustus | Suusamyr – Song-Köl
Zondag 2 augustus | Fergana – Toktogul
Tien na vijf in de ochtend. Eindelijk zijn ze er. Normaal zouden ze gisteravond reeds gearriveerd zijn, legt John uit, maar ze hadden de barre toestand van de weg schromelijk onderschat. Vandaar de vertraging. John zal onze begeleider zijn voor onze tocht dwars door Kirgizië, van het Oezbeekse Fergana naar het Chinese Kashgar. Hij draagt een hemd met palmbomenmotief, een verrassende outfit voor een tocht door het Centraal-Aziatische hoogland. Sasja zal onze chauffeur zijn. Zowel John als Sasja zijn Russen die na de implosie van de Sovjet-Unie in december 1991 in het verre Kirgizië achtergebleven zijn. John spreekt vloeiend Engels, Sasja doet er meestal het zwijgen toe in welke taal dan ook.
|
Om aan boord te klimmen hebben we net geen touwen en klimijzers nodig
Het voertuig dat ze meehebben is een Kamaz, een 6WD-vrachtwagen met een passagierscabine in plaats van een laadbak op het chassis gemonteerd. Om aan boord te klimmen hebben we net geen touwen en klimijzers nodig. Maar het moet gezegd, de producten van de Russische vrachtwagenfabriek Kamaz behoren tot de meest robuuste en betrouwbare transportmiddelen die je je kan indenken. Ze worden geacht bestand te zijn tegen om het even welke extreme omstandigheden die zich in Centraal-Azië kunnen voordoen. Twee jaar geleden, in 1996, wist een Kamaz zelfs de Dakarrally voor trucks te winnen. Overigens zijn dergelijke trucks naar verluidt de enige vorm van commercieel personenvervoer die in de Kirgizische bergen toegelaten is. De immens populaire Damasbusjes die je overal in Oezbekistan ziet rondrijden mogen er gewoonweg niet in. Al is het niet duidelijk of en hoe dat gecontroleerd kan worden.
Voor onze bagage heeft de truck aan de achterkant een grote open kooi van metaalgaas. Dat dachten wij althans, want even na acht begint Sasja onze koffers netjes op elkaar op de achterste zetels in de passagierscabine te stouwen. Helemaal bovenaan schikt hij de slaapzakken, ze raken het dak net niet. Of deze precaire stapelwijze de ruige Kirgizische wegen met succes zal doorstaan, durven wij te betwijfelen. Maar John en Sasja zijn er gerust in. Per slot van rekening heeft John deze trip dit jaar al een twintigtal keer tot een goed einde gebracht. Hem moet je dus niet meer vertellen hoe dat moet.
Zo was de kiem gelegd voor de befaamde Zijderoute, een netwerk van handelsroutes tussen oost en west
Even voor half negen laten we het Oezbeekse Fergana achter ons, de stad die haar naam gaf aan de Ferganavallei. Een enorme groene oase is dit, een van de vruchtbaarste gebieden van Centraal-Azië, met een oppervlakte van meer dan twee derde van België, ongeveer zeshonderd meter boven de zeespiegel. Hier was het dat de Chinese keizers vanaf 100 v.Chr. de legendarische Ferganapaarden kwamen halen. Ze waren het beu dat de nomadische Xiongnu telkens opnieuw Chinese nederzettingen overvielen en plunderden, en dan op hun snelle paarden met de noorderzon verdwenen. De Chinese Muur op zich bleek onvoldoende om die rooftochten een halt toe te roepen, de superieure paarden die in de Ferganavallei gekweekt werden zouden het Chinese leger voldoende slagkracht geven om de nomaden te weerstaan. De paarden die ze kochten, betaalden de Chinezen met zijde. Zo was de kiem gelegd voor de befaamde Zijderoute, een netwerk van handelsroutes tussen oost en west.
Oorspronkelijk zou onze tocht ons eerst enige tijd oostwaarts voeren voor een kort bezoek aan Osj – een van de oudste Kirgizische steden – en Özgön, maar daar past John voor, gezien de toestand van de weg. Sasja zal dus meteen noordwaarts de Kirgizische grens tegemoet rijden. Onze bestemming aldaar is het Toktogulmeer, het tweede grootste meer van Kirgizië.
Heel leuk, maar toch een beetje verrassend is het feit dat we Yegitali nog steeds aan boord hebben. Hem hebben we de afgelopen tien dagen als onze sympathieke reisgids in Oezbekistan leren kennen. In feite eindigde zijn taak hier in Fergana, de plek waar hij woont en waar hij ons gisteravond nog op een uitgebreide maaltijd bij hem thuis uitnodigde. Volkomen onverwacht uitte hij daar de wens ons doorheen Kirgizië tot aan de Chinese grens te blijven vergezellen. Een spontaan en vriendelijk aanbod dat wij niet konden afslaan, temeer daar hij aangaf nuttig te kunnen zijn in onze contacten met de lokale bevolking. Over enkele dagen zal blijken hoe profetisch die woorden waren.
De Ferganavallei is een van de vruchtbaarste gebieden van Centraal-Azië
Vierenvijftig is Yegitali, al 32 jaar komt hij als reisgids aan de kost. Hij heeft bakken ervaring, deze goeierd, maar hij berijdt ook te pas en te onpas een van zijn vele stokpaardjes – de Russen die alcohol in Oezbekistan geïntroduceerd zouden hebben, de Russen die nog steeds een stevige vinger in de pap hebben, de onontwikkelde boeren en arbeiders die bij de communistische partij het hoge woord voeren en het zelfs tot president van Oezbekistan schoppen, de eigendommen die gecollectiviseerd zijn, de verantwoordelijkheidszin die verdwenen lijkt bij de modale burger, de meisjes die geen maagd meer zijn bij het huwelijk, de besnijdenis van de jongens die een zegen is zowel voor de hygiëne als voor het genot…
En dan zijn er nog de meloenen. Yegitali prijst de vruchten regelrecht de hemel in vanwege hun vermeende voedingswaarde en hun dorstlessend vermogen. Yegitali kan geen meloen zien of hij koopt ze.
Om negen uur doorkruisen we Quva, beroemd voor zijn fruit, granaatappels, kersen en perziken. Eertijds was het een belangrijke stad langs de Zijderoute, maar daar kwam een einde aan toen de Mongolen de stad op het einde van de 13e eeuw een bezoek brachten. Een half uur later passeren we Asaka. De stad kan prat gaan op de eerste auto-assemblagefabriek van Centraal-Azië – ze produceren er Daewoo’s.
