English version

Liever de jungle dan de zoo

DDR | Anno 1985

 

 

D:\DataReizen\Pacomaja\Ontwikkeling\001 DDR\Bronversies\0011 (jpg) DDR.jpg

 

Ik begrijp het niet. De ober blijft maar naar het midden van de zaal wijzen, maar daar is geen lege tafel te bespeuren. Nochtans hadden we een tafel voor twee gereserveerd. Lichtjes geërgerd over zoveel onbegrip gaat de kelner ons dan maar voor. Aan een ronde tafel met vier stoelen zit een ouder koppel, zestigers waarschijnlijk. De andere twee stoelen zijn voor ons bestemd.

Een beetje verrassend, dat wel, maar tegelijkertijd een buitenkans. Zowat een week toeren we nu door de Deutsche Demokratische Republik. Alles en nog wat is hier aan regeltjes onderworpen, tot in het absurde toe. We kunnen er geen touw aan vastknopen, een beetje inzicht zou welkom zijn. Een leuke babbel met Oost-Duitsers staat daarom hoog op ons verlanglijstje, maar verder dan het uitwisselen van enkele beleefdheden zijn we nog niet gekomen. En nu wordt een uitvoerige conversatie ons zomaar in de schoot geworpen.

Meer dan het obligate Wir sind von Belgien hebben we niet nodig om het ijs te breken. Gretig engageren onze tafelgenoten zich in de conversatie. Een boeiend gesprek ontspint zich, de maaltijd op zich lijkt bijzaak geworden te zijn. Klaus en Irina1) zijn uit Döbeln afkomstig, zo blijkt. Een stadje in het hart van Sachsen is dat, iets ten noordwesten van Dresden. Eén dochter hebben ze, Christine. En nu zijn ze enkele dagen in Erfurt met vakantie. In het buitenland op vakantie gaan zit er voor DDR-burgers niet in. Voor hen zijn de grenzen van de DDR hermetisch dicht.

Voor DDR-burgers zijn de grenzen van de DDR hermetisch dicht

Klaus is geboren en getogen in Sachsen. Irina daarentegen komt uit Königsberg in het voormalige Oost-Pruisen, waar Frederik I zich in 1701 tot eerste koning in Pruisen kroonde. Een symboolstad is dat, Hitler wilde haar tot elke prijs behouden. Maar Stalin dacht daar anders over. Na drie maanden van grimmige gevechten nam het Rode Leger op 9 april 1945 de stad in. Königsberg werd Kaliningrad en de Duitsers die het inferno overleefd hadden, konden ophoepelen. En zo trok Irina – zoals zovele Duitse burgers – in 1945 te voet naar de puinhoop die van Duitsland overbleef. Hallucinant moet dat geweest zijn, een pure nachtmerrie, om als weerloze, gehate Duitse dwars door het zwaar gehavende Polen te trekken.

Irina wordt er ongemakkelijk van, we schakelen op het heden over. Honderduit praten we over ons wedervaren gedurende de afgelopen dagen – een mengelmoes van verrassende, hilarische, onbegrijpelijke, soms zelfs beklemmende ervaringen. Neem nu het radiotoestel op onze hotelkamer. Een saaie boel, die Oost-Duitse radiozenders. Bij aankomst stemden we dan ook meteen op een West-Duitse zender af. Hier in het zuidwesten van de DDR heb je immers keuze te over wat westerse zenders betreft. Maar ‘s morgens na de poetsbeurt van de kamermeisjes staat het toestel steevast op een DDR-zender afgestemd.

‘s Morgens na de poetsbeurt van de kamermeisjes staat het radiotoestel steevast op een saaie DDR-zender afgestemd

Of neem onze aankomst gisteren in Erfurt. Een stadsplan hadden we nog niet te pakken gekregen, het was even zoeken om de weg naar Hotel Erfurt te vinden. Even de weg gevraagd aan een koppel met kind. Meteen bleek dat het eigenlijk doodsimpel was. Toch stond de man er op om met ons mee te rijden en ons de juiste weg naar het hotel te tonen. Vrouw en kind hadden daar geen bezwaar tegen. Zoveel behulpzaamheid vind je bij ons niet meer.

