Het dak van Borneo

Maleisië | Anno 2016

 

Dinsdag 5 april | Sukau – Kundasang

Woensdag 6 april | Kundasang – Kota Kinabalu

 

D:\DataReizen\Pacomaja\Ontwikkeling\53 Borneo\Bronversies\5305 (jpg) Kinabalu.jpg

 

Dinsdag 5 april | Sukau – Kundasang

Even na half tien laten we Sukau achter ons. Geen tien minuten later is het gedaan met het paradijselijke, quasi ongerepte regenwoud. Palmolieplantages schuiven aan het raam van de bus voorbij, de ene na de andere. Er lijkt geen einde aan te komen.

Als het op palmolie aankomt, spannen Maleisië en Indonesië de kroon. Samen zijn ze goed voor 87 % van de wereldproductie. De oliepalm werd in 1848 uit Afrika ingevoerd en bleek hier uitstekend te gedijen.

Varens en orchideeën groeien weelderig op de stammen van de oliepalmen. Puur natuur, niets aan de hand dus, zo lijkt het. Toch klopt dat niet. Voor de biodiversiteit is de monocultuur van een palmolieplantage fataal. Meer dan 80 % van de planten en tot 90 % van de zoogdieren, reptielen en vogels verdwijnen er. Hun biotoop raakt versnipperd, pesticiden en herbiciden vervuilen de rivieren.

Diep verscholen in een stukje ongerepte jungle, iets ten zuiden van onze route, liggen de grotten van Gomantong. Voorlopig weten ze nog aan ontbossing en plantagedrift te ontsnappen. Maar tijdsgebrek noopt ons die grotten links te laten liggen.

Jammer. Want het zijn niet zozeer de vertrouwde karstverschijnselen die deze grotten zo bijzonder maken, maar wel wat zich rond de gierzwaluwen afspeelt die deze grotten bevolken.

Hun nesten maken ze door hun kleverig speeksel tegen de rotswand te spuwen. Laag na laag bouwen ze zo een piepklein nestje uit, waar hun kroost – één tot vier kuikentjes – net voldoende plaats vindt. Het lijken wel kuipjes van kroepoek die tegen de rotswand kleven.

Vreemd genoeg worden die nestjes eetbaar geacht. Meer nog, in China en Zuidoost-Azië worden ze zelfs als een delicatesse beschouwd. Deze soort gierzwaluwen dankt er zelfs zijn naam aan – de eetbaar-nestsalanganen.

Kook je daar een bordje soep van, dan kost dat al gauw 25 euro

Tweemaal per jaar worden de vogelnestjes door de lokale bevolking geoogst. Gevaarlijk balancerend op bamboestokken, hoog tegen de rotswanden, wrikken ze de witte nestjes los. Een eerste maal gebeurt dat tussen februari en april, nog voor het eigenlijke broedseizoen. Die hardvochtige praktijk levert twee oogsten op. Want voor de onfortuinlijke salanganen zit er niets anders op dan opnieuw aan de slag te gaan om een nest te bouwen. Na het broedseizoen, zodra de jongen uitgevlogen zijn, worden de nestjes dan een tweede maal geoogst.

Ook de zwartnestsalanganen produceren eetbare nestjes, zij het van een iets minder verfijnde samenstelling. Hun speeksel durven ze immers met twijgjes en veertjes te vermengen, en zelfs met uitwerpselen. Niet meteen appetijtelijk, maar toch nog waardevol genoeg om te oogsten.

Wit nest of zwart nest, het maakt niet uit, de nestjes moeten zuiver gemaakt worden. Dat gebeurt heel zorgvuldig, met tandenborstel en pincet. Een arbeidsintensief proces is dat. De beste kwaliteit gaat voor enkele duizenden dollars per kilogram de deur uit. Kook je daar een bordje soep van, dan kost dat al gauw 25 euro.

Ruim een halfuur na ons vertrek in Sukau bereiken we de AH150, de vertrouwde Pan Borneo Highway, onder een vrij dichte bewolking.