De stad Andizan pakt graag met haar beroemdste inwoner uit, de man die onder zijn krijgsnaam Babur wereldberoemd werd. Beslist geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, deze Babur. Amper vijftien was hij toen hij met zijn leger de stad Samarkand veroverde en eenentwintig toen hij Kaboel innam. Van daaruit ondernam hij geregeld plundertochten in de Indiase Gangesvlakte tot hij uiteindelijk in 1526 beslag legde op Delhi. Zo werd hij de stichter van het nog steeds tot de verbeelding sprekende Mogolrijk. Het is Baburs achterachterkleinzoon Shah Jahan waaraan we de schitterende Taj Mahal in het Indiase Agra te danken hebben.
Grenspost tussen Oezbekistan en Kirgizië
Een uurtje later naderen we de grens. Veel heeft dat niet om het lijf. Een Oezbeekse militair steekt even zijn hoofd in onze bus, is tevreden met wat hij ziet en laat ons verder rijden. De Kirgiezen daarentegen vinden het om onduidelijke redenen nodig ons visum achter te houden, in weerwil van ons protest. Volgende week, bij onze terugkeer via Kazachstan, zal dat tot problemen leiden.
Kirgizië mag dan al een prachtig land zijn, ze hebben er geen meloenen
Meloenenverkoper
En er is nog een probleem, zo waarschuwt Yegitali ons. Kirgizië mag dan al een prachtig land zijn, ze hebben er geen meloenen. Dus wordt er een stevige voorraad ingeslagen – watermeloenen, honingmeloenen, suikermeloenen – en losjes op de vloer gestockeerd.
We zetten onze horloges een uur vooruit en beginnen aan onze tocht dwars door Kirgizië. Indertijd waren de Kirgiezen er na hun onafhankelijkheid in 1991 als de kippen bij om hun eigen munt te slaan. Zo werd de Kirgizische som de allereerste lokale munt in de Centraal-Aziatische republieken en is hij nog altijd de sterkste binnen de groep.
Ferganavallei met katoenvelden
Voor één US-dollar krijgen we 9,5 som, al zullen we contant geld niet nodig hebben daar we grotendeels door onbewoond gebied zullen trekken. Op een oppervlakte van net geen 200 000 km² – meer dan zes keer België dus – wonen momenteel 4,77 miljoen Kirgiezen. Dat zijn er gemiddeld 24 per vierkante kilometer. In theorie althans, want in de praktijk woont het gros daarvan in en rond de hoofdstad Bisjkek.
Zo groot is de onderlinge verstaanbaarheid tussen de Turkse talen dat sommigen eerder van verschillende dialecten dan van verschillende talen spreken
De taal die ze spreken is het Kirgizisch. Net zoals het Oezbeeks is dat een van de ruim 35 Turkse talen die als moedertaal geldt voor een kwart miljard mensen van Istanboel tot aan het Baikalmeer. Zo groot is de onderlinge verstaanbaarheid tussen die talen dat sommigen eerder van verschillende dialecten dan van verschillende talen spreken. Het Oezbeeks van Yegitali zal ons dus nog goed van pas komen.
Een uniek land is dit, in velerlei opzichten. Geen enkel land ter wereld is verder van om het even welke zee verwijderd dan Kirgizië. Het verbaast dan ook niet dat geen enkele Kirgizische rivier erin slaagt een van die zeeën te bereiken. Het Zwitserland van Centraal-Azië wordt dit bergachtige land weleens genoemd, maar dat is een understatement. Want zowat de helft van Kirgizië bevindt zich meer dan drieduizend meter boven het zeeniveau en in totaal telt het land vele honderden bergtoppen die hoger zijn dan vijfduizend meter. Die pieken tref je vooral aan in het Tiensjangebergte, de Hemelse Bergen aan de grens met China, maar ook in het Alajgebergte aan de Tadzjiekse grens.
Voor de ecologie van de vallei draaide de monocultuur van katoen op een ramp uit
Katoenveld
Net zoals in Oezbekistan is ook in Kirgizië de katoenteelt het belangrijkste landbouwproduct. Dat vertellen ons de eindeloze katoenvelden die de weg afboorden. Meestal hebben de boeren aan de rand van die velden moerbeibomen geplant. Niet alleen beschermen deze boompjes de katoenplanten bij onguur weer, ze brengen voor de boeren ook een extra duit in het laatje. Want moerbeibomen zijn onmisbaar bij de kweek van zijderupsen. Die beestjes lusten immers niets anders dan de blaadjes van de moerbeiboom, ze verorberen er karrevrachten van. Zolang de boeren hun katoenquota halen, gedoogt de overheid deze nevenactiviteit.
De moerbeibomen brengen voor de boeren een extra duit in het laatje
Katoenveld met een houtkant van moerbeibomen
Het zijn de vele toepassingen van katoen die dit witte goud zo populair maken, aldus Yegitali – katoenolie, alcohol, waspoeder, isolatiemateriaal, linoleum, kunstleder, schietpoeder, honing, ... Dat katoenproductie precies in de Ferganavallei zo’n belangrijke rol speelt en bijna tot een monocultuur geleid heeft, is volledig aan de centraal geleide planeconomie van de Sovjets toe te schrijven. Moskou besliste wat waar geproduceerd werd. En voor de Ferganavallei was dat katoen. Voor de ecologie van de vallei draaide dat op een ramp uit. Niet alleen vanwege de chemische bestrijdingsmiddelen, de uitputting van de bodem, de erosie, de huidziektes en de allergieën, maar ook en vooral door het beslag dat gelegd werd op het beschikbare water. De twee grote rivieren van de regio, de Amu Darja en de Syr Darja, werden bijna leeggezogen om de niet te stelpen dorst van de katoenplanten te lessen. Duizend kilometer verderop verschrompelde het Aralmeer, ooit het vierde grootste meer ter wereld, tot een vijfde van zijn oorspronkelijke oppervlakte.
Katoen plukken is in principe handwerk, want machines kunnen het onderscheid tussen rijpe en onrijpe bollen niet maken
Katoen plant je in april, oogsten doe je in september. Op de heuphoge planten zijn de bloemen nu al tot ontwikkeling gekomen, over anderhalve maand zullen dat volwaardige katoenbollen zijn. Ons vallen meteen de twee kleuren op waarin deze bollen zich presenteren. De meeste zijn wit, maar sommige zijn paars. Dat heeft met het verschil in geslacht te maken, legt Yegitali uit.