En dan het onthaal enkele dagen geleden in Hotel Bellevue in Dresden. De piccolo die ons naar onze kamer begeleidde, moest het met een fooi van één schamele Mark stellen. Meer had ik niet binnen handbereik. Toch behandelde hij ons nadien alsof ik de keizer van China was. We gingen hem zelfs het Knipmes noemen – zo vaak boog hij als we in zijn buurt kwamen.

Hoe meer we vertellen, des te meer zitten onze tafelgenoten te gniffelen. Het was die man van dat koppeltje er helemaal niet om te doen behulpzaam te zijn, grinnikt Klaus. In een land waar uitsluitend Trabantjes en Wartburgs rondrijden, is het een buitenkans om heel eventjes in een chique Japanse auto te mogen zitten.

Als Oost-Duitser mijd je Westerse toeristen best, want anders kan je je flink in nesten werken

En dan die radio. Naar westerse zenders luisteren is strafbaar in de DDR. Voor westerse toeristen wil men wel een oogje dichtknijpen, maar de kamermeisjes hebben ongetwijfeld de opdracht om onze radio op het rechte pad te houden. En een gesprek aanknopen met Oost-Duitsers is voor een buitenlander inderdaad zeer moeilijk. Als Oost-Duitser mijd je Westerse toeristen best, want anders kan je je flink in nesten werken. Tenzij het ver van de openbaarheid gebeurt. Of het lot je samen aan één tafel brengt, zoals hier, grijnst hij.

Klaus verdient de kost in een bedrijf waar ze stukken zeep produceren. Na al die jaren heeft hij het er tot ploegbaas geschopt. Toch klust hij elke avond nog wat bij. In feite houdt hij er twee jobs op na. Met één job kan je weliswaar overleven in de DDR, maar daar blijft het dan ook bij. Jezelf eens verwennen met iets leuks zit er niet in. De betere producten uit het buitenland kan je immers niet betalen, je moet het met de rommel stellen die in de DDR geproduceerd wordt. Om maar wat te noemen – de chocolade die ze hier in de winkels verkopen, smaakt naar zand.

Met zijn twee jobs brengt Klaus net voldoende geld in het laatje om zijn gezin dat ietsje meer te gunnen. Bijvoorbeeld chocolade die niet naar zand smaakt. Of cosmetische producten waar dochter Christine dol op is. Ze kunnen zich zelfs een kort verblijf in dit prachtige hotel veroorloven. Hotel Erfurt behoort immers tot de keten van exclusieve Interhotels waarin westerse toeristen ondergebracht worden. Glunderend beaamt Irina zijn woorden. Even doen we er het zwijgen toe, want hun enthousiasme over Hotel Erfurt kunnen we niet echt bijtreden.

Let wel, gaat Klaus verder, de producten van de Intershops zijn voor hem nog steeds te hoog gegrepen. Daar vind je authentieke westerse producten. Uitstekende kwaliteit, maar je moet er met westerse valuta betalen. Daarom sloofde die piccolo in Dresden zich zo voor ons uit – West-Duitse Marken zijn hier van onschatbare waarde, zelfs als dat niet meer dan een muntstukje van één Mark is.

Gaandeweg zijn de gasten aan zowat alle tafeltjes rondom ons onopvallend maar gretig de oren gaan spitsen. Irina wordt er zenuwachtig van – je weet nooit wie meeluistert. Het zal nog vele jaren duren vooraleer in het westen bekend wordt dat bijna één op honderd DDR-burgers Inoffizieller Mitarbeiter van het Ministerium für Staatssicherheit zijn. Verklikkers dus, die over het doen en laten van hun vrienden, hun buren, hun familieleden, zelfs hun partner verslag uitbrengen bij de alomtegenwoordige Stasi.

Verklikkers brengen over het doen en laten van hun vrienden, hun buren, hun familieleden, zelfs hun partner verslag uit bij de alomtegenwoordige Stasi

Laat ons het gesprek op onze kamer voortzetten, stelt Klaus samenzweerderig op fluistertoon voor. Zo gezegd, zo gedaan. Klaus en Irina verlaten de tafel, pas een tiental minuten later doen wij hetzelfde.

