Waar de goden leven
India | Anno 1995
Maandag 24 juli | Tabo – Dhankar
Zondag 23 juli | Key – Kibber
“At last they entered a world within a world”, zo beschrijft Rudyard Kipling het ogenblik waarop de jonge Kim in de gelijknamige novelle de Spitivallei betreedt. Een wonderlijke wereld noemt hij het, waar de dimensies zo enorm zijn dat zelfs uit het puin van het gebergte nog hoge heuvels ontstaan. “Surely the Gods live here”, zo besluit hij.
“At last they entered a world within a world. Surely the Gods live here”, zo beschrijft Rudyard Kipling de Spitivallei
Kaza in de Spitivallei
Dat laatste lijken de inwoners van Kaza alvast niet tegen te spreken. Vrediger kan het leven nauwelijks zijn dan in deze groene oase. Tot onze verbazing kijken we over een vruchtbare nederzetting uit, met veel bomen en vruchtbaar akkerland. En dat te midden van een bergwoestijn op 3 650 m boven de zeespiegel. Irrigatie zit daar voor iets tussen, maar ook regenval. Want aan deze zijde van de Kunzum La dringen regenwolken wel degelijk in de vallei door.
Kaza |
|
|
Het kloppend hart van de Spitivallei mag je dit bergdorpje wel noemen. Tweeduizend inwoners telt het, verspreid over de vallei wonen er nog eens twaalfduizend. Veel is dat niet voor een vallei die ongeveer 140 km lang is. De woningen zijn veelal witgekalkt, met platte daken of daken van riet. Winkels zijn er ogenschijnlijk niet, wel een kraampje met kleding en textiel of een stalletje waar groenten, fruit en eieren te koop liggen. Een boerin drijft haar geiten door de stoffige straten.
|
Het is zonnig, her en der lopen mensen op straat. Vriendelijk en onbevangen groeten ze ons, maar toch ook een tikkeltje nieuwsgierig. Zelf zijn we al snel gefascineerd door de fraaie traditionele juwelen die de vrouwen dragen, ook op gewone weekdagen. Vaak gaat het om neus‑ en oorsieraden in zilver of goud. Toch zijn het vooral de mutigkanti die indruk maken – de weelderige halssnoeren van witte kralen en stenen van kostbare materialen zoals koraal en turkoois.
Vooral de mutigkanti maken indruk, de weelderige halssnoeren van witte kralen en stenen van kostbare materialen zoals koraal en turkoois
|
|
|
|
Mutigkanti (halssnoer van kostbare stenen) |
Zulke waardevolle stukken gaan over van de moeder op de oudste dochter. Net zoals alle andere bezittingen van de vader op de oudste zoon overgaan. De andere kinderen krijgen niets. Een harde regel, maar de enige mogelijkheid om te voorkomen dat het familiebezit zodanig versnipperd wordt dat niemand er nog wat aan heeft.
|
Bevolkingsdruk is hier altijd al een delicate bekommernis geweest. Een grote populatie ondersteunen, daar is dit schrale woestijngebied simpelweg niet toe in staat. Ooit was polyandrie een deel van de oplossing. Eenzelfde vrouw huwde dan met verscheidene mannen, meestal broers. Onder invloed van de Britse kolonisator is die praktijk tegenwoordig bijna volledig verdwenen.
Spitivallei
Maar ook de rijke monastieke traditie in deze valleien kan niet los gezien worden van de noodzaak om de bevolkingsgroei binnen de perken te houden. Dat realiseren we ons als we het klooster van Key naderen. Meer dan tweehonderd monniken hebben zich daar op een heuvel teruggetrokken, 3 900 m hoog. Het is de grootste gompa van de vallei en een belangrijk opleidingscentrum voor lama’s.
De spitse heuvel met de witte kloostergebouwen lijkt de Mont Saint-Michel naar de kroon te willen steken
Klooster van Key |
|
Piepjonge monniken |
Reeds van ver valt hij op, de spitse heuvel waar de witte kloostergebouwen zich aan vastklampen. Alsof ze de Mont Saint-Michel naar de kroon willen steken. Daarin lukken ze met verve, want tegen dit grandioze decor kan de Franse evenknie niet op. Een zigzagweg brengt ons tot boven. Het uitzicht is weergaloos, met een zon die haar beste beentje voorzet. Beneden stroomt de Spiti als een futiel beekje door de vallei. Alleen haar veel te brede bedding doet vermoeden welke enorme watermassa’s hier tijdens de lentedooi voorbijkomen.
Klooster van Key
Wanneer deze gompa gesticht is, weet men niet zo precies. Alleszins moet dat ergens in de 11e eeuw gebeurd zijn onder de leiding van een zekere Dromtön, een leerling van Atisha. Toeval is dat niet. Atisha is één van de belangrijkste figuren van het Tibetaanse boeddhisme. Hij was het die in de 11e eeuw de basis legde voor de herintroductie van het boeddhisme in Tibet. Inderdaad, de herintroductie.
Boeddhisme lijkt een vanzelfsprekendheid in Tibet, maar dat is niet altijd zo geweest. Duizend jaar na de prediking van de Boeddha was Tibet zelfs een heidens eiland in een zee van boeddhisme. Pas in de 8e eeuw kwam daar verandering in – met dank aan Padmasambhava, de Saint-Patrick van Tibet. Lang duurde het echter niet vooraleer Tibet aan chaos ten prooi viel en het boeddhisme er bijna van de kaart verdween.
De rijke monastieke traditie in deze valleien kan niet los gezien worden van de noodzaak om de bevolkingsgroei binnen de perken te houden
|
|
Chanten in de dukhang of gebedszaal |
Tot Atisha dus op het toneel verscheen. Hij wist het boeddhisme in Tibet een nieuwe boost te geven. Met blijvend succes ditmaal. Het was Dromtön die de spirituele erfenis van zijn leermeester Atisha verder vorm gaf. Dat leidde tot de stichting van de kadam, een van de oudste kloosterordes van het boeddhisme.
Zijn de monniken van Key dan kadampa, volgelingen van de kadam? Neen, zo eenvoudig is het niet. In de 17e eeuw stonden de Mongolen plots voor de poort. Zoals gebruikelijk hadden ze hun wapens mee en duldden ze geen tegenspraak – het klooster moest overstappen naar de gelug, de school die onder leiding staat van de dalai lama.
Mongolen die zich met de horigheid van een boeddhistisch klooster bemoeien, voor ons lijkt dat een vreemde zaak. Maar dan vergeten we dat Tibet, net zoals Europa overigens, bloedige godsdienstoorlogen gekend heeft. Het waren de Mongolen die de dalai lama op de troon hielpen. Mongolen en Tibetanen waren toen bondgenoten in de strijd tegen hun gemeenschappelijke vijand, de Chinese keizer. Zelfs de titel dalai lama herinnert ons aan die episode – dalai is Mongools voor oceaan, lama is Tibetaans voor leraar.
Met wat goede wil mag je de gelugpa de protestanten van het boeddhisme noemen. De hervormers dus
Met wat goede wil mag je de gelugpa de protestanten van het boeddhisme noemen. De hervormers dus, zij die er genoeg van hadden dat monniken steeds vaker de regels van armoede, geheelonthouding en celibaat aan hun laars lapten. Maar de vergelijking loopt mankt. De hervorming ging veel verder dan zomaar een terugkeer naar monastieke discipline. In de loop der eeuwen was er een wildgroei aan religieuze teksten ontstaan. Een duidelijke lijn zat er niet meer in. Het was Tsongkhapa – de Maarten Luther van het boeddhisme – die een meesterlijke synthese wist te maken van de historische teksten en het oorspronkelijke gedachtegoed.
Een echte hervormer was Tsongkhapa niet, eerder een kloostergeleerde. Het waren zijn leerlingen die de nieuwe leer uitdroegen, kloosters bouwden, de orde van de gelug stichtten en… gele kappen gingen dragen. Zo onderscheidden ze zich van de andere kloosterordes met hun rode kappen. De leer sloeg aan en werd dominant vanaf de 17e eeuw. Met dank aan de Mongolen.
En zo staan we hier dan, te midden van de geelkappen. Al krijgen we van die gele kappen niets te zien, want die dragen ze enkel bij feestelijkheden. Het zijn uitsluitend bordeauxrode habijten waar we tegenaan kijken.
|
Vanuit de dukhang komt het chanten van de monniken ons tegemoet. Een vertrouwd geluid is het in deze kloosters, deze brommerige keelzang van mannenstemmen. Ritmisch reciteren ze steeds opnieuw de heilige mantra’s. Hier gaat dat met het gebruik van muziekinstrumenten gepaard. We zien cimbalen, trommels, hoorns en bellen, maar ook de fameuze dungchens, de 3,5 m lange blaasinstrumenten die we nog het best met alpenhoorns kunnen vergelijken. Deze gezangen blijken de aanloop te zijn naar een ritueel waarbij een monnik uitgedost met een vreemdsoortig hoofddeksel een centrale rol speelt. We krijgen er kop noch staart aan.
Op weg naar Kibber
Steeds hoger klimmen we nu boven de Spiti weg. Vele haarspeldbochten later arriveren we in Kibber, een afgelegen dorpje op een vooruitstekende kalkstenen rots. Enkele honderden bewoners noemen dit arendsnest op 4 220 m boven de zeespiegel hun thuis.
Kibber zou het hoogste dorp ter wereld zijn dat bewoond is en via een gewone weg bereikbaar is
Te voet trekken we op verkenning uit. Kibber zou het hoogste dorp ter wereld zijn dat bewoond is en via een gewone weg bereikbaar is – een boude aanspraak die moeilijk te verifiëren valt.
|
Maar aan de unieke locatie doet dat geen afbreuk. Wat de plek eveneens uniek maakt, zijn de huizen. Die zijn in natuursteen opgetrokken, en niet in leemsteen zoals beneden in de vallei.
Kibber – Stoepa en gompa |
|
Kibber – Gompa |
Een korte klim brengt ons tot bij de gompa. Maar wij vangen bot. Het klooster is gesloten, de monnik die over de sleutel waakt – oh ironie – woont het ritueel in Key bij. Toch wordt het geen teleurstelling, onze klimpartij. Daar zorgt het fenomenale decor voor, met de kale, geërodeerde bergmassa’s, de diepe kloven, de magistrale vallei van de Spiti en in de achtergrond enkele besneeuwde pieken. Verbaasd kijken we op de vele terrassen neer die als groene tegels rond het dorp aangelegd zijn. Kennelijk werpt landbouw zelfs op deze hoogte zijn vruchten af. Donkere regenwolken pakken zich boven de bergen samen, maar regendruppels vallen er nauwelijks.
Verbaasd kijken we op de vele terrassen neer die als groene tegels rond het dorp aangelegd zijn
Terrassen rond Kibber |
|
Chicham (in de verte) |
In de verte klitten de witte woningen van Chicham, ook al door groene terrassen omgeven, tegen een berghelling aan. In vogelvlucht is het dorpje nauwelijks drie kilometer hiervandaan. Maar de kloof die zich voor onze voeten aftekent, laat er geen misverstand over bestaan. Wil je Chicham bereiken, dan moet je een flinke omweg maken5).
Maandag 24 juli | Tabo – Dhankar
Met twintigduizend zullen ze zijn, de boeddhisten die volgend jaar in augustus van heinde en verre naar de Spitivallei zullen afzakken. Want dan zal het precies duizend jaar geleden zijn dat het klooster van Tabo gesticht werd. Zelfs de dalai lama in hoogsteigen persoon zal de festiviteiten bijwonen. Hij zal er een Kalacakra-ceremonie leiden, de belangrijkste ceremonie van de gelug. Naar verluidt heeft hij ook al laten verstaan dat dit het klooster is waar hij zich op het einde van zijn leven wil terugtrekken.
Spitivallei
Dat alles bevestigt alleen maar wat we al wisten – het klooster waarnaar we op weg zijn, zo’n vijftig kilometer stroomafwaarts van Kaza, is het pronkstuk van deze vallei. Een van de heiligste kloosters van het Tibetaanse boeddhisme is het, maar ook een van de oudste. Al die tijd is het zonder enige onderbreking in gebruik geweest, alle aardbevingen en vreemde invallers ten spijt.
Volgend jaar zal het precies duizend jaar geleden zijn dat het klooster van Tabo gesticht werd
De timing van de stichting in 996 zat perfect. Van meet af aan was het klooster van Tabo een belangrijke schakel in het boeddhistisch reveil in Tibet. Dat bleek nog maar eens in 1076, toen in het klooster een invloedrijk concilie plaatsvond. Daar werd de tweede golf van het boeddhisme in Tibet definitief op gang getrokken.
Erosie in de Spitivallei
Een van de stille krachten achter dat alles was Rinchen Zangpo. Boeddhistische teksten van het Sanskriet naar het Tibetaans vertalen, dat was zijn specialiteit – de Grote Vertaler noemden ze hem. Met zijn werk effende hij het pad voor de verspreiding van het boeddhisme in Ladakh en Tibet. Want zolang je niet over de heilige teksten beschikt, kan je je boodschap niet in haar zuivere vorm uitdragen.
Maar we mogen niet naïef zijn. Een religieuze revival, dat was niet het enige wat koning Yeshe-Ö op het oog had
Ook kloosters bouwen zat in zijn takenpakket. Het klooster van Tabo is maar een van de vele bouwwerken waar Rinchen Zangpo de hand in had. Onder zijn leiding groeide het uit tot een belangrijk centrum voor religieuze studies. En uiteraard voor vertaalwerk, nog altijd zijn favoriete hobby. Indiase en Tibetaanse geleerden bogen er zich samen over de aartsmoeilijke teksten.
Spitivallei
Maar we mogen niet naïef zijn. Een religieuze revival, dat was niet het enige wat koning Yeshe-Ö op het oog had toen hij de bouw van deze boeddhistische kloosters sponsorde. Een dicht netwerk van handelsroutes in de Himalaya uitbouwen, dat was zijn belangrijkste drijfveer. Daarom verschenen al die kloosters op strategische plaatsen in de valleien. Uiteindelijk zou dat commercieel weefsel zich over een afstand van meer dan twaalfhonderd kilometer uitstrekken – van Mustang in het huidige Nepal tot Leh in Ladakh. Maar aan het netto resultaat doet dat geen afbreuk. De opportunistische cocktail van politieke, religieuze en economische afwegingen leidde in de 11e eeuw tot een ongeëvenaarde bloei van artistieke, literaire en filosofische prestaties in deze afgelegen valleien.
Spitivallei
En precies dat is de reden waarom we hier zijn. Want Tabo is nog steeds een levend klooster. Een zestigtal monniken heeft er zijn vaste stek. Net zoals die van Key zijn ze in de 18e eeuw van de kadam naar de gelug overgegaan.
Ondertussen wordt het dal ter hoogte van Shichling steeds smaller. Rechts raast de Spiti met veel gedruis door haar smalle bedding. Links reiken torenhoge puinkegels tot vervaarlijk dicht bij de weg. Veel moet er niet gebeuren om zo’n steenmassa in beweging te zetten.
Verschrikt rent een kudde pashminageiten de helling op zodra onze jeeps naderen
Pashminageiten |
|
|
Verschrikt rent een kudde pashminageiten de helling op zodra onze jeeps naderen. Met hun wintervacht kunnen ze moeiteloos temperaturen tot ‑40 °C doorstaan. Maar van die dikke vacht is nu niets meer te zien. Zoals elk jaar is ze in de loop van de lente losgekomen. De herders zijn er dan als de kippen bij om het zachte dons van de ondervacht los te kammen en te verzamelen. Pashminageiten worden immers niet geschoren maar geroskamd.
Met de ultrafijne vezels die daaruit voortkomen, worden de beroemde sjaaltjes geweven – lekker warm, heerlijk zacht, peperduur. Wil je topkwaliteit, dan ga je voor een pashminasjaaltje. Enkel de allerfijnste pluisjes komen daarvoor in aanmerking. Iets minder van kwaliteit, maar nog steeds zeer fraai zijn de kasjmiersjaaltjes.
Torenhoge puinkegels reiken tot vervaarlijk dicht bij de weg. Veel moet er niet gebeuren om zo’n steenmassa in beweging te zetten
De zachte regen herinnert ons eraan dat het nog steeds de natuur is die in deze regio het laatste woord heeft. Zelfs hier, op de bodem van de vallei, zijn er grondverschuivingen. Gisteren was deze weg nog gesloten, twee jaar terug was er zelfs helemaal geen weg, weet Anup.
|
Het is vreemd opkijken als we vaststellen dat het uitsluitend vrouwen zijn die hier de spade of het houweel hanteren
Dat we straks toch onze bestemming zullen bereiken, hebben we aan noeste wegarbeiders te danken. Her en der zijn ze druk in de weer om de weg te herstellen. Maar het is vreemd opkijken als we kennismaken met die wegarbeiders. Want het zijn uitsluitend vrouwen die hier de spade of het houweel hanteren. Eentje heeft zelfs een kind mee. Mannen zijn in geen velden of wegen te bespeuren.
Spitivallei
Dan daagt in de verte Tabo op. De eerste aanblik zet meteen een domper op ons enthousiasme – logisch als je verwachtingen zo hooggespannen zijn. Waar het klooster van Key ons reeds van in de verte wist te imponeren, kijken we nu onthutst tegen enkele leemstenen gebouwen aan, met de architecturale uitstraling van een blokkendoos, bijna verscholen tussen de huizen van het dorp. Ware schoonheid zit van binnen, denken we dan maar.
Ware schoonheid zit van binnen, denken we dan maar
Klooster van Tabo
Vrij snel smelt onze vooringenomenheid weg als sneeuw voor de zon. Die zeven tempels staan daar niet zomaar. Samen met drieëntwintig stoepa’s vormen ze een geometrisch patroon dat naar het oosten gericht is, een mandala die de kosmos voorstelt. En dan bevindt er zich binnen het ommuurde complex ook nog eens een indrukwekkende mani. Die votiefstenen van uiteenlopende afmetingen zijn er in de loop der tijden door pelgrims neergelegd. In hun geheel vormen ze een brede muur van anderhalve meter hoog en een tiental meter lang. Elk van die stenen draagt een inscriptie. Vaak is dat Om mani padme hum, de legendarische mantra waarmee Avalokiteshvara aangeroepen wordt, de bodhisattva die in de dalai lama gereïncarneerd is.
Elk van die stenen draagt een inscriptie. Vaak is dat ‘Om mani padme hum’, de legendarische mantra waarmee Avalokiteshvara aangeroepen wordt
Mani |
|
Votiefstenen met inscripties |
De vermaarde grotten op de berghelling aan de overkant van de vallei kunnen we van hieruit nog net onderscheiden. Sedert wanneer die in gebruik zijn, en waarom, daar bestaat veel onduidelijkheid over. Feit is dat ze eeuwenoud zijn en dat de monniken ze zelf uitgegraven hebben – moeilijk is dat niet in het broze conglomeraatgesteente. De monniken zouden er in alle rust hebben kunnen mediteren. Maar tijdens extreem koude winters zouden de grotten zelfs als verblijfplaats gediend hebben, omdat het er minder koud was dan in het klooster. Dat zou kunnen verklaren waarom de wijde grotkamers meestal een smalle ingang hebben.
Alle modderstromen nog aan toe, dit is waarvoor we al die moeite gedaan hebben
Nieuwsgierig schuifelen we de tsuglagkhang binnen, de hoofdtempel. En het is meteen raak. De inkomhal slaat ons perplex met haar verbluffende fresco’s. Bijna duizend jaar oud zijn ze, nooit gerestaureerd, maar nog steeds in voortreffelijke staat. Met hun krachtig kleurenpalet vullen ze de volledige zijwand – het rood van de habijten, het oker van de halo’s, het bleke wit van de gezichten, het diepblauw van de achtergronden. Alle modderstromen nog aan toe, dit is waarvoor we al die moeite gedaan hebben.
Klooster van Tabo – Inkomhal
Verderop kijkt een woeste Kali vanuit het halfduister op ons neer, haar beeld met sjaals bedekt. Dat verrast ons een beetje, want Kali is een typische hindoegodin, bij de boeddhisten heeft ze niets te zoeken. Het wijst er nog maar eens op hoezeer beide religies verweven blijven.
Klooster van Tabo – Inkomhal
Zo belanden we in de dukhang, de grote congreshal. Twee dharmapala’s bewaken de toegang. Alleen al met hun afgrijselijke gelaatsuitdrukking slagen ze erin de boze geesten buiten te houden. Maar wij laten ons daar niet door afschrikken en betreden de stille gebedsruimte.
Net boven ooghoogte zitten ze, lichtjes voorovergebogen, alsof ze de pelgrim vriendelijk willen begroeten
Ramen zijn er niet in de muren, enkel via het plafond valt natuurlijk licht binnen. Miljoenen stofdeeltjes dansen hun eeuwige dans in kokers van wit licht die het hoofdaltaar in het zonnetje zetten, terwijl de zijwanden verweesd in het halfduister achterblijven. Jammer, want net daar valt er heel wat te beleven. Vooral de indrukwekkende rij kleisculpturen valt op – we tellen er 32 in totaal. Net boven ooghoogte zitten ze, lichtjes voorovergebogen op een uitkraging in de vorm van een lotusbloem, alsof ze de pelgrim vriendelijk willen begroeten. Nog hoger tegen de muur zijn kleurrijke fresco’s aangebracht, moeilijk waarneembaar in deze lichtomstandigheden, maar toch aangrijpend.
Op een tafeltje liggen enkele rituele voorwerpen, onder meer de ghanta of de handbel. De holte van haar klokvorm stelt de leegte voor, het geluid dat ze maakt, verwijst naar de stem van de Boeddha die deze leegte vult. Ernaast herkennen we de vajra, de rituele bliksemschicht die alle onwetendheid vernietigt, maar zelf hard is als diamant en dus niet vernietigd kan worden. Ze horen samen, de ghanta en de vajra, want ze symboliseren mannelijkheid en vrouwelijkheid. Dan is er nog een damaru, een kleine, zandlopervormige trommel. Daarmee maakt oppergod Shiva de spirituele klanken waaruit de hele wereld ontstond en waarmee hij nog steeds deze wereld reguleert.
Dukhang of gebedszaal
Door een nis konden we al een glimp van hem opvangen, maar pas aan de achterkant van het hoofdaltaar kunnen we hem voluit bewonderen – Vairocana, de superster van dit tempelcomplex, het middelpunt van alle verering. De middelste van de vijf Hemelse Boeddha’s noemen ze hem ook. Want eigenlijk is hij de belangrijkste van dat vijftal, hij is de eerste Boeddha die Verlichting bereikte – de Adi-Boeddha dus. In zich verenigt hij de kwaliteiten van de andere vier. Daarom kijken we hier niet tegen één, maar tegen vier figuren aan. Levensgroot zijn ze, ze zitten rug aan rug tegen elkaar en kijken elk een andere richting uit.
Dukhang met de heilige boeken, de Kangyur en de Tengyur
Eentje daarvan is Amitabha. Hem ontmoeten we andermaal in de tsakhang, een kleine annex aan het oostelijke uiteinde van de tsuglagkang. Daar zit hij centraal op zijn troon in het gezelschap van twee bodhisattva’s. Ontelbare pelgrims, vele honderdduizenden wellicht, moeten in de loop der eeuwen door het smalle gangetje rond dit heiligdom geschuifeld zijn, de gebedsketting of het gebedsmolentje in de hand, mantra’s prevelend in de hoop op een of andere weldaad of voorspraak.
Vajra (rituele bliksemschicht), ghanta (handbel in klokvorm) en damaru (zandlopervormig trommeltje)
Wij daarentegen zijn compleet in de ban van de fresco’s op de wanden. Duizend Boeddha’s, zo noemen ze deze kunstvorm. Of het er precies zoveel zijn, doet er niet toe. De wanden staan er vol van, letterlijk van boven tot beneden. Stuk voor stuk zijn het artistieke juweeltjes. Het gelaat van de Boeddha is telkens op identieke wijze weergegeven, uiteraard. Maar zijn gewaad, de lotustroon waarop hij zit en de stralende halo die hem omgeeft, zijn in een duizelingwekkende verscheidenheid van vorm en kleur weergegeven. Dat deze fresco’s, zo open en bloot voor het publiek, nog steeds in vrij goede staat zijn, mag een regelrecht wonder heten.
|
Op weg naar Dhankar |
|
|
Nog één klooster hebben we nu te goed voor we de Spitivallei achter ons moeten laten – Dhankar, 3 890 m boven de zeespiegel. In vijf stofwolken spoeden we ons over de onverharde weg langs de kale helling naar boven, veertien scherpe haarspeldbochten lang, tot we oog in oog staan met onze bestemming. De aanblik is adembenemend. Groter kan het contrast met Tabo niet zijn. Fort op een klip is de letterlijke vertaling van dhang khar en dat is geenszins overdreven. Alsof het wolkjes zijn die tegen hoge rotswanden aanmeren, zo klitten de witte gebouwen tegen de steile klippen. De monniken van Dhankar zijn zelfs in staat de zwaartekracht op te heffen, zoveel is zeker.
Dhankar aan de samenloop van de Pin en de Spiti
Alsof dat niet volstaat, tekent zich rondom ons een overweldigend decor af. Beneden stroomt de Pin onverstoorbaar in de Spiti. Zonlicht fonkelt zachtjes in het vlechtwerk van smalle beekjes die zich kabbelend een weg zoeken door de veel te brede bedding. Kale, boomloze bergen rijzen hoog boven de vallei uit, de wolken hebben ze van zich afgeschud. In de verte steken diepblauwe silhouetten scherp tegen de horizon af, vaak zijn hun toppen meer dan vijfduizend meter hoog.
Alsof het wolkjes zijn die tegen hoge rotswanden aanmeren, zo klitten de witte gebouwen tegen de steile klippen
Dhankar – Klooster en dorpje
Dat onherbergzame maanlandschap staat in schril contrast met de weelde aan vruchtbare, groene terrassen in de voorgrond. Daar halen de monniken hun voedsel vandaan. Gelijk had hij, Rudyard Kipling, toen hij schreef dat dit de plek moet zijn waar de goden leven.
De monniken van Dhankar zijn zelfs in staat de zwaartekracht op te heffen, zoveel is zeker
Dhankar – Klooster |
|
|
Maar we zijn er nog niet, want voor de jeeps ligt het klooster onbereikbaar hoog. Het laatste eindje leggen we dus te voet af. Een korte, nijdige klim langs de klippen wordt het, maar de ijle lucht op een hoogte van bijna vierduizend meter deert ons nauwelijks. Kennelijk werpt onze geleidelijke acclimatisatie haar vruchten af.
Een zeventigtal monniken leidt hier een leven van meditatie en ascese. Eén van hen neemt ons onder zijn hoede en begeleidt ons door de belangrijkste vertrekken. Niet Tabo maar Dhankar is het oudste klooster van de vallei, zo beweert hij met grote stelligheid. Een krasse uitspraak, die buiten Dhankar weinig bijval geniet. Dat het klooster uit de 12e eeuw dateert – tweehonderd jaar jonger dus dan Tabo – wordt aannemelijker geacht.
Concrete aanwijzingen om hun boude aanspraak te staven hebben de monniken niet. Dat schrijven ze aan de vele plunderingen toe waar het klooster in de loop der tijden het slachtoffer van was. Zelfs de heilige boeken ontbreken. Veertig jaar geleden zijn ze in restauratie gegeven, maar nooit meer weergekeerd. Waar ze zich momenteel bevinden, weet niemand.
Een zeventigtal monniken leidt hier een leven van meditatie en ascese
Dat het klooster zeer oud is, zullen wij niet tegenspreken. Dat bleek beneden bij de ingang al. Niet meer dan twintig bezoekers tegelijkertijd, lazen we er op een bordje. Kwestie van de delicate structuren niet te zeer te belasten. Naar het platform op het dak klimmen om daar van het formidabele uitzicht te genieten mag zelfs met niet meer dan drie tegelijk.
Kortom, het verval lijkt niet te stuiten. Een hemelsbreed verschil met Tabo, waar kennelijk wel nog fondsen binnenstromen voor onderhoud en restauratie. Een hemelsbreed verschil ook met de 17e eeuw, toen Dhankar de zetel was van het lokale koningshuis. Van hieruit regeerden de Nono’s als feodale heersers over de hele Spitivallei. Zij waren het die de controle hadden over de landbouwgronden, zij waren het die recht spraken over hun onderdanen. Dat laatste deden ze met zulke buitensporige strengheid dat de Britten er korte metten mee maakten zodra ze er lucht van kregen.
|
Toch heeft het klooster van Dhankar ruimschoots voldoende in huis om de geïnteresseerde bezoeker te boeien. Er zijn de fresco’s die uit de 10e eeuw stammen – volgens de monniken althans, andere bronnen schrijven ze aan de 14e of de 15e eeuw toe. Er zijn de sierlijk bewerkte deuren, de rituele voorwerpen, de muziekinstrumenten.
Maar het zijn vooral de fraaie thangka’s die ons bekoren. Hoe frêle ook, ze lijken de tand des tijds beter doorstaan te hebben dan het klooster in zijn geheel. Rolschilderingen, zo noemt men ze ook, omdat ze zonder lijst op katoen of zijde geschilderd zijn, zodat ze opgerold kunnen worden.
Hoe frêle ook, de thangka’s lijken de tand des tijds beter doorstaan te hebben dan het klooster in zijn geheel
Dhankar – Dorp |
|
Thangka |
Als verf gebruikte men kleurpigmenten met als bindmiddel jakvet. Na het drogen levert dat een mengsel dat niet alleen watervast is, maar vooral ook elastisch – een essentiële eigenschap voor een schilderij dat je wil oprollen. Het craquelé van onze middeleeuwse schilderijen, dat kennen ze hier niet.
Voor reizende monniken kwamen dergelijke rolschilderingen goed van pas als didactisch hulpmiddel. Je kan ze overal meenemen om aan de hand van de symbolische voorstellingen de leer van het boeddhisme, welja, uit de doeken te doen.
Spitivallei |
|
|
Jaak Palmans
© 1995, 2020 | Versie 2021-10-25 11:08
Lees het vervolg in (4/5)
5) In 2017 werd een brug geslagen over deze meer dan driehonderd meter diepe kloof.