Katoenbol |
|
Moerbeiboom |
De katoenpluk begint bij de onderste bollen, want die zijn het eerst rijp. Vervolgens komen de plukkers nog twee tot drie keer terug om ook de bollen hogerop te plukken. Plukken is dus in principe handwerk, want machines kunnen het onderscheid tussen rijpe en onrijpe bollen niet maken. Toch wordt er soms machinaal geoogst omdat er te weinig mankracht beschikbaar is. De bollen moeten dan van onder tot boven rijp zijn. Daartoe besproeit men de planten zodat de bladeren afvallen, de bollen verdrogen en openbarsten in de zon. Dat dit alles gewichtsverlies én kwaliteitsverlies tot gevolg heeft, ligt voor de hand.
Eén katoenbol levert vijf tot tien gram katoen. Van een plukker wordt verwacht dat hij elke dag zestig kilogram katoen binnenbrengt. Dat zijn minstens zesduizend katoenbollen. Vruchtbare grond levert per hectare vijf ton katoen op, minder vruchtbare drie ton. Heel de Ferganavallei is goed voor 400 miljoen kilogram katoen.
Heel de Ferganavallei is goed voor 400 miljoen kilogram katoen
Tash-Kömür
Geleidelijk begint de weg de bergen in te klimmen. Want hoe bekoorlijk ook, de vlakke Ferganavallei is niet representatief voor het bergachtige Kirgizië. Stroomopwaarts volgen we nu de vallei van de Naryn, de belangrijkste rivier van Kirgizië. Ze voert het blauwgroene smeltwater van de vele gletsjers van het Tiensjangebergte af en bereikt tijdens deze zomermaanden haar grootste debiet.
Stuwdam van Tash-Kömür
Ondergrondse gas‑ en petroleumreserves zoals zijn buurlanden Oezbekistan en Kazachstan heeft Kirgizië niet, energie uit waterkracht heeft het land des te meer. En daar maakt het dankbaar gebruik van – voor zover zijn financiële middelen en de steun van Rusland dat toelaten. Momenteel telt de Naryn reeds een vijftal waterkrachtcentrales en hogerop langs de rivier zijn er nog een aantal gepland.
Razan-Say is de enige leefbare plek tientallen kilometers in het rond
Stuwmeer van Tash-Kömür
Omstreeks het middaguur krijgen we een van die waterkrachtcentrales in het vizier, met name die van Tash-Kömür. Haar drie turbines moeten samen 450 MW leveren, dat is evenveel als Doel 1, de oudste Belgische kerncentrale. Achter de 75 m hoge dam heeft het stuwmeer zich al opgebouwd. Toch draait de waterkrachtcentrale nog niet op volle capaciteit. Zo te zien moet er nog flink wat werk gebeuren. Pas in 2001 zal de centrale voluit operationeel zijn.
Even voor twee voert een brug ons naar de rechteroever van de Naryn. Tot onze verrassing duikt te midden van deze woestijnachtige omgeving Razan-Say op, een bescheiden nederzetting met enkele honderden inwoners. Het riviertje dat zich hier uit de bergen naar beneden stort heeft in de loop der eeuwen kennelijk voldoende sediment afgezet om een vruchtbare oase te creëren. Bomen en akkers lijken hier uitstekend te gedijen, mensen waarschijnlijk ook. Razan-Say is de enige leefbare plek tientallen kilometers in het rond.
Dan neemt Sasja plots een onooglijk wegje links omhoog langs het bergriviertje. Wil hij ons een eerste indruk geven van wat dit voertuig aankan? Feit is dat de slaapzakken in het rond vliegen en de meloenen op de vloer alle kanten uit rollen. Tien minuten later zitten we op een lommerrijke plek langs het klaterend water in een koel windje. Het is de enige plek in de wijde omtrek waar de zon niet ongenadig brandt en waar het voortreffelijk lunchen is. John heeft lunchpakketten mee, maar stelt tot zijn eigen verbazing vast dat het vlees na twee dagen in deze hitte bedorven is. Dat kon een kind weten, maar John kennelijk niet. Geruststellend is dat niet, in aanmerking genomen dat hij de komende week voor onze voedselvoorziening zal instaan.
Om drie uur zetten we onze tocht voort. Amper twintig minuten later verspert een bareel ons de weg. Recht voor ons uit zien we de zwarte holte van een bergtunnel. Links in de verte zien we de indrukwekkende waterkrachtcentrale van Kürp-Say met een stuwdam van liefst 113 m hoog. Al sedert 1981 leveren de vier turbines er een vermogen van 800 MW.
Voortrijden is uitgesloten, pas om acht uur vanavond zijn ze bereid ons doorgang te verlenen
Brug over Naryn met in de verte de tunnel |
|
Stuwdam van Kürp-Say |
Maar dat is het probleem niet. Arbeiders zijn aan de weg aan het werken. Voortrijden is uitgesloten, pas om acht uur vanavond zijn ze bereid ons doorgang te verlenen. Dat betekent dus vijf uur wachten in de broeierige zon. Een absurde regeling, temeer daar geen enkele hindernis ons de doorgang lijkt te beletten. Het is duidelijk dat hier iets gesmeerd moet worden. Na twintig minuten palaveren mogen we dan toch onze weg voortzetten. Vreemd genoeg wordt een fles wodka als bedankje afgewezen, waarschijnlijk omdat ze te openlijk overhandigd wordt.
De bergen zijn hoger en kaler nu, met rotsachtige hellingen die steil naar de blauwgroene watermassa afdalen
Toch is het nog een hele tijd wachten vooraleer we definitief groen licht krijgen en de 750 m lange tunnel mogen doorkruisen. Een desolaat landschap wacht ons aan het oostelijke uiteinde. De bergen zijn hoger en kaler nu, met rotsachtige hellingen die steil naar de blauwgroene watermassa afdalen. De diepe, smalle vallei vormt het ideale decor voor een waterkrachtcentrale. Maar niemand heeft het nodig geacht eerst de nutteloos geworden elektriciteitspylonen te verwijderen. Hier en daar steken hun roestige geraamtes zielig boven het water uit. Hogerop kleeft de asfaltweg als een broos lint tegen de bergwand en vormt hij het enige teken van leven. Voor het overige lijkt de vallei een onherbergzame omgeving waar mens noch dier zich thuis voelen.