 

* * * * *

 

Gauw haal ik in de auto de fles witte wijn op die we toevallig vorige week in Tsjechoslowakije op de kop tikten. Een beetje riskant, want we hebben er geen idee van wat voor bocht in die fles zit. Ook een Europese wegenkaart scharrel ik mee. Van het Ierse Limerick tot het Sovjet-Russische Kiev reikt ze. In de praktijk kan je met een kaart op die schaal weinig aanvangen – tenzij je aan iemand uit Döbeln wil uitleggen waar het Belgische Maaseik precies ligt.

Het onthaal op de kamer is meer dan hartelijk. Razend enthousiast is Klaus over de fles wijn. Kent hij de wijn dan? Is het goede wijn? Neen, de wijn kent hij niet, maar als de fles uit het buitenland komt, dan kan het niet anders dan dat de wijn beter is dan wat ze in de DDR te bieden hebben.

Op de zware, gietijzeren radiator onder het raam liggen een tiental vaalgroene perziken op een houten plank te drogen. Nog zo’n buitenkansje, aldus Klaus. Evident is het immers niet om in de DDR zulke mooie perziken op de kop te tikken. Dat de gekneusde, onrijpe vruchten vol bruine plekken staan, lijkt hem niet te deren.

Als ik de Europakaart openvouw om te tonen waar wij vandaan komen, staat Klaus perplex. Dit heeft hij nog nooit gezien. Hij diept zijn eigen wegenkaart op. Steden en wegen staan er netjes in kleuren op weergegeven, maar eens voorbij de grens wordt alles plots wit. Alsof de DDR geen buitenland heeft.

Eens voorbij de grens wordt alles wit op de kaart. Alsof de DDR geen buitenland heeft

De zeep die ze in zijn bedrijf maken, is niet van al te beste kwaliteit, geeft Klaus toe. Ze voelt wat zanderig aan – dat heeft zeep dus met chocolade gemeen. Maar sinds kort slagen ze er wel in om de fraaie, glimmende verpakkingen na te maken die in het westen gangbaar zijn. Een knappe prestatie, nietwaar. Fier toont hij ons een verpakt zeepje en vraagt onze mening over de wikkel. Echt onder de indruk zijn we niet. Een verpakking zoals ze bij ons met tientallen in de winkel liggen.

Het probleem is echter dat je deze gladde wikkels onmogelijk met Oost-Duitse lijm kan dichtkleven. De lijm laat los en de wikkels gaan open staan. West-Duitse lijm invoeren en zo erkennen dat een westers product beter zou zijn dan zijn Oost-Duitse tegenhanger, is uiteraard ondenkbaar. Dus gaat de productie haar gewone gangetje. De wikkels worden met Oost-Duitse lijm dichtgekleefd en de zeep wordt kant-en-klaar in dozen verpakt. Vervolgens vinden de dozen hun weg naar een klein kamertje, waar ze in het grootste geheim uitgepakt worden. Met een borsteltje wordt stiekem geïmporteerde West-Duitse lijm manueel tussen de Oost-Duitse wikkels gestreken, de dozen worden opnieuw gesloten en verzendklaar gemaakt. Op die manier kan een bedrijf nooit renderen, besluit Klaus. Maar dat geeft niet, want de staat dekt de verliezen.

Wat ons verbaast, is het feit dat er in de DDR geen zwarte markt voor deviezen is. In Praag konden we geen vijftig stappen zetten zonder door iemand aangesproken te worden om geld te wisselen. In de DDR heeft letterlijk niemand ons benaderd. Als Oost-Duitsers dan toch zo verzot zijn op westerse valuta, waarom is er dan geen zwarte markt? Die is er wel, antwoordt Klaus beslist. Maar niemand zal ooit in het openbaar geld durven te wisselen. De pakkans is veel te groot, de Stasi heeft overal spionnen. Geld wisselen moet discreet gebeuren, op een plek waar niemand je kan betrappen. Officieel is de koers één Ostmark voor één Westmark. Maar op de zwarte markt dok je vijf Ostmark af voor één Westmark.

Laat op de avond nemen we afscheid. Uit sympathie stellen we voor om twintig West-Duitse mark om te zetten tegen de officiële koers – één tegen één dus. Daar wil Klaus niet van weten, zijn fierheid zit hem in de weg. Maar Irina is verrukt. Ze aarzelt geen seconde en weet hem te overtuigen het aanbod toch te aanvaarden.

Als ze de schotels komen ophalen, vragen ze zelfs “Hat’s Ihnen geschmeckt”?