Voor de biodiversiteit is de monocultuur van een palmolieplantage fataal

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3420y.jpg

Palmolieplantage

Palmolieplantages blijven ons uitentreuren vergezellen. Bij een pompstation annex baanrestaurant kunnen we ons over restanten van een oogst buigen. Heelder trossen met oranjerode en zwarte bessen liggen er over de grond verspreid. Zulke trossen groeien enkel aan de vrouwelijke versie van de oliepalm. De mannelijke versie moet het met bloemen stellen.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3415y.jpg

Trossen en bessen van oliepalm

Een tros kan gemakkelijk twintig kilogram wegen. De zwarte schil van de vruchten gebruiken ze voor zepen en kosmetische producten, de witte palmpit voor de eetbare oliën. Het oranje vruchtvlees wordt domweg verbrand – we herinneren ons de zwarte rook en de amechtige stank. In de shop giechelen enkele moslimmeisjes hun verlegenheid voor onze fototoestellen weg.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3421y.jpg

Shop langs de AH150

Half een is het als we in Telupid in de plastic stoeltjes van Restoran Loung-Loung achterover leunen. Eenvoudig maar smakelijk is hun keuken – varkensvlees in zoetzure saus, kip, vis, groenten, gekartelde frietjes, witte rijst, maïssoep, meloen.

Steeds hoger klimmen we nu, via een pokdalige asfaltweg barstensvol littekens van slordig oplapwerk. Bij zware regenval kunnen aardverschuivingen wel eens een probleem vormen op dit traject – de enige weg tussen Kota Kinabalu en het binnenland. Verkeer is er amper, soms stokt onze vaart achter een zware vrachtwagen die traag tegen de kronkelende hellingen omhoog kreunt.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3414y.jpg

Langhuis

Achter onze rug deemsteren de palmolieplantages weg, want op deze hoogte gedijen ze niet. Op de dichtbeboste hellingen en in de diepe dalen heeft de uitbundige natuur weer de overhand. Een grote verscheidenheid aan hoge bomen torent boven het groene bladerdak uit. Geregeld fonkelt de zon door de wolken. Enkel waar de vallei een beetje breder uitdeint, liggen er wat akkertjes op de oever van de rivier.

Het thuisgebied van de Kadazan-Dusun is dit, de stam van Erics vrouw. Heel af en toe duikt er wat lintbebouwing langs de weg op. Steevast word je dan geconfronteerd met een reclamepaneel voor een kerkgemeenschap – een katholieke of een anglicaanse.

Even na drie naderen we Ranau, ongeveer 500 m boven de zeespiegel. Een korte tankbeurt geeft ons de gelegenheid de benen te strekken. Rijstvelden omgeven het stadje, op de markt worden vooral groenten uit een gematigd klimaat aangeboden.

De naam Ranau doet in Australië nog steeds huiveren

Vreedzaam als de plek mag zijn, de naam Ranau doet in Australië nog steeds huiveren. Ooit was dit de eindbestemming van de beruchte dodenmarsen van Sandakan. Met het keren van de krijgskansen kregen de Japanners het in het begin van 1945 immers flink op hun heupen in Sandakan. Het krijgsgevangenenkamp lag er nogal dicht bij de kust, de geallieerden zouden wel eens op het idee kunnen komen om hun makkers te bevrijden – wat achteraf een correcte inschatting bleek.

In drie golven joegen de Japanners de krijgsgevangenen het binnenland in – 600 Britten en 1 800 Australiërs, zwaar beladen, ondervoed, verzwakt, vaak blootsvoets. Dwars door de jungle ging het, bijna 250 km ver tot in Ranau. Wie onderweg van uitputting neerzeeg, werd ter plaatse geëxecuteerd.

De balans was hallucinant. Niet meer dan zes krijgsgevangenen – één op vierhonderd – wisten deze hel te overleven door onderweg te ontsnappen, zo bleek achteraf. Dat ook 3 600 Javaanse dwangarbeiders bij deze dodenmars het leven inschoten, wordt wel eens onder de mat geveegd.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3427y.jpg

 

Steeds hoger klimmen we, er komt voorlopig geen einde aan. Het Nationaal Park van Mount Kinabalu is immers onze bestemming. Sedert 2000 maakt dat park deel uit van het werelderfgoed.