Stuwmeer van Kürp-Say
Waar de weg zich definitief van de rivier afwendt, duikt plots Kara-Köl op, een stadje met ruim 21 000 inwoners. Ook dat is een recente constructie, want pas in de jaren zestig streken hier de arbeiders neer die de Toktoguldam zouden bouwen. Met een hoogte van 215 m is dat veruit de grootste stuwdam op de benedenloop van de Naryn. Haar vermogen van 1 200 MW is zelfs beduidend groter dan dat van de grootste Belgische kerncentrale. Nog steeds woont hier de staf die de centrale beheert en onderhoudt.
Stuwmeer van Kürp-Say
Door de vallei van de Kara-Suu klimmen we verder omhoog. Even na vijf stoppen we aan een benzinestation dat het zonder benzinepompen moet stellen. Diesel wordt gewoon met behulp van een jerrycan in de tank van onze truck gegoten. Anderhalf uur later houdt Sasja weerom halt, ditmaal voor een gebouw waarin we met veel goodwill een garage kunnen herkennen. Kennelijk heeft onze truck een nieuw oliefilter nodig.
Toen men de Toktoguldam in gebruik nam overspoelde het water van de Naryn de dorpjes op de bodem van de vallei
Stuwmeer van Kürp-Say
Enkel de 1 420 m hoge Lokbelpas scheidt ons nu nog van onze bestemming. Voor Sasja en zijn Kamaz is dat een makkie. Tijdens de afdaling daagt in de verte al snel het enorme Toktogulmeer op, 65 km lang, 120 m diep, bijna even groot als de tien Belgische kustgemeenten samen. Het meer ontstond vanaf 1976 toen men de Toktoguldam in gebruik nam en het water van de Naryn de dorpjes op de bodem van de vallei overspoelde.
Vallei van de Kara-Suu
Nog voor we het meer naderen slaat Sasja een onverharde weg links in, op zoek naar ons nachtverblijf. Dat blijkt een verzameling houten datsja’s met spits toelopende daken te zijn. In een boomrijke oase aan de zuidelijke oever kijken ze uit over het meer. De conciërge heet er ons welkom. In een vorig leven woonde hij nog in een van de huisjes op de bodem van het meer.
In de keuken zwaait een vrolijke jongedame de scepter. Oksana heet ze, ze is stagiair in opleiding. Deze trip is haar tweede praktijkoefening. Ze heeft lekkere kippenboutjes voor ons klaar. Kennelijk zal ze tijdens de rest van de trip voor de voedselvoorziening instaan. Er valt een pak van ons hart.
Man met kalpak |
|
Toktogulmeer bij valavond |
Later op de avond schittert de maan helder in haar eerste kwartier aan de wolkeloze hemel. Maar in het oosten, waar we morgen naartoe moeten, is de lucht zwaar betrokken en bliksemt het geregeld. Dat belooft niet veel goeds.
Maandag 3 augustus | Toktogul – Suusamyr
Ons pessimisme blijkt voorbarig. Een stralend blauwe hemel verwelkomt ons bij het ontwaken, ongenadig straalt de zon op de ontbijttafel neer. De warmte die ons te beurt valt, verheugt en verbaast ons. Weliswaar bevinden we ons op dezelfde breedtegraad als Rome, maar dan wel 910 m boven het zeeniveau. Van deze plotse opstoot van mooi weer mogen we niet teveel verwachten, stelt John ons gerust, het weer kan hier in een wip veranderen, vooral als we straks tussen de bergen vertoeven.
Weliswaar bevinden we ons op dezelfde breedtegraad als Rome, maar dan wel 910 m boven het zeeniveau
Toktogulmeer
Vertrekken blijkt heel wat voeten in de aarde te hebben. Eerst moet Sasja de olie en de oliefilter van zijn truck vervangen. Dan komt de extra lading op de proppen – tenten, matjes, gasvuurtjes, gasfles, waterton, etensvoorraden, ... Blijkbaar dient de metalen kooi op de achterkant van onze truck daarvoor. Ondertussen is er ook een soort servicejeep op het toneel verschenen. Ook die wordt helemaal volgestouwd met materiaal en mensen. Naast John, Sasja, Oksana en Yegitali, blijken nu ook de chauffeur van de jeep en drie jonge kerels deel uit te maken van onze gezelschap.
Datsja’s |
|
|
Stokrozen |
|
Sprinkhaan |
Even na tien gaan we dan toch op weg voor wat een lange dagtocht zal worden. Alsof de enorme afmetingen van dit kunstmatige waterreservoir nog eens in de verf gezet moesten worden, blijken we iets meer dan een uur nodig te hebben om het oostelijke uiteinde van het Toktogulmeer te bereiken. Daar kruisen we de Naryn en volgen de noordelijke oever tot in Toktogul.
Meer dan een uur hebben we nodig om het oostelijke uiteinde van het Toktogulmeer te bereiken
Toktogulmeer
De stad, het district, de dam, het meer… allemaal dragen ze de naam Toktogul. Een eerbetoon aan Toktogul Satylganov is dat, een negentiende-eeuwse dichter en componist die zo geliefd is in Kirgizië en aanpalende Turkssprekende naties, dat iedereen hem bij zijn voornaam noemt. Zeg maar de Poesjkin en de Tsjaikovski van Kirgizië, maar dan in één persoon verenigd. Voeg daar nog zijn democratische gedrevenheid aan toe, en je begrijpt waarom je zijn naam op straatnaambordjes aantreft, en zijn beeltenis op postzegels en bankbiljetten.
Toktogul Satylganov is de Poesjkin en de Tsjaikovski van Kirgizië, maar dan in één persoon verenigd
Toktogulmeer
Kwart voor een is het al wanneer we de stad Toktogul bereiken. Tarwe, tabak en aardappelen, dat is wat ze hier vooral kweken als we Oksana mogen geloven. Maar dat hebben we momenteel niet nodig. Diesel daarentegen wel, want onze truck heeft kennelijk een niet te stelpen dorst. En dorst doet Yegitali dan weer aan meloenen denken. Gauw diept hij een suikermeloen op en begint die voor ons te versnijden.
De vallei van de Chychkan voert ons nu noordwaarts. Vaak is het eerder een kloof dan een vallei, zo steil rijzen de wanden soms boven ons uit. Op de kale, groene helling een eind van de bewoonde wereld herkennen we een begraafplaats. Het lijken wel heuse kasteeltjes met torentjes, de stenen grafzerken die we daar tegen de helling ontwaren.