Nog een laatste vraag intrigeert ons. Wat maakt dit hotel zo aantrekkelijk voor een Oost-Duitser? De ruime en propere kamers, is het antwoord, de kwaliteit van het eten en vooral de vriendelijkheid van het personeel. Ga maar eens in de cafetaria van het station aan de overkant van de straat eten, meesmuilt Klaus. Daar zullen ze je borden brutaal op je tafel kwakken. Hier gaat het er heel anders aan toe. Vriendelijk en attent zijn ze. Als ze de schotels komen ophalen, vragen ze zelfs Hat’s Ihnen geschmeckt?

 

* * * * *

 

Na het ontbijt neem ik de proef op de som. Ik loop de verdieping af tot ik de kamer vind waar de kamermeisjes aan de slag zijn, ga ongevraagd de kamer binnen en doe meteen de deur achter mij dicht.

Wollen Sie tauschen?

Wieviel? is het enige wat ze willen weten. Ze zijn niet eens boos of verbaasd over mijn brutale demarche.

Zehn Mark. Eigenlijk hebben we niets nodig, maar nu kan ik niet meer terug.

Welchen Kurs?

Eins zu vier. Ik ben mild. Met dat Oost-Duits geld kunnen we toch niet veel aanvangen.

Einverstanden. Ze zijn in hun nopjes over de gunstige koers.

Geen twintig seconden heeft de conversatie geduurd. Klaus had het bij het rechte eind. Als discretie gegarandeerd is, is alles mogelijk.

 

* * * * *

 

De komende dagen zullen we Erfurt en omgeving verkennen – het Eisenach van Bach, het Weimar van Goethe en Schiller, het Buchenwald van de nazi’s. Zaterdag zullen we dan naar Oost-Berlijn afzakken. Het Museumsinsel willen we er bezoeken, over Unter den Linden willen we flaneren, de Brandenburger Tor willen we gezien hebben. Om ons dan tegen het vallen van de avond veilig in West-Berlijn terug te trekken.

De aanwezigheid van NSW-burgers zoals wij op het grondgebied van de DDR houdt volgens de overheid een reëel gevaar in

Althans, dat is ons plan. Gaandeweg is het ons echter beginnen te dagen dat de realiteit weleens iets complexer zou kunnen zijn. Wij zijn immers NSW-Residenten, burgers uit het Nichtsozialistisches Wirtschaftsgebiet. Dat zijn staten die – overigens volkomen ten onrechte – belangrijke socialistische principes zoals een centraal geleide planeconomie en de volkseigendom van de productiemiddelen aan hun laars lappen. De aanwezigheid van NSW-burgers op het grondgebied van de DDR houdt dus een reëel gevaar in. De zuiverheid van de socialistische leer zou weleens aangetast kunnen worden. De Oost-Duitse overheid ziet het dan ook als haar plicht haar bevolking in bescherming te nemen tegen dat schorremorrie uit het NSW.

Met sommige van die voorschriften hebben we al kennis kunnen maken. Zo hoorden we tijdens onze verplaatsing van Dresden naar Erfurt uitsluitend van Transitstraßen gebruik te maken. Dresden en Erfurt zijn immers geen aanpalende Bezirke. De tussenliggende Bezirke, daar mochten we ons niet ophouden, daar mochten we alleen doorheen rijden. Stoppen op een Transitstraße is in geen geval toegelaten – ook niet als je pech hebt. Afstappen in een Raststätte is helemaal uit den boze.

We zijn best bereid alle mogelijke regels na te leven – hoe absurd ook. De vraag is welke die regels zijn

Het zou dus weleens kunnen dat er voor ons bezoekje aan Oost-Berlijn enkele bureaucratische addertjes in het gras zitten. We zijn best bereid alle mogelijke regels na te leven – hoe absurd ook. De vraag is welke die regels zijn.

Ongetwijfeld weten ze daar in het hotel het fijne van. Wat ons te doen staat als we een dag in Oost-Berlijn willen doorbrengen vooraleer naar West-Berlijn door te reizen, vraag ik de receptionist. Dat is al meteen een flater. Elke Oost-Duitser zal immers hard zijn best doen om zich diep gekrenkt te tonen als je zijn hoofdstad Oost-Berlijn noemt. Althans als je dat in het openbaar doet, waar anderen kunnen meeluisteren. Berlin – Hauptstad der DDR, dat is de correcte benaming.