Het dak van Borneo, zo wordt de Kinabalu wel eens genoemd. Niet geheel ten onrechte, want met zijn 4 095 m is hij de hoogste berg van het eiland. En de op één na hoogste berg van Zuidoost-Azië – alleen de Hkakabo Razi in Myanmar doet daar nog een flinke schep van 1 800 m bovenop.

Een kale brok plutoniet is het, een stollingsgesteente dat diep onder het aardoppervlak gevormd is en door tektonische opheffing naar boven gestuwd wordt. Dat proces moet zo’n negen miljoen jaar geleden begonnen zijn en gaat nog steeds voort – elk jaar groeit de Kinabalu vijf millimeter.

Maar de piek is een beetje mensenschuw en laat zich vrij zelden zien

Maar de piek is een beetje mensenschuw en laat zich vrij zelden zien. Ook nu hebben wolken hem onwrikbaar in hun greep.

Geheel onverwacht brengt Sam even voor vier zijn bus in Pinausok tot stilstand ter hoogte van Mile 7. Rechts lijnen enkele kraampjes de weg af, links vertrekt een smal weggetje steil omhoog naar Celyn Resort Kinabalu, onze stek voor vannacht. Dat traject kan onze bus niet aan, daar is ze te log voor. Een kleinere bas persorian, een personenbusje, staat klaar om over te nemen, terwijl de bagage in een bas mini, een minibusje, verdwijnt.

Dat betekent afscheid nemen van Sam, Zek en Eric. Sandakan is the gateway to real Borneo wildlife, geeft Eric ons nog mee. Namens de dieren dankt hij ons voor ons bezoek in een bescheiden stukje straattheater. Eén voor één somt hij hun namen op, telkens gevolgd door een welgemeend Thank you.

Nog maar net vier uur is het als we met onze bas persorian koers zetten naar de ingang van het nationaal park. Bleke rook van enkele lokale brandjes vertroebelt het zicht boven de vallei. Toch zijn het vooral wolken die de Kinabalu aan het zicht onttrekken.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3486y.jpg

Kundasang

Op de hellingen zijn hier en daar terrassen aangelegd. Op een gemiddelde hoogte van 1 200 meter telen ze daar groenten en fruit die je niet meteen aan de evenaar zou verwachten – tomaten, wortelen, kool, andijvie, … De groentemarkt van Kundasang is dan ook wereldvermaard in Sabah en belendende percelen, en het stadje pakt daar graag mee uit – op beide ronde punten hebben ze een manshoge kool in beton geplant.

Naar de Kinabalu kom je in principe om dat reusachtig blok plutoniet te beklimmen. Je vertrekt dan aan Timpohon Gate op een hoogte van 1 866 m en klimt in één dag naar één van de slaaphutten op een hoogte van ongeveer 3 300 m. De volgende ochtend is het vroeg opstaan geblazen, want je hebt nog bijna 800 m stijgen voor de boeg. Uiteraard wil je zoals iedereen even voor zes uur in de ochtend van op de top van de Kinabalu de zonsopgang meemaken. Daarna keer je terug naar beneden – net zo vermoeiend als het klimmen, luidens kenners.

Maar het kan ook anders. Dat merken we als we de ingang van Kinabalu Park World Heritage Site betreden, 1 588 m boven de zeespiegel. De resultaten van de 28e internationale Climbathon zijn daar geëtaleerd. Een race naar de top is dat, van 1 866 m helemaal naar 4 095 m en dan terug. In 2014 was Collins Kipkorir Kimosop – een Keniaan, wat dacht u – iedereen te snel af. Amper 2 uur, 23 minuten en 33 seconden had hij nodig voor het traject van 23 km.