Nomade, dat blijf je, ook na de dood
Kirgizische begraafplaats
Kirgiezen hebben nu eenmaal het rondtrekken in het bloed, het zijn pastorale nomaden in hart en nieren. Alleen de dood kan daar een einde aan maken. Als ze na hun dood dan toch een vaste verblijfplaats toegewezen krijgen, dan mag dat best een fraai bouwsel zijn. Steevast liggen ze op een helling langs een belangrijke weg, met de voeten naar beneden. De aflijvige hoeft dan maar bij wijze van spreken het hoofd even op te tillen om te zien wie er voorbijkomt. Want trekkende mensen blijven zijn passie, zelfs wanneer aan zijn eigen nomadenbestaan een einde gekomen is. Nomade, dat blijf je, ook na de dood.
Ala-Belpas
Op een lommerrijke plek op de oever van de bulderende en kolkende rivier serveert Oksana de lunch. Half drie is het ondertussen, we moeten voortmaken want we zijn achter op het schema. Nog maar net zijn we vertrokken, of een donker wolkengordijn schuift over de blauwe hemel. Steeds koeler wordt het, een felle wind giert door de vallei, regen valt met bakken uit de lucht. Dan galmt de donder door de vallei en flitsen de bliksemschichten tussen de bergtoppen. Wat uit de lucht valt is geen regen meer, het is pure hagel.
Chychkanvallei |
|
Suusamyrvallei |
Met wat geluk kan je in dit gebied argali’s aantreffen. De grootste wilde schapen ter wereld zijn dat, met enorme horens. Maar ook wilde zwijnen, steenbokken en machtige arenden voelen zich hier thuis. Zo’n arend durft weleens een lammetje te ontvoeren, weet de lokale bevolking, want met zijn spanwijdte van tweeënhalve meter kan hij dat aan. En het krioelt hier van de knaagdieren. Daarom hebben ze de rivier de naam Chychkan gegeven, want dat betekent muis in het Kirgizisch. Maar met dit weer houden die dieren zich natuurlijk gedeisd. Alleen malle toeristen trekken er nu op uit.
We moeten het Talas-Alagebergte oversteken, een uitloper van de Tiensjan, de Hemelse Bergen
Als een zadel tussen twee bergketens waaiert de vallei nu wat breder uit. Een weelderig tapijt van groen gras strekt zich over de hellingen uit
Suusamyrvallei
Steeds hoger klimmen we nu over de onverharde weg, terwijl de vallei oostwaarts zwenkt. Want we moeten het Talas-Alagebergte oversteken, een uitloper van de Tiensjan, de Hemelse Bergen. Met zijn 3 175 meter vormt de Ala-Belpas het hoogste punt van onze route. Kwart na vier is het wanneer we in de striemende regen de top in volle vaart kruisen. Dan duikt plots een ander probleem op. Onze passagierscabine blijkt niet zo waterdicht te zijn als verhoopt. Water sijpelt op verscheidene plaatsen via de dakrand naar binnen. Met een aanstekelijke mix van enthousiasme en vindingrijkheid vat Oksana de koe bij de horens. Enkele reepjes kauwgum in de mond steken, goed kauwen, de brij in partjes verdelen, op elk gat in de wand een bolletje kleven en klaar is Kees.
’s Winters is deze vallei een paradijs voor skiërs. ’s Zomers is dit de ideale jailoo
Halfnomaden met joerten en vee
Met een aanstekelijke mix van enthousiasme en vindingrijkheid vat Oksana de koe bij de horens
Als een zadel tussen twee bergketens waaiert de vallei nu wat breder uit. Een weelderig tapijt van groen gras strekt zich over de hellingen uit – een hemelsbreed verschil met de kale rotswanden van de Chychkan. ’s Winters is deze vallei met haar intense sneeuwval en haar zachte glooiingen een paradijs voor skiërs. ’s Zomers daarentegen is dit de ideale jailoo, de alpiene weide waar halfnomaden tijdens de warme maanden hun vee laten grazen. Die eeuwenoude traditie is hier nog springlevend. Dat illustreren de vele joerten die we her en der opmerken.
Dan daagt de Suusamyr op, de rivier die ons de weg naar beneden zal wijzen. Van een pauze tussen twee regenbuien maken we gebruik om even de benen te strekken. Links vergezelt het Talas-Alagebergte ons nog steeds, rechts rijst nu het Suusamyrgebergte op. Oksana, onze bezige bij, maakt van de gelegenheid gebruik om de stoffige ruiten van de passagierscabine aan de buitenkant te wassen.
|
Dan gaat het in razende vaart verder naar beneden, hotsend en botsend over de deels onverharde weg. Maar ons kan dat niet meer deren, want de technieken om de meloenen en de slaapzakken in het gareel te houden hebben we ondertussen allemaal onder de knie.
Even na zes vindt Sasja het nodig om nog eens te stoppen. Volkomen terecht, want één van de banden blijkt een gat te vertonen. Voorlopig beperkt Sasja zich ertoe de band opnieuw op te pompen.
Even na zeven bereiken we Suusamyr, een dorpje met twee‑ tot drieduizend inwoners. De lucht ziet er onheilspellend donker uit. Dat verontrust ons een beetje, want straks zullen we onze tentjes moeten opzetten. Gelukkig regent het niet.
Een tiental kilometer verder gaat John op de oever van de Karakol, een zijrivier van de Suusamyr, naar een geschikte kampplaats op zoek. Waarom dat niet op voorhand gepland is, is een vraag die we ons al niet meer stellen. Ondertussen begint het zachtjes te regenen. Sasja laat het niet aan zijn hart komen en pompt zijn band nog eens op.
Om kwart voor acht is het zover. John heeft de ideale plek voor een tentenkamp gevonden. Nu is het aan ons. In volle duisternis zullen we een tiental iglotentjes overeind zetten. Dat we die tentjes nooit bij daglicht gezien hebben maakt onze taak er niet gemakkelijker op. En het natte gras draagt ook al niet bij tot de feestvreugde. Gelukkig regent het niet meer.
Wat zich vervolgens op de oever van de Karakol in het donker tussen de struiken afspeelt, zou een externe waarnemer wellicht als chaos bestempelen. Toch leidt het warrige spektakel vijf kwartier later tot een gebruiksklaar tentenkamp. Met dank aan John die nu plots wel een grote bedrijvigheid aan de dag legt. Al zijn we zelf verbluft van de creativiteit waarmee we het concept ‘tent’ in een rijke waaier aan interpretaties vorm gegeven hebben. En van het feit dat we hier en daar nog een onderdeel op overschot hebben.
Zelf zijn we verbluft van de creativiteit waarmee we het concept ‘tent’ in een rijke waaier aan interpretaties vorm gegeven hebben
John aan het werk |
|
Oksana en Yegitali in de ‘keuken’ |
Half tien is het wanneer de onvermoeibare Oksana op haar drie gasvuurtjes spaghetti bereid heeft. Het smaakt voortreffelijk. Vervolgens komt er thee met honing. Even later begint het dan toch weer te regenen. Geen nood, ondertussen hebben de jongens de keukentent overeind staan en daar passen we met zijn allen in. Bij wijze van troost voor de late aankomst haalt John een fles wodka boven. Om elf uur daalt de stilte neer over het kamp.
Dinsdag 4 augustus | Suusamyr – Song-Köl
Even voor zes komt het kamp tot leven. De vallei ontwaakt in de kilte van de schaduw, de ochtendzon gaat nog achter de bergen schuil. De nachtelijke regens hebben hun effect niet gemist, alles voelt nat en koud aan. Ons animo om de ochtendlijke sanitaire plichtplegingen met de nodige toewijding af te werken staat op een laag pitje. Een kattenwasje, en klaar is Kees.
Afbreken, daar zijn we nu eenmaal beter in dan opbouwen
Ontbijt |
|
Afwassen in de Karakol |
De twee chauffeurs hebben in de truck geslapen, de drie jongens in de jeep. Ternauwernood hebben ze de ogen geopend of ze laten de Spice Girls over het terrein schallen. Met min of meer vereende krachten beginnen we de tenten af te breken en kletsnat in de zakken te steken. Afbreken, daar zijn we nu eenmaal beter in dan opbouwen. Sasja acht het ogenblik gekomen om zijn binnenband te repareren.
Oksana verplicht ons onze handen te wassen, want het zijn giftige bloemen die we geplukt hebben
|
|
Vergiftigd geschenk |
Even voor half acht heeft onze keukenprinses het ontbijt klaar – brood, kaas, worst, hete pap met rozijnen, koekjes, thee. Sasja heeft ondertussen het wiel klaar. De truck wordt langs binnen en langs buiten gewassen. Langzaamaan reiken de warme stralen van de zon tot op de bodem van de vallei. Dat besef alleen al maakt de omgeving warmer en droger. Bij wijze van attentie reiken we Oksana een tuil bloemen aan, vers geplukt in de omgeving. Die neemt ze dankbaar en met een brede glimlach aan, om ons vervolgens te verplichten meteen onze handen te wassen, want het zijn giftige bloemen die we geplukt hebben.
Vallei van de Kökömeren
De laatste klusjes worden afgewerkt. Gehurkt wast Oksana borden en bestek af in het ijskoude, snelstromende water van de Karakol. Afval wordt zorgvuldig verbrand. Het terrein wordt kraaknet achtergelaten, het sporadische velletje gebruikt wc-papier achter de struiken niet te na gesproken.
Vallei van de Kökömeren
Krap zijn we vertrokken, of Sasja houdt in het onooglijke Kozjomkoel halt bij een standbeeld, een aftands monument dat een zekere Kozjomkoel blijkt voor te stellen. Kennelijk wordt die kerel hier zo hoog geacht dat het dorp zijn naam aangenomen heeft – of was het omgekeerd? Dat Kozjomkoel een groot man was, staat vast – twee meter dertig, tweehonderd en drie kilogram, schoenmaat 52, als we de annalen mogen geloven. Zijn carrière als zwaargewicht worstelaar verliep dan ook voorspoedig. Ook speelde hij een grote rol in de ontwikkeling van boerderijen in de vallei.
Kozjomkoel zou een paard honderd meter ver op zijn schouders gedragen hebben
Vallei van de Kökömeren |
|
|
Sommige van zijn exploten liggen dan weer minder voor de hand. Zo zou hij een paard honderd meter ver op zijn schouders gedragen hebben en eigenhandig een rotsblok van 160 kilogram op het graf van zijn moeder geposteerd hebben. Wat hem daartoe bezielde, is ons niet duidelijk. Evenmin is duidelijk waarom hij in onmin viel. Alleszins bracht hij in 1937 een jaar in een van Stalins gevangenissen door. Intussen lijkt dat verleden tijd, want tegenwoordig is het Sportpaleis in de hoofdstad Bisjkek naar hem vernoemd. Feit is dat deze reus met de legendarische Manas geassocieerd wordt, de mythische held van het epos dat voor Kirgizië dezelfde betekenis heeft als de Ilias voor de Grieken.
Het epos van Manas heeft voor Kirgizië dezelfde betekenis als de Ilias voor de Grieken
Vallei van de Kökömeren |
|
Sasja inspecteert zijn truck |
Waar de Suusamyr en de Karakol samenvloeien ontstaat de Kökömeren. Dat is de rivier die we zuidwaarts zullen volgen. Een prachtdag zit er aan te komen, zo lijkt het. De lucht is hemelsblauw, wolkjes vallen er nauwelijks te bespeuren. Gewillig volgt de onverharde weg de grillige kronkels van de rivier door dit grandioze decor. Beneden zoekt het groene smeltwater zich wit schuimend een weg over de rotsachtige bedding – categorie 4 tot 5 voor rafting, weet John. Struiken en kleine boompjes weten zich op de gevaarlijke hellingen te handhaven. Overal slagen wilde bloemen erin kleurrijke accenten te leggen te midden van de bruine rotsen.
|
Een hallucinante bedoening moet het geweest zijn om met zwaar beladen ezels en kamelen over dergelijke smalle paden te trekken
Pad van de antieke zijderoute
Aan de overkant van de rivier wijst John de resten van een tak van de oude zijderoutes aan. Als een frêle lint kleeft het smalle pad daar tegen de steile berghelling. Een hallucinante bedoening moet het geweest zijn om met zwaar beladen ezels en kamelen over dergelijke smalle paden te trekken waar de minste fout je op een fatale val komt te staan.
Dorpen en nomaden, dat zijn twee begrippen die haaks op elkaar staan
Vallei van de Kökömeren
Dan daagt Kyzyl-Oi op, een dorpje met een achthonderdtal inwoners dat al bestond nog voor de Russen zich in 1876 Kirgizië toe-eigenden. Dat is hoogst uitzonderlijk, want dorpen en nomaden, dat zijn twee begrippen die haaks op elkaar staan. Dorpen en boerderijen zijn een verschijnsel dat pas in de jaren dertig in Kirgizië zijn intrede deed toen de Sovjets de collectivisering van de landbouw begonnen door te drukken en de nomaden dwongen een vaste verblijfplaats te kiezen.
De gebergten rondom ons pakken uit met een kleurenpalet dat steeds indrukwekkender wordt
Vallei van de Kökömeren |
|
|
Maar het is vooral het landschap dat nu indruk op ons maakt. Dat wordt er steeds beter op. De gebergten rondom ons pakken uit met een kleurenpalet dat steeds indrukwekkender wordt. Alsof een schilder toestemming gekregen heeft de grotendeels kale hellingen een likje verf te geven – van witgrijs over okergeel en roodbruin tot purperrood. De rode klei is overigens zeer gegeerd bij de inwoners van Kyzyl-Oi, want daar bouwen ze hun huizen mee. Akkerbouw wordt hier ook bedreven, want we ontmoeten vier jongemannen die te voet naar hun velden op weg zijn. Gewillig poseren ze voor een fotootje. Sasja slaagt erin wat hout te hakken. Dat zullen we straks nodig hebben, want we zullen op een boomloze steppe kamperen.
Zo bereiken we de brede vallei van de Dzjoemgal, een zijrivier van de Kökömeren. Pal oostwaarts gaat het nu, terwijl dorpjes zoals Aral en Tsjajek aan het raam voorbijschuiven. Nog steeds rijden we een stralend blauwe lucht tegemoet, terwijl achter ons de bergtoppen langzaam maar zeker achter de wolken verdwijnen.
Vallei van de Dzjoemgal
Voor Sasja is een river crossing een koud kunstje
Stipt om één uur nemen we in Basjkoegandi de afslag naar Song-Köl. Dat idyllische bergmeer in het hart van Kirgizië vormt vandaag onze eindbestemming. Prompt kruisen we de Dzjoemgal. Een brug over het water is er niet, maar voor Sasja is een river crossing een koud kunstje. Even later dropt hij ons op een eilandje midden de Karaketsje, een zijrivier van de Dzjoemgal. Terwijl we ons in de schaduw van de boompjes nestelen, spreidt de immer bedrijvige Oksana haar kleedje en voorziet ze ons in een ommezien van boterhammen met kippenleverpastei, tomaat, paprika, platte kaas.
Als een reusachtige trechter convergeert de kale vlakte naar een smalle wig tussen de bergen
Reikhalzend kijken we uit naar de kale rotsmassieven van het Moldogebergte, deels met sneeuw bedekt, die de verre horizon domineren
Op weg naar het Moldogebergte
De laatste fase van onze tocht neemt nu een aanvang – de klim naar Song-Köl. Over een afstand van 77 km zullen we een hoogteverschil van 1 800 m naar 3 370 m overbruggen. Echt indrukwekkend is dat niet, maar je weet maar nooit. Reikhalzend kijken we uit naar de kale rotsmassieven van het Moldogebergte, deels met sneeuw bedekt, die de verre horizon domineren. Daar ergens zullen we de komende twee nachten doorbrengen.
|
|
Een kaarsrechte grindpiste waar geen einde aan lijkt te komen voert ons zuidwaarts over de enorme sedimentvlakte. Als een reusachtige trechter convergeert de kale vlakte naar een smalle wig tussen de bergen. De kloof van de Karaketsje is dat, de westelijke toegangspoort tot Song-Köl. Uit de kloof komt een kristalhelder bergbeekje tevoorschijn dat rustig over de rotsen van de veel te brede bedding naar beneden klatert. Nu oogt dat onschuldig, maar in de lente, wanneer de sneeuw smelt, raast hier ongetwijfeld een machtige rivier voorbij.
Vallei van de Karaketsje |
|
|
Een herder te paard drijft zijn geiten langs de rivier voor zich uit. Achter hem torenen bruinrode rotsen, bekleed met mantels van weelderig groen gras en kleine struiken. Af en toe drijft er een wolkje voor de zon, maar de lucht is overwegend blauw. Dit is het landelijke Kirgizië op z’n best. Het is ons dan ook een raadsel waarom zo nu en dan een vrachtwagen zwaar beladen met ruwe blokken steenkool ons pad kruist.
De dagbouwmijn van Karaketsje is de grootste steenkoolmijn van Kirgizië
Lang laat de verklaring niet op zich wachten. Zodra de onverharde weg naar het oosten buigt, kijken we neer op de dagbouwmijn van Karaketsje, de grootste steenkoolmijn van Kirgizië. Ongeveer de helft van de nationale steenkoolproductie komt hier vandaan. En er zou nog meer dan 438 miljoen ton in de bodem zitten. Diepe schachten boren is niet nodig, de delfstof ligt hier zo dicht bij de oppervlakte dat hij makkelijk in open lucht afgegraven kan worden. Een immens zwart litteken in dit bucolische landschap is daar het gevolg van, een grauwe, grijze vlek die jaar na jaar uitbreiding neemt.
Negen haarspeldbochten verder bereiken we de top van de bergpas, 3 370 m boven het zeeniveau. In het oosten ontwaren we reeds de vage trekken van het Song-Kölmeer, achter ons in het westen herkennen we de besneeuwde toppen van het Moldogebergte, aan onze voeten laven duizenden wilde bloemen zich aan de gulle zon. Onder meer edelweiss en gentiaan tieren hier welig.
Deze vruchtbare jailoos zijn een favoriete bestemming voor halfnomaden uit de omringende dorpen
Joerten op de oever van de Karaketsje
Ongeveer vijfendertig kilometer scheiden ons nog van onze bestemming. Geleidelijk dalen we over de licht glooiende hellingen de enorme kuip in waarvan de watermassa van Song-Köl het middelpunt vormt. Bomen of struiken zijn nergens te bespeuren, gras is er des te meer. Honderden geiten en schapen staan her en der gretig te grazen, beneden bij het beekje bemerken we enkele joerten en een handvol paarden. Deze vruchtbare bergweiden of jailoos zijn met hun schier eindeloze voedselvoorraad dan ook een favoriete bestemming voor halfnomaden uit de omringende dorpen. ’s Zomers trekken ze met hun vee en hun joerten de bergen in en verblijven daar enkele maanden, ’s winters trekken ze zich terug in de lager gelegen valleien.
Joerten op de oever van de Karaketsje
Voor het overige zijn er hier tientallen kilometers in het rond geen sporen van beschaving te vinden. Dat dachten wij althans, want plots komt John met een begraafplaats op de proppen. Wellicht zijn het Scythen die hier begraven liggen, leden van een ruitervolk dat ongeveer duizend jaar lang, van de 7e eeuw v.Chr. tot de 4e eeuw n.Chr, een belangrijk deel van de Euraziatische steppe in handen had. In het hoge gras zouden we enkele grafheuveltjes moeten herkennen, maar daar is nauwelijks iets van te zien. Zonder Johns aanwijzingen zouden we er zo overheen kijken.
Edelweiss met het Moldogebergte in de achtergrond
Dat neemt niet weg dat onze aanwezigheid niet onopgemerkt voorbijgaat. Waar ze vandaan komen, mag Joost weten, maar vrij snel zijn we door enkele nieuwsgierige nomaden te paard omringd. Een jongen van een jaar of tien, apetrots op zijn vaardigheden als ruiter, wil de vreemdelingen zijn kunstjes tonen door zijn paard zijwaarts in plaats van voorwaarts te laten rijden. Driewerf helaas, de show loopt slecht af, het paard gaat samen met zijn berijder en diens ego tegen de vlakte.
Edelweiss |
|
Gentiaan |
Of we een schaap willen kopen, oppert een van de mannen te paard. Hij draagt een kalpak, het typische Kirgizische hoofddeksel van witte vilt met zwarte tekeningen. Eén van de heiligste stukken van de Kirgizische identiteit is dat. Deze hoedjes zijn gemaakt van vier lapjes wit vilt met daarop traditionele zwarte motieven geborduurd. Strikte regels leggen het gebruik van de kalpak aan banden. Zo mag je dit hoofddeksel nooit op de grond leggen. ’s Nachts hoor je het aan het hoofdeinde van je bed te leggen, nooit aan het voeteneinde. Voorts – toch ook niet onbelangrijk – mag je nooit een man doden die een kalpak draagt.
Of we een schaap willen kopen, oppert een van de mannen te paard
Ruiter met kalpak |
|
|
De vraag van de man verrast ons. We hebben al meloenen en slaapzakken in het gareel te houden, moeten we nu ook nog een schaap aan boord nemen? Een koteletje of een boutje, dat zien we wel zitten, maar de hele zwik? Hoe moet dat dan straks met pakweg die vacht en die poten? Om over de ingewanden nog maar te zwijgen. Maar Yegitali heeft er wel oren naar en stelt ons gerust. Morgen zal het schaap geslacht worden. Van het verse schapenvlees zal hij zelf een heerlijk avondmaal bereiden.
Dat ziet er veelbelovend uit. Zolang het maar geen beshbarmak is, het nationaal gerecht van Kirgizië. Daar heeft John het daarstraks tijdens de rit over gehad, met het gebruikelijke dedain van de etnische Rus voor lokale gebruiken. Letterlijk betekent dat vijf vingers, omdat Kirgiezen het met hun handen uit een gemeenschappelijk bord eten. Het wordt bereid op basis van fijngehakt gekookt vlees, vermengd met deeg en een uiensaus. Daar hebben wij geen moeite mee, ware het niet dat gasten bij wijze van respect een vers gekookt schapenoog op hun bord krijgen.
Daar hebben wij geen moeite mee, ware het niet dat gasten bij wijze van respect een vers gekookt schapenoog op hun bord krijgen
Meer van Song-Köl
Om kwart na zes bereiken we de oever van het Song-Kölmeer. Vanuit het noorden waait een strakke wind ons van over het water tegemoet. Een koude wind is het, per slot van rekening zitten we hier 3 020 m hoog. Voor het overige lijken we het uitgestrekte kale grasveld voor ons alleen te hebben, afgezien van enkele joerten met wat paarden en schapen een eind verderop. Onverhoeds lijkt een regenbui roet in het eten te willen gooien, maar gelukkig duurt dat maar even.
Tentjes opstellen, daar hebben we nu al wat ervaring mee. Bovendien is de duisternis nog niet ingetreden. Een fluitje van een cent, zo lijkt het. Toch verloopt het niet van een leien dakje. Want het terrein is niet zo vlak als je op het eerste gezicht zou zeggen. Een lappendeken van bobbels en kuilen is het. In die kuiltjes kan zich tijdens een plensbui flink wat water verzamelen. Dus gaan we naar een bobbel op zoek die groot en vlak genoeg is om een tentje te schragen. Tevens waken we erover geen edelweissplantjes onder onze tent te versmachten. Paardenkeutels mijden we ook, maar dan om een andere reden.
Even na half acht zijn we er klaar mee. Yegitali heeft al die tijd evenmin stilgezeten. Een prima wc-putje heeft hij uitgegraven en aan drie zijden met een zeildoek afgeschermd. Ook Oksana is meteen aan de slag getogen, maar ze heeft het knap lastig in haar veldkeukentje. Eén vuurtje heeft ze in de grond uitgegraven om het tegen regen en wind te beschermen, haar kookstel met gasfles heeft ze in de passagiersruimte van de truck opgesteld. Dan nog valt het niet mee om te koken op een hoogte van meer dan drieduizend meter. Water kookt hier immers al bij 90 °C. Bij die lage temperatuur moeten gerechten veel langer pruttelen dan gewoonlijk vooraleer ze gaar zijn.
Koken op een hoogte van meer dan drieduizend meter valt niet mee. Water kookt hier immers al bij 90 °C
Koken op grote hoogte |
|
Laghman |
Half tien is het wanneer Oksana ons haar heerlijk hete laghman voorschotelt – Chinese noedels met lams‑ of rundvlees en een variëteit aan groenten, gegaard in een vleesbouillon. Bij de Turkssprekende volkeren van Centraal-Azië heeft het gerecht ongeveer dezelfde status als friet met stoofvlees bij de Vlamingen.
Bij de Turkssprekende volkeren van Centraal-Azië heeft het gerecht ongeveer dezelfde status als friet met stoofvlees bij de Vlamingen
Bijna windstil is het inmiddels tussen de tenten. Toch gaat de wind boven het water nog steeds als een razende te keer en jaagt schuimende golfkoppen voor zich uit. Even na tien gaan we onder zeil. Treiterig zetten de wolken meteen hun sluizen open en strooien gul hun regendruppels over het bergplateau.
Jaak Palmans
© 1998, 2022 | Versie 2022-04-23 12:27
Lees het vervolg in (2/2)
Als een gevleugelde Pegasus