Een Aufenthaltsberechtigung für Berlin – Hauptstad der DDR, dat is het wat we nodig hebben, zo blijkt. Een soort toestemming is dat, waarmee we ons een dag lang in de hoofdstad mogen vertonen. Let wel, ter plaatse overnachten is dan uitgesloten, daar heb je een ander document voor nodig. Voor middernacht moeten we dus onze biezen pakken.

Waar kan je zulke Aufenthaltsberechtigung verkrijgen? Bij de Volkspolizei. Maar Hotel Erfurt rekent het tot zijn standaard dienstverlening om het nodige papierwerk op zich te nemen. Slechts vijf Mark per persoon rekent de overheid ons daarvoor aan. West-Duitse Mark, wel te verstaan, want ook de overheid houdt van westerse valuta. Bovendien horen we per persoon dertig Oost-Duitse Mark aan te kopen. Tegen de officiële koers van één tegen één, uiteraard.

Niet alleen mogen we zaterdag per auto naar Oost-Berlijn rijden, het zal ons zelfs toegestaan zijn om aldaar uit de auto te stappen

’s Anderendaags reeds zijn onze reispassen terug in ons bezit, voorzien van de nodige ambtelijke stempels – Berechtigt zur Weiterreise nach Berlin am 27.07.1985, zo lezen we. Niet alleen mogen we zaterdag per auto naar Oost-Berlijn rijden, het zal ons zelfs toegestaan zijn om aldaar uit de auto te stappen. Dat hebben we toch maar weer mooi voor elkaar gekregen.

 

* * * * *

 

Ongeveer 330 kilometer scheiden ons van Berlijn. Meticuleus houd ik meer dan drie uur lang permanent de snelheidsmeter in de gaten. Geen seconde gaat de naald ook maar een zucht boven honderd kilometer per uur. De snelheidscontroles van de Vopo’s – de Volkspolizei – zijn immers berucht.

 

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\1985-07 TsjechoslowakijeDDR\Brandenburger Tor (luchtfoto).jpg

Brandenburger Tor (zomer 1961)

Eerst gaat het oostwaarts, dan pal noordwaarts via de E6 richting Berlijn. Monotone betonbanen zijn het, zonder de minste franjes. Het ritmische kadang kadang kadang van de banden op de ruwe asfaltvoegen treitert onze oren. Aan de overkant zoeven Mercedessen, BMW’s en Audi’s gezwind zuidwaarts, vaak met caravan of volgestouwd imperiaal. Kennelijk trekken nogal wat West-Berlijners er voor het weekend even op uit naar Beieren.

Dan duiken er aan de overkant enkele Vopo’s op langs de weg. Waarom ze daar staan, is ons niet meteen duidelijk. Wel duidelijk is dat ze nogal wat westerse bolides aan de kant zetten. Een drietal kilometer verder noordwaarts komt de aap uit de mouw. Een perfect gecamoufleerde Multanova staat vrijwel aan de lopende band te flitsen. Vooral westerse auto’s uiteraard, want Trabantjes en Wartburgs rijden niet eens zo snel. Rond het archaïsche toestel hebben ze met afgeknakte takken een half bosje opgetrokken. Enkel vanuit onze richting herken je het bleekgroene radarscherm – en niet meer dan dat – tussen de bladeren. Westerse valuta vloeien hier tegen een constant ritme in de zakken van de Oost-Duitse overheid.

Eens deze brug voorbij, is er geen enkel excuus meer

Het wordt spannend, we naderen de E8. Die loopt dwars door de DDR, van de Duits-Duitse grens tot de Poolse grens. De levensader van West-Berlijn is dit, het gros van de bevoorrading van de stad verloopt via deze Transitstraße. Resoluut wenden we het stuur oostwaarts, richting Polen. Een tiental kilometer verder porren reuzengrote borden ons aan om de afrit naar West-Berlijn te nemen. Gedwee volgen alle westerse voertuigen de verordening.

Maar wij bollen rustig verder oostwaarts, met alleen nog een handvol Trabantjes in ons kielzog. Enkele kilometers verder duikt er zelfs een noodbrug op die slechts één functie heeft – doortrapte NSW-burgers die het gewaagd hebben in een vlaag van verstrooidheid de afrit naar West-Berlijn te missen, een allerlaatste kans te bieden om hun vergrijp recht te zetten. Eens deze brug voorbij, is er geen enkel excuus meer. Behalve een Aufenthaltsberechtigung, natuurlijk.