Zo hoog reikt onze ambitie niet – letterlijk noch figuurlijk. Het netwerk van wandelpaden aan de voet van de Kinabalu lijkt ons meer een kolfje naar onze hand. Via een houten trap leidt het Silau Silau Trail ons langs het gelijknamige riviertje het regenwoud in.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3446y.jpg

Nationaal Park van Mount Kinabalu

In een montaan regenwoud zoals dit valt alles wat kleiner uit. Langs de steile hellingen spoelen de broodnodige mineralen immers veel te snel weg. Boomkruinen reiken doorgaans niet meer dan tien meter hoog.

Dat geeft de kleintjes meer speelruimte. Al moet gezegd dat de reusachtige boomvarens die zich boven onze hoofden ontplooien, bezwaarlijk tot de kleintjes gerekend kunnen worden. Ook rododendrons groeien hier uit tot respectabele afmetingen. Bladmossen en korstmossen laven zich dan weer aan de wolken die als vochtige nevels tussen de bomen hangen.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3439s.jpg

Argiope of Sint-Andreaskruisspin

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3449y.jpg

Orchidee

Dieren zullen we vermoedelijk niet te zien krijgen. Toch kijken we meteen vreemd op van een argiope, ook wel eens een Sint-Andreaskruisspin genoemd. Een wijfje is het – de mannetjes zijn drie tot vier keer kleiner.

Over haar ragfijn, bijna onzichtbaar web heeft ze in witte zijde een zeer opvallend Sint-Andreaskruis geweven. Insecten zouden daardoor aangetrokken worden, omdat de witte zijde UV-licht reflecteert. Zelf ligt ze geduldig te wachten, met haar acht poten twee aan twee gebundeld in de vorm van een Sint-Andreaskruis, perfect gealigneerd op haar zijden kunstwerk.

Niet slecht voor een obligate parasiet zonder wortels, zonder stengels, zonder bladeren

Wat we ook niet te zien zullen krijgen, is de fameuze Rafflesia, de officiële bloem van de provincie Sabah. Negen tot twaalf maanden lang gaat ze als een zwarte bloemkool door het leven, iets dikker dan een tennisbal, om dan plots drie tot vijf dagen te bloeien. Knaagdieren steken daar nogal eens een stokje voor, want zo’n bloemkool lusten ze wel. Een Rafflesia zien bloeien is dan ook weinigen gegund. Jammer, want de vijf rode bloembladen met witte spikkels hebben een diameter van meer dan een meter. Niet slecht voor een obligate parasiet zonder wortels, zonder stengels, zonder bladeren – een parasiet dus die zonder zijn gastheer niet kan overleven. De geur van rottend vlees neem je er dan graag bij.

Geïmporteerde eucalyptussen doen het uitstekend op deze hellingen. Stukken schors zijn losgekomen en liggen nu onder de bomen bij te dragen tot de verzuring.

Een piepklein bloemetje op een lange steel zou de kleinste orchidee ter wereld zijn – podochilus is haar naam. Op bemoste boomstammen in montane regenwouden voelt ze zich goed thuis. Frêle juweelorchideeën deert het kennelijk niet dat ze op de bosbodem zo weinig zonlicht vangen.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3479y.jpg

Mesilau

Even voor half zes gaan we op zoek naar ons nachtverblijf. Dat is althans de bedoeling, maar onze bus lijkt er nu al de brui aan te geven – we hebben er ocharmen twintig minuten mee gereden. Pas na een tiental startpogingen geeft ze weer teken van leven.

Nog steeds verschuilt de Kinabalu zich achter de wolken. Toch lijkt de wind die nevelburcht steeds meer aan flarden te blazen. Vaalgrijze pieken geven zich voorzichtig van achter de wolken bloot. Dat ziet er veelbelovend uit, in Kundasang zetten we ons op de uitkijk. Dat loont, want omstreeks zes uur ligt de lange, gekartelde kam helemaal open. Vrij uitzonderlijk is dat.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3472y.jpg

Kundasang, Mount Kinabalu

Sneeuw valt er op de kale pieken niet te bespeuren – per slot van rekening bevinden we ons slechts 6° ten noorden van de evenaar. De ironie wil dat de hoogste van die pieken Low’s Peak genoemd wordt. Het was immers een zekere Hugh Low die in 1851 als eerste westerling deze piek wist te beklimmen.

De ironie wil dat de hoogste van die pieken Low’s Peak genoemd wordt

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3485y.jpg

Mount Kinabalu

Borneo mag dan wel grotendeels van het vulkanisme van de Ring of Fire gespaard blijven, bij aardbevingen deelt het wel eens in de klappen. Zo ook vorig jaar, op 5 juni 2015, toen een aardbeving met magnitude zes de omgeving van de Kinabalu trof. Achttien mensen verloren het leven, hoofdzakelijk toeristen en klimmers.

Niet alle wegen zijn sedertdien hersteld. Mesilau Nature Resort, 1 900 m hoog, net binnen het park, is nog steeds onbereikbaar. Daar zouden we oorspronkelijk de nacht doorbrengen.

Dus zetten we koers naar Celyn Resort Kinabalu in Kundasang. De klim is steil, de weg is smal en deels onverhard, maar stug vreet de bus zich zonder enige aarzeling drie kilometer lang naar boven. Zodra dit voertuig bereid gevonden wordt zich effectief in beweging te zetten, kan je er blijkbaar op rekenen.

Van op een hoogte van ruim 1 200 m kijkt het hotel over een magistraal decor uit. In de verte domineert de Kinabalu de wijde omgeving. Het wolkengordijntje rond zijn piek heeft hij terug dichtgeschoven.

Toch kraakt er nog iets onder onze voeten – jammer, dat moet één van die kevers geweest zijn

We dragen de groene kevers netjes de douche uit, jagen de grote mot de hort op en douchen onder het goedkeurend oog van een gekko. Toch kraakt er nog iets onder onze voeten – jammer, dat moet één van die kevers geweest zijn, god weet waar hij toch nog vandaan kwam.

Drie tafels met dampende steamboat staan ons in het restaurant op te wachten. Een halalrestaurant, wel te verstaan. In een halfbakken commercieel compromis mag je er wel alcohol kopen, maar niet consumeren – dat moet aan de tafeltjes buiten het restaurant gebeuren. Eten moet dan weer binnen aan tafel gebeuren, want met die dampende steamboot ga je niet zo maar even rondzeulen. Dus wordt er af en aan gependeld, tussen de hapjes binnen en de slokjes buiten.

Top

Woensdag 6 april | Kundasang – Kota Kinabalu

Zwaluwen gieren pijlsnel dwars door de halalontbijtzaal – door het ene raam naar binnen, door het andere naar buiten. Nog steeds is de Kinabalu in een dicht wolkendek gehuld.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3498y.jpg

Kundasang – Terrassen

Honderd kilometer Pan Borneo Highway scheiden ons van Kota Kinabalu, onze eindbestemming. Maar eerst hebben we ter plaatse nog een en ander voor de boeg. De groentemarkt van Kundasang bijvoorbeeld. Tientallen kraampjes staan er. Vrijwel alle verkopen ze identiek dezelfde producten: tomaten, wortelen, kool, andijvie, aardbeien, frambozen, broccoli, paprika, chili, … Alles netjes in bakjes verpakt en met een cellofaantje er over. Maar ook mango’s liggen er, bananen, avocado’s, djamboes, pitaja’s, granaatappels, meloenen, ananas, …

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3493y.jpg

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3491y.jpg

De groentemarkt van Kundasang is dan ook wereldvermaard in Sabah en belendende percelen

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3488y.jpg

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3489y.jpg

 

Traag klimmen we achter een palmolietankwagen naar het nationaal park. De lucht is grotendeels bewolkt, toch liggen de meeste heuvels en valleien in de zon, op de kam van de Kinabalu na. Grijsblauw rijzen zijn steile hellingen tot in de wolken, hier en daar onderbroken door bleke kwartslagen.

Een meer dan verdienstelijke poging om alle planten die op de hellingen van de Kinabalu groeien, op één plek bijeen te brengen

Even na tien staan we voor de botanische tuin. Een meer dan verdienstelijke poging is dit om alle planten die op de hellingen van de Kinabalu groeien, op één plek bijeen te brengen. Want als een plant zich op een hoogte van 3 000 m goed in haar sas voelt, is dat niet noodzakelijk ook zo op 1 600 m.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3513y.jpg

Orchidee

Orchideeën zijn er alvast bij de vleet, mossen en varens ook. Bloemen blijken hier doorgaans nogal klein te zijn, en vaak groen. Niet geneigd om op te vallen dus.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3531y.jpg

Juweelorchidee

Halfweg op een boomstam voelen orchideeën zich goed thuis. Ze krijgen dan niet te veel en niet te weinig water, en zitten doorgaans goed beschermd tegen windstoten en regen. Maar niet alle orchideeën zijn epifyten. Sommige – zoals de juweelorchidee – groeien op de begane grond.

Typisch voor orchideeën zijn de zes bloemblaadjes, waarvan er eentje zich tot een platformpje uitvergroot heeft. Zo krijg je de kenmerkende symmetrische vorm met vijf blaadjes.

Op dat platformpje landen insecten, aangetrokken door specifieke vormen, kleuren of geuren. Hopelijk nemen ze dan wat stuifmeel mee en zetten ze dat af op de stamper van weer een andere orchidee. Maar ook dan is succes niet gegarandeerd. Want de wind moet de zaadjes in een omgeving droppen waar een bepaald type schimmels aanwezig is, anders kiemen ze niet. Een bekend verhaal, maar het blijft fascineren.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3515y.jpg

Gemberbloem

Minder bekend is het verhaal waarom bananen krom zijn – een zwaarwichtig probleem dat geregeld onze nachtrust geregeld verstoort. Een bananenboom met een fraaie bloem helpt ons een tip van deze sluier te lichten. Om te beginnen is deze boom geen boom en deze bloem geen bloem. Een plant met een schijnstam van over elkaar liggende bladstelen is het, met bovenaan een schijnbloem die opwaarts groeit.

Om te beginnen is deze boom geen boom en deze bloem geen bloem

Als we de buitenste schil van die schijnbloem zouden afpellen, dan zouden we de minuscule vruchtbeginsels zien van de echte bloemen van de banaan. Uit elk vruchtbeginsel groeit een banaan, aanvankelijk piepklein. Ook onder de tweede schil groeien vruchtbeginsels. Naarmate de bananen voller worden, gaat de tak onder al dat gewicht doorzakken. Maar de bananen houden van de zon en haar stralen, en richten zich daarom naar boven – vandaar hun gewelfd voorkomen.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3528s.jpg

Kobaltniltava

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3510y.jpg

Vleesetende planten, een mens zou er visioenen van krijgen – menselijke ledematen die nog net uit een boosaardig stuk cellulose steken, bevolken menig stripverhaal. Maar in de praktijk blijkt dat nogal mee te vallen. Want al bij al zijn ze minuscuul, de bekertjes waarmee deze planten er in slagen insecten en spinnen te verschalken.

Menselijke ledematen die nog net uit een boosaardig stuk cellulose steken, bevolken menig stripverhaal

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3561y.jpg

Vleesetende plant

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3582y.jpg

 

Die bekertjes hebben zich uit de hoofdnerf van een blad gevormd. Aangetrokken door de geur die de plant verspreidt, laten insecten zich ertoe verleiden op de rand van de beker neer te strijken. Wagen ze zich op de gladde binnenwand, dan glijden ze onherroepelijk het water in, op de bodem van de beker. Tot groot jolijt van wormpjes die daar op hun volgend hapje zaten te wachten. Pas als deze wormpjes zich ontlasten, wordt de kring gesloten, want dan komen de mineralen vrij die de vleesetende plant zelf nodig heeft. Een klep boven de beker zorgt er voor dat er net voldoende water in de beker staat – niet te weinig, maar zeker ook niet te veel. Want in een regenwoud kan er nogal wat water uit de hemel vallen.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3568s.jpg

'Bisschopsstaf' van varen in wording

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3538s.jpg

Libel

Van orchideeën zijn er dubbel zoveel soorten als van vogels. Maar die verscheidenheid belet niet dat er peperdure exemplaren tussen zitten. De paphiopedilum rothschildianum, het venusschoentje van Rothschild, is daar een goed voorbeeld van. Op de zwarte markt zou deze orchidee vijfduizend dollar waard zijn. De duurste ter wereld, naar verluidt – en dat willen we best geloven.

De duurste orchidee ter wereld, naar verluidt – en dat willen we best geloven

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\Werkmap\BORN3553x.jpg

Venus-schoentje van Rothschild

Toegegeven, een fraai stukje natuur is het, met haar chic streepjesmotief van bordeaux en zijdegeel. Maar wat haar uniek maakt, zijn de twee lange bloemblaadjes die ze horizontaal uitstrekt. De Sumazau-orchidee wordt ze daarom ook wel eens genoemd, naar een populaire traditionele dans in Sabah, waarbij de danseres met zijdelings gestrekte armen golvende bewegingen maakt.

Maar er is meer nodig dan een fraai uiterlijk, vooraleer je meer afdokt voor een ons orchidee dan voor een ons goud. Zo vind je dit venusschoentje nergens anders dan op de hellingen van de Kinabalu, meer bepaald op een hoogte tussen 500 en 1 200 m. Bovendien duurt het vijftien jaar vooraleer ze tot bloei komt en… is de handel in deze orchidee illegaal.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3586y.jpg

 

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3641s.jpg

Cocon van zangcicade

Stengels van varens blijken soms op een spiraalvormige krul te eindigen – het lijkt wel een bisschopsstaf. Een blad in wording is dat, spoedig zal het zich tot een nieuw groen blad ontvouwen.

Met hun stevige stengeltjes kunnen ze tot zestig centimeter hoog worden – lang niet onaardig voor een mos

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3591y.jpg

Reuzenmos (Dawsonia longifolia)

Vreemde takjes met groene dennennaalden groeien op de bosbodem. Dat is maar schijn. Dit zijn geen takjes, dit is een reuzenmos, meer bepaald Dawsonia longifolia. Met hun stevige stengeltjes kunnen ze tot zestig centimeter hoog worden – lang niet onaardig voor een mos.

Enkel in de montane regenwouden van Borneo kan je de kinabalukitta aantreffen

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3614y.jpg

Kinabalukitta

Hoog op een tak is een kinabalukitta driftig in de weer met een taai stukje voedsel. Enkel in de montane regenwouden van Borneo kan je deze groene ekster aantreffen. Een geduchte rover is het, de brutale vlerk schroomt zich niet om kuikentjes uit andermans nest weg te plukken en aan zijn eigen jongen te voederen.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3608y.jpg

Wandelende tak

We zakken af naar het Balsam Buffet Restaurant, net onder het parkhoofdkwartier. Daar hebben ze een buffetlunch klaarstaan. Kennelijk wordt er nogal wat gefrituurd, maar het smaakt. Ook enkele Nederlandse expats schuiven aan. In Brunei zijn ze beroepshalve in de olie-industrie aan de slag.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3592y.jpg

Orchidee als epifyt

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\2016-03-26 Borneo\18 Mt Kinabalu\BORN3653s.jpg

Zwammen

Even na twee zetten we de rit naar Kota Kinabalu in. Zoals Kundasang pakt ook Nabalu graag uit met zijn overdekte markt. Gematigde groenten zijn er te kust en te keur, aangevuld met de obligate toeristenprullaria. Alleen maar meer van hetzelfde, zo blijkt. Met dien verstande dat de markt buitensporig weinig volk weet te lokken – er zijn ongeveer tienmaal zoveel kraampjes als bezoekers.

Ter hoogte van Tamparuli bollen we de kustvlakte in en laten we het bergland definitief achter ons. Even voor half vijf wordt de cirkel gesloten – we strijken weerom neer in Kota Kinabalu, de hoofdstad van Sabah.

Top

Jaak Palmans
© 2016, 2017 | Versie 2021-11-06 13:32