Een staatsgevaarlijke monnik
India | Anno 1995
Woensdag 19 juli | Dharamshala
Donderdag 20 juli | Dharamshala – Manali
Woensdag 19 juli | Dharamshala
Fluweelzacht is de hand die hij ons geeft, op het poezelige af. Een warme, innemende glimlach vult zijn gelaat, zijn indringende blik lijkt tot op de bodem van onze ziel te boren. Van een man die als staatsgevaarlijke separatist gebrandmerkt is, zou je dat niet meteen verwachten. Toch is het precies dat waar de Chinese overheid deze minzame monnik van beschuldigt.
Van een man die als staatsgevaarlijke separatist gebrandmerkt is, zou je dat niet meteen verwachten
Dat komt ervan als je geboren wordt als veertiende incarnatie van Avalokiteshvara, de bodhisattva van het mededogen. Want dan ga je als de dalai lama door het leven, de geestelijke leider van de gelugpa of de geelkappen, de boeddhistische school die het de afgelopen drie eeuwen in Tibet voor het zeggen had. Kortom, wat de paus is voor de katholieken, is deze man voor de Tibetanen. Maar de dalai lama resideert niet langer in Tibet, hij verblijft al vele tientallen jaren hier in Dharamshala, in het hoge noorden van India.
Aanschuiven voor de audiëntie bij de dalai lama |
|
|
Het heeft flink wat voeten in de aarde gehad en eigenlijk hadden we de hoop min of meer opgegeven. Maar plots kwam onze begeleider Anup ons dan toch het onverwachte fiat melden. Geen kwartier later stonden we klaar voor onze audiëntie, in het bonte gezelschap van devote Tibetaanse pelgrims en een handvol westerse rugzaktoeristen. Aanschuiven, wachten, formuliertje tekenen, tassen achterlaten, tot vier keer toe gefouilleerd worden, röntgencontrole. En daar stond hij dan, in levende lijve, de houder van de Nobelprijs voor de Vrede 1989.
Hij was niet eens vijf jaar oud, deze Lhamo Dhöndup, toen hem in 1940 de eer te beurt viel de belangrijkste lama van het Tibetaanse boeddhisme te worden. Voluit heet hij sedertdien Jetsün Jampä Ngawang Lobsang Yeshe Tenzin Gyatso, wat naar verluidt als Goede Heer, Zachtmoedige Glorie, Welbespraakte Meevoelende Geleerde Verdediger van het Geloof, Zee van Wijsheid vertaald mag worden. Die kwaliteiten zou hij hard nodig hebben, want er stonden hem woelige jaren te wachten.
Het moeten er duizenden geweest zijn, de doden die in de straten van Lhasa gevallen zijn
In oktober 1950 viel immers het Chinese leger Tibet binnen. Mao Zedong had nog maar net zijn Volksrepubliek China geproclameerd en wou terstond duidelijk maken dat ook Tibet erbij hoorde. Maar dat liep niet van een leien dakje. Een boeddhistische theocratie in een maoïstisch-communistisch keurslijf dwingen, daar kwam hommeles van. Het waren de krijgshaftige Khampa die in het oosten van Tibet het voortouw namen. Op 10 maart 1959 mondde dat verzet in een heuse opstand in Lhasa uit. Hoeveel doden er toen precies in de straten van de hoofdstad gevallen zijn, weet niemand, maar het moeten er duizenden geweest zijn.
Compositie van Himalaya, dalai lama en Potalapaleis (Lhasa)
Alleszins werd de grond de jonge dalai lama nu te heet onder de voeten. In de nacht van 17 maart vluchtte hij naar verluidt op een wit paard zuidwaarts met enkele familieleden, leermeesters, adviseurs en ministers in zijn kielzog. Zijn plan om in het klooster van Lhuntse een tijdelijke regering op te zetten moest hij al gauw laten varen, gezien de dreiging van het Chinese leger dat ondertussen Lhasa ingenomen had. Deels met de steun van CIA-agenten trok hij de bergen over. Veertien dagen later bevond hij zich in India. Zijn vaderland Tibet zou hij nooit meer betreden.
Dat president Jawaharlal Nehru de dalai lama politiek asiel in India zou verlenen, was zo vanzelfsprekend nog niet. Een verslechtering van de relaties met China kon hij missen als kiespijn. Het waren de Amerikanen die de weifelende president over de streep trokken. Dwight Eisenhower speelde immers zijn troefkaart uit – vierhonderd studiebeurzen voor Indiase ingenieurs. Op het eerste gezicht niets bijzonders, ware het niet dat het om opleidingen in de kernfysica ging. Dat was een aanbod dat Nehru onmogelijk kon afslaan. In 1960 mocht de dalai lama zich definitief in Dharamshala vestigen.
Dat veertien jaar later in de afgelegen woestijn van Rajasthan de eerste Indiase atoombom met succes tot ontploffing gebracht werd, hoeft niet te verbazen. Dat de Indiërs dit project met een knipoog naar deze voorgeschiedenis Smiling Buddha noemden, evenmin.
President Dwight Eisenhower speelde zijn troefkaart uit
Een eenvoudige boeddhistische monnik, niet meer, niet minder. Zo pleegt de dalai lama zichzelf nog steeds te omschrijven. Met een hartelijk gebaar stopt hij ons elk een rood touwtje toe, een bescheiden aandenken aan onze kortstondige ontmoeting en tegelijkertijd een teken van blijvende verbondenheid. ’s Middags smaakt ons de shahi mattar paneer – cottage cheese, yoghurt, erwten, cashewnoten – beter dan ooit.
McLeod Ganj |
|
|
In feite is McLeod Ganj de naam van de plek waar de dalai lama en zijn entourage indertijd neergestreken zijn. Een voorstad van Dharamshala is dat, maar dan wel vierhonderd meter hoger gelegen. Dat scheelt een flinke slok op de borrel. Dat merken we meteen als we naar Naddi klimmen, een uitzichtpunt op een hoogte van 1 900 m.
Wat een verschil met de machtige Himalaya die achter onze rug steil oprijst als een massieve muur die het Tibetaanse plateau stut
Het panorama is er overweldigend, met de heuvels die zachtjes naar de meer dan duizend meter lager gelegen vlakte aflopen. Zelfs het stuwmeer van Maharana Pratap Sagar, bijna veertig kilometer hiervandaan, kan je aan de verre horizon ontwaren. Met dank aan de middagzon, die de bewolking uiteengedreven heeft. Wat een verschil met de machtige Himalaya die achter onze rug steil oprijst als een massieve muur die het Tibetaanse plateau stut. Dat vermoeden we althans, want visueel blijven we voorlopig op onze honger – een dicht wolkendek heeft de imposante witte bergen in zijn greep.
De Tibetaanse invloed op McLeod Ganj is niet te miskennen. Verwijzingen naar Tibet zijn er schering en inslag, tot in de straatnamen toe. Het maakt van dit bergstadje een merkwaardig boeddhistisch eiland in een oceaan van hindoecultuur. Kloppend hart van het religieuze leven is het Tsuglagkhangcomplex, het kloosterdorp waar de dalai lama met zijn gevolg verblijft. De lokale versie van het Vaticaan dus.
Zo geef je te kennen dat je lichaam, je spraak en je geest zoals die van de Boeddha moeten worden
Chaktsal of prosternatieritueel |
|
Pelgrims bij de gebedsmolens |
Enkele pelgrims in traditionele klederdracht lopen langs de gebedsmolens en brengen ze aan het draaien. Dat heeft hetzelfde effect als gebeden prevelen. Want zolang de molens draaien, stijgen de gebeden ten hemel die op de trommel geschreven staan. Elders gaat een jonge monnik helemaal op in zijn prosternatie. Een traditioneel ritueel is dat, waarbij je telkens weer jezelf plat op de buik op de vloer werpt, overeind komt en vervolgens je handen boven je hoofd, ter hoogte van je keel en ter hoogte van je borst vouwt. Zo geef je te kennen dat je lichaam, je spraak en je geest zoals die van de Boeddha moeten worden.
Toch zal je hier vergeefs de authenticiteit van een Tibetaans klooster zoeken. Functionaliteit en veiligheid, dat is het wat deze betonnen architectuur tegenwoordig uitstraalt. Niet verwonderlijk, uiteraard, gezien de voorgeschiedenis.
Namgyalklooster |
|
|
In wijzerzin doorlopen we het complex. Zo hoort het, want anders zou het heiligdom zich aan onze onreine linkerzijde bevinden. In de oudere gebedszaal treffen we beelden aan van Avalokiteshvara en Padmasambhava. Eerstgenoemde kennen we reeds als bodhisattva van het mededogen. Zulke bodhisattva’s zijn typisch voor het Tibetaanse boeddhisme. Niet alleen streven ze zelf naar Verlichting, ze helpen ook anderen de Verlichting te bereiken. Je kan ze met de heiligen van het katholicisme vergelijken. Padmasambhava is dan weer de man die in de 8e eeuw het tantristisch boeddhisme in Tibet introduceerde. Wat Saint Patrick is voor Ierland, is Padmasambhava voor Tibet, maar dan een drietal eeuwen later.
Wat Saint Patrick is voor Ierland, is Padmasambhava voor Tibet, maar dan een drietal eeuwen later
Ook het Namgyalklooster is hier ondergebracht. Een dozijn monniken is er druk doende heilige teksten te citeren. Het huisklooster van de dalai lama is dit in feite. Eeuwenlang was het naast het Potalapaleis in Lhasa gevestigd, dicht bij de persoonlijke vertrekken van de dalai lama. Na diens vlucht in 1960 kreeg het klooster hier een nieuw leven. Ondertussen zijn ze met tweehonderd, de monniken die hier trachten de religieuze, artistieke en intellectuele tradities in hun juiste vorm te handhaven. Vooral in tijden van ballingschap is dat belangrijk. Voorwaar geen gemakkelijke klus. Pas na een opleiding van dertien jaar mag een monnik zich Meester van Soetra en Tantra van het Namgyalklooster noemen.
Dip Tse Choh Ling-klooster
Het kan aan ons liggen, maar de authentieke sfeer van het kleine Dip Tse Choh Ling-klooster spreekt ons meer aan. Een beetje verscholen tussen de bomen op de steile helling treffen we het kloostergebouw en de vertrekken van de monniken aan.
Dip Tse Choh Ling-klooster |
|
Dukhang of gebedszaal |
Ook hier zijn ze in de dukhang, de grote congreshal, met de nodige toewijding heilige teksten aan het reciteren. Buiten vindt net een voedselbedeling plaats, want boeddhistische monniken mogen zelf geen eten klaarmaken. Vaak leven ze van het voedsel dat ze krijgen.
|
Boeddhistische monniken mogen zelf geen eten klaarmaken. Vaak leven ze van het voedsel dat ze krijgen
Maar het zijn vier andere monniken wier bezigheid ons mateloos fascineert. Op hun knieën zitten ze op de rode kloostervloer, naarstig over een mandala gebogen. Met een dergelijk kunstwerk willen ze ons aan de vergankelijke natuur van de materiële dingen herinneren. Hun cirkelvormige creatie, ongeveer twee meter in doormeter, is immers volledig uit zandkorreltjes van uiteenlopende kleuren samengesteld en zal kort na zijn voltooiing vernietigd worden.
De mandala is volledig uit zandkorreltjes van uiteenlopende kleuren samengesteld en zal kort na zijn voltooiing vernietigd worden
Momenteel is het werkstuk voor pakweg vier vijfden klaar. Toch kunnen we op de rode vloer nog net de witte lijnen onderscheiden die het geometrisch grondpatroon van de voorstelling vormen. De gekleurde zandkorreltjes aanbrengen, dat gebeurt met behulp van kokervormige trechtertjes met een piepkleine opening. Voorzichtig kloppen de monniken met een stokje op het kokertje, zodat het fijne zand bijna korreltje voor korreltje op de juiste plek valt.
Zandmandala |
|
|
Al bij al mag je dit een vrij eenvoudige mandala noemen, met louter geometrische figuren en symbolische voorstellingen. Een vingeroefening voor beginnelingen als het ware – deze monniken zijn nog jong. Het duurt dan ook slechts een week voor ze ermee klaar zullen zijn. Zouden ze het Wiel van de Tijd in een zandmandala moeten verwerken, dan zou dat heel wat meer voeten in de aarde hebben. Want met zijn complexe meetkundige structuur en met de 722 godheden die elk hun individuele beeltenis moeten krijgen, is een monnikenteam vele weken zoet.
Complex of niet, de essentie van een zandmandala is zijn vergankelijkheid. Vrij snel na zijn voltooiing zal dit kunstwerk, hoe fraai ook, onherroepelijk vernietigd worden. Niet met de grove borstel zoals we in onze naïviteit verwachtten, maar met het gepaste ceremonieel. Eerst worden de lettergrepen voor de godheden in een specifieke volgorde verwijderd, dan pas volgt de rest. Alle zandkorreltjes worden netjes in een kruik verzameld die vervolgens in zijde wordt gewikkeld. Met die kruik trekken de monniken naar een rivier waar ze de inhoud aan de natuur teruggeven. Geen enkele zandkorrel zal dus ooit opnieuw in een mandala opduiken.
Donderdag 20 juli | Dharamshala – Manali
Achter ons in de verte wordt de witte vlek die Dharamshala heet steeds kleiner. Het regent lichtjes, gaandeweg zal dat in stortregen overgaan. Gelukkig zitten de koffers stevig verpakt onder een zeil op het dak van de bus. Onze bustocht zal ons een eind zuidoostwaarts door de weelderige Kangravallei voeren, om dan noordwaarts naar Manali te zwenken, de poort naar het hooggebergte. Onze verwachtingen zijn hooggespannen. Want Manali is een van de weinige plekken waarlangs je in het ruige Himalayagebergte kan binnendringen. Maar dan niet met de bus, wel met de jeep.
Manali is een van de weinige plekken waarlangs je in het ruige Himalayagebergte kan binnendringen
Om het Tibetaanse boeddhisme te leren kennen moet je in Tibet zijn. Dat lijkt zo klaar als een klontje. Toch is dat maar ten dele waar. In de jaren zestig, in het bijzonder ten tijde van de Culturele Revolutie, hebben de Chinezen in Tibet immers korte metten gemaakt met wat ze een feodale samenleving noemden. Het land werd van reactionaire krachten bevrijd en volgens marxistische principes gereorganiseerd – of de Tibetanen dat nu zelf wilden of niet.
Sedertdien is het land onherkenbaar veranderd. Meer dan zesduizend kloosters werden verwoest, meer dan een miljoen mensen lieten het leven, heilige schriften werden verbrand of als wc-papier gebruikt, monniken werden gedwongen hun habijt af te leggen en te huwen, voedsel geven aan monniken werd strikt verboden. Zelfs het loutere bezit van een fotootje van de dalai lama kan je er tegenwoordig duur te staan komen. Alsof dat niet volstond, werden Han-Chinezen massaal aangemoedigd om zich in Tibet te vestigen, kwestie van het etnisch overwicht van de Tibetanen in de regio te breken. Kortom, in Tibet heeft de eeuwenoude monastieke traditie zware klappen gekregen.
Klein Tibet, zo noemen ze Ladakh weleens. Voor een deel is dat aan... moslims te danken
Waar diezelfde boeddhistische traditie wel nog steeds in alle authenticiteit en in alle vrijheid beleden wordt, is in het bij uitstek hindoeïstische India. Meer bepaald in Ladakh, een vallei aan de bovenloop van de Indus, meer dan drieduizend meter boven de zeespiegel. Klein Tibet, zo noemen ze Ladakh weleens. Land en klimaat, volk en religie, cultuur en gebruiken lijken er immers sterk op die van Tibet. Voor een deel is dat aan... moslims te danken. Want toen islamitische veroveraars vanaf de 13e eeuw in de Indische vlakte de lakens gingen uitdelen, kregen ze het daar in Ladakh behoorlijk van op de heupen. In die mate, dat ze zich vrijwillig onder de hoede van hun sterke Tibetaanse buren plaatsten.
Binwarivier
De komende dagen zal dat boeddhistische Ladakh dus onze bestemming zijn. Maar voorlopig moeten we het nog met een stukje hindoeland stellen. Niet dat ons dat niet zou boeien. Integendeel, het landschap blijft fascineren, af en toe duiken er pareltjes van architectuur op. Zoals in Baijnath, waar de shikara, de hoge toren van de lokale tempel, meteen onze aandacht trekt.
Op het grasveldje voelen makaken zich thuis, vooral wijfjes met een of meer jongen
Baijnath |
|
Makaken |
Het tempelcomplex blijkt aan de razend populaire hindoegod Shiva gewijd te zijn. Van op een natuurlijk platform kijken de gebouwen al bijna acht eeuwen over een bocht in de Binwa uit, een modderbruine rivier die wit schuimend haar weg zoekt tussen rotsblokken van uiteenlopend formaat. Op het grasveldje voelen makaken zich thuis, vooral wijfjes met een of meer jongen.
Baijnath – Shivatempel
Dat de tempel er al sedert 1204 staat, zou je niet meteen zeggen. Zelfs een aardbeving in 1905 heeft er geen vat op gekregen, enkele restauraties niet te na gesproken. Nieuwsgierig betreden we het ommuurde complex. Op de shikara herkennen we een fraai medaillon met drie gezichten van heer Shiva.
Medaillon met drie gezichten van Shiva |
|
Visjnoe met echtgenote Lakshmi en rijdier Garoeda |
Onder een stenen baldakijn rust een stier, het gezicht naar de tempel gewend. Dat is Nandi, het rijdier van Shiva. Hondstrouw ligt hij hier al eeuwen te wachten tot zijn baasje buitenkomt. Vreemd genoeg heeft men het ooit nodig gevonden om er een tweede Nandi naast te plaatsen, rechtstaand ditmaal. Waarom dat zo is, is niet duidelijk.
Nandi, rijdier van Shiva |
|
Sadhoe |
Hondstrouw ligt stier Nandi al eeuwen te wachten tot zijn baasje heer Shiva buitenkomt
Een sadhoe groet ons vriendelijk als we de mandapa betreden, de hal waar eertijds de tempeldansen opgevoerd werden. Zo bereiken we het heiligdom. Daar pas wordt duidelijk waarom de tempel precies op deze plaats staat. Zoals steeds wordt Shiva er door een lingam voorgesteld, een fallusvormige zuil die de scheppingskracht van de populaire godheid verzinnebeeldt. Maar hier gaat het niet om een zuil die door mensenhanden vervaardigd is. Hier gaat het om een natuurlijke rots waarin je – met enige fantasie – een lingam kan herkennen. Met andere woorden, Shiva heeft zich hier zelf voor zijn volgelingen gemanifesteerd. Dat je daar dan een tempel rond bouwt, ligt voor de hand.
Shiva heeft zich hier zelf voor zijn volgelingen gemanifesteerd. Dat je daar dan een tempel rond bouwt, ligt voor de hand
Natuurlijke lingam (zwart) met witmarmeren yoni en zilveren cobra in beschermende houding
Rond de natuurlijke lingam herkennen we een marmeren yoni. Die stelt de vulva van de moedergodin Shakti voor, de bron van de vrouwelijke energie. De seksuele connotatie is duidelijk, hier wordt de goddelijke scheppende energie in al haar kracht voorgesteld. Boven dat alles rijst een prachtige zilveren cobra in een beschermende houding op. Telkens een priester op rituele wijze water over de lingam giet, wordt dat via de yoni en een gootje naar de zijkant van het heiligdom afgevoerd. Daar kunnen pelgrims, aan de buitenkant van het gebouw, dat heilig water opvangen.
* * * * *
Toeterend slingert onze bus zich nu eens klimmend, dan weer dalend over de uitlopers van de Dhauladhar, de Witte Bergen. Die maken deel uit van wat men hier de Kleine Himalaya noemt, pieken van vier‑ tot vijfduizend meter hoog die zich aan onze linkerkant in een dicht wolkendek schuilhouden.
Foothills, zo noemden de Britten deze heuvels, maar wij zouden eerder van bergen gewagen. Per slot van rekening gaat het om kanjers die vaak meer dan tweeduizend meter hoog reiken. Geologisch gezien vormen ze het allerjongste deel van het hooggebergte, meer bepaald de afval van de Kleine Himalaya. Hogerop botsen elk jaar de moessonregens tegen de hoge pieken en lossen er de laatste restanten van hun vracht. Water is hier dus in overvloed aanwezig, getuige het vele groen dat we rondom ons zien.
Wat wij hier als bergen waarnemen, zijn simpelweg Shiva’s haarlokken die losjes over de rand van het Tibetaans plateau hangen
Dhauladhar of Witte Bergen
Op zoek naar de vlakte heeft dat regenwater in de loop der tijden talloze dwarse valleien uitgesneden. Zo zijn de vele parallelle bergruggen ontstaan die op de Himalaya lijken aan te sluiten als biggen op een zeug. Britten plachten er in Victoriaanse tijden hun hill stations te vestigen om tijdelijk aan de broeierige hitte van de vlakte te ontsnappen. Darjeeling is daar wellicht het bekendste voorbeeld van.
Kangravallei
Indiërs daarentegen koesteren deze bergkammen al duizenden jaren lang als de Siwaliks, de haarlokken van Shiva. Want helemaal boven op het Tibetaanse plateau bevindt zich de Kailashberg. Dat is de plek waar heer Shiva verblijft, samen met zijn echtgenote Parvati. Wat wij hier als bergen waarnemen, zijn simpelweg Shiva’s haarlokken die losjes over de rand van het plateau hangen.
|
Met zoveel water in de buurt moet het in deze regio goed boeren zijn, zou je denken. Vergeet het maar, de ondergrond bestaat uit zandsteen en conglomeraten die slecht geconsolideerd zijn. Met andere woorden, regenwater sijpelt er meteen doorheen. Landbouwers kunnen er weinig mee aanvangen, enkele rijstterrassen op de hellingen niet te na gesproken. Dat leidt dan weer tot fotogenieke vergezichten als we geleidelijk uit de Kangravallei weg klimmen.
|
Een hoge pas brengt ons in de vallei van de Beas. Een naam die niet meteen een belletje doet rinkelen. Toch luidde deze rivier voor Alexander de Grote het begin van het einde in. Op de oever van deze rivier was het dat zijn manschappen in 326 v.Chr. aan het muiten sloegen. Het was stilaan welletjes geweest, vonden ze, ze waren nu ver genoeg van huis. Niet geheel ten onrechte overigens. In vogelvlucht bevonden ze zich vijfduizend kilometer van hun thuisland Macedonië. Dat ze die afstand te voet afgelegd hadden, is nauwelijks te bevatten.
Overstromingen zijn nooit ver weg, zo leert de ervaring, want de tempel staat helemaal op het randje
Mandi – Panchvaktratempel bij de monding van de Suketi Kadd in de Beas
De Beas wordt nu onze gangmaker. Als bron van leven hebben zulke grote rivieren in India iets sacraals over zich. Sommige, zoals de Ganges, worden zelfs heilige rivieren genoemd. Aan de samenloop van rivieren tref je weleens een heiligdom aan. Zoals in Mandi, waar de Panchvaktratempel over de plek uitkijkt waar de Suketi Kadd in de Beas vloeit. Overstromingen zijn nooit ver weg, zo leert de ervaring, want de tempel staat helemaal op het randje. Tijd om even een bezoekje brengen hebben we niet, verzucht Anup, want we hebben nog meer dan honderdvijftig kilometer voor de boeg.
Meedogenloos beuken de regens op de berghellingen en weken de aarde los. Grondverschuivingen en modderbeken zijn dan aan de orde van de dag
Beas |
|
|
Al valt dat aanvankelijk mee. De NH 211) blijkt in een veel betere staat dan verwacht, we schieten goed op. Ter hoogte van de stuwdam van Pandoh komt daar plots verandering in. De Beas maakt er een haakse bocht, de brede vallei wordt plots een smalle kloof. Als een fragiel lint kleeft de asfaltweg tegen de steile rotswand. Half zes is het ondertussen, de zon is achter de bergtoppen verdwenen, de valleibodem is in het halfduister ondergedompeld, het begint zachtjes te regenen. Na nog eens een haakse bocht noordwaarts nabij Larji wordt de kloof zo mogelijk nog smaller. Bulderend zoekt het modderbruine water van de Beas zich beneden een weg tussen de rotsen. De smalle asfaltweg wordt nauwelijks enige ruimte gegund2).
Beas
Maar dan opent de kloof zich tot een brede, vruchtbare vallei en duikt er hier en daar zelfs een dorp met veel groen en nogal wat akkerbouw op. De fameuze Kulluvallei is dit, een populaire toeristische pleisterplek. Indiërs komen hier graag de zomerse hitte van de vlakte ontvluchten. Je kan er trekkings in de Himalaya ondernemen, maar ook de vele pelgrimsoorden zijn er geliefd. Zowel hindoes, boeddhisten als sikhs vinden er hun gading. De vallei van de goden, zo noemen ze dit afgelegen gebied daarom.
Haar faam dankt de stad deels aan de beroemde kullusjaals, kleurrijke, met de hand geweven sjaals van de fijne, warme wol van het angorakonijn
Epicentrum van die bedrijvigheid is Kullu, met enkele honderdduizenden inwoners het belangrijkste hill station van de vallei. Haar faam dankt de stad deels aan de beroemde kullusjaals. In principe zijn dat kleurrijke, met de hand geweven sjaals van angorawol, de fijne, warme wol van het angorakonijn. Ben je naar een kwaliteitsvol product op zoek, dan tel je daar gauw tienduizend roepies voor neer, ongeveer tienduizend Belgische frank dus. Al kijk je best uit je doppen bij je aankoop. Voor je er erg in hebt, zit je met een industrieel namaakfabricaat van schapenwol of zelfs van jakwol opgescheept.
Nog een veertigtal kilometer is het nu tot Manali. De duisternis heeft de vallei volledig in haar greep. Straatverlichting, daar moet je hier niet op rekenen, zelfs niet in de dorpen. Omstreeks acht uur begint het te stortregenen. Niet verwonderlijk, in het moessonseizoen is dat dagelijkse kost. Meedogenloos beuken de regens op de berghellingen en weken de aarde los. Grondverschuivingen en modderbeken zijn dan aan de orde van de dag. Vaak is de weg onderbroken, overstroomd of gewoon weggespoeld. Kortom, een flauw voorproefje van wat ons de komende dagen te wachten staat. Even voor negen arriveren we in de stromende regen in Manali, zo’n 1 950 m boven de zeespiegel.
Jaak Palmans
© 1995, 2020 | Versie 2022-03-05 12:29
Lees het vervolg in (2/5)
1) In maart 2010 werd in India een nieuwe nummering van de wegen ingevoerd. Sedertdien is dit de NH 3.
2) In 2006 werd tussen Thalot en Aut een 2,8 km lange tunnel in gebruik genomen om deze strook te overbruggen.