De Vopo kan zijn teleurstelling nauwelijks verbergen

Hoog boven de afrit voor Oost-Berlijn rijst een wachttoren uit. Met een indrukwekkende verrekijker staat een Vopo er de omgeving af te speuren. Ongetwijfeld heeft hij onze westerse auto meteen in de gaten. Een bocht van 270° voert ons tot op de brug. Prompt kijken we tegen de gestrekte rechterarm van een tweede Vopo aan. Midden op onze rijstrook heeft hij postgevat. Het lijkt me wenselijk tijdig te remmen.

– Ihre Papiere bitte. Ik neem de proef op de som en sla onze reispassen open op de stempels van onze Aufenthaltsberechtigung. De Vopo kan zijn teleurstelling nauwelijks verbergen als hij met een nors gebaar te kennen geeft dat we verder mogen rijden. Onze identiteit heeft hij niet eens gecontroleerd.

Zowat een halve dag spenderen we in het Museumsinsel. Het lost onze verwachtingen ten volle in. Vooral de fabelachtige Isjtarpoort uit het eeuwenoude Babylon weet ons te beroeren. Ook de rest van de collectie is indrukwekkend.

Maar West-Berlijn roept ons, en we hebben nog flink wat Ostmark op overschot. Tanken lijkt ons de beste investering.

Was machen Sie da? vraagt de uitbater van het tankstation lichtjes geïrriteerd. Een heel vreemde vraag is dat, in aanmerking genomen dat onze auto met geopende benzinedop naast een benzinepomp staat en ik aanstalten maak om de benzineslang ter hand te nemen.

Tanken, probeer ik voorzichtig.

Haben Sie einen Schein?

De kwaliteit van ons papierwerk, daar kan zelfs de Oost-Duitse administratie een punt aan zuigen

Aha, hij wil onze Wechselschein zien, het bewijs dat we onze Oost-Duitse marken op legale wijze verworven hebben. Deze brave borst weet niet met wie hij te doen heeft. De kwaliteit van ons papierwerk, daar kan zelfs de Oost-Duitse administratie een punt aan zuigen. Fier toon ik hem onze reispassen met de kostbare stempels en de Wechselschein die aantoont dat we dertig Mark aan de officiële koers gekocht hebben.

Daß ist eine Aufenthaltsberechtigung, zegt hij. Dat wisten we al. Wat we niet wisten, is dat we met de dertig Mark die je bij de aanvraag van een Aufenthaltsberechtigung moet omzetten, enkel mag eten en drinken. Goederen aankopen, benzine tanken, een overnachting betalen, ho maar, daar heb je een andere Wechselschein voor nodig.

Onverrichterzake rijden we verder. Onze lunch hebben we achter de rug, voor het avondeten is het nog veel te vroeg. Tegen heug en meug strijken we in een ijssalon neer waar wat jongeren bij gebrek aan beter rondhangen. We bestellen er de duurste ijscoupe op de kaart. Mit Sahne. Twee glazen bekers verschijnen op tafel, met een tiental bollen bevroren water in de meest uiteenlopende kleuren en daarover pastelkleurige suikerkorreltjes uitgestrooid. Het goedje smaakt naar zand en doet ons onwillekeurig aan Klaus en Irina denken. Dapper werken we het spul grotendeels naar binnen – we willen geen arrogante westerlingen lijken die minachtend neerkijken op deze socialistische verwezenlijkingen.

We willen geen arrogante westerlingen lijken die minachtend neerkijken op deze socialistische verwezenlijkingen

De Brandenburger Tor, die kan je vanuit het westen niet zien, tenzij van op een platform achter de Muur. Dus willen we ze vanuit het oosten in vol ornaat aanschouwen. Daarmee zullen we tevens een punt zetten achter ons bezoek. Een orgelpunt, laat ons hopen. We parkeren in een zijstraat en zakken naar het wereldberoemde monument af.

 

D:\DataFoto\Dia's - Reizen\1985-07-16 Tsjechoslowakije - DDR\Brandenburger Tor (1985).jpg

Brandenburger Tor (1985)

Akelig leeg is de plek. Enkele Oost-Europese toeristen staan achter een dranghekken naar de Tor te kijken. Twee gewapende Vopo’s verliezen ons geen seconde uit het oog. Een beklemmende stilte hangt over het plein. Het contrast met de levendige kakofonie die van achter de Muur uit West-Berlijn opborrelt, kan niet groter zijn. We hebben het stilaan gehad met de DDR. Aan de overkant willen we zijn. Daar zullen we ons opnieuw vrij voelen. Daar zullen we morgen met een zucht van opluchting van op het platform over de Muur naar deze plek kijken.

Het contrast met de levendige kakofonie die van achter de Muur uit West-Berlijn opborrelt, kan niet groter zijn

Maar eerst die vermaledijde Muur over. Een blik op het stadsplan leert ons dat zowat alle grensovergangen een specifieke functie hebben. Je hebt grensovergangen voor West-Berlijners, voor inwoners van de Bondsrepubliek, voor militairen, voor diplomaten, voor buitenlanders, voor treinreizigers, … Maar waar mogen bange Belgen de grens over? Übergang Friedrichstraße für Ausländer – bij ons beter bekend als Checkpoint Charlie – lijkt ons de enige mogelijkheid te zijn. Maar in Oost-Duitsland ben je nooit ergens zeker van, dat is ons de afgelopen week wel duidelijk geworden.

Bij wie kunnen we beter terecht met de vraag hoe je de DDR op een wettelijke manier kan verlaten dan bij Vopo’s? Per slot van rekening zijn zij de specialisten ter zake. Want zij zijn het die ons met genoegen zouden neerschieten, mochten we het wagen de Muur op een onwettelijke manier over te steken. Met een vriendelijkheid die bijna onaards is, vraag ik aan één van de Vopo’s waar Belgen de Muur mogen oversteken.

Ihre Papiere, klinkt het nors. Kennelijk kan er hier zelfs geen bitte meer van af. Onze reispassen worden aan een grondige inspectie onderworpen. Zonder enige commentaar krijg ik ze terug in mijn handen gestopt. Dank u, maar welke grensovergang mogen we nu eigenlijk gebruiken?

Weiß ich nicht, klinkt het zo mogelijk nog norser.

We zullen het er maar op wagen, er zit niets anders op. Onzeker zakken we naar de Leipzigerstraße af. Steeds desolater wordt de omgeving. De hoge, grauwe gebouwen lijken leeg te staan. Op straat heerst een doodse stilte. Waar de Leipzigerstraße de Friedrichstraße kruist, zien we rechts in de verte een bareel over de straat. Dat moet de grensovergang zijn.

Prompt staat er een Vopo naast de auto te foeteren

Enthousiast over onze ontdekking rijd ik tot aan de bareel. Prompt staat er een Vopo naast de auto te foeteren. Een tiental meter voor de bareel is een witte lijn over het wegdek getrokken. Of ik die niet gezien heb misschien? Gedwee zet ik de auto in de achteruit.

Ihre Papiere, klinkt het nors. Hij bladert wat door de reispassen. Dan wil hij in het interieur van de auto neuzen – de achterbank, de koffer, het handschoenenkastje. Ten slotte komt het chassis aan de beurt. Een spiegel op wieltjes wordt onder de auto gerold, minutieus wordt het chassis aan alle kanten onderzocht.

Fahren Sie weiter. Tevreden wisselen Marleen en ik een blik van verstandhouding uit. Voor onze eerste proef zijn we geslaagd. Cum laude.

 

D:\DataFoto\Dia's - Reizen\1985-07-16 Tsjechoslowakije - DDR\Checkpoint Charlie (1986).jpg

Checkpoint Charlie (1986)

De bareel gaat omhoog. Voorzichtig rijden we verder, met onze reispassen in de hand, vast van plan ons door geen enkele Vopo, bareel of witte lijn nog te laten verrassen. Zonder incidenten bereiken we enkele tientallen meter verder een rechthoekig pleintje omgeven door bleke hoge muren. We stallen er ons Hondaatje netjes naast de andere westerse auto’s en bieden ons aan in één van de containergebouwtjes. Daar huist een ambtelijk apparaat dat niet met zich laat sollen. Dat zijn we dan ook niet van plan. Onze gegevens worden gecheckt, onze fotootjes worden grondig vergeleken met onze echte ik, maar er valt niets op aan te merken. Met een doffe plof verschijnt in onze reispassen de stempel der bevrijding.

Met een doffe plof verschijnt in onze reispassen de stempel der bevrijding

D:\DataFoto\Dia's - Reizen\1985-07-16 Tsjechoslowakije - DDR\You Are Leaving The American Sector (2).jpg

Overgebleven fragment van de Berlijnse muur (2005)

Weer mogen we verder rijden. Naar de hoek van het plein ditmaal, waar alweer een bareel met bijbehorende Vopo ons opwacht.

Ihre Papiere. Raampje open, reispassen aanreiken, het begint routine te worden. Alles is in orde. Zonder veel heisa gaat de bareel omhoog.

Zijn we nu in het westen? Kennelijk niet, want enkele tientallen meter verder staat nog maar eens een bareel ons op te wachten. Weliswaar staat ie omhoog, maar doorrijden durf ik niet. In de deur van het wachthokje hangt een militair nonchalant met de schouder tegen de deurstijl, de jas open, de handen in de broekzakken. Die Vopo kan beslist op een stevige reprimande rekenen, als zijn chef hem straks in die toestand betrapt.

Routinematig draai ik het raampje open en steek de reispassen naar buiten. Verveeld komt de militair naar de auto.

What’s the problem? vraagt hij. Verdorie, ’t is een Amerikaan. We zijn vrij.

 

* * * * *

 

Negentwintig jaar later. Onder de Brandenburger Tor en op de Pariser Platz bruist het van het leven. Toeristen flaneren op en aan. Ook Duitsers koesteren deze plek die tot hét icoon van de Duitse geschiedenis uitgroeide. Een grote halve cirkel van kasseistenen in het wegdek rond das Tor markeert het historische tracé van de beruchte Muur. Auto’s ijlen er haastig overheen in alle richtingen. Zomaar. Alsof de vrijheid hier nooit aan banden lag.

Auto’s ijlen in alle richtingen over het historische tracé van de Muur. Zomaar. Alsof de vrijheid hier nooit aan banden lag

D:\DataFoto\Foto's - Reizen\1985-07 TsjechoslowakijeDDR\Brandenburger Tor - Platz des 18. März.jpg

Brandenburger Tor na die Wende

In de Behrenstraße, waar we indertijd ons Hondaatje parkeerden en de norse Vopo’s aanspraken, kijk je nu over het Denkmal für die ermordeten Juden Europas uit. Haus am Checkpoint Charlie in de Friedrichstraße is een drukbezocht museum geworden. Zelfs in 1989 – het jaar waarin de Muur viel, vier jaar na ons bezoek – vonden nog drie mensen de dood bij hun poging de DDR te ontvluchten, zo lezen we er.

Al ruim drie jaar afficheert Stage Theater am Potsdamer Platz de musical Hinterm Horizont. Het verhaaltje is wat klef voor een buitenstaander, maar beklijvend voor wie het meemaakte. De populaire West-Duitse popster Udo Lindenberg en de Oost-Berlijnse Jessy uit Pankow hebben een kortstondige, maar onmogelijke relatie. Toch komt daar een kind uit voort – een triviale metafoor voor het nieuwe Duitsland. Muisstil is het in de zaal als Udo uitroept dat 25 jaar na die Wende de muur in ons hoofd nog steeds afgebroken moet worden. Vlot komen de handen van het publiek op elkaar als hij deze zaak te groot noemt om te mislukken. Zelfs een belegen grapje over de anabole steroïden van de DDR-atleten lokt nog altijd spontaan applaus uit. En tijdens de applausfinale kunnen de acteurs die de Stasi-agenten vertolken, gegarandeerd op een unaniem awoert rekenen.

West-Berlijn is geen paradijs, maar een jungle, verzucht hij. Maar liever de jungle dan de zoo, voegt hij er aan toe

West-Berlijn is geen paradijs, verzuchtte één van de hoofdpersonages nadat hij de DDR ontvlucht was. West-Berlijn is een jungle. Maar liever de jungle dan de zoo, voegt hij er aan toe.

Top

Jaak Palmans
© 2014, 2018 | Versie 2021-10-24 14:10

1) De namen zijn verzonnen.

Bronvermelding van de foto